De buzzwoorden van circulaire economie gaan over hergebruik, afval als grondstof en het sluiten van kringlopen. ‘De crux is dat je economische groei stimuleert op een manier die de leefkwaliteit verhoogt en niks beschadigt. Dat levert meervoudige waarde op’, zegt Jeanet van Antwerpen, directeur van SADC. ‘De techniek om circulair te worden is geen werkelijk beletsel, gedragsverandering is de sleutel’, is haar overtuiging.
SADC heeft daarom zelf de stap gezet om de transitie naar een circulaire economie te verbinden met het eigen organisatiemodel. ‘Die transitie wordt namelijk in belangrijke mate gemaakt door de manier waarop mensen in hun werk staan’, zegt Jeanet, ‘en door de principes zelf toe te passen.’ Een voorbeeld is dat lokale boeren op SADC-grond, die nog niet als werkmilieu ontwikkeld wordt, bamboe (voor biobased plastics) en olifantsgras telen, waar papier en biobased bankjes van worden gemaakt, die SADC zelf op kantoor gebruikt.
Hoe bedrijven tegenwoordig in een circulair ecosysteem willen samenwerken, heeft grote invloed op het type werkmilieu, dat je aanbiedt. Er zijn door SADC verschillende circulaire inrichtingsplannen gemaakt met op gebiedsniveau gesloten kringlopen en gebruik van hernieuwbare energie. Het maken van zo’n plan kost wel iets meer tijd en je moet op een andere manier het ontwerpteam aansturen. Groen is bijvoorbeeld niet alleen leuk om te zien, maar het zuivert ook lucht en bodem. Ook moet het terrein zo worden ingericht dat biomassa eenvoudig geoogst kan worden. Eén van de acties is dat SADC nu op een CE-manier de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen in de regio aanpakt in pilots met gemeenten.
‘Wil je in deze regio écht de transitie maken naar een circulaire economie, dan is er meer nodig dan dat SADC circulaire inrichtingsplannen maakt en circulair aanbesteedt’, zegt Jeanet, ‘het vereist een doorbraak in houding en gedrag bij bedrijven en in systemen en processen van de overheid, zoals de aanpassing van goedkeuringstrajecten en -criteria voor circulaire bestemmingsplannen’. Voor een dergelijke opschaling is een speciaal publiek-privaat vehikel nodig om versnelling te faciliteren, opererend onder de vlag van een nieuw, circulair-economisch mainportbeleid voor de Metropoolregio Amsterdam.
De grootste uitdaging voor de transitie naar een circulaire economie is de verandering van cultuur. ‘Ophouden met oud-jargon, innovatie is een sprong in het onbekende.’ De overheid kan ook zelf de principes toepassen, zoals bij inkoop, gebouwen, processen en regelsystemen. ‘Bovendien moet je als overheid niet vastleggen wat je wilt dat gebeurt, maar wat je wilt dat niet gebeurt’. Het loslaten van het hokjesdenken is hierbij misschien wel de grootste uitdaging. ‘Gek genoeg’, zegt Jeanet, ‘sluiten de principes van circulaire economie heel goed aan op onze spreekwoordelijke calvinistische zuinigheid. Zijn we allemaal niet opgevoed met het gebod om niets te verspillen?’
Reacties