Dat ze afgaan is natuurlijk de grap van het programma. De overmoed afgestraft. Of, het orkest is geroutineerd en maakt er nog wel wat van, ondanks de waardeloze dirigent. En die BN-er gaat zichtbaar denken dat hij/zij eigenlijk alles kan. Opgeblazen ego’s, zelfoverschatting.
Hoe erg is dat? Ach, het gaat niet om leven en dood. Er zijn weinig grote belangen mee gemoeid. Als we het zat zijn zappen we verder en gaan we over tot de orde van de dag. En toch is het erg. Want hier staat de schoonheid op het spel. Componisten hebben hard gewerkt aan het bedenken van prachtige stukken en de manier waarop die uitgevoerd moeten worden. Door nu een ondeskundige als dirigent voor het orkest te zetten, wordt het vakmanschap waarmee mooie muziek wordt gemaakt geridiculiseerd.
De vergelijking met de stedenbouw dringt zich op. Ook daar blijkt vaak een dirigent voor het orkest te staan, die geen opleiding heeft gehad voor waar hij/zij mee bezig is. Een wethouder, een projectontwikkelaar, een afdelingshoofd, een manager. Die dirigeert op basis van macht in plaats van vakbekwaamheid. En de stedenbouwkundigen van de gemeentelijke dienst en van het ingehuurde bureau doen hun best er desondanks wat van te maken. Dat het resultaat er op het eerste gezicht nog best wel aardig uitziet, is aan hen te danken. Er is wel een groot verschil: verkeerde beslissingen in de stedenbouw wreken zich doorgaans later, als het geluid van de muziek allang is weggestorven.
Maar ach, het gaat niet om leven en dood. Hoe belangrijk is die stedenbouw nou helemaal? Héél belangrijk. De betrokkenheid van mensen bij plannen heeft vaak te maken met een kortetermijnbelang. De deskundigen moeten ook waken over de langere termijn. Ruimtelijke ontwikkelingen in duurzame banen leiden. Mooie steden maken voor nu en voor later. Het goede voorbeeld geven aan de rest van de wereld, vanuit een vrij riante positie qua welvaart, economie, technische kennis en mogelijkheden. Daar is enig gezag bij nodig. Maar dan wel gebaseerd op deskundigheid en visie. De dirigent moet een vakman zijn. De baton moet trefzeker gehanteerd worden.
Stedenbouw is geen rocket science. De techniek lijkt simpel. Er is geen machinerie onder de motorkap, waar niemand naar kijkt behalve de monteur die ervoor is opgeleid. Wij hebben een vak waar juist iedereen verstand van heeft. Iedereen kan meepraten, iedereen is betrokkene, iedereen belanghebbende. Dat gaat over gewone alledaagse dingen: straten en plantsoenen, woningen en andere gebouwen, hoog of laag, parkeerplaatsen en fietspaden. Dat stedenbouw toch een vak is, een ‘kunde’, moeten wij blijkbaar beter uitleggen.
Want die orkestleden en die dirigenten, houden die wel rekening met het publiek? Wat het horen wil, en hoe? Uiteindelijk is het publiek de doelgroep. Daar wordt de muziek voor gemaakt. Wanneer musici uitsluitend voor hun eigen genoegen bezig zijn, is het snel afgelopen met de professionele beoefening. Het publiek heeft indirect inspraak in het repertoire en de kwaliteit. Het applaus is tegenwoordig een beleefdheidsritueel, maar het publiek stemt met de voeten: als niemand naar het concert gaat, zal er niet gespeeld worden. Een ondeskundige dirigent voor het orkest is wel een heel verkeerd signaal.
Ook bij stedenbouwkundige projecten is belangrijk wat het publiek ervan vindt. Dat laat zich terecht niet zomaar alles voorschotelen. Achterover leunen en genieten lukt in de stad pas als alles in orde is. Tot het zover is eist men zijn rol op in het planproces. Het gaat om je eigen leefomgeving, niet naar het concert gaan is geen optie. De betrokkenheid gaat ook verder dan bij concertbezoek. De ondeskundige ‘dirigent’ komt al snel op het idee het publiek dan maar zelf mee te laten spelen. Maar op niveau ideeën en programma’s concretiseren in een ruimtelijk ontwerp is het werk van vakmensen, de stedenbouwkundigen. Bij de stap van belangenafweging naar beslissingen, moet op deskundigheid vertrouwd kunnen worden en niet op macht of populariteit.
Zo’n metafoor gaat natuurlijk altijd ergens mank. Stedenbouwkundige planprocessen zijn interactief, in tegenstelling tot een concert, dat doorgaans eenrichtingverkeer is – afgezien van verzoeknummers. Daarmee is het nog steeds geen goed idee om het publiek verantwoordelijkheid geven voor de kwaliteit van de uitvoering. ‘Bottom up muziek’ krijg je dan. Dat klinkt voor geen meter. Maar dirigenten zonder opleiding horen het verschil niet eens.
Reacties