Afgelopen decennia is er veel geschreven over de moderne woningbouwtraditie in Nederland, zowel vanuit het planningsperspectief als vanuit erfgoed en sociale geschiedenis. Veel minder aandacht kreeg het premoderne voorloper van deze traditie: het 'hofje van liefdadigheid'. Het boek 'Oases in de stad' brengt hier verandering in. Het beschrijft de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van het hofje, visueel verbeeld met prachtige tekeningen en fotografie. De eerste uitgave van de studie van Willemijn Wilms Floet, een bewerking van haar dissertatie 'Het hofje, bouwsteen van de Hollandse stad 1400-2000', verscheen in 2015. Deze nieuwe uitgave is grondig herschreven. Het positioneert de architectuur en woonpraktijk van het hofje niet alleen in de lokale stadhistorische omgeving maar plaatst het ook in een bredere Europese context. Zo ontstaat zicht op de kwaliteiten van een bekende maar tegelijkertijd onzichtbare categorie van woonmilieus. Het idee van het hofje is simpel maar doeltreffend: een tuin omringd door woningen en voordeuren. Naar buiten toe is het afgesloten en verborgen. De verbinding met de stad wordt gelegd door een poortje. De woonkwaliteiten zijn evident: stil en groen, kleinschalig en sociaal.
Het hofje is ontstaan als een vorm van armenzorg, gesticht door ofwel de kerk, het stadsbestuur of zakenlieden. Deze charitatieve voorziening droeg vaak de naam stichter, die daarmee zijn of haar maatschappelijke status en plek in de hemel probeerde veilig te stellen. Het Hollandse hof is een samenstel van archetypen: het bestaat uit het regentenhuis, vaak in voorname architectuur, dat gekoppeld is aan een ensemble van armenhuisjes, in een iets eenvoudiger vormgeving. Deze logica heeft zich eeuwenlang doorgezet in verschillende vormen: in prachtige monumentale voorbeelden zoals het Hofje van Nieuwkoop in Den Haag (1661), maar ook in gegroeide arrangementen rondom een kerk en brink, zoals het Oude Bornhof in Zutphen (1340-1723).
Dit alles binnen steeds wisselende ontwikkelingsvormen en bestuurlijk politieke contexten, waarbij de relatie tussen de hofbewoners, regenten en stad in architectuur tot uitdrukking werd gebracht. Enerzijds zijn er onzichtbare hofjes, gelegen op achtergebieden en ontsloten door kleine poortjes en gangen, zoals het Hofje van Samuel de Zee in Leiden (1724). Sommige stichters echter eisten een prominente plek op en openden het hof met monumentale poorten en gevels, zoals bijvoorbeeld het Teylershof in Haarlem (1787).
Het boek beschrijft concept van het hofje als een ruimtelijke constante in de Nederlandse woningbouw. Deze loopt via traditionele interpretaties naar de moderne tijd, met voorbeelden als het Justus van Effenblok (1925), het Haagse woonhotel Marlot (1934), binnenstedelijke invullingen als Le Medi in Rotterdam (2008), het Johan Enschedehof in Haarlem (2007), totaan het sociale woningbouwcomplex Spaarndammerhart (2021), dat onlangs de Zuiderkerkprijs won. Het hofje krijgt in elke periode een nieuwe vorm: plattegronden maken een ontwikkeling door van een kamerwoning naar gezinswoning, architectonische elementen krijgen een nieuwe uitdrukking en de functie van de beplanting verschuift van gebruikstuin naar kijktuin naar klimaatbuffer. Maar de idee van het hofje blijft overeind. Het heeft zich diep genesteld in de Nederlandse bouw- en wooncultuur en wordt als een archetype herkend door zowel bewoners, ontwerpers en ontwikkelaars, zoals de voorbeelden illustreren.
De vitaliteit van de historische binnenstedelijke hoven -waarvan het gebruik zich gedurende de tijd steeds heeft weten aan te passen aan veranderende wensen en eisen van de bewoners- toont bovendien aan hoe adaptief het gebouwtype is. Wilms Floet stelt de vraag of het hofje niet een veel grotere een rol zou kunnen spelen in het woningbouwontwerp in de 21e eeuw, en dan met name in de discussie rondom duurzame verdichting van de stad. Afgezien van de adaptiviteit van het type en de architectonische mogelijkheden om diverse ruimtelijke identiteiten, zowel binnenin het hof als naar de straat toe te creëren, biedt het vooral een rustige, groene en sociale woonomgeving. De vraag naar contextuele, sociaal inclusieve inpassingsprojecten, waarin ook groen een rol speelt, is groot. Deze studie laat zien dat er meer verdichtingssmaken zijn dan de hoogbouwtoren. Het hofje creeert variatie ruimte en bebouwing en een diversiteit aan omsloten plekken, in wisselende vormen van collectiviteit. Dit boek is een goede handleiding en excursiegids om deze kwaliteiten zelf eens te gaan verkennen.
Oases in de stad. Het hofje als architectonisch idee / Urban Oases
Willemijn Wilms Floet
Uitgeverij NAI/010
ISBN 978-94-6208-660-9
26 november 2024 Leven onder het luchtruim
29 oktober 2024 Huilende bruiden
12 september 2024 Oud water in de nieuwe tijd. Schoon grondwater is van levensbelang
Reacties