De auteurs van dit artikel zijn allen betrokken bij de ontwikkeling van woningcoöperaties en in het bijzonder bij de Meerbelanghouders coöperatie. Zij verbazen zich over de moeizame voortgang op het terrein van de wooncoöperaties. Zij denken dat een steviger fundament door de overheid vereist is, willen wooncoöperaties succesvol kunnen worden. Zoals woningcorporaties door het vastleggen van de status van toegelaten instelling een goede basis in de Woningwet kregen, de verkoop van woningen met de hypotheekrenteaftrek een enorme stimulans bleek en de invoering van de individuele huursubsidie c.q. huurtoeslag het wonen betaalbaar maakte, zo heeft ook de ontwikkeling van een goed fundament voor het oprichten van wooncoöperaties betekenis. Er moet een bepaalde schaal worden bereikt. Institutionalisering (zoals in het buitenland) is vereist. Het overlaten aan lokale initiatieven is geen basis voor succes, maar rommelen binnen beperkte marges van beleid.
Op het gebied van de sociale volkshuisvesting is Nederland lange tijd gidsland geweest. De wijze waarop het private initiatief en publiek belang vorm en inhoud kregen via het fenomeen “toegelaten instelling” in de Woningwet van 1901 vormde de grondslag voor decennialang succesvol woonbeleid in ons land. Dat werd ook internationaal erkend. Maar anno 2020 wordt gesproken over een crisis op de woningmarkt. Daaraan lijkt een veelheid aan factoren ten grondslag te liggen. De doorwerking van de financiële crisis uit 2008/2009, de veranderingen in het rijksbeleid naar aanleiding van de Parlementaire enquête over de positie en rol van woningcorporaties, het Woonakkoord uit 2013, de invoering van allerlei regelgeving als gevolg van interpretaties van Europese richtlijnen op gebied van woonruimteverdeling en toewijzing, de demografische ontwikkelingen, de ontwikkelingen op de bouwmarkt en het door de overheid gevoerde financiële en fiscale beleid richting woningcorporaties en burgers. Kern voor de aanpak van de problemen raakt verschillende facetten: volkshuisvestelijk, ruimtelijke ordening en financieel/fiscaal beleid. Uitgangspunt moet zijn dat flexibiliteit op de woningmarkt vereist is voor een goede werking daarvan, maar ook voor de optimale inzet van arbeid. Voor veel starters en middeninkomens wordt algemeen erkend dat zij klem zitten tussen een huidig woningaanbod wat voor hen niet beschikbaar is: of niet betaalbaar of niet bereikbaar. De auteurs zien goede mogelijkheden voor een derde segment naast sociale huur en koop. Daarmee kunnen keuzemogelijkheden vergroot worden en wordt tegemoetgekomen aan eisen rond betaalbaarheid en zeggenschap.
Reacties