Lange tijd was de overtuiging, dat problemen konden worden opgelost als er werd nagedacht, overlegd, bestuurd, gedaan en geleerd. Voor mij is dat tamelijk vanzelfsprekend, evenals het geloof in gedeelde waarden als rechtvaardigheid, verbinding en openheid. Maar de 21ste eeuw begon in Nederland met de Fortuyn “revolutie”, formeren en regeren werden steeds moeilijker. De kabinetten Balkenende en daarna Rutte kozen de facto voor het verder uitvoeren van de vijf operaties van Ruud Lubbers uit de jaren tachtig: terugdringen begrotingstekort; kleinere overheid; decentraliseren, verzelfstandigen overheidsdiensten en zo veel mogelijk privatiseren/aan de markt overlaten.
De impasse van de afgelopen jaren is direct te herleiden tot de uitvoering van die operaties: decentralisatie zonder geld of visie, struisvogelgedrag bij stikstof, waterkwaliteit en PFAS, de woningcrisis. En ongebreideld vertrouwen in de markt. Hierdoor is ongekende machtsconcentratie opgetreden in de landbouw, is veel grond in handen van grote beleggers en is de oplossingsruimte voor overheden steeds meer beperkt. Het negeren van feiten over natuur en klimaat en Europese afspraken is geperfectioneerd tot lang onopgemerkt “fake government”. Maar die tijden zijn voorbij, en daar zijn pijnlijke parlementaire enquêtes voor nodig geweest. Het huidige (demissionaire) kabinet wil echte oplossingen vinden en plannen uitvoeren, en loopt ertegen aan dat alleen geld niet genoeg is om problemen op te lossen.
Maar wat is dan wel effectief? Het advies van de Rli bevat zorgvuldige analyses en is rijk gedocumenteerd. De minister wordt gewaarschuwd. “Grote en urgente opgaven in de leefomgeving worden urgenter, denk aan het stikstofprobleem, de terugval in de woningbouwproductie of de teloorgang van onze biodiversiteit. <..> De beleidsuitvoering hapert op steeds meer terreinen, met als gevolg dat de doelen en ambities van de overheid de laatste jaren maar heel beperkt worden gerealiseerd.”
Kern van de analyse en de aangedragen oplossingen is, dat degenen die werken aan de uitvoering van opgaven in de fysieke leefomgeving hun kennis en ervaring moeten kunnen inbrengen in de wereld van het beleid. Juist daar heb ik eerlijk gezegd weinig vertrouwen in. Er werken bij overheden juist te weinig mensen aan de uitvoering. Stedenbouwkundigen, planeconomen, juristen ruimtelijke ordening, professionele opdrachtgevers, projectleiders en uitvoerders, ze zijn net zo schaars als leerkrachten in de grote steden. Daar moeten we slim mee omgaan, luidt het advies.
Weet u waar er wel heel veel van zijn? Consultants, adviseurs, procesmanagers, coaches, zelfbenoemde goeroes, gebiedsontwikkelaars. Die hebben ministeries, provincies, regio’s en gemeenten, maar ook het maatschappelijke middenveld, belangenverenigingen, boeren en burgers de afgelopen jaren ondersteund en van de straat gehouden. Wat kwam er allemaal niet langs: passieprojecten, ateliers, workshops, werkplaatsen, (living) labs, kwartiermakerij, uitvoeringsagenda’s, routekaarten, convenanten, city-deals, pacten en akkoorden. En dan nog alle prijsvragen, verkenningen en ontwerpopdrachten. En de race om de regiodeals en de MIRT-carrousel. Wat gebeurde er na al die fijne processen op vaak bijzondere locaties? Niet genoeg ben ik bang. En die kant van de stagnatie kom ik niet tegen in het Rli-advies. Wat zijn de belangrijkste problemen? Voor dit advies heeft de Rli tien tranentrekkende case studies verricht naar uitvoeringsproblemen en belemmerende factoren geïdentificeerd: complexiteit van beleid; handelingsverlegenheid (zie Seneca); ontoereikende organisatie; ongelijke verdeling van kosten en baten en tot slot menskracht.
Deze analyse en voorgestelde oplossingen blijven erg naar binnen gericht en ambtelijk. De effectiviteit moet beginnen met een rechtvaardige en zelfbewuste overheid, die maatschappelijke problemen serieus neemt en durft in te grijpen in eigendomsverhoudingen en deelbelangen.
Annemiek Rijckenberg is oud-wethouder in Utrecht, voorzitter van de Eo Wijersprijs en redacteur van Ruimte + Wonen
Reacties