In Covid-19 tijd blijkt hoe belangrijk de stedelijke publieke ruimte is. Als die voor iedereen te gebruiken is, en ruim genoeg, dan waarderen we dat, onder meer omdat social distancing wat gemakkelijker is. Wanneer die ruimte onprettig is, of als het te krap wordt zoals op smalle stoepen en in dichtbebouwde stadswijken, dan wordt dat als een gemis ervaren en vaak leidt het zelfs tot problemen. Dat is geen tijdelijk probleem. De pandemie verscherpt het, maar ook daarna blijft het knellen in de gedeelde openbare ruimte. We vroegen drie ontwerpers uit drie gemeenten wat volgens hen de opgaven voor de stedelijke openbare ruimte zijn: Annemieke Fontein (Hoofd Landschapsarchitectuur in de gemeente Rotterdam), Paco Bunnik (Stedenbouwkundig hoofdontwerper in Amsterdam) en Henk Snel (Senior stedenbouwkundige in Zwolle). Wat blijkt? Ruimte wordt schaarser, terwijl het belang ervan en de druk erop toenemen. Ontwerp neigt in de praktijk steeds meer te verschuiven naar een verdelingsvraagstuk. Tegelijkertijd zijn voor de steden juist robuuste en goed te gebruiken publieke ruimtes cruciaal.
Reacties