SPOOR-
KNOOP-
PUNTEN
#4/2022
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
Ruimte en Wonen Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
"De stad komt naar
het station"
MARIANNE LOOF
Een nieuwe generatie
gebiedsontwikkelingen
GEURT VAN RANDERAAT
Eurodelta duurzaam
verbinden
RIEN VAN DE WALL
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
EN VERDER
04 Hoofdredactioneel
Stations als dragers van
stedelijke vernieuwing
88 Column
Knooppunten voor
publiek welzijn
90 Beeldessay
Omdenken in Oldenzaal
95 Recensie
Voltooid Verleden Vestia
ARTIKELEN
14 De complexe relatie
Rondetafelgesprek met
gemeenten
22 Stations als poort
naar het landschap
38 Hoe van het een het
ander komt
46 Een nieuwe
generatie gebieds
ontwikkelingen
54 Bestemming verrijkt
62 Ovknooppunten van
de toekomst
68 Eurodelta duurzaam
verbinden
Een nieuw internationaal
groeimodel
Publieke
waarde van
stations-
omgevingen Stations
versterken
het netwerk
COVER
Het Platform, Utrecht
Ontwerp: VenhoevenCS
architecture+urbanism
Foto: Ossip van Duivenbode
THEMA
SPOORKNOOPPUNTEN
74 Stationsgebied als
kans voor verdichting
en menging
Mogelijkheden voor de
woningbouwcorporaties
80 Bouwen aan de randen
van de Randstad
De best bereikbare
plekken op de agenda
INTERVIEWS
06 De stad komt naar het
station
Interview met Marianne Loof
32 Sturen op de
regionale samenhang
langs de Oude Lijn
Interview met Stephan Bekx
Strategieën
voor
verdichting
Inhoud
2
Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving Mike Emmerik
Crimson Historians &
Urbanists / College van
Rijksadvieurs Jane Fain
Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat
Paul Gerretsen
Vereniging Deltametropool Joop de Haan
Stadssocioloog Eva Hexspoor
RUIMTEVOLK
Jutta Hinterleitner
Stedelijk onderzoeker Geurt van Randeraat
SITE urban development Evamarije Smit
Aeneas Media
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Marjolein Stamsnijder
NS Wouter Veldhuis
Rijksadviseur voor de fysieke
leefomgeving Susan de Vos
NS Stations
Rien van de Wall
Vereniging Deltametropool Marten Westeneng
Samenwerkingsverband
D OVA Annemiek Wiggers
RUIMTEVOLK
Bob Witjes
Aedes Leo Pols
Planbureau voor de
Leefomgeving Daan Zandbelt
De Zwarte Hond
4
Dat het Rijk deze trend wil
keren wordt bevestigd door
het recente besluit om via
Groeifonds-investeringen
900.000 nieuwe woningen
duurzaam bereikbaar te
maken. Dit leidt bijvoor -
beeld in Groningen, de
Brabantse Brainport regio
en Zuid-Holland, tot de
ontwikkeling van nieuwe
ov ontsloten verstedelij -
kingslocaties. Maar ook op
andere plekken in het land
wordt door gemeenten,
ontwikkelaars en ov-
partijen gewerkt aan
nieuwe woonconcepten,
openbare ruimte en deel-
mobiliteit rondom stations.
De maatschappelijke meer -
waarde is in potentie groot,
maar is af hankelijk van de
wijze waarop wordt aange -
sloten op de lokale context,
zowel sociaal als ruimte -
lijk. Spoorlijnen zijn de lange
lijnen van de ruimtelijke
ordening en stedenbouw.
Sinds de aanleg in de 19eeeuw sturen zij de ver
-
stedelijking, net als de
stations die een stempel
drukken op onze steden.
De herontwikkeling van
stations met een gemengd
woonprogramma kan
nieuw leven blazen in
verouderde steden,
uitgebluste suburbs of
wegkwijnende dorpen. In dit nummer van
Ruimte en Wonen wordt
verkend hoe partners 'op
de grond' aan deze
opgaven werken, welke
belangen ze hebben en
welke beleidsinstrumen -
ten zij daarbij inzetten. Op nationaal niveau is
het denken over knooppun -
ten in een nieuwe fase
gekomen. Stations zijn
vandaag de dag niet alleen
meer van belang voor eco -
nomische ontwikkeling
van kantoorlocaties maar
bepalen ook de aantrekke -
lijkheid van een stadsregio.
Zij dienen als poorten naar
het landschap, of kunnen
Stations als
dragers van stedelijke
vernieuwing
De relatie tussen de
ruimtelijke ordening en
het openbaar vervoer
staat onder druk.
Personeelstekorten bij
NS zorgen voor extreme
drukte. Het
spoornetwerk lijkt niet
voldoende toegerust op
het toenemend aantal
mensen zich steeds
vaker verplaatsen. In het
NRC van zaterdag 20
november sprak Floor
Millikowski ook de zorg
uit dat bepaalde
gebieden en
bevolkingsgroepen de
komende tijd gaan lijden
onder vervoersarmoede.
5HOOFDREDACTIONEEL
voor een nieuwe impuls
zorgen in grensregio's door
intercity verbindingen net
even door te trekken naar
de volgende stad over de
grens. Vanuit de ministeries en
de vervoerspartners wordt
de urgentie gevoeld om elk
knooppunt op een eigen
manier te programmeren
en vorm te geven, zodat er
een gebalanceerd netwerk
ontstaat. Daarbij is een
mix van woningen, banen
en voorzieningen van
belang, zodat er geen een -
zijdige spitsen ontstaan.
Dat sturen op de opwaar -
dering van het spoor en
sturen op stedelijke ont -
wikkeling in samenhang
moeten worden bekeken,
komt ook aan bod in het
artikel over het Groei-
fonds-project Oude Lijn. Op het niveau van de
gemeenten is er groeiend
besef voor de omgevings -
kwaliteit van stations.
Zachte waarden als een
toegankelijke publieke
ruimte en aantrekkelijke
groengebieden en (niet
commerciële) ruimte voor
ontmoeting zijn daarbij van
belang. Verdergaande
verdichting van grootstede -
lijke stationsgebieden kan
problematisch zijn ? zo is
de stelling van Spoorbouw -meester Marianne Loof,
omdat deze druk kwalita -
tief ruimtegebruik kan
aantasten. Ook Wouter
Veldhuis stelt in zijn
column dat de vervoers -
knoop de belangrijkste
publieke plek van de stad is
en ademruimte nodig heeft
om toekomstige groei en
verandering van mobiliteit
op te kunnen vangen.
Kleinere steden hebben
juist verdichting en reuring
nodig, om de aantrekkelijk -
heid van het centrum te
vergroten. Daarbij is stede -
lijke ontwikkeling altijd
maatwerk. Dit wordt ge-
ïllustreerd door het ronde -
tafelgesprek met de
gemeenten Rotterdam,
Utrecht en Enschede en het
artikel van Ruimtevolk
over het activeren van klei-
ne stations en hun omge -
ving in Overijssel ? een
onderwerp dat ook in het
beeldessay over station
Oldenzaal aan bod komt. De opgaven van de
huidige gebiedsontwikke -
lingen rondom stations
zijn van een andere orde
dan die van de Sleutel-
projecten in de VINEX-
periode: het versnipperde
eigendom en het gemeng -
de programma vragen om
nieuwe samenwerkingen
op inhoud. Het is de vraag of het perspectief op
samenwerking via 'door -
pakken' van sterke man -
nen, zoals geïllustreerd in
het artikel van Daan
Zandbelt, past bij de com -
plexiteit van deze tijd.
Wellicht bieden nieuwe
vormen van sturing, die
meer ruimte laten voor de
inbreng van verschillende
belangen, zoals wordt
betoogd door Geurt van
Randeraat, een alterna -
tief. Het worden spannende
tijden nu het komende jaar
de woondeals rondom de
verschillende verstedelij -
kingslocaties een concrete
vorm moeten gaan krij -
gen. Met dit nummer
hopen we de vakdiscussie
rondom de planning,
vormgeving en realisatie
van deze gebieden te kun -
nen stimuleren.
Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving
Jutta Hinterleitner
Stedelijk onderzoeker
6
INTERVIEW
Marianne LoofFOTOGRAAF:
SHUTTERWORK
BRON: BUREAU
SPOORBOUWMEESTER
7INTERVIEW
Marianne Loof is sinds begin 2022 Spoorbouwmeester. Daarnaast runt ze ? samen
met haar partners ? al decennia lang een succesvol bureau voor architectuur en
stedenbouw in Amsterdam. Haar praktijk richt zich op verdichten, vergroenen en
verduurzamen van steden - met goede gebouwen en openbare ruimte. Duurzame
ruimtelijke kwaliteit ziet zij als collectieve verantwoordelijkheid. Vanuit verschil-
lende bestuursfuncties en als voorzitter van de welstandscommissie van Amster -
dam en Den Haag stuurde ze eerder al op ontwikkeling en borging van ruimtelijke
kwaliteit.
Waarom heb je deze uitdaging aangenomen?
"Openbaar vervoer en stations beschouw ik als een publiek belang. En dat com -
bineren met de stad als publiek domein zie ik als grote uitdaging. De stad is geen
verzameling architectonische objecten, maar een vertaling van onze maatschap -
pij. Meer dan ooit is de ontwikkeling van de stad verbonden met het spoor en de
stations. Dat is een belangrijke maatschappelijke ontwerpopgave.
Paul Gerretsen en Jutta Hinterleitner
Spoorknooppunten zijn voor Spoorbouwmeester Marianne
Loof de poorten tot onze toekomstige mobiliteit én
samenleving. "We staan aan de vooravond van een
ongekende transitie van onze stationskwartieren, die zich
kenmerkt door een enorme schaalsprong. Maar zij hebben
een veel grotere betekenis dan alleen plekken voor
hoogstedelijke verdichting omdat er een vervoersknoop ligt."
De stad komt
naar het station
Interview met Spoorbouwmeester Marianne Loof
8
INTERVIEW
Stad en station naderen elkaar zo letterlijk dat je je af kunt vragen: staat het station
in de stad of zit de stad in het station? Met de Nieuwe Sleutelprojecten werden sta -
tions en stationsomgeving voor het eerst gezamenlijk ontwikkeld.
De stations vormen een grote impuls voor de nieuwe stedelijkheid en legden
een verbinding tussen beide zijden van het spoor, maar het station stond als
belangrijk object centraal in de omgeving. Op dit moment zie je dat de stedelij -
ke ontwikkeling veelal leidend en het station volgend is. De ontwikkeling is
dus andersom en het station raakt soms zelf verdrukt. We zijn wat betreft de relatie tussen stad en station een nieuwe fase ingegaan,
en die is weer anders dan in de Nieuwe Sleutelprojecten. Het gaat nu meer om de
ruimte om het station heen, om het creëren van plekken die ook opzichzelfstaand
kwaliteit hebben. Tijdens de sleutelprojecten kwamen ProRail en NS met de
stations naar de stad, nu gaan de steden naar de spoorzones en stations toe.
Gemeenten maken hiervoor plannen en daaruit volgt een infrastructurele- en
stationsopgave. Dat betekent dat de samenwerking met die omgeving cruciaal is,
in kennisuitwisseling, maar ook in processen en governance. Met de publicatie
Het nieuwe stationskwartier doet Bureau Spoorbouwmeester daar een oproep
toe, met allerlei bouwstenen waarmee alle stakeholders de complexe materie
van de ov-knoop kunnen integreren. De adviseurs van Bureau Spoorbouwmees -
Kaarten ontwikkeling stad en spoornetwerk BRONNEN: IENW, BZK EN NS
9INTERVIEW
ter willen de opgave met deskundig advies de ruimtelijke kwaliteit van station en
omgeving borgen."
Bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is de sterke
koppeling tussen mobiliteit en verstedelijking nu uitgangspunt, maar
zijn de middelen om het goed te doen er wel?
"Je kunt niet grootschalig woningen toevoegen op de bestaande infrastructuur
zonder daar ook in te investeren. Het gaat niet alleen om de stations, maar ook om
bijvoorbeeld kwalitatieve verbeteringen in spoortunnels. Je zult de beide zijden
van de stad beter moeten
verbinden, met betere on -
derdoorgangen, af waarde -
ring van autoverkeer,
opwaardering van fietsver -
keer. Die dingen hangen sa -
men. We focussen nu ont -
zettend op de aantallen
woningen, maar de andere
zaken zijn eigenlijk niet op
orde. De vraag is: Hoe gaat
die mobiliteit op de schaal
van de stad zich ontwikkelen? Op grotere schaal moet je drie dingen verbinden:
de woningbouwopgave, de stations waar je kunt in- en uitstappen moeten daar
klaar voor zijn, en er moet capaciteit op het netwerk zijn (zie het kaartbeeld). Als
die er niet is, leidt vergroten van de woningbouwaantallen niet tot duurzame mo -
biliteit en komen mensen opnieuw in de auto terecht. Om te analyseren wat je zou
moeten doen, gebruik ik drie kaartlagen: de kaart van de ov-knooppunten die
investeringen vragen (TBOV 2040), de kaart van NS die de ruimte in de capaciteit
aangeeft, en de kaart van woningbouw
opgave. Daar moet een satéprikker door-
heen. Daar waar nu gesproken wordt over enorme verdichting van de woningbouw is
niet altijd tijdig de ov-knoop op orde, laat staan de capaciteit van het netwerk. We hebben te maken met ruim twintig jaar achterstand in ruimtelijke orde -
ning. Dat wreekt zich behoorlijk in deze urgente transitie, ook omdat aanpassin -
gen in infrastructuur lang duren. Gelukkig brengt ook het CRa, net als wij, de
betekenis van de stationskwartieren als integrale opgave onder de aandacht. De ov-knopen zijn een van de grootste maatschappelijke opgaven die we hebben;
het zijn de poorten tot onze toekomstige mobiliteit. Het begint allemaal met het
langetermijnperspectief. De stationskwartieren worden breed omarmd. Maar de
kansen die daar liggen zouden vanuit leef kwaliteit moeten worden aangevlogen, en
niet vanuit de investeringsbehoefte en vastgoedontwikkeling. We denken te weinig
na over wat die plekken moeten worden, wat de betekenis is voor de stad. Het wordt
nu te snel bepaald door de woningbouwopgave, vaak snel vertaald als vastgoed-
De betekenis van de
stationskwartieren
als integrale opgave
10
Clichy Batignolles BRON: PERSOONLIJK ARCHIEF
VAN MARIANNE LOOF
11INTERVIEW
component en de verdiencapaciteit die nodig is. Als dat allemaal in het stations-
gebied moet landen, wordt het al snel beklemmend. Het is een enorm kleine scope
waarop dat verdienmodel wordt uitgerekend, terwijl stationsknopen veel grotere
betekenis hebben. Worden het straks allemaal vastgoedontwikkelingsplekken, of
publieke ruimten van steden? Ik denk dat je naar het tweede zou moeten streven."
Wat kun je nu dan niet nalaten te doen? Wat is op dit moment het
allerbelangrijkste?
"Bij de verbouwing van de bv Nederland tot een duurzame en toekomstbesten -
dige leefomgeving hebben we een aantal belangrijke opgaves. De urgentie om
de CO
2-uitstoot te verminderen is ongekend. Deze opgave kent allerlei compo -
nenten: energienetwerken en water, maar ook de duurzame mobiliteit. Het spoor en het station hebben cruciale betekenis voor duurzame mobiliteit
en zijn daarmee een drager van de grote transitie. Maar je hebt het morgen niet
meteen georganiseerd, dus je kan niet langer wachten met het doorvoeren van
verbeteringen. Die verbeteringen hebben natuurlijk verwevingen met de wo -
ningbouw ? dat is zo'n opgave waarmee je het spoor moet verknopen. Maar als je
ze te nauw op elkaar legt, als je de ruimte rondom het station helemaal verstopt
met hoge verstedelijking, dan moet je je af vragen wat de bijdrage is op de wo -
ningbouwopgave en wat het effect ervan is op het de bereikbaarheid van het sta -
tion voor de rest van de stad. De ruimte rondom het station moet primair een hele
goede verblijfs- en leef kwaliteit hebben, niet alleen voor de mensen die daar om -
heen wonen. Juist omdat we weten dat de toegang vanuit een veel grotere ring
rondom het station die duurzame mobiliteit teweegbrengt. Welke afstand kan ik
met die elektrische fiets afleggen? Kan ik er met de elektrische fiets komen en
kan ik die parkeren? Dat zijn de vragen die woningbouw en duurzame mobiliteit
aan elkaar verbinden. Als dat betekent dat de plekken parken moeten zijn met hele goede publieke
voorzieningen, dan moet dat de uitkomst zijn. En wanneer er op plekken nodig is
om bebouwing toe te voegen omdat het unheimische pleinen zijn die veel te
groot zijn ? zoals bijvoorbeeld in Eindhoven, dan moet stedenbouwkundige in -
terventie vooral doelen op verblijfs- en leef kwaliteit van de plek, en niet enkel
omdat het zo dicht bij het station is. De ontwikkeling moet gebeuren vanuit de
ambitie duurzame mobiliteit te realiseren en vanuit de aantrekkelijkheid van de
15-minuten-stad. Als ik kijk naar spoorzone-ontwikkelingen worden ze nu vaak te
veel ingestoken vanuit 'ik heb een plek, daar wil ik zo veel mogelijk volume ont -
wikkelen maar er moeten ook nog fietsen en wat groene gevels komen'. Dat zou je
moeten omdraaien, want de hoogste opgave is de duurzame mobiliteit, die moet in
een omgeving plaatsvinden die maximaal gebruik mogelijk maakt. Als je kijkt naar spoorknooppunten zelf, dan moeten we insteken op simpeler,
lichter, kleiner, effectiever in plaats van zwaarder, heftiger, dertig lagen bovenop
elkaar en nog meer verknopen. We zullen met de middelen en de tijd die we heb -
ben hele grote oplossingen moeten creëren.'
12
INTERVIEW
Moeten we ook iets doen aan het feit dat de stations en de publieke
ruimte rondom stations vooral voor studenten en ambtenaren zijn?
Hoe stuur je op rechtvaardigheid?
'Dat is een belangrijk thema. Stations zijn er voor iedereen, weinig plekken zijn
zo toegankelijk en inclusief. In heel veel steden en dorpen vindt er een her-
ontdekking plaats van het stationsgebied. Het programma is - als het goed is - een
afspiegeling van de maatschappij. Maar er zijn ook kritische kanttekeningen over kwaliteit en investeringen.
De opgave gaat over toegang en
beschikbaarheid van ov en
duurzame mobiliteit voor ieder -
een. Dit zit in het landelijk ge -
bied en ook in de kleinere kno -
pen in de steden. Rotterdam
Alexander en Amsterdam Lely -
laan zijn hier voorbeelden van.
Daar ervaar ik soms een onge -
lijkheid ontstaan. Zo is Amster -
dam Lelylaan is de toegangs -
poort tot Nieuw-West waar een
ongelofelijke verdichtingsopga -
ve ligt, en waar te weinig goede publieke ruimte beschikbaar is. Misschien is Le -
lylaan wel een belangrijker ontwerpopgave dan Zuidas. Hetzelfde geldt voor
Nunspeet of Hazerswoude, plekken waar je juist mensen uit de regio toegang
geeft tot mobiliteit."
Maatschappelijke initiatieven op stations zijn voorbeelden van hoe
je de samenleving sterker bij het station kunt betrekken. Hoe kijk je
daarnaar?
"Het is een heel actueel onderwerp, door NS, ProRail en BSBm is net een
Handboek maatschappelijk initiatief afgerond. Daarin maken we zichtbaar
wat het generieke is en wat het afwijkende kan zijn. Het gaat erom hoe je vei-
ligheid en bereikbaarheid kunt borgen én maatschappelijke initiatieven een
kans kunt geven. Zoals het buurtrestaurant op station Oldenzaal bijvoorbeeld
(zie Beeldessay op p. 90). We proberen initiatiefnemers uit te nodigen en
prikkelen. Neem ze op, begin, kijk wat werkt en niet werkt. Om te spreken
met Bob Ross: zijn het nou mistakes of happy little accidents ? Sta ruimte toe en
wees ook duidelijk waar geen ruimte is, bijvoorbeeld als het gaat over veilig -
heid van perrons. We zullen zien hoe maatschappelijke initiatieven op stati-
ons landen. Er zal verschil zitten tussen stations die heel sterk in een lokale
context verankerd zijn en initiatieven die een abstractere context kennen.
Stations zijn net de echte wereld, je bent je continu aan het aanpassen aan de
context waar je onderdeel van bent."
Omarm dichtheid
als kwaliteitsslag
met leefkwaliteit
centraal
13INTERVIEW
Hoe moeten we stad maken bovenop en rond stations? Waar kunnen
we best practices zien?
"Ik vind een aantal projecten in Parijs interessant. Die laten zien dat niet alles op
elkaar en op de centrale stations hoeft te gebeuren. Ik wil daarmee geen pleidooi
houden om in het groen te gaan bouwen, maar steden hebben veel meer capaci-
teiten dan alleen het spoorzonegebied. Je kunt verder kijken dan die eerste 500
meter. Ik vind Utrecht een goed voorbeeld, daar is de centrumstrategie losgela -
ten, er zijn ook andere ov-knooppunten, en dan niet allen stations, die je kwalita -
tief beter kunt benutten. Daarmee kun je ook perifere gebieden verbeteren, en
veel meer bereiken dan de congestie te versterken in het midden van de stad. Dat
zijn de knopen die je met elkaar moet leggen: de spreiding, de bediening van veel
meer verschillende doelgroepen. In Parijs zie je deze projecten niet alleen iets
van de stad nemen, maar juist teruggeven. Publieke parken bijvoorbeeld, waar -
omheen de stedelijke verbetering een plek krijgt. In wijken als Boulogne Billancourt en Clichy Batignolles ontstaan ook hele an -
dere woonconcepten rondom stations: milieus van zeven lagen met groene ho -
ven. In deze binnenwereld wordt op maaiveld gewoond, terwijl we nu in de stati-
onskwartieren vooral met hoogstedelijke milieus te maken hebben en publieke
plinten waar boven torens met woningen oprijzen. Allemaal plinten waar open -
bare functies moeten komen die er eigenlijk niet zijn. De plannen in Parijs ken -
nen een ongelofelijke dichtheid maar binnen de bouwblokken ook een enorme
groene stedelijke woonkwaliteit. Dat is volgens mij een veel houdbaardere ont -
wikkeling dan het pseudo stedelijke milieu. De woonkwaliteit op maaiveld zou
een belangrijk thema moeten zijn om onze steden aan te hechten."
Wat is de rol van de auto? Komt die nog overal?
"Het past er gewoon niet meer in, dus in de stationsgebieden gaat de auto naar de
randen toe. De voetganger en fietser staan op één. Er is beperkte toegankelijk -
heid voor auto's noodzakelijk, ook voor het station. Er is vooral openbare ruimte
nodig, en groen. Dat zijn voor mijn gevoel echt de ingrediënten van toekomst-
bestendige stedelijke plekken. We moeten goed nadenken langs welke lijn we willen verstedelijken. Het zit
wat meer in het omarmen van dichtheid als kwaliteitsslag met leef kwaliteit cen -
traal, en wat minder in de spierballenprojecten."
ZIE MEER
Bekijk het Beeldessay over Station Oldenzaal (p. 90)
14
15
Like Bijlsma en Leo Pols
De complexe
relatie tussen knooppunt
en stad
BRON: MUST
16
STRATEGIEËN VOOR VERDICHTING
H
et afstemmen van plannen
voor mobiliteit en verste -
delijking is een belangrijke
strategische opgave voor
de grote en middelgrote
gemeenten. Waar zitten kansen om de kwa -
liteit van de leefomgeving op te krikken en
op welke plekken ontstaan juist knelpun -
ten? In dit artikel verkennen wij de visie
van drie gemeenten in een rondetafel-
gesprek met Mattijs van Ruijven ? hoofd ste -
denbouw van de gemeente Rotterdam,
Jessica Hammarlund Bergmann ? stads-
bouwmeester van Enschede en Leen de Wit
? programmadirecteur Centrum Utrecht.
Welke betekenis hebben
ov knooppunten in het
stadsmodel?
Enschede is een betrekkelijk kleine stad
met ongeveer 170.000 inwoners. Maar sa -
men met het nabijgelegen Hengelo vormt
het de vijfde stedelijke regio van Neder -
land. Hammarlund Bergmann typeert En -
schede als 'een olifant met een muizen -
hart': omvangrijke buitengebieden met
een suburbaan karakter omsluiten een
klein middeleeuws centrum. De meeste
bewoners van de buitenwijken zijn af han -
kelijk van de auto. Het plan is de ov-bereik -
baarheid en de fietsroutes te verbeteren
waardoor de mensen de auto wat vaker la -ten staan. Ook de positie van de binnen
-
stad wordt versterkt door het stations -
kwartier naast het oude centrum te
transformeren en uit te breiden. Daarnaast
wordt de connectiviteit in de grensregio
verbeterd. De verbinding tussen Zwolle,
Enschede en Munster wordt aangepakt
wat de uitwisseling tussen studenten en
werknemers over de grens in de toekomst
zal vergemakkelijken. Deze ingreep bete -
kent een nieuwe positionering van de ken -
nisregio Almelo-Hengelo-Enschede in het
centrum van het Nederlands-Duitse grens-
gebied. Het vergroten van de centraliteit,
zowel op de schaal van de stad als op de
schaal van de regio, is dus een belangrijk
aandachtspunt. In Utrecht ligt de focus juist op het ontlas -
ten van de binnenstad. Volgens De Wit
'barst dat momenteel uit zijn voegen'.
Utrecht bereikt komende jaren het kantel-
punt van 400.000 inwoners. "Alles concen -
trisch organiseren redden we niet meer. We hebben recentelijk de ruimtelijke
strategie 2040 ontwikkeld waar -
in we bepaald hebben dat we de
stad willen ontwikkelen rondom
meerdere centra, zoals de stati-
ons Lunetten Koningsweg en
Leidsche Rijn, maar ook bij
knooppunt Westraven. Er is een
mental shift nodig om deze om -
slag te maken. Nog steeds een
compacte stad, maar een meer
polycentrisch model. Het mobiliteits-
concept dat we voor ogen hebben is een
wiel met verschillende spaken. De 'spaak'
die nu nog ontbreekt is die naar het zuiden,
naar Nieuwegein en Leidsche Rijn. Daar
ontwikkelen we nu plannen om een metro -
lijn aan te leggen, omdat het bovengronds
niet meer gaat. Met het Science Park in het
vizier is het wellicht mogelijk om een radi-
Er is een
mental shift
nodig
17
STRATEGIEËN VOOR VERDICHTING
cale stap te nemen en de bouw van een
Utrechts metronetwerk onder de binnen -
stad door serieus in overweging te nemen.
De ontwikkeling van het wiel is een lange -
termijnverhaal, die komt pas in zicht als de
spaken er zijn. Zo werken we langzaam toe
naar een ring door de compacte stad." Het Rotterdamse stadsmodel is eerder te
typeren als een polynucleair veld met vele
centra. Naast een verdere verdichting en
vergroening van de binnenstad aan beide
zijden van de rivier zet de gemeente in op
het efficiënt benutten van de bestaande
knooppunten langs noord-zuidverbindin -
gen om de stad op twee oevers nog beter
met elkaar te verbinden. Hierdoor zal de
ongelijkheid tussen beide oevers worden
weggenomen. "De Oude Lijn tussen Leiden en Dordrecht
is een belangrijke drager van de verstedelij -
king, niet alleen op regionaal niveau maar
ook binnen de stad", zegt Van Ruijven.
"Daarbij willen we niet alleen de bestaande
stations als Rotterdam Feijenoord opwaar -
deren, maar ook naar mogelijkheden
zoeken om nieuwe knooppunten te ontwik -
kelen, zoals het beoogde station bij de voor -
malige Van Nellefabriek." De nieuwe hoogwaardig openbaar ver -
voer (HOV)- oeververbinding tussen Fe -
ijenoord en Kralingse Zoom, waar Campus
Woudestein van de Erasmus Universiteit
ligt, maakt dat de connectiviteit van Rotter -
dam-Zuid naar het oosten toe drastisch ver -
betert. Ook op de HOV-knopen is verstede -
lijking voorzien. "Elke knoop heeft een
eigen signatuur zodat knopen complemen -
tair zijn en elkaar niet gaan beconcurre -
ren", aldus van Ruijven. "Bij Kralingse Zoom bijvoorbeeld zetten
we in op het diversifiëren van een mono -
toon bedrijvenpark door het toevoegen van
minimaal hetzelfde aantal vierkante me -ters aan wonen. Ook de Alexanderknoop
willen we multifunctioneel gaan ontwikke -
len en ook cultureel gaan programmeren,
waardoor het gaat functioneren als een cen -
trum voor dit stadsdeel. Op andere plekken
zetten we juist in op leisure of voorzienin -
gen, zoals bijvoorbeeld Hart van Zuid.
Daarnaast investeren we in recreatie met
als voorbeeld de eindstations van de
'strandlijn' tussen Hoek van Holland en het
strand van Nesselande."
Hoe maak je rondom stations
een prettige leefomgeving?
Volgens Van Ruijven is er in Rotterdam
nog genoeg ruimte om te verdichten rond-
om knooppunten. Elk knooppunt heeft
daarbij zijn eigen mogelijkheden en uitda -
gingen. Sommige stations, zoals bijvoor -
beeld Alexander, hebben het probleem
dat de openbare ruimte slecht ingericht
en versteend is. Automobiliteit overheerst
het maaiveld en er is weinig ruimte voor
ontmoeting. Deze knooppunten moeten
worden ontwikkeld in samenhang met de
problematiek in de aanliggende wijken.
Als er bijvoorbeeld sprake is van vergrij -
zing in grondgebonden woningen dan
zijn appartementen en voorzieningen
voor senioren een kans, in samenhang
met een passende openbare ruimte en
Elke knoop
heeft een eigen signatuur
18
voorzieningen voor deze doelgroep. Ook
is het van groot belang de groene routes
naar deze plekken en de interactie met de
wijk te versterken, omdat het bijdraagt
aan de aantrekkelijkheid van de knoop.
Ontmoetingsplekken en buurtvoorzienin -
gen als bibliotheken spelen hierbij een
grote rol ? niet alleen voor ouderen, maar
ook voor jongeren zijn die belangrijk. Op Utrecht centraal zijn de grenzen van
de groei in zicht gekomen. De Wit: "We
kunnen de enorme fietsstromen rondom
het station maar met moeite in bedwang
houden. Het fietsen is hier bijna geen op -lossing meer, maar eerder een probleem:
de grote hoeveelheid rijdende en stil-
staande fietsers draagt bij aan het gevoel
dat 'de stad verstikt'. De voetganger moet
in Utrecht in het centrum meer op één ko -
men te staan. Verdichting is geen oplos -
sing voor deze plek. De Utrechtse bevol-
king heeft recentelijk geprobeerd om dit
in een referendum af te dwingen, wat niet
is gelukt. Er is een onderstroom die zich
zorgen maakt over de prijzen van de wo -
ningen, angst voor verdwijnen van groen
en de gentrification. Dat sentiment komt
niet uit de lucht vallen. We hebben mo -
(Online)rondetafelgesprek met Leo Pols, Like Bijlsma, Leen de Wit, Mattijs van Ruijven en Jessica
Hammarlund Bergmann
STRATEGIEËN VOOR VERDICHTING
19
menteel zelfs in de naoorlogse wijken te
maken met verdringing van zwakkere be -
volkingsgroepen door rijkere instromers.
Dat maakt dat de gemeente voorzichtig
moet opereren in het vormgeven van de
verstedelijkingsopgave rondom de nieu -
we ov-knopen. Juist op deze plekken heb -
ben we veel aandacht voor groen en wil-
len we de stad in balans ontwikkelen, met
een coalitieprogramma dat vraagt om een
programma van 40% sociaal, 35% mid -
den en 25% duur. Om dit op een even -
wichtige manier te doen, in samenhang
met de omgeving, ontwikkelden we de
BARCODE-methode. Dit houdt in dat - ste -
delijk gezien - bij de bouw van elke wo -
ning ook een evenredig aantal werkplek -
ken, sportvoorzieningen, scholen en
groenvoorzieningen ontwikkeld moet
worden, om de kwaliteit van de leefomge -
ving te borgen. Daarnaast is het belang -
rijk om niet alleen te differentiëren in
prijs maar ook in type woonmilieu." In Enschede is de situatie totaal anders.
De opgave hier is juist het toevoegen van
veel woningen in het centrum om een
nieuwe impuls te geven aan het stadshart.
Het stationsplein wordt ingericht als stads -
park en er worden studies gedaan om het
spoor ondergronds te leggen waardoor de
barrièrewerking verdwijnt en er een aan -
eengesloten stationskwartier kan ont -
staan. Ook het traditionele 'doelgroepen
denken' wordt omgegooid. Bewoners en
andere initiatiefnemers krijgen ruimte om
te experimenteren met nieuwe woon-
vormen, bijvoorbeeld Knarrenhoven (ge -
meenschappen voor relatief vitale oude -
ren) of collectieve zelf bouwkavels. Ham -
marlund Bergmann: "Bewoners hebben
andere behoeften dan bezoekers. In de
ontwikkeling willen we daar gehoor aan
geven. Daarom is in het openbare domein veel ruimte voor groen, fietsen en spelen
voor kinderen en wordt de auto naar de
achtergrond verdrongen."
Welke instrumenten kan de
gemeente hiervoor inzetten?
Hammarlund Bergmann: "Het ontwikke -
len van zo'n experimenteel programma
gaat natuurlijk niet zomaar." Deze ontwik -
keling wordt ondersteund door een actief
grondbeleid vanuit de gemeente. Er is een
politieke wil om hier een goede publieke
plek van de maken. Volgens De Wit is dat
ook het geval in Utrecht: "Als je deze hete
grond niet zelf opkoopt, wordt-ie alleen
maar heter. In Utrecht hebben we het jaar -
beurskwartier opgekocht en het gedurfd
om vijftig woningen te slopen om een park
te realiseren. Daardoor is de aansluiting
met de omliggende buurten verbeterd en
ligt er een openbare ruimte structuur waar
we op kunnen voortbouwen. Als deze
grond in handen is van de markt, zijn dit
soort ingrepen heel lastig te realiseren." Ook in Rotterdam komt de publieke
waarde van een ontwikkeling veel meer
op de voorgrond te staan, zegt Van Ruij -
ven. "Dit geldt niet alleen voor het type
mobiliteit en verstedelijking dat je in een
Als je deze hete grond niet zelf
opkoopt, wordt-ie alleen maar heter
STRATEGIEËN VOOR VERDICHTING
20
Het gaat om de
integraliteit en
daarvoor geldt:
regeren is vooruitzien
STRATEGIEËN VOOR VERDICHTING
stad ontwikkelt. Uiteindelijk bepaalt de
aanwezigheid en kwaliteit van de voor -
zieningen en de groene ruimte de aan -
trekkelijkheid van de stad. Daar vragen
wij vanuit stadsontwikkeling meer aan -
dacht voor. Omdat we in Rotterdam geen
actief grondbeleid voeren, doen we dit
deels zelf door grote investeringen te
doen in de openbare ruimte, zoals de ze -
ven stadsprojecten, en deels in ontwikke -
lingen in samenspraak met partijen in de
stad zoals ontwikkelaars en beleggers."
In Enschede worden de ontwikkelingskan -
sen verkend door middel van scenarioden -
ken in combinatie met ontwerpend
onderzoek. Hammarlund Bergmann:
"Ontwerpend onderzoek kan verschillen -
de scenario's visualiseren zodat de conse -
quenties voor alle partijen helder worden.
Het helpt ons om integraal te denken en
gefundeerde keuzes te kunnen maken.
Zo komen integrale oplossingen snel in
beeld." Ook in Rotterdam wordt steeds vaker
vroeg in het proces het ontwerp ingezet
om in te schatten waar de conflicten ont -
staan. Van Ruijven: "Ontwerpend onder -
zoek maakt het mogelijk om de kansen en
valkuilen van een ontwikkeling in zicht te krijgen en daarbij ook de uitvoerings-
praktijk mee te nemen. De opgaven zijn zo
complex dat het formuleren van sectoraal
hoog over beleid niet meer gaat werken."
Rijksbeleid voor aantrekkelijke
steden
In alle drie de steden is in de afgelopen
jaren veel geïnvesteerd en de kwaliteit van
de leefomgeving is enorm verbeterd. Het
succes van de stad heeft ook een keerzijde:
in Utrecht en Rotterdam driegt de midden -
klasse de stad te verlaten, waar -
door de stad zijn stabiliteit verliest
en segregatie dreigt te versterken.
Wat daarom centraal staat in deze
steden, is het realiseren van wo -
ningen, banen en voorzieningen
voor het brede middensegment.
De Wit: "Momenteel zijn we in Ne -
derland bezig om hoogdynami-
sche stedelijke omgevingen te ma -
ken voor 'snelle bewoners'. Op het
moment dat je een mank been of
een rugzakje hebt, kun je hier niet
meer terecht. Ook de oudere men -
sen voelen zich hier dan niet meer thuis. In
nieuwe ontwikkelingen rondom ov-kno -
pen moet ruimte zijn voor alle soorten
doelgroepen. Daarbij is het belangrijk dat
de openbare ruimte toegankelijk blijft en
zo wordt ingericht dat iedereen welkom is.
Commercialisatie moet je willen of durven
terugdringen; het moet mogelijk zijn op
een bankje in het park je brood op te eten
terwijl daarnaast iemand op het terras een
cappuccino drinkt." Een gedeelde urgentie is ook het belang
van de groene ruimte, die in toenemende
mate de aantrekkelijkheid van de stad be -
paalt. Van Ruijven: "Hier ligt de achilleshiel
van Rotterdam, de druk op het landschap
rondom de stad is enorm. Gelukkig hebben
21
we ook het landschap langs de Nieuwe
Maas, al is dat inmiddels behoorlijk volge -
bouwd. Extra verbindingen voor voetgan -
gers en fietsers naar en langs de rivier zijn
hier broodnodig. Daarom betekent het
slechten van grote infrabarrières of zelfs
het overkluizen van bijvoorbeeld het
spooremplacement bij Feijenoord een enor -
me kwaliteitsslag." De Wit: "Ook op Utrecht
CS zouden we graag een groene overklui-
zing hebben, maar als dat 'dichtgerekend'
moet worden met vastgoed, dan lukt het
niet." Dat groen verdient zichzelf uiteraard
niet meteen terug, maar de waarde ervan is
voor de stad van onschatbaar belang. Probleem is dat het verstedelijkings-
programma van de Rijksoverheid met name
redeneert vanuit woningaantallen en mobi-
liteitscijfers ? kansen of belangen vanuit
groen en gezondheidszorg zijn hier niet in
verweven. Juist in de verbinding tussen
beleidsdomeinen zitten kansen voor inno -
vatie en vernieuwing in de leefomgeving. Van Ruijven: "Het gaat er dan niet om
een integrale opgave te formuleren, maar
om mogelijkheden te bieden om aan uit -
wisseling te doen." Bijvoorbeeld door zor -
ginvesteringen voor gezondheidspreven -
tie in te zetten in de openbare ruimte,
waarbij je ook voor de voordeur kijkt en
niet alleen daarachter. Dit is de plek waar
sociale ontmoeting plaatsvindt en men -
sen aanleidingen vinden om te gaan be -
wegen. Door op deze manier naar de ver -
stedelijkingsopgave te kijken, kunnen
enorm veel kansen ontstaan. Een ander probleem waar heel Neder -
land en ook de steden mee te kampen
hebben is de borging van continuïteit van
publieke diensten zoals het openbaar ver -
vo e r. Van Ruijven: "Als je op knooppunten
aantrekkelijk wilt blijven, dan heb je van het Rijk een toezegging nodig dat het ov
in de lucht blijft. Sinds corona zitten de
NS en het regionaal vervoer in zwaar
weer. Als je niet de garantie van hoogfre -
quent en betaalbaar ov hebt, loop je het
risico gebieden te ontwikkelen die op ter -
mijn misschien minder goed bereikbaar
en aantrekkelijk zijn. Dat is een grote zorg
voor ons. Gelukkig heeft het Rijk recente -
lijk grote investeringen in HOV voorzien,
ook in Rotterdam. Dat zijn geweldige lan -
getermijninvesteringen in het netwerk en
de stad. Daar horen uiteraard ook gezon -
de vervoersbedrijven bij. Het gaat om de
integraliteit en daarvoor geldt: regeren is
voor u it zien."
STRATEGIEËN VOOR VERDICHTING
LEES MEER
Scan de qr-code voor het online artikel.
Bekijk de omgevingsvisies van de gemeentes.
22
Station Ruurlo BRON: ROB DAMMERS
23
Mike Emmerik
Stations als
poort naar
het landschap
Om de steeds drukker wordende steden aantrekkelijk en leefbaar
te houden, is een goede toegang tot stadsgroen en omliggende na
tuurgebieden cruciaal. Landelijk gelegen stations ? buitenpoorten
genoemd ? kunnen een belangrijke rol spelen in het duurzaam
ontsluiten van het landschap. Toch is er maar weinig aandacht voor
dit type ovknooppunten. En dat is jammer. Want met
relatief kleine investeringen in deze gebieden kan het groen zowel
fysiek als mentaal dichter bij de stadsbewoner komen te liggen,
stijgt het draagvlak voor onderbenutte stations en wordt het ov
aantrekkelijker voor inwoners van het landelijk gebied.
24
M
et de huidige verstede-
lijkingsopgave is er veel
aandacht voor binnen -
stedelijke verdichting.
Met name in de grote
steden wordt een aanzienlijke groei van de
bevolking verwacht. Zo zal het inwoners -
aantal van Amsterdam stijgen tot meer
dan een miljoen mensen in 2030, wordt in
diezelfde periode voor Den Haag een groei
van circa 100.000 inwoners verwacht, en
ook Rotterdam, Eindhoven en Utrecht mo -
gen de komende 10 tot 15 jaar naar alle
waarschijnlijkheid tienduizenden extra
mensen verwelkomen. Door de woningen voor deze nieuwe in -
woners te bouwen in de nabijheid van be -
staande woningen, winkels, werkgelegen -
heid en infrastructuur wordt het draagvlak
voor deze voorzieningen vergroot, worden
bestaande stedelijke gebieden versterkt en
kunnen waardevolle landschappen wor -
den opengehouden. Tegelijkertijd vraagt de toenemende be -
volking om maatregelen die helpen om
onze steden leef baar en aantrekkelijk te
houden. Naast het stimuleren van andere
vormen van mobiliteit, en goede (publie -
ke) voorzieningen, vraagt de toenemende
drukte in de stad om aantrekkelijke en
goed toegankelijke groengebieden en re -
creatievoorzieningen. Het gaat daarbij om
een uitbreiding en kwaliteitsverbetering
van binnenstedelijk groen, zoals stadspar -
ken, maar minstens zo belangrijk is het
verbeteren van de toegang tot de grotere
natuurgebieden in de regio die vaak op af -
stand van de stad liggen. Juist voor die
laatste categorie, zouden landelijk gelegen
openbaarvervoersknooppunten een uit -
komst kunnen bieden.
Groen als voorwaarde voor een
aantrekkelijke stad
Dat de stedelijke bevolking grote behoefte
heeft aan groene ruimte werd extra duide -
lijk tijdens de coronapandemie, toen men
massaal naar de parken en natuurgebieden
trok. Het Amsterdamse Vondelpark moest
worden afgesloten om de toegestroomde
mensenmassa te beheersen, terwijl bos-
wachters vanuit het hele land opriepen om
25
Artist impression van WormerveerBRON: PROVINCIE NOORD-HOLLAND
op piekmomenten niet meer naar natuur-
parken te komen. Uiteraard ging het hier
om een uitzonderlijke situatie, waarbij de
druk op de natuur werd opgestuwd door de
coronamaatregelen, maar het signaal past
binnen een langere trend waarbij beheer -
ders het steeds drukker zien worden in de
Nederlandse (stads)natuur. Met name de impact van mensen die met
de auto de natuur intrekken, begint steeds vaker te knellen. Op mooie weekenddagen
staan de parkeerplaatsen van menig na -
tuurpark bomvol, en als de zon schijnt staan
er lange files naar het strand. Dit is niet al-
leen vervelend voor de bezoekers die van
het landschap of de zee willen genieten,
maar veroorzaakt ook overlast voor omwo -
nenden. Het heeft bovendien een negatieve
impact op de natuur zelf. Het zou dan ook
goed zijn om alternatieve, duurzamere vor -
26
STATIONS VERSTERKEN HET NETWERK
men van mobiliteit te stimuleren voor een
bezoek aan onze recreatiegebieden. Hele -
maal gezien een steeds groter deel van de
stedelijke bevolking geen auto (meer) bezit:
uit principe of omdat zij de kosten hiervoor
niet kunnen betalen. Voor beide groepen is
een goede ov-verbinding naar bos of strand
van groot belang. Juist hier ligt een onbenutte potentie. Er
zijn tal van stations die zich nu al goed le -
nen als toegangspoort naar de natuur, maar
zelden worden gebruikt door recreanten.
Mensen zijn niet bekend met deze plekken
als mogelijk startpunt voor een bezoek aan
de natuur. Soms zijn het geen aantrekkelij -
ke plekken om te verblijven of liggen er
fysieke barrières tussen het station en het
aangrenzende natuurgebied.
Knooppuntontwikkeling als
basis voor een duurzame
verstedelijking
Wanneer we bedenken dat knooppunt-
ontwikkeling in de afgelopen jaren een cru -
ciaal onderdeel is geworden van het ruimte -
lijkeordeningsbeleid, is het opvallend dat er
maar beperkt belangstelling is voor de
ov-knooppunten die het landschap ontslui -
ten. Het loont namelijk om aandacht te ge -
ven aan álle knooppunten in het netwerk,
van groot tot klein en van stedelijk tot lan -
delijk. Juist door ze in een regio goed op
elkaar af te stemmen, en eventuele ingre -
pen in de omgeving te laten aansluiten bij
de 'genius loci' en de ontwikkelkansen van
een plek, ontstaat een aantrekkelijke en ge -
varieerde stadsregio waar men prettig kan
wonen, werken en recreëren en zich duur -
zaam kan verplaatsen met behulp van het
openbaar vervoer. Een belangrijk hulpmiddel om de poten -
tie van de verschillende knooppunten in
beeld te brengen is het zogenoemde vlin -dermodel dat door Vereniging Deltametro
-
pool is ontwikkeld op basis van de theorie
van Luca Bertolini over knoop- en plaats -
waarde (zie ook het vlindermodel in 'Be -
stemming verrijkt' op p. 54). Hierop voort -
bouwende, ontwikkelde Vereniging
Deltametropool in samenwerking met de
Provincie Noord-Holland voor de publicatie
Maak Plaats! vervolgens twaalf knooppunt -
milieus, die nauw aansluiten bij de knoop-
en plaatswaarde van een aantal arche-
typische plekken in het land. Zo zijn sommi-
ge knooppunten gelegen in hoogstedelijke
gebieden en verknopen tram, trein, metro
en bus met elkaar, terwijl andere juist in
een dorpse omgeving liggen waar het mobi-
liteitsaanbod en de frequentie vaak beperk -
ter is. De in Maak Plaats! geformuleerde
knooppuntmilieus variëren dan ook van
stedelijke omgevingen zoals 'de wereld -
stad', 'de grootstad', 'de binnenstad' of 'het
metropolitaan centrum', tot minder inten -
sief gebruikte en meer excentrisch in het
netwerk gelegen plekken als 'het hubdorp',
'het centrum dorp', of 'de buitenpoort.' Met name die laatste drie categorieën en
dan in het bijzonder de buitenpoort, kun -
nen een belangrijke rol vervullen in het ver -
beteren van de toegankelijkheid van het
landschap voor de stedeling. Mensen die
een dagje van de natuur willen genieten
zouden zich op deze knooppunten welkom
moeten voelen en het gevoel krijgen dat ze
direct in een landschappelijke omgeving
staan. Dit kan bijvoorbeeld door het realise -
ren van betere wachtvoorzieningen, be -
wegwijzering en bezoekersinformatie, het
aanbieden van huurfietsen of door het groe -
ner en aantrekkelijker inrichten van de
openbare ruimte. Hierdoor worden deze
knooppunten ook aantrekkelijker voor
mensen die daar in de buurt wonen en met
de fiets of e-bike naar het station komen om
27
STATIONS VERSTERKEN HET NETWERK
vanaf daar met het openbaar vervoer naar
school, werk, familie of vrienden te reizen.
Zo wordt gebruik van het ov beide kanten
op gestimuleerd en wordt het netwerk effi -
ciënter gebruikt.
Pilot buitenpoorten
De Provincie Noord-Holland heeft in 2019
het initiatief genomen om het concept van de
buitenpoorten verder uit te werken. In sa -
menwerking met onder andere de Metro -
poolregio Amsterdam (MR A), NS en een
aantal gemeenten, werd een pilot opgezet
met de stations Wormerveer, Almere Oost -
vaarders en Santpoort Noord als testlocatie. Voor ieder knooppunt werd een ruimtelij -
ke analyse gemaakt. Er werden een aantal
criteria geformuleerd waaraan een buiten -
poort zou moeten voldoen. Zo moet het
landschap dichtbij en het liefst zichtbaar
zijn vanaf het station en moet de reis vanaf
de stad niet langer dan een half uur duren.
Op het knooppunt zelf moet vervolgens in -
formatie worden aangeboden over het na -
bijgelegen natuurgebied. Dit gebied moet
vanuit het knooppunt uiteraard ook goed
toegankelijk zijn. Daarnaast zijn er bij voor -
keur faciliteiten aanwezig als een fietsver -
huurpunt en een plek waar men iets kan
eten of drinken. Vervolgens werd er voor
ieder knooppunt in de pilot een ruimtelijke
schets en visualisatie gemaakt om te illu -
streren welk type ingrepen kunnen helpen
om de potentie als buitenpoort te verzilve -
ren en de plek aantrekkelijker te maken
voor recreanten. Daarnaast bevatte de pilot ook nadrukke -
lijk een bewustwordingscampagne om de
bereikbaarheid van natuurgebieden met
het openbaar vervoer onder de aandacht
van de stedeling te brengen. Want hoewel
er veel kwalitatief hoogwaardige groenge -
bieden in de MR A aanwezig zijn, weten veel inwoners en bezoekers ze nog niet altijd te
vinden, laat staan met ov. In de binnenstad
van Amsterdam verschenen in de zomer
van 2019 daarom reclameborden met 'Stap
in het buitenleven' met af beeldingen van
natuurgebieden. Beeldschermen op Am -
sterdam Centraal toonden luchtfoto's van
het landschap met vertrektijden van de
eerstvolgende trein ernaartoe. Wanneer
men vervolgens uitstapte op Santpoort
Noord, de locatie waarvoor de campagne
uiteindelijk verder werd uitgewerkt, werd
men welkom geheten door beelden van het
nabijgelegen duingebied en informatie over
de omgeving, en kon men zo de Kennemer -
duinen in wandelen via een nieuwe wan -
delroute. Hoewel de pilot Santpoort Noord
in de zomer van 2019 veel enthousiasme en
publiciteit opleverde, is er geen vervolg aan
gegeven aan de buitenpoortontwikkeling
op dat station. Dit kwam doordat de ge -
meente genoodzaakt was budgetten anders
toe te wijzen vanwege de coronacrisis. Wel
wordt momenteel in de provincie bekeken
of Bussum-Zuid, Wormerveer, Castricum
en Heerhugowaard ontwikkeld kunnen
worden tot buitenpoort. Ook voor de stati-
ons Spaarnwoude en Halfweg-Zwanenburg
lopen studies.
Bewijslast op andere plekken
Terwijl de pilot in Noord-Holland nog geen
concreet resultaat heeft opgeleverd, zijn er
Stap in het
buitenleven
28
op andere plekken in het land wel degelijk
initiatieven die bijdragen aan zowel f ysiek
als mentaal toegankelijk maken van recrea -
tielandschappen met het openbaar vervoer.
Op een aantal plekken is de omgeving rond -
om het station opnieuw ingericht.
Een mooi voorbeeld hiervan is het vernieuw -
de station Driebergen-Zeist dat in mei 2020 werd geopend. Waar men hier eerst uitstapte
in een stenige omgeving, die in geen enkel
opzicht deed denken aan het omliggende
landschap, is het groene karakter van de
landgoederen nu doorgetrokken tot aan het
station. Hierdoor krijgen reizigers het gevoel
binnen 8 minuten reizen vanaf Utrecht
Centraal, direct op de Utrechtse Heuvelrug
Digitale schermen op Amsterdam CS BRON: PROVINCIE NOORD-HOLLAND
29
uit te stappen. De herinrichting van de open-
bare ruimte maakt het hiermee niet alleen
een prettige plek om te verblijven of om over
te stappen, maar versterkt ook de symboli-
sche waarde en aantrekkingskracht van het
station als toegangspoort tot het landschap. Ook het Gelderse station Ruurlo is in
deze context interessant. Dit knooppunt ligt midden in de achterhoek en biedt toe
-
gang tot een aaneengesloten natuurgebied
met landgoederen en boswachterijen. Bij
de vernieuwing van de stationsomgeving
in 2011 is hier een in het oog springende
houten voetgangersbrug aangelegd die
beide kanten van het spoor met elkaar ver -
bindt om zo de nieuw aangelegde parkeer -
plaatsen eenvoudig bereikbaar te maken
(zie het openingsbeeld). Het is echter niet zozeer de verbinding
die hier interessant is, maar misschien wel
belangrijker is de iconische waarde van de
brug zelf, die een echte poort tot het
landschap symboliseert. Daarbij maakt het
ook het landgoed Roderlo, waar in het bij -
behorende kasteel zich sinds 2017 een mu -
seum voor modern realisme heeft geves -
tigd, eenvoudig toegankelijk vanaf het
station. Tot slot is het waardevol om de Hoekse lijn
te benoemen, en dan met name het station
Hoek van Holland Strand als buitenpoort
avant la lettre. Deze spoorlijn die eind 19e
eeuw werd aangelegd, maakte het al decen -
nia mogelijk om vanaf Rotterdam eenvoudig
de kust te bereiken. Tot de aanleg van de eer -
ste Maasvlakte in de jaren 60, waardoor de
kustlijn verder de zee in kwam te liggen,
Het groen komt zowel fysiek als
mentaal dichter bij
de stadsbewoner te liggen
30
Station Driebergen-Zeist BRON: FANTAGLOBE11
Een programma voor Nederland
Ondanks deze inspirerende en succesvolle
initiatieven, zou het goed zijn als er een
meer systematische aanpak zou komen ter
stimulering van bezoek aan natuurgebie -
den met het openbaar vervoer. De aanpak
zoals voorgesteld in Noord-Holland waar -
bij een publiekscampagne wordt gecombi-
neerd met betere faciliteiten op stations,
stapte men vrijwel direct uit op het strand.
Na die tijd moest men ca 15 minuten lopen. Bij de recente ombouw van het spoor tot
een metrolijn, waarbij het tracé werd
aangesloten op het Rotterdamse metronet -
werk, is echter besloten om de lijn weer te
verlengen, waardoor men in de toekomst
opnieuw letterlijk op het strand kan in- en
uitstappen.
31
een aantrekkelijke openbare ruimte daar-
omheen en goede verbindingen naar het
landschap, dat daardoor zowel fysiek als
mentaal dichterbij komt, lijkt een slimme
strategie. Een bijkomend voordeel kan zijn dat on -
derbenutte stations meer draagvlak krijgen
en dorpen in het buitengebied goed verbon -
den worden met de rest van de regio. Gelukkig staan de eerste contouren voor
een dergelijk programma in stijgers. In mei
dit jaar presenteerde de rijksoverheid, sa -
men met provincies en vervoerders een ge -
zamenlijke Actieagenda OV-Knooppunten
als uitvoeringsagenda van het Toekomst -
beeld OV 2040. Hierin worden de buiten -
poorten genoemd als concept dat de ko -
mende decennia door meerdere stadsregio's
kan worden toegepast op de locaties die
hier geschikt voor zijn. De mogelijkheden lopen uiteen, niet al-
leen omdat in sommige regio's minder be -
schermd landschap aanwezig is, zoals bij -
voorbeeld in Rotterdam, maar ook vanwege
de verschillen in recreatiebehoefte vanuit
bepaalde bevolkingsgroepen. Nu is het tijd om concreet te gaan werken
aan een duurzame toegankelijkheid van het
landschap voor alle stedelijke inwoners.
Met een reeks van relatief kleine ingrepen
kan een groot verschil worden gemaakt.
De eerste
contouren staan in de stijgers
ONLINE
Scan de qr-code voor het
online artikel. Reageer en
bekijk de literatuurlijst.
32
INTERVIEW
33INTERVIEW
Jutta Hinterleitner
Over de stations van de Oude Lijn in relatie tot
stedelijke verdichting wordt al nagedacht sinds het
Stedenbaanonderzoek van Atelier Zuidvleugel in
20052007. De afgelopen zes jaar was Stephan Bekx
(strategisch adviseur bij de gemeente Rotterdam)
als grondlegger van de Verstedelijkingsalliantie* en
trekker van de uitwerking van knooppunten in het
kader van MoVe** nauw betrokken bij integrale
knooppuntontwikkeling rondom stations langs de
Oude Lijn tussen Leiden en Dordrecht. In een
gesprek licht hij toe vanuit welke rol hij in deze
samenwerkingsvormen heeft bijgedragen aan meer
regionale agglomeratiekracht.
* www.verstedelijkingsalliantie.nl
** MoVe is het programma voor mobiliteit en verstedelijking van de partners in\
de Zuidelijke Randstad
BRON: MOVE
Sturen op
regionale
samenhang
langs de
Oude Lijn
34
INTERVIEW
Hoe kwam je op het idee om een regionaal netwerk te
bouwen rondom verstedelijking bij hoogwaardig openbaar
vervoer (HOV)?
"Toen ik in 2015 aan een scriptie voor een opleiding bij de Nederlandse School
voor Openbaar Bestuur (NSOB) werkte, verdiepte ik mij in de Brainportregio
rondom Eindhoven waar innovatiebeleid nauw verweven is met ruimtelijk-
economisch ontwikkeling. Ik vond het interessant te zien hoe daar tussen over -
heden, bedrijfsleven en kennisinstelling op hoog niveau in netwerken wordt
samengewerkt op basis van een gezamenlijke koers en inzet. De opgedane in -
zichten nam ik mee naar de Zuidelijke Randstad en koppelde ik aan de verste -
delijkingsopgave. Het verstedelijkingsdossier bevond zich op een kruispunt en
het ontbrak aan een heldere koers en goede samenwerking. Na de VINEX-
periode viel de sturing en (financiële) steun vanuit het Rijk weg. Tegen het ein -
de van de economische crisis was de woningbouwopgave al groot en er was een
overmaat aan suburbane locaties in het planaanbod. De urgentie om strate -
gisch op de verstedelijkingsopgave te sturen, werd toen nog onvoldoende ge -
voeld door de afzonderlijke gemeenten en provincie. Maar er diende zich wel
een keuze aan: willen we de focus leggen op het geconcentreerd binnenstede -
lijk bouwen of accepteren we een vergaande mate van spreiding en daarmee
ook meer van hetzelfde? Er ontstond een beweging toen acht gemeenten, die
samen twee derde van de woningbouwopgave in Zuid-Holland voor hun reke -
ning namen, het gedeelde belang inzagen om mobiliteit en stedelijke verdich -
ting met elkaar te verbinden."
Welke stappen heb je toen gezet?
"In de Zuidelijke Randstad speelde een discussie in het MIRT-onderzoek Bereik -
baarheid Rotterdam-Den Haag over het oplossen van bereikbaarheidsknelpun -
ten en hoe je daar de versterking van de agglomeratiekracht, het vergroten van
de kansen voor mensen en een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving aan
kunt koppelen. Door te gaan kijken naar de verstedelijking rondom de spoorkno -
pen konden we aantonen dat de vervoerswaarde ? het aantal passagiers ? op de
Oude Lijn extra zou toenemen, bovenop de autonome groei. De urgentie voor een
integrale aanpak van infrastructuur, station en omgeving nam daarmee toe.
Maatregelen tussen Delft Zuid en Schiedam, waar nog een stukje spoorverdub -
beling miste, kwamen hiermee in een breder perspectief te staan ? de Oude Lijn
werd zo de backbone van het regionale verstedelijkingsconcept.
Met de Verstedelijkingsalliantie is het onderwerp stedelijke verdichting
rondom HOV vanuit een regionaal perspectief op de agenda gezet met de focus
op de Oude Lijn. In de acht gemeenten van de Verstedelijkingsalliantie kunnen
170.000 nieuwe woningen worden gerealiseerd, waarvan de helft rondom sta -
tionslocaties. De mogelijkheden om vanuit de Verstedelijkingsalliantie te stu -
ren op de inzet van ov-middelen van het Rijk is echter beperkt. Daarom heb ik
in 2019 aangeboden om de uitwerking van de knooppunten in MoVe te trekken.
35INTERVIEW
Daarin is de focus gelegd op vier stationsknopen langs de Oude Lijn waar de
nood het hoogst was: Leiden, Den Haag Laan van NOI, Schiedam en Dordrecht.
Voor deze knooppunten zijn in 2020 de opgaven in beeld gebracht inclusief de
verstedelijkingsplannen. Op basis daarvan is eind 2020 het bestuurlijk besluit genomen om een MIRT-
verkenning Oude Lijn (inclusief knooppunten) voor te bereiden. Een belangrijke
stap op weg naar financiële afspraken tussen het Rijk en regiopartijen. Conform de
MIRT-spelregels moet er zicht zijn op financiële dekking, voordat een MIRT-
verkenning gestart kan worden. Dat was hier nog niet het geval. Een grote meeval-
ler was de inrichting van het Nationale Groeifonds waarmee het kabinet de econo -
mische groei op lange termijn stimuleert. Het fonds honoreerde het voorstel van de
regiopartijen in de Zuidelijke Randstad, waar vier knooppunten in zaten."
Hoe kunnen de planningshorizons van ov ingrepen en
gebiedsontwikkelingen op elkaar afgestemd worden?
"Gebiedsontwikkelingen kennen gemiddeld een termijn van 7-10 jaar van planvor -
ming tot realisatie. Infrastructurele ingrepen via het MIRT nemen al snel 10-15
jaar in beslag. Het is niet altijd even makkelijk om de verschillende snelheden op
elkaar af te stemmen,
maar het is wel noodza -
kelijk. Investeringen in
de stationsknopen zijn
randvoorwaardelijk voor
goede gebiedsontwikke -
lingen eromheen, en an -
dersom hebben ontwik -
kelende partijen er
voordeel van als er zeker -
heid is over de bereik -
baarheid en omgevings -
kwaliteit van een locatie.
Hoe meer duidelijkheid
er is over investeringen in
de opwaardering van bij -
voorbeeld de vier stations
langs de Oude Lijn,
hoe eerder er door de
marktpartijen risicodragend wordt geïnvesteerd in de ontwikkelingen rond de sta -
tions. Een geslaagd recent voorbeeld voor de opwaardering van station én omge -
ving is het Anna van Buerenplein in Den Haag. Hier is naast het centraal station
een hoge gebiedskwaliteit ontstaan met de ontwikkeling van onder meer Nieuw
Babylon, het gebouw van de Universiteit Leiden, de Grotiustorens, de Haagse
Groene Loper en de tijdelijke huisvestiging van de Tweede Kamer in het voormalig
Werkenderwijs hebben we uitgevonden hoe je integraal werkt aan spoor, station en omgeving en dit vertaalt naar
investeringsbesluiten
36
Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik verwacht dat dit soort ontwikkelingen, met
kwalitatief hoogwaardige buitenruimte en gebouwen, ook rond de vier knoop-
punten die nu op de agenda staan van de grond zullen komen. Dat marktpartijen
een tandje beter ? en dus duurder ? ontwikkelen als er zicht is op investeringen in
de infrastructuur. De verstedelijkingslocaties rond de knooppunten van de Oude
Lijn hebben de potentie om zich verder als hoogstedelijke gemengde gebieden te
ontwikkelingen, met een interessante functiemix en hoogwaardige openbare
ruimte. De analyse rondom knooppunt Laan van NOI in Den Haag laat bijvoor -
beeld een toename van het ruimtelijk programma zien met circa 20% t.o.v. het
bestaande programma als alle plannen in de nabijheid van het knooppunt zijn ge -
realiseerd."
Hoe zie jij de toekomst van het station in relatie tot
stadsontwikkeling voor je? Welke trends zie je en wat moet
anders?
"Onze huidige werkwijze is voorzichtig en weloverwogen. Als je vergelijkt met
andere metropoolregio's in Europa, duurt het in Nederland lang om te besluiten
over investeringen. In Greater London bijvoorbeeld gaat infrastructuur ontwik -
De verdere uitwerking van de Oude Lijn werd afgelopen
november met de startbeslissing beklonken
37INTERVIEW
keling momenteel heel snel. Ook marktpartijen dragen daar actief bij.
De toekomst is altijd onzeker. We moeten niet in de val trappen te lang in de ana -
lyse te blijven hangen. Meer politieke durf en lef om besluiten te nemen in plaats
alles te willen onderbouwen met MKBA's is nodig. Qua trends zie ik dat de vervoersbewegingen binnen het Daily urban system van
de Randstad en andere grootstedelijke regio's alleen nog maar toe zullen nemen.
Dertig jaar geleden waren mensen vooral gericht op de eigen agglomeratie, de
generatie van nu beweegt over een veel groter oppervlak en voor veel millennials
is reizen nog vanzelfsprekender. Omdat de bevolking in de grootstedelijke regio's
blijft groeien, blijft het ov tussen belangrijke bestemmingen van groot belang,
maar de regionale vertakkingen van het systeem zullen nog meer onder druk
komen te staan verwacht ik."
Terug naar de Oude Lijn. Waar staan we nu en hoe zouden
de opwaardering van de infrastructuur en de ruimte
eromheen de komende tijd vorm moeten krijgen?
"De voorbereiding van de MIRT-verkenning is inmiddels afgerond en op het BO-MIRT
van afgelopen november hebben bestuurders de startbeslissing getekend. Er is ?1,566
miljard gereserveerd voor de aanpak van de spoorinfrastructuur, de vier knoop-
punten en de toevoeging van nieuwe stations. Dit besluit is een belangrijke stap op
weg naar realisatie, maar er gaan nog jaren overheen voor het zo ver is: drie jaar voor
de verkenningsfase, twee tot drie jaar voor de planuitwerking en tracéprocedures en
dan nog de bouw. Voordat je buiten resultaten ziet, ben je zo tien jaar verder.
In de Zuidelijke Randstad hebben we de afgelopen jaren werkenderwijs uitge -
vonden hoe je integraal werkt aan spoor, station en omgeving en dit vertaalt
naar investeringsbesluiten. De uitdaging is nu om deze concreter uit te werken.
Je ziet een dilemma ontstaan tussen de beschikbare middelen en de kosten van
de gewenste eindbeelden. Dit zorgt nog voor lastige keuzes. Inhoudelijk kan en
hoeft echter niet alles tegelijk, als je de koers van de Oude Lijn als backbone van
de Zuidelijke Randstad maar vasthoudt. Ik denk dat je goed zou kunnen fase -
ren. Sommige knooppunten, zoals Rotterdam Stadionpark, kunnen nu al
toekomstvast worden ontwikkeld. Als eerste stap in de opwaardering van de
hele lijn. Andere knooppunten zijn complexer en hangen samen met te maken
keuzes over de infrastructuur, zij komen later in de tijd. Een heel waardevol resultaat dat we hebben geboekt, is de verbeterde samen -
werking. Tien jaar geleden was er flinke verdeeldheid in de Zuidelijke Randstad.
Een gezamenlijke ruimtelijke visie op de toekomst was er onvoldoende.
Dat denken in grotere lijnen hebben we wel op de kaart gezet. Zowel vanuit de
Verstedelijkingsalliantie, een niet geïnstitutionaliseerd netwerk, als vanuit het
MoVe-programma, dat voortkwam uit het MIRT-onderzoek Rotterdam-
Den Haag. Door deze werelden te verbinden kreeg je cross-overs, en betere inte -
grale besluiten. Ik ben ervan overtuigd dat ook andere regio's de vruchten
kunnen plukken van de aanpak die wij met elkaar ontwikkeld hebben."
38
Daan Zandbelt
Hoe van
het een het
ander komt
BRON: DE ZWARTE HOND
Dirk, Joost, Ken en TOD
39
40
STATIONS VERSTERKEN HET NETWERK
Aanleiding
Stedenbouw en ruimtelijke ordening zijn
een traag en politiek vak. Laten we eens
een generatie terugkijken om verbanden
en mechanismes te ontdekken die hebben
geleid tot de plannen van vandaag. In het hedendaagse vakdebat zijn
de Verstedelijkingsalliantie en de Oude
Lijn bekende begrippen. Ze zijn de
Randstedelijke uitwerking van het con -
cept van Transit Oriented Development
( T O D). Waar begonnen deze plannen? Wie was
erbij betrokken? En hoe verhoudt deze
Randstedelijke uitwerking zich tot die in
omringende landen? In dit artikel worden er ter illustratie
een paar uitgelicht en zien we hoe iedere
generatie voortbouwt en reageert op de
kennis en praktijk van de voorgaande.
DHF
Dirk (Harmen) Frieling (1937 - 2011) is
misschien wel de godfather van de
Nederlandse ruimtelijke ordening in de
periode 1965 - 2005: founding father van
Almere, voorzitter van Nederland Nu Als
Ontwerp (NNAO), regisseur van de
herontwikkeling van de Bijlmer, leerstoel-
houder Stad & Regio aan de TU Delft. Op zijn initiatief richten de wethouders
Ruimtelijke ordening van de G4 in 1998 de
Vereniging Deltametropool (VDM) op.
Dirk neemt de rol van agent op zich, en
werkt aan belangrijke doelen zoals: van
de 'uiteengelegde stad' een 'ineengelegde
stad' te maken door de transformatie van
(onder meer) de stedelijke interactiemili-
eus en het netwerk van verbindingen. Vanaf het begin staan drie thema's cen -
traal. Deze thema's agendeert Dirk binnen
het onderwijs die hij initieert vanuit zijn
leerstoel op de TU Delft:
London Plan BRON: ANALYSE LONDON PLAN, ZANDBELT & VAN DEN BERG (2003)
41
London Plan BRON: GREATER LONDON
AUTHORITY (2004)
(1) Waterrijk voor de ontwikkeling van
een metropolitaan parksysteem;
(2) Deltawonen voor gedifferentieerde,
metropolitane woon- en werkmilieus;
(3) Deltanet waarmee verbeterde sa -
menhang tussen verschillende ver -
voersvormen in de metropool wordt
nagestreefd.
Dezelfde thema's agendeert Dirk binnen
het onderwijs die hij initieert vanuit zijn
leerstoel op de TU Delft. Het wordt geka -
rakteriseerd door
Reacties