22ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014WOONRUIMTEVERDELINGTUSSEN SCYLLA ENCHARIBDISHeel wat gemeenten, corporaties, regionale samenwerkingsverbanden en bewonersorganisaties brekenzich het hoofd over de gevolgen van de nieuwe Huisvestingswet 2014 die dit voorjaar is aangenomen.Wat willen en kunnen ze nog sturen met een huisvestingsverordening binnen het nieuwe wettelijkekader? En misschien nog wel principi?ler: kun je eigenlijk allerlei belangrijke kwesties wel sturen metwoonruimteverdeling?DOOR ANDR? OUWEHAND, OTB ? ONDERZOEK VOOR DE GEBOUWDE OMGE-VING, FACULTEIT BOUWKUNDE, TU DELFTNiet alleen de Huisvestingswet, maar ook ambities tenaanzien van de leefbaarheid, de betaalbaarheid en destructurele veranderingen in de sociale huursector heb-ben er voor gezorgd dat het onderwerp weer op de agen-da staat. Het is echter niet voor het eerst dat het dilem-ma van sturen of loslaten in de woonruimteverdeling aan de orde is.Het is dan ook de vraag of er wel een nieuw antwoord op gevonden zalworden of dat het blijft bij laveren tussen Scylla, de overheid als hetzeskoppige monster met allerlei bepalingen, of Charibdis, de maal-stroom van een overheid die alles overlaat aan `de markt' en de goed-gunstigheid van corporaties.Op 3 juni 2014 werd de Huisvestingswet 2014 in de Eerste Kamer aan-genomen. Dat was het einde van een wel heel lange procedure. Van derLaan stuurde eind 2009 het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer waarhet, vier bewindslieden en enkele ingrijpende wijzigingen later, ditjaar pas werd behandeld. Door de nieuwe wet, die per 1 januari 2015van kracht zal zijn, zijn gemeenten die de woonruimteverdeling willensturen verplicht om uiterlijk zes maanden daarna een nieuwe huisves-tingsverordening vast te stellen. Ze mogen dat niet meer op een anderemanier doen, bijvoorbeeld via convenanten met verhuurders. De wetheeft geleid tot bezinning en debat, tot een druk bezochte studiedag1,een Model-Huisvestingsverordening van de VNG en een online hand-boek woonruimteverdeling (zie de website van de VNG).Er zijn echter meer aanleidingen om woonruimteverdeling weer op deagenda te plaatsen. Door de gemeenteraadsverkiezingen eerder dit jaaris de betaalbaarheid van het wonen her en der weer hoog op de agendaverschenen, mede onder invloed van SP-wethouders. In Rotterdam enCapelle aan de IJssel is het weren van lagere inkomens en kansarmegezinnen in het collegeprogramma terechtgekomen door de winst vanLeefbaar. Daarnaast heeft minister Blok dit jaar een brief naar deTweede Kamer gestuurd over de mogelijke invoering van tijdelijkehuurcontracten. In dit artikel komen die zaken en de nieuwe huisves-tingswet aan de orde, maar centraal staat de vraag welke trend we kun-nen ontdekken in het beleidsdiscours over de woonruimteverdeling.HONDERD JAAR WOONRUIMTEVERDELINGBijna honderd jaar geleden verscheen de eerste AmsterdamscheGemeentelijke Woningcourant met wekelijks het aanbod van vrijko-mende woningen2. Het was een gemeentelijke actie, met wisselendsucces, om informerend en regulerend op te treden in de markt vanvraag en aanbod die onoverzichtelijk was voor de woningzoekenden.Verhuurders, waaronder woningcorporaties, beslisten overigens zelfaan wie ze de woningen verhuurden en welke criteria ze daarbij han-teerden, soms loting, elders inschrijftijd.In 1947 ontstond een wettelijk kader voor een doelmatige verdeling vande woningvoorraad met de Woonruimtewet en woonvergunningendeden hun intrede. Corporaties mochten niet langer al hun woningenzelf toewijzen. Begin jaren vijftig kon bijvoorbeeld in Zuidwijk,Rotterdam, de corporatie maar 40% van de nieuwbouwwoningen zelftoewijzen. 50% was toebedeeld aan de gemeentelijke urgenten en 10%was als `Rijksvoorkeurwoning' bestemd voor ambtenaren en gerepatri-eerden.23ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014Ineenregiowaarnueenovervloedisaangoedegoedkopehuurwoningen,zalover-heidssturingminderurgentzijn(LexBroereFotografie)24TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014De woningcorporatie bezocht, als het even kon, kandidaat-bewonersvoordat ze een woning toewees om af te wegen of zo'n kandidaat opeen trap of in een blokje paste. De woninginspectrice begeleiddebewoners "bij de aanpassing in de nieuwe woonomgeving", in het bij-zonder jonge gezinnen, "migranten", in die tijd bewoners van de Zuid-Hollandse eilanden, Zeeland, Noord-Brabant en Groningen, en gerepa-trieerden. Men probeerde cliquevorming van Groningers enBrabanders te voorkomen, maar door de urgenten van de gemeentelukt dat niet altijd3.In 1974 werd de Woonruimtewet gewijzigd en beperkt tot de goedkope-re woningvoorraad. In veel gemeenten zorgden corporaties voor detoewijzing waarbij inschrijftijd vaak de rangorde bepaalde. Het opgang komen van de stadsvernieuwing veranderde in sommigegemeenten dat toewijzingsbeleid. Sloopurgenten en bewoners die allang in de wijk woonden kregen voorrang in het kader van `bouwenvoor de buurt'. Dat was wijkgericht beleid, sterk gebaseerd op lokaleopvattingen over wat rechtvaardig was, maar evenzo op slim onder-handelen van zittende bewoners en de wens om de bevolkingssamen-stelling in de gewenste richting te sturen4.Eind jaren tachtig leidde de wens tot transparantie en het bieden vanmeer keuzevrijheid aan de woningzoekenden tot het Delftse model.Dit model, ook wel aanbod- of advertentiemodel genoemd, vond metde wind van de SEV in de rug al snel veel navolging (Kullberg 1996).Het paste heel goed in de algemene veranderingen in de volkshuisves-ting waarbij men veelvuldig sprak van een overgang van een aanbod-naar een vragersmarkt. Het paste ook in de deregulering en de verzelf-standiging van de corporaties onder invloed van het neoliberale beleidvan die tijd.CRITERIA EN DISCUSSIEBinnen het aanbodmodel was, en dat geldt nog steeds voor de woon-ruimteverdeling in zijn algemeenheid, doorgaans sprake van een com-binatie van drie soorten criteria: de `sleutels tot de sleutel' (Van Daalenet al. 2005a, p.5-6).De sleutels tot de sleutelToelatingscriteria bepalen of een woningzoekende wel toegela-ten wordt tot het systeem, bijvoorbeeld door het stellen van eenminimum leeftijd, of een maximum inkomen of in sommigegemeenten de eis dat men in de betreffende gemeente of regio algevestigd moest zijn.Passendheidscriteria bepalen of een bepaald huishouden wel inaanmerking komt voor een specifieke woning. Het kan daarbijgaan om de verhouding tussen huur en inkomen, om deomvang van het huishoudende en de woninggrootte of het type(eengezinswoningen alleen voor gezinnen met een bepaald aan-tal kinderen) of om andere labels, zoals bijvoorbeeld 55+-wonin-gen.Rangordecriteria bepalen wie van de als passend beoordeeldewoningzoekenden als eerste aan bod komt.Ook het aanbodmodel leidde weer tot kritiek en nieuwe of aangepastemodellen. Het optiemodel ontstond om de vaste klanten van de corpo-ratie beter te kunnen bedienen. In 2000 werd in de KAN-regio het pas-sendheidscriteria ten aanzien van huur en inkomen losgelaten, eldersgevolgd door het loslaten van criteria voor de woninggrootte. In enke-le gemeenten werd loting als rangordecriterium ingevoerd en zo ont-stonden er nog meer modellen (Booi et al. 2005). Het leidde tot discus-sie over de voor- en nadelen van de modellen en de sturingsfilosofie5.De conclusie was dat de discussie in de juiste volgorde gevoerd moetworden: eerst een goede analyse maken van de lokale woningmarkt enop basis daarvan de doelen van de woonruimteverdeling scherp for-muleren. Daarna kan een gefundeerde keuze gemaakt worden voor eenmodel (Van Daalen et al. 2005b; 2005c). De praktijk leert dat met eencombinatie van modellen de verschillende doelgroepen vaak het bestete bedienen zijn. Spoedzoekers en starters hebben baat bij loting, ter-wijl zittende bewoners die voor een specifieke woning in aanmerkingwillen komen, baat hebben bij een optiemodel.Woonduur als rangvolgordecriterium resulteerdeerin dat autochtone huishoudens vaak in de meestgewilde woningen terechtkwamen en leidde totconcentratie van kwetsbare, vaak allochtone,huishoudens in minder gewilde complexen.BOTSENDE LEEFSTIJLENMet de introductie van het aanbodmodel werd de bemoeienis van cor-poraties met leefstijl en wooncultuur van woningzoekenden vrijweloveral losgelaten: dat paste niet meer in de tijd, evenmin als het tellenvan het aantal huishoudens van etnische minderheden op een trap.Ruim tien jaar geleden kwam de discussie over (botsende) leefstijlenweer op tafel. Woonduur als rangvolgordecriterium resulteerde erindat autochtone huishoudens vaak in de meest gewilde woningenterechtkwamen en leidde tot concentratie van kwetsbare, vaak alloch-tone, huishoudens in minder gewilde complexen. Zij kozen daar nietaltijd bewust voor, maar konden vaak niet anders krijgen of misten hetinzicht om beter te kiezen (Van der Land & Van der Laan Bouma-Doff2008).Daarnaast speelden in verschillende (probleem)complexen de vraag ofhet niet mogelijk zou zijn om botsende leefstijlen enigszins te voorko-men. Het leidde tot de toepassing van leefstijlen als een van de pas-sendheidscriteria. Het effect van toewijzing op basis van leefstijlen isoverigens zeer beperkt (Doff & Ouwehand 2013).Het politieke debat over de leefbaarheid van wijken leidde met deRotterdamwet zelfs tot de hantering van het hebben van een inkomenuit arbeid als toelatingscriterium in vier, inmiddels zes, Rotterdamsewijken. Een maatregel waarvan de effecten voor de leefbaarheid nietvast te stellen zijn (Van der Laan Bouma-Doff & Ouwehand 2006;Ouwehand & Doff 2013). Het leidde ook tot allerlei niet op wetgevinggebaseerde toepassingen van screening en/of categorale uitsluitingenen ook hier waren de positieve effecten niet of nauwelijks aan te tonen,hoewel professionals er wel positief over oordeelden (Wilkens &Zeelenberg 2011; Wilkens et al. 2011).HUISVESTINGSWET 2014De afweging of men de keuzevrijheid mag beperken bij leefbaarheids-problemen, waarvoor gemeenten en corporaties lang hebben gelob-ACHTERGROND25TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014byd, heeft de totstandkoming van de nieuwe Huisvestingswet ver-traagd. Opvolgende bewindslieden van diverse politieke signatuur,hadden daarover verschillende opvattingen.In diverse plaatsen is de betaalbaarheid opnieuwgeagendeerd en beziet men de betekenis van dewoonruimteverdeling voor de betaalbaarheid inhet bijzonder voor lage inkomensgroepen.In de nieuwe wet is de invloed van de VVD duidelijk herkenbaar. Deregelgeving wordt sowieso ingeperkt. Sturing mag alleen plaatsvindenals er schaarste is aan bepaalde woningen en die leidt tot negatieveeffecten voor kwetsbare groepen. De gemeente moet die argumentatieonderbouwen. Sturing is alleen mogelijk middels een door de gemeen-teraad vast te stellen verordening die geldt voor een periode van vierjaar. Daarna dient men de noodzaak van sturing opnieuw aan te tonen.De wet maakt een einde aan allerlei convenanten en andere regels.Voor maximaal de helft van het aanbod mogen regionale woningzoe-kende voorrang krijgen en voor de helft hiervan (25% van het geheel)de woningzoekenden uit eigen gemeente.Als gemeenten een verordening willen vaststellen, dienen ze daarvooroverleg te plegen met de lokale woningcorporaties en bewonersorgani-saties. Sturing op basis van leefbaarheidsargumenten is in de huisves-tingsverordening niet meer toegestaan. In de wet is expliciet vermelddat er geen eisen ten aanzien van het minimuminkomen in de verorde-ning mogen worden opgenomen. Met deze duidelijke regels en striktescheiding tussen het werkingsgebied van de Huisvestingswet en deRotterdamwet zullen lokale partijen, vaak in het regionale verband vande plusregio, zich moeten beraden wat zij in een verordening willenvastleggen.HUUR-INKOMENIn de huursector gaat het bij schaarste doorgaans over de verhoudingtussen de huur van de vrijkomende woningen en het inkomen van dewoningzoekenden. Daarbij spelen ook specifieke huisvestingseiseneen rol. Gaat het om een groot gezin dat een grote woning nodig heeft,een oudere die een traploze of zelfs aangepaste woning behoeft, of omeen starter met weinig specifieke eisen.In diverse plaatsen is de betaalbaarheid opnieuw geagendeerd enbeziet men de betekenis van de woonruimteverdeling voor de betaal-baarheid in het bijzonder voor lage inkomensgroepen. De betaalbaar-heid, maar dan vanuit een heel ander perspectief is echter ook doorminister Blok geagendeerd. In recent onderzoek (Kromhout &Zeelenberg 2014) blijkt dat nog maar weinig corporaties en gemeentenspecifieke passendheidscriteria op huur-inkomen hanteren voor huis-houdens die aangewezen zijn op huurtoeslag. Het aantal huishoudensACHTERGRONDEengezinineenvervallenenarmoedigehuis-kamervaneenkrotwoningaandeAmsterdamseBatavierstraat.Zewonenermetzevenmensenenbetalenvijfguldenaanhuur.Defotoisuit1920(FotoSpaarnestadPhoto/HollandseHoogte)26TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014met huurtoeslag boven de aftoppingsgrens van 556,82 dan wel 596,75, is sterk gestegen evenals de uitgaven aan huurtoeslag. Datlevert niet alleen betaalbaarheidsproblemen op voor de betreffendehuurders, maar ook voor het rijk. Deze ontwikkeling is deels veroor-zaakt door het wegvallen in 2008 van het toezicht van het rijk op hettoepassen van de regel dat huishoudens met huurtoeslag voorrangzouden moeten krijgen bij woningen met een huur tot aan de aftop-pingsgrens.De huur-inkomenstabellen zijn vaak in de lokale regelgeving verdwe-nen. In ontspannen woningmarktgebieden ziet men die als overbodig,veel corporaties en gemeenten laten het over aan de woningzoekendenom daar op te letten. Regels acht men paternalistisch, soms is er welgerichte voorlichting. Ook speelt een rol dat de corporaties door hetrijksbeleid (verhuurderheffing!) de laatste jaren veel straffere huurver-hogingen hebben doorgevoerd. Blok laat nu het effect van het wegval-len van de toetsing verder evalueren en zal zo nodig via een AMvBnadere regels stellen ten aanzien van de verhouding huur-inkomen.Als er leefbaarheidsproblemen zijn, kan degemeente een aanvraag indienen op basis van deWet Bijzondere Maatregelen GrootstedelijkeProblematiek (de WBMGP, ofwel Rotterdamwet)Beide zorgen, die van de lokale partijen voor de betaalbaarheid van demeest kwetsbare groepen, en die van Blok ten aanzien van de huurtoe-slag, kunnen er heel goed toe leiden dat er een revival komt van dejaren geleden gehanteerde huur-inkomenstabellen, zij het in een lich-tere en meer hedendaagse vorm. Tenminste twee zaken vragen daarbijom de aandacht:? Betaalbaarheidsproblemen hebben ook vaak te maken met inko-mensveranderingen in het huishouden, terwijl men al in eenwoning woont: woonruimteverdeling is dan niet aan de orde.? Ten tweede kan een stringentere koppeling van inkomen aan huur-niveau, juist in een tijd waarin de relatie tussen huur en kwaliteitweer meer centraal staat en corporaties toewerken richting de maxi-maal redelijke huur, er voor zorgen dat er concentraties van lageinkomens in buurten en complexen ontstaan. De woningvoorraad isnu eenmaal niet gelijkmatig over de stad verdeeld waar het gaat omkwaliteit en prijs.VERANDERENDE SOCIALE HUURSECTORMet de betaalbaarheidsproblematiek raken we aan de meer structureleveranderingen van de sociale huursector. De discussies daarover inparlement en maatschappij gaan niet alleen over de excessen, maarraken de wezenlijke kern van noodzaak en nut van de sector. Een stevi-ge inkrimping van de sector is niet uitgesloten, veel kwesties staanprincipieel ter discussie (zie: www.vooruitnaardekern.nl). De structu-rele veranderingen die al in gang gezet zijn door de regering, zullengevolgen hebben voor de omvang van de voorraad en daarmee voor dekans op een sociale huurwoning voor de daarop aangewezen huishou-dens.Het leidt ook tot discussies of huishoudens die inmiddels een anderinkomen of een andere huishoudensamenstelling hebben, nog steedsrecht hebben op de indertijd verkregen, maar nu schaarse socialehuurwoning. Het leidt op dit moment tot een discussie over het toe-passen van tijdelijke huurcontracten voor specifieke groepen huishou-dens en specifieke woningen, waarbij ook het wonen van ouderen inweliswaar niet al te grote, maar vaak toch schaarse en zeer begeerdeeengezinshuurwoningen aan de orde is.In zo'n veranderende situatie is een herijking van het instrumentari-um en dus ook van woonruimteverdeling naast die van het huurbe-leid, op zijn plaats.LEEFBAARHEID NOG STEEDS OPGAVEGemeenten en corporaties hadden aangedrongen op mogelijkheden inde Huisvestingswet om aangepast beleid te kunnen voeren bij leef-baarheidsproblemen. Daar is Blok niet in meegegaan en het parlementheeft hem daarin gesteund. Als er leefbaarheidsproblemen zijn, kan degemeente een aanvraag indienen op basis van de Wet BijzondereMaatregelen Grootstedelijke Problematiek (de WBMGP, ofwelRotterdamwet). Dat betekent dat ze daarvoor altijd de minister omtoestemming moeten vragen. De WBMGP is dit voorjaar ook aange-past waardoor de maatregelen nu voor een periode van vier jaar kun-nen worden toegestaan, die maximaal vier keer te verlengen is tot intotaal maximaal twintig jaar.Tot op heden wordt de Rotterdamwet alleen in Rotterdam toegepast.Inmiddels zijn echter zo'n 10 tot 15 andere gemeenten met BZK ingesprek over de mogelijke toepassing. We kunnen verwachten datlangs vier lijnen naar een oplossing gezocht zal worden bij leefbaar-heidsproblemen. Ten eerste is te verwachten dat het ministerie zalzoeken naar een lichtere, maatwerkoplossing voor de huidige aanpaken procedure bij toepassing van de Rotterdamwet. Hoe specifieker enkleinschaliger ? tot op complexniveau - een gemeente de wet zou wil-len toepassen, hoe beperkter de effecten daarvan zijn voor een uit tesluiten doelgroep (een van de criteria bij het beperken van de toegangtot een bepaald gebied).Een tweede lijn kan zijn dat corporaties gebruik zullen maken van hunprivaatrechtelijke mogelijkheden om specifieke woningen te weigerenaan specifieke gezinnen en hen een alternatief aan te bieden. Een der-de mogelijkheid is dat men vaker bepaalde groepen in specifieke wij-ken voorrang gaat verlenen, al dan niet gebaseerd op artikel 9 van deRotterdamwet. En tot slot is het ministerie nog aan het studeren ophet in de Rotterdamwet opnemen van de mogelijkheid van screeningvan kandidaat-bewoners ten aanzien van hun antecedenten. Dat moestde minister dit jaar door het negatieve advies van de Raad van Statevoorlopig echter uitstellen.Het is afwachten of bepaalde gemeenten en regio's toch proberen omin de nieuwe huisvestingsverordening (verdekte) regelgeving op tenemen die ge?nstigeerd is door leefbaarheidsproblemen. Het is ookafwachten in hoeverre het rijk die gemeenten tot de orde zal roepen.TUSSEN SCYLLA EN CHARIBDISWat betekent dit alles nu voor de sturingsfilosofie in de woonruimte-verdeling? Is er iets veranderd vergeleken met tien jaar geleden in hetdilemma van `sturen of loslaten'? Hebben de mensen gelijk die stellendat de term woonruimteverdeling volstrekt achterhaald is en dat hetgaat om woonruimtebemiddeling en alle regelgeving afgeschaft kanworden? Naar mijn mening is dat onjuist, de discussie over de stu-ringsfilosofie is inherent aan de woonruimteverdeling. De geschiede-ACHTERGROND27TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014nis laat zien dat de overheidssturing afhankelijk van de omstandighe-den fluctueerde. Het is na?ef te veronderstellen dat de omstandighe-den vanaf nu niet meer zullen veranderen, dus die fluctuatie in beleidzal blijven. De overheid tendeert misschien wel sterk naar een neolibe-rale koers waarin van alles wordt overgelaten aan de markt en de bur-ger het zelf maar moet uitzoeken.Gelijkertijd is er een roep om handhaving en ferm beleid op een scalavan onderwerpen, al dan niet aangevuurd door verhitte discussie in demedia, gemeenteraad en parlement. Verhuurders willen een gezondeexploitatie van hun bezit, ook als dat door krachten van buitenaf (ver-huurderheffing!) buitengewoon lastig is. Ze willen graag de zittendebewoners goede waar (ongestoord woongenot) geven voor een, in toe-nemende mate hogere, huur. Maar ook willen ze hun legitimiteitbehouden en vergroten door woningzoekenden met lage inkomensaan een woning te helpen.De woonruimteverdeling dient vele doelen, van het bieden van keuze-vrijheid, rechtvaardigheid, effectief gebruik van de (sociale) woning-voorraad (dus passendheidscriteria!) tot aan het helpen van urgenten,leefbaarheid en zelfs het ondersteunen van mantelzorg.Het zal blijven gaan om het kundig laveren tussen Scylla en Charibdis,een al eeuwenlange uitdaging voor het bestuur. Charibdis is dan demaalstroom, waarin de overheid kan `verdrinken' als ze zich alleenmaar manifesteert als nevengeschikte partij die alles overlaat aan demarkt, niets afdwingt en een informele en pragmatische aanpak han-teert die vooral begrip heeft voor de dader, de verhuurders. Scylla staatvoor een overheid als het zeskoppige monster met allerlei formelemaatregelen, verordeningen en handhaving die vooral begrip heeftvoor het slachtoffer, de zittende bewoners dan wel de woningzoeken-den6. Odysseus wist de Straat van Messina te passeren en beide geva-ren te ontwijken.Ook voor het woonruimteverdelingsbeleid is de nodige stuurmans-kunst gewenst. Voor alles zal het nodig zijn om goed te analyseren watde situatie is in de betreffende gemeente of regio en zal men op basisdaarvan de doelen moeten bepalen. Vervolgens kan men bepalen waaren wat voor sturing nodig is en die implementeren.De toekomst zal daarbij sterk be?nvloed worden door de ontwikkelingvan de sociale huursector. Waar nu een overvloed is aan goede goedko-pe huurwoningen zal overheidssturing minder urgent zijn. Maar daarwaar het een schaars artikel wordt zal de roep om sturing toenemen.Dat kan zijn voor heel specifieke delen van de voorraad, maar het kanook veel algemener zijn. En als er echt sturing nodig is, is er natuurlijkniets op tegen om dat goed vast te leggen in een verordening diedemocratisch vastgesteld is en waar beroep tegen mogelijk is.Literatuur:Booi, T., Buckers, D. & Lagemaat, L. van de (2005) Catwalk woonruimteverdeling.Kennis maken met acht modellen. Rotterdam: SEVDaalen, G. van, Davis, S. & Ouwehand, A. (2005a) Gelijke kansen voor iedereen: Hetis een loterij. Evaluatie van experimenten met loting in de woonruimteverdeling.Rotterdam: SEVDaalen, GM van, Davis, S & Ouwehand, AL (2005b). Eerst de doelen bepalen danhet systeem kiezen. Aedes-Magazine, 2005(5), 42-45Daalen, GM van, Davis, S & Ouwehand, AL (2005c). Het is een loterij. Theoretischeen effectieve keuzevrijheid bij lotingmodellen. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting,11(6), 64-69.Doff, W & Ouwehand, AL (2013). Clusteren leefstijlen draagt niet bij aan hogerewoonwaardering. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, 6, 36-41Doorn-Janssen, M.J. van (1966) Groei en gestalte van een nieuwe stadswijk.Verslag van een sociologische verkenning in Rotterdam-Zuidwijk anno 1955.Utrecht: Mededelingen van het Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit teUtrecht no. 34Kullberg, J. (1996) Aanbodmodellen ge?nventariseerd. Een landelijke verkenning vanvormen van marktgerichte woonruimteverdeling en impressies van de verdelers.Delft: Delftse Universitaire Pers OTBouwstenen 6Laan Bouma-Doff, W. van der & Ouwehand, A. (2006). Rotterdam draaft door. Eenkritische analyse van de invulling van de Rotterdamwet. Tijdschrift voor deVolkshuisvesting, 12(3), 12-17Land, M. van der & Laan Bouma-Doff, W. van der (2008) Keuzevrijheid op maat voorbewoners van arme buurten. In: Ouwehand, A., Kempen, R. van, Kleinhans, R. &Visscher, H. (red.) Van wijken weten. Beleid en praktijk in de stedelijke vernieuwing.Amsterdam: IOS PressMinsterie van VROM (2000) Mensen, wensen, wonen. Den Haag: Ministerie vanVROMOuwehand, A. & Doff, W. (2013) Rotterdam zet symboolpolitiek door. Tijdschrift voorde Volkshuisvesting, 19 (5), 6-12.Parqui, J. (1956) Uit de praktijk van het sociale beheer in Zuidwijk. Tijdschrift voorvolkshuisvesting en stedebouw 37 (10) p. 172-174Wilkens, L. & Zeelenberg, S. (2011) Crimineel verleden: dan geen woning. Zorgtscreening voor betere leefbaarheid? Vitale Stad 14 (8) 36-38Wilkens, L., Zeelenberg, S. & Schaar, J. van der, m.m.v. Kromhout, S. (2011) Tweejaar selectief toewijzen. Evaluatie van de pilot selectieve woningtoewijzing inHambaken. Amsterdam: RIGONoten1 OTB ? Onderzoek voor de gebouwde omgeving, TU Delft, organiseerde op 18juni in samenwerking met Aedes, Platform-31, RIGO en VNG de studiedag`Huisvestingswet 2014: woonruimteverdeling in een nieuwe tijd', met zo'n 170deelnemers. (Zie voor de presentaties de website van het OTB.)2 In 1917 werd het eerste nummer uitgebracht, de krant verscheen tot in 1920het aanbod van woningen zo gering was, dat exploitatie van de krant niet meerverantwoord was. In 1925 volgt een herstart. Zie: Ottens, E. (1975) Ik moet naareen kleinere woning omzien, want mijn gezin wordt te groot. Amsterdam:Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting, p. 403 Zie Parqui (1956) en Van Doorn-Janssen (1966, p. 36). De daarbij voor ogenstaande idealen en de moeizame realisatie komen uitvoerig aan de orde in mijnin 2015 te verschijnen proefschrift.4 Zie Smit (1991), maar bijvoorbeeld ook Wuertz, K. et al. (1999) Rotterdam bin-nenstebuiten ondersteboven: vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in Rotterdam1974-1999. Rotterdam: dienst Stedebouw en Volkshuisvesting5 In 2003 organiseerde het Onderzoeksinstituut OTB samen met Aedes de stu-diedag `Kiezen of (ver)delen. Woonruimteverdeling tussen vrije keuze en lokalesturing' en in 2005 organiseerde de SEV de studiedag `Woonruimteverdeling:tussen sturen en loslaten'.6 In analogie met het fameuze verhaal uit de Odyssee van Homerus en de publi-catie `Laveren tussen Scylla en Charibdis. Over de toekomst van handhaving'De Ruijter Management Amsterdam, uitgegeven door Ministerie van Justitie,Expertisecentrum Rechtshandhaving (2005).ACHTERGROND
Reacties