Over de stations van de Oude Lijn in relatie tot stedelijke verdichting wordt al nagedacht sinds het Stedenbaan-onderzoek van Atelier Zuidvleugel in
2005-2007. De afgelopen zes jaar was Stephan Bekx (strategisch adviseur bij de gemeente Rotterdam) - als grondlegger van de Verstedelijkingsalliantie* en
trekker van de uitwerking van knooppunten in het kader van MoVe** - nauw betrokken bij integrale knooppuntontwikkeling rondom stations langs de Oude Lijn tussen Leiden en Dordrecht. In een gesprek licht hij toe vanuit welke rol hij in deze samenwerkingsvormen heeft bijgedragen aan meer regionale agglomeratiekracht.
* www.verstedelijkingsalliantie.nl
** MoVe is het programma voor mobiliteit en verstedelijking van de partners in de Zuidelijke Randstad
32
INTERVIEW
33INTERVIEW
Jutta Hinterleitner
Over de stations van de Oude Lijn in relatie tot
stedelijke verdichting wordt al nagedacht sinds het
Stedenbaanonderzoek van Atelier Zuidvleugel in
20052007. De afgelopen zes jaar was Stephan Bekx
(strategisch adviseur bij de gemeente Rotterdam)
als grondlegger van de Verstedelijkingsalliantie* en
trekker van de uitwerking van knooppunten in het
kader van MoVe** nauw betrokken bij integrale
knooppuntontwikkeling rondom stations langs de
Oude Lijn tussen Leiden en Dordrecht. In een
gesprek licht hij toe vanuit welke rol hij in deze
samenwerkingsvormen heeft bijgedragen aan meer
regionale agglomeratiekracht.
* www.verstedelijkingsalliantie.nl
** MoVe is het programma voor mobiliteit en verstedelijking van de partners in\
de Zuidelijke Randstad
BRON: MOVE
Sturen op
regionale
samenhang
langs de
Oude Lijn
34
INTERVIEW
Hoe kwam je op het idee om een regionaal netwerk te
bouwen rondom verstedelijking bij hoogwaardig openbaar
vervoer (HOV)?
"Toen ik in 2015 aan een scriptie voor een opleiding bij de Nederlandse School
voor Openbaar Bestuur (NSOB) werkte, verdiepte ik mij in de Brainportregio
rondom Eindhoven waar innovatiebeleid nauw verweven is met ruimtelijk-
economisch ontwikkeling. Ik vond het interessant te zien hoe daar tussen over -
heden, bedrijfsleven en kennisinstelling op hoog niveau in netwerken wordt
samengewerkt op basis van een gezamenlijke koers en inzet. De opgedane in -
zichten nam ik mee naar de Zuidelijke Randstad en koppelde ik aan de verste -
delijkingsopgave. Het verstedelijkingsdossier bevond zich op een kruispunt en
het ontbrak aan een heldere koers en goede samenwerking. Na de VINEX-
periode viel de sturing en (financiële) steun vanuit het Rijk weg. Tegen het ein -
de van de economische crisis was de woningbouwopgave al groot en er was een
overmaat aan suburbane locaties in het planaanbod. De urgentie om strate -
gisch op de verstedelijkingsopgave te sturen, werd toen nog onvoldoende ge -
voeld door de afzonderlijke gemeenten en provincie. Maar er diende zich wel
een keuze aan: willen we de focus leggen op het geconcentreerd binnenstede -
lijk bouwen of accepteren we een vergaande mate van spreiding en daarmee
ook meer van hetzelfde? Er ontstond een beweging toen acht gemeenten, die
samen twee derde van de woningbouwopgave in Zuid-Holland voor hun reke -
ning namen, het gedeelde belang inzagen om mobiliteit en stedelijke verdich -
ting met elkaar te verbinden."
Welke stappen heb je toen gezet?
"In de Zuidelijke Randstad speelde een discussie in het MIRT-onderzoek Bereik -
baarheid Rotterdam-Den Haag over het oplossen van bereikbaarheidsknelpun -
ten en hoe je daar de versterking van de agglomeratiekracht, het vergroten van
de kansen voor mensen en een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving aan
kunt koppelen. Door te gaan kijken naar de verstedelijking rondom de spoorkno -
pen konden we aantonen dat de vervoerswaarde ? het aantal passagiers ? op de
Oude Lijn extra zou toenemen, bovenop de autonome groei. De urgentie voor een
integrale aanpak van infrastructuur, station en omgeving nam daarmee toe.
Maatregelen tussen Delft Zuid en Schiedam, waar nog een stukje spoorverdub -
beling miste, kwamen hiermee in een breder perspectief te staan ? de Oude Lijn
werd zo de backbone van het regionale verstedelijkingsconcept.
Met de Verstedelijkingsalliantie is het onderwerp stedelijke verdichting
rondom HOV vanuit een regionaal perspectief op de agenda gezet met de focus
op de Oude Lijn. In de acht gemeenten van de Verstedelijkingsalliantie kunnen
170.000 nieuwe woningen worden gerealiseerd, waarvan de helft rondom sta -
tionslocaties. De mogelijkheden om vanuit de Verstedelijkingsalliantie te stu -
ren op de inzet van ov-middelen van het Rijk is echter beperkt. Daarom heb ik
in 2019 aangeboden om de uitwerking van de knooppunten in MoVe te trekken.
35INTERVIEW
Daarin is de focus gelegd op vier stationsknopen langs de Oude Lijn waar de
nood het hoogst was: Leiden, Den Haag Laan van NOI, Schiedam en Dordrecht.
Voor deze knooppunten zijn in 2020 de opgaven in beeld gebracht inclusief de
verstedelijkingsplannen. Op basis daarvan is eind 2020 het bestuurlijk besluit genomen om een MIRT-
verkenning Oude Lijn (inclusief knooppunten) voor te bereiden. Een belangrijke
stap op weg naar financiële afspraken tussen het Rijk en regiopartijen. Conform de
MIRT-spelregels moet er zicht zijn op financiële dekking, voordat een MIRT-
verkenning gestart kan worden. Dat was hier nog niet het geval. Een grote meeval-
ler was de inrichting van het Nationale Groeifonds waarmee het kabinet de econo -
mische groei op lange termijn stimuleert. Het fonds honoreerde het voorstel van de
regiopartijen in de Zuidelijke Randstad, waar vier knooppunten in zaten."
Hoe kunnen de planningshorizons van ov ingrepen en
gebiedsontwikkelingen op elkaar afgestemd worden?
"Gebiedsontwikkelingen kennen gemiddeld een termijn van 7-10 jaar van planvor -
ming tot realisatie. Infrastructurele ingrepen via het MIRT nemen al snel 10-15
jaar in beslag. Het is niet altijd even makkelijk om de verschillende snelheden op
elkaar af te stemmen,
maar het is wel noodza -
kelijk. Investeringen in
de stationsknopen zijn
randvoorwaardelijk voor
goede gebiedsontwikke -
lingen eromheen, en an -
dersom hebben ontwik -
kelende partijen er
voordeel van als er zeker -
heid is over de bereik -
baarheid en omgevings -
kwaliteit van een locatie.
Hoe meer duidelijkheid
er is over investeringen in
de opwaardering van bij -
voorbeeld de vier stations
langs de Oude Lijn,
hoe eerder er door de
marktpartijen risicodragend wordt geïnvesteerd in de ontwikkelingen rond de sta -
tions. Een geslaagd recent voorbeeld voor de opwaardering van station én omge -
ving is het Anna van Buerenplein in Den Haag. Hier is naast het centraal station
een hoge gebiedskwaliteit ontstaan met de ontwikkeling van onder meer Nieuw
Babylon, het gebouw van de Universiteit Leiden, de Grotiustorens, de Haagse
Groene Loper en de tijdelijke huisvestiging van de Tweede Kamer in het voormalig
Werkenderwijs hebben we uitgevonden hoe je integraal werkt aan spoor, station en omgeving en dit vertaalt naar
investeringsbesluiten
36
Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik verwacht dat dit soort ontwikkelingen, met
kwalitatief hoogwaardige buitenruimte en gebouwen, ook rond de vier knoop-
punten die nu op de agenda staan van de grond zullen komen. Dat marktpartijen
een tandje beter ? en dus duurder ? ontwikkelen als er zicht is op investeringen in
de infrastructuur. De verstedelijkingslocaties rond de knooppunten van de Oude
Lijn hebben de potentie om zich verder als hoogstedelijke gemengde gebieden te
ontwikkelingen, met een interessante functiemix en hoogwaardige openbare
ruimte. De analyse rondom knooppunt Laan van NOI in Den Haag laat bijvoor -
beeld een toename van het ruimtelijk programma zien met circa 20% t.o.v. het
bestaande programma als alle plannen in de nabijheid van het knooppunt zijn ge -
realiseerd."
Hoe zie jij de toekomst van het station in relatie tot
stadsontwikkeling voor je? Welke trends zie je en wat moet
anders?
"Onze huidige werkwijze is voorzichtig en weloverwogen. Als je vergelijkt met
andere metropoolregio's in Europa, duurt het in Nederland lang om te besluiten
over investeringen. In Greater London bijvoorbeeld gaat infrastructuur ontwik -
De verdere uitwerking van de Oude Lijn werd afgelopen
november met de startbeslissing beklonken
37INTERVIEW
keling momenteel heel snel. Ook marktpartijen dragen daar actief bij.
De toekomst is altijd onzeker. We moeten niet in de val trappen te lang in de ana -
lyse te blijven hangen. Meer politieke durf en lef om besluiten te nemen in plaats
alles te willen onderbouwen met MKBA's is nodig. Qua trends zie ik dat de vervoersbewegingen binnen het Daily urban system van
de Randstad en andere grootstedelijke regio's alleen nog maar toe zullen nemen.
Dertig jaar geleden waren mensen vooral gericht op de eigen agglomeratie, de
generatie van nu beweegt over een veel groter oppervlak en voor veel millennials
is reizen nog vanzelfsprekender. Omdat de bevolking in de grootstedelijke regio's
blijft groeien, blijft het ov tussen belangrijke bestemmingen van groot belang,
maar de regionale vertakkingen van het systeem zullen nog meer onder druk
komen te staan verwacht ik."
Terug naar de Oude Lijn. Waar staan we nu en hoe zouden
de opwaardering van de infrastructuur en de ruimte
eromheen de komende tijd vorm moeten krijgen?
"De voorbereiding van de MIRT-verkenning is inmiddels afgerond en op het BO-MIRT
van afgelopen november hebben bestuurders de startbeslissing getekend. Er is ?1,566
miljard gereserveerd voor de aanpak van de spoorinfrastructuur, de vier knoop-
punten en de toevoeging van nieuwe stations. Dit besluit is een belangrijke stap op
weg naar realisatie, maar er gaan nog jaren overheen voor het zo ver is: drie jaar voor
de verkenningsfase, twee tot drie jaar voor de planuitwerking en tracéprocedures en
dan nog de bouw. Voordat je buiten resultaten ziet, ben je zo tien jaar verder.
In de Zuidelijke Randstad hebben we de afgelopen jaren werkenderwijs uitge -
vonden hoe je integraal werkt aan spoor, station en omgeving en dit vertaalt
naar investeringsbesluiten. De uitdaging is nu om deze concreter uit te werken.
Je ziet een dilemma ontstaan tussen de beschikbare middelen en de kosten van
de gewenste eindbeelden. Dit zorgt nog voor lastige keuzes. Inhoudelijk kan en
hoeft echter niet alles tegelijk, als je de koers van de Oude Lijn als backbone van
de Zuidelijke Randstad maar vasthoudt. Ik denk dat je goed zou kunnen fase -
ren. Sommige knooppunten, zoals Rotterdam Stadionpark, kunnen nu al
toekomstvast worden ontwikkeld. Als eerste stap in de opwaardering van de
hele lijn. Andere knooppunten zijn complexer en hangen samen met te maken
keuzes over de infrastructuur, zij komen later in de tijd. Een heel waardevol resultaat dat we hebben geboekt, is de verbeterde samen -
werking. Tien jaar geleden was er flinke verdeeldheid in de Zuidelijke Randstad.
Een gezamenlijke ruimtelijke visie op de toekomst was er onvoldoende.
Dat denken in grotere lijnen hebben we wel op de kaart gezet. Zowel vanuit de
Verstedelijkingsalliantie, een niet geïnstitutionaliseerd netwerk, als vanuit het
MoVe-programma, dat voortkwam uit het MIRT-onderzoek Rotterdam-
Den Haag. Door deze werelden te verbinden kreeg je cross-overs, en betere inte -
grale besluiten. Ik ben ervan overtuigd dat ook andere regio's de vruchten
kunnen plukken van de aanpak die wij met elkaar ontwikkeld hebben."
“Toen ik in 2015 aan een scriptie voor een opleiding bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) werkte, verdiepte ik mij in de Brainportregio rondom Eindhoven waar innovatiebeleid nauw verweven is met ruimtelijkeconomisch ontwikkeling. Ik vond het interessant te zien hoe daar tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstelling op hoog niveau in netwerken wordt samengewerkt op basis van een gezamenlijke koers en inzet. De opgedane inzichten nam ik mee naar de Zuidelijke Randstad en koppelde ik aan de verstedelijkingsopgave. Het verstedelijkingsdossier bevond zich op een kruispunt en het ontbrak aan een heldere koers en goede samenwerking. Na de VINEXperiode viel de sturing en (financiële) steun vanuit het Rijk weg. Tegen het einde van de economische crisis was de woningbouwopgave al groot en er was een overmaat aan suburbane locaties in het planaanbod. De urgentie om strategisch op de verstedelijkingsopgave te sturen, werd toen nog onvoldoende gevoeld door de afzonderlijke gemeenten en provincie. Maar er diende zich wel een keuze aan: willen we de focus leggen op het geconcentreerd binnenstedelijk
bouwen of accepteren we een vergaande mate van spreiding en daarmee ook meer van hetzelfde? Er ontstond een beweging toen acht gemeenten, die samen twee derde van de woningbouwopgave in Zuid-Holland voor hun rekening namen, het gedeelde belang inzagen om mobiliteit en stedelijke verdichting met elkaar te verbinden.”
Reacties