47TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014ONDERZOEKSDOSSIERDOOR MARIEN VAN GRONDELLE EN WOUTER VAN GENT, UNIVERSITEITVAN AMSTERDAMStedelijk beleid is sterk gericht op het bestrijden van achter-standen, segregatie en leefbaarheidsproblemen in specifie-ke wijken. Een belangrijke beleidsstrategie hierbij is defysieke verbetering van de woningvoorraad en het verfraai-en van de openbare ruimte in de buurt. Daarnaast wordt desociale samenstelling veranderd om een betere sociale menging totstand te laten komen. Vernieuwing behelst dan ook vaak het vervan-gen van oudere sociale huurwoningen door nieuwe, vaak duurdere,woningen, om zo middenklassebewoners te accommoderen.In de afgelopen jaren is het sociale mengingsbeleid door academiciveelvuldig bekritiseerd; een belangrijk kritiekpunt betreft de onzeker-heid of menging leidt tot het gewenste sociale effect (Andersson enMusterd 2005; Bridge et al. 2012). Enkele auteurs wijzen zelfs op ave-rechtse effecten van sociale menging: het mengen van verschillendebevolkingsgroepen kan sociale polarisatie en fragmentatie in de buurtversterken. Het verschil in sociaal-economische status en levensstijltussen oude buurtbewoners en de bewoners van nieuwbouw kan lei-den tot een gevoel van verlies of van verdringing binnen de buurt vanWIE GAAT MET WIE OMIN GEUZENVELD?Wat gebeurt er met een buurt als een deel ervan vervangen wordt door nieuwbouw? Mengen denieuwkomers zich met de oude bewoners of komt dat er in de praktijk helemaal niet van? Onderzoek inGeuzenveld laat zien dat nieuwkomers veel meer open staan voor nieuwe contacten dan wie er alwoonachtig was.Ruimtelijkebuurtperceptieswordenbepaalddoordesocialeenfysiekeomgevingvandebuurt(FotoMarietteCarstens/HollandseHoogte)48ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014de oude bewoners, die hun buurt fysiek en sociaal hebben zien veran-deren (Davidson en Lees 2005; Bridge c.s. 2012, Watt 2006). Bovendienkunnen nieuwe bewoners zich sociaal distanti?ren van de buurt.Hoewel idealistisch ingestelde middenklassebewoners breed contac-ten kunnen aangaan (Veldboer, 2010), wijst ander onderzoek op `disaf-filiatie' bij de middenklasse. `Disaffiliatie' verwijst naar de keuze omgeen sociale bindingen aan te gaan in de buurt.1De aanname is dat demiddenklasse, meer dan andere groepen, de mogelijkheden heeft omdeze keuze te kunnen maken. Pinkster (2013) stelt in een studie naarmiddenklassebewoners in armere buurten dat het contact tussentypen bewoners gering is. Een groot deel van de middenklassebewo-ners brengt weinig tijd door in hun buurt, heeft elders vrienden enwinkelt niet in de buurt. De buurtkeuze is voornamelijk ingegevendoor de gunstige prijs-kwaliteitverhouding van de woningen. De bin-ding met de buurt is zeer gering en de buurt wordt soms bewust ver-meden (Pinkster 2014).Hoewel we al enige inzicht hebben in disaffiliatieprocessen waarbijhet scherp aangeven van symbolische grenzen een belangrijke rol spe-len (Pinkster 2013, Van Eijk 2011), is het onbekend of en hoe deze pro-cessen een ruimtelijk manifestatie kennen (zie Lawton 2013). Kortom,hoewel theorie en eerder onderzoek wijzen op de mogelijkheid vanprocessen van disaffiliatie bij zowel nieuwkomers als bij reeds geves-tigde bewoners, is het onbekend of dit zich vertaalt in ruimtelijkebuurtpercepties, wat gefragmenteerde buurten tot gevolg zou hebben.De hoofdvraag van deze paper luidt: hoe verhouden ruimtelijke buurt-percepties van bewoners in verschillende delen van Geuzenveld zichtot elkaar, en in hoeverre hangen ruimtelijke percepties samen met dehouding tegenover de buurt en andere buurtbewoners?De vraag wordt beantwoord aan de hand van een analyse van de her-structureringswijk Geuzenveld, in Amsterdam. De studie richt zich opde ruimtelijke buurtpercepties van bewoners in verschillende delenvan de buurt. Door middel van een enqu?te zijn bewoners in verschil-lende deelgebieden gevraagd naar hun houding tegenover buren en debuurt. Daarnaast is gevraagd hun eigen buurt op een kaart te begren-zen. De aanname is dat bewoners binnen de administratieve definitiesieder een eigen omgeving aanduiden waarin zij wonen en waar zijsociale betekenis aan geven. Daarnaast is de aanname dat delen dieniet getekend worden geen of minder buurtbinding wordt toegekend.Dit wijst op disaffiliatie maar niet noodzakelijk op conflict of afwij-zing. Voor analyse zijn deze getekende kaarten verwerkt met ArcGIS.Deze analysemethode is relatief nieuw binnen het hierboven geschets-te debat.Alvorens de onderzoeksopzet en resultaten te bespreken zal eerst hetconcept `ruimtelijke buurtpercepties' worden toegelicht. Dit stukwordt afgesloten met een terugkoppeling naar de discussie over men-ging en de bruikbaarheid van de methode voor beleidsevaluatie.RUIMTELIJKE BUURTPERCEPTIESRuimtelijke buurtpercepties worden bepaald door de sociale en fysiekeomgeving van de buurt. Hoewel buurtpercepties verbonden zijn metde administratieve grenzen en de fysieke omgeving van de buurt(infrastructuur, parken, water, etc.), worden percepties binnen eenbuurt vooral gecre?erd door verschillende sociale processen.Dergelijke ruimtelijke percepties ontstaan doordat mensen socialecategorisaties aanbrengen aan mensen, objecten, handelen, plekkenen tijdperioden die ons helpen de wereld om ons heen te begrijpen(Lamont & Moln?r 2002; Van Eijk 2011).Dit conceptueel onderscheid kan ook gemaakt worden in de ruimtelij-ke omgeving zoals `wij wonen in deze buurt', `dit is een goed gedeeltevan de buurt' of `daar achter, dat is een slechte buurt' (zie Evans 1980).Deze sociale categorisaties die van invloed zijn op de perceptie vanmensen worden ook wel symbolische scheidslijnen genoemd en kun-nen in negatieve zin leiden tot meer onbegrip, intolerantie, en wij-zijdenken. Dat kan de sociale harmonie in een gemengde wijk sterk ver-storen.Volgens Van Eijk (2011) zijn vooral symbolische scheidslijnen ingemengde buurten van belang. Echter, op een lager schaalniveau kun-nen binnen gemengde wijken wel degelijk fysieke scheidslijnenbestaan die de ruimtelijke buurtperceptie be?nvloeden. In Nederlandbestaan er mildere vormen van fysieke afscheiding en domeinvormingbij de bouw van nieuwe woningen in oude buurten (Reijndorp &Reinders, 2010; Lawton 2013). Afscheiding wordt bijvoorbeeld bewerk-stelligd door middel van toegangspoorten, strategisch geplaatst hek-werk, blinde muren, detonerende architectuur en het privatiseren vanopenbare ruimte. Deze meer subtiele vormen van ruimtelijke vormge-ving kunnen het aantrekkelijk maken voor middenklassebewonerszich te vestigen in door de overheid aangewezen probleemwijken,omdat ze disaffiliatie faciliteren (Atkinson 2006).Het begrenzen van een buurt wordt dus niet alleen gestructureerddoor offici?le grenzen en infrastructurele en natuurlijke barri?res,maar ook door buurtpercepties met betrekking tot wat deel uitmaaktvan de eigen gebruiks- en sociale ruimte. De verwachting is dat nieuw-bouw in een bestaande buurt de ruimtelijke buurtpercepties van zit-tende bewoners be?nvloedt.ONDERZOEKOm ruimtelijke buurtpercepties in kaart te brengen maken we gebruikvan een enqu?te die begin 2012 is uitgevoerd in Geuzenveld. Dezeenqu?te maakte deel uit van een onderzoek van buurtbeleving naarsociale klasse in drie gemengde buurten in Amsterdam. Uit de verge-lijking blijkt dat vooral in Geuzenveld bewoners het oneens zijn overde buurtgrenzen. Dit gebrek aan consensus kan niet alleen verklaardworden door sociale compositie en diversiteit (Van Grondelle 2013),maar lijkt ook samen te hangen met de fragmentatie van de fysiekestructuur. Deze paper komt voort uit verdere analyse.Respondenten zijn benaderd op basis van een representatieve steek-proef van volwassen bewoners op basis van de leeftijdscategorie, her-komst, het geslacht en het woningeigendom. Na twee uitnodigingenper post om de vragenlijst online in te vullen, zijn respondenten ookper telefoon benaderd en van deur-tot-deur. De vragen hadden betrek-king op de achtergrond, wooncarri?re en percepties over de buurt.Aan het begin van de enqu?te zijn respondenten gevraagd om alvorensde vragen over hun buurt te beantwoorden eerst in een tekenapplicatieof op papier de grenzen te tekenen van `wat zij als hun buurt zagen'. Detekeningen meten de ruimtelijke buurtperceptie (zie figuur 1).Respondenten die telefonisch hebben geantwoord met straatnamen enherkenningspunten zijn voor zover mogelijk meegenomen.De ruimtelijke buurtpercepties zijn met het programma ArcGis geana-lyseerd. Coulton en collega's beargumenteren dat het gebruik vanoverlappende buurtpercepties van buurtbewoners een betere definitieis van de buurt dan het gebruik van administratieve buurtgrenzen(Coulton c.s. 2001, ook Kaal c.s 2008). Wij presenteren hittekaartenwaarbij grotere overlap in buurtpercepties correspondeert met oplo-pende kleurintensiteit. De 70%-grens is extra geaccentueerd met gro-tere kleurovergang, in overeenstemming met Coulton c.s. (2001).BUURTPERCEPTIES IN GEUZENVELDGeuzenveld ligt aan de buitenste westzijde van Amsterdam en is alsonderdeel van de Westelijke Tuinsteden gebouwd in de jaren vijftig49ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014met verschillende type woningen. In 2007 is de wijk opgenomen in delijst van Vogelaarwijken waar de prioriteit ligt op het terugbrengenvan de achterstand en het verbeteren van de leefbaarheid. Inmiddelszijn eerder ingezette fysieke vernieuwingen voltooid en is Geuzenveldaanzienlijk veranderd.Op basis van de fysieke structuur en de woonlocatie van respondentenzijn binnen het onderzoeksgebied vier deelgebieden gekozen waar deruimtelijke buurtpercepties van de respondenten samengenomen zijn.De deelgebieden bestaan uitsluitend uit nieuwbouw (A en B) of ouderebebouwing (C en D).Qua sociale kenmerken van de respondenten zijn de vier deelbuurtenzeer verschillend (zie tabel 1). Deelgebied A is het meest gemengd quainkomensniveau, herkomst en woningeigendom. Het nieuwbouwge-bied kent ook enkele respondenten die meer dan tien jaar in de buurtwonen. Verder zijn er veel gezinnen met kinderen.In vergelijking met de rest van Geuzenveld is deelbuurt B zeer opval-lend. Respondenten bestaan vooral uit autochtone particuliere huur-ders met relatief hogere inkomens. Zij wonen vooral samen zonderkinderen. Alleen dit deelgebied kan als middenklasse worden aange-merkt.Deelgebied C kent relatief veel allochtone respondenten en telt ook demeeste lage inkomens. De woningen zijn vooral in de sociale huur enhet hoogbouwgebied kent relatief veel huishoudens met kinderen.Tot slot, deelbuurt D is een relatief autochtone buurt waar de respon-denten relatief oud zijn en lang in de buurt wonen. Er zijn enkelekopers maar merendeel zit in sociale en particuliere huurwoningen.Verder zijn er weinig gezinnen met kinderen.Om de onderstaande kaarten te duiden geeft tabel 2 een overzicht vanreacties op verschillende stellingen over buren, contacten, houding enidentificatie met de buurt. De uitkomsten zijn gegeven voor alle res-pondenten per deelgebied als voor degenen die mee zijn genomen inde GIS-analyse. Bij de vraagstelling is niet expliciet gewezen op deeigen buurtdefinitie aangezien niet alle respondenten in staat waren??n te geven. We gaan er echter vanuit dat de antwoorden betrekkinghebben op het gebied dat de respondenten tot hun buurt rekenen enniet op het administratieve gebied als geheel (tenzij definities overeen-komen).Het valt op dat de bewoners in deelgebieden zeer verschillende hou-dingen hebben. Met name de uitkomsten in de nieuwe deelbuurt Bwijzen op disaffiliatie. Bewoners in de nieuwe buurt A lijken daarente-gen zeer open te staan voor hun buren. Bewoners in de twee oudebuurten lijken hier tussenin te zitten. Het valt wel op dat bewoners indie buurten vaker aangeven zich te schamen voor hun buurt. Buurt Dvalt op door de hoge mate van sociale interactie en lage tevredenheidover de bevolkingssamenstelling. Blijkbaar hebben respondenten veelcontact met een deel van de buren en zijn ze ontevreden over eenander deel.NIEUWBOUWDeelgebied A (figuur 2a) is gelegen in het midden van de buurt enbestaat in feite uit twee delen, omdat deze is gescheiden door eenhoofdweg. Het is opvallend dat de respondenten ook de niet-geher-structureerde woningblokken als onderdeel zien als `hun buurt'.Verder lijkt de buurtdefinitie samen te hangen met de aanwezigheidvan een supermarkt ten zuiden van het onderzoeksgebied (de puntnaar beneden).Op basis van buurtpercepties in tabel 1 en grenzen zijn er dus geenFiguur 1 Overzicht ruimtelijke buurtpercepties GeuzenveldBuurt A Buurt B Buurt C Buurt D TotaalHogenieuw-bouwNieuwComplexHogeoud-bouwLageoud-bouwN 16 22 14 15 67Leeftijd 38,1 40,6 41,6 56,3 43,8Woonduur adres 3,6 2,6 7,9 18,3 7,5Woonduur buurt 10,7 4,5 11,8 22,5 11,5HuishoudinkomenMinder dan 1350euro1 3 8 2 141351 tot 2050 euro 1 0 3 6 102051 tot 3200 euro 3 3 2 4 12Meer dan 3201 euro 3 10 0 0 13Geen antwoord /wilik niet zeggen/ weetniet8 6 1 3 18EtniciteitAutochtoon 4 13 2 11 30Westerse-allochtoon 3 5 3 1 12Niet-westerse alloch-toon9 3 9 3 24Onbekend 0 1 0 0 1WoningeigendomEigenaar 6 0 0 4 10Particuliere huur 2 21 0 3 26Sociale Huur 8 1 14 8 31Huishoudsamen-stellingAlleenwonend, zon-der kinderen2 4 5 5 16Alleenwonend, metkinderen0 0 1 0 1Samenwonend metpartner, zonder kin-deren5 8 1 7 21Samenwonend metpartner, met kinde-ren7 4 6 3 20Overig 2 6 1 0 9Tabel 1 Karakteristieken en verdelingen van respondenten per deelgebied.Bron: data auteurs50ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014aanwijzingen dat bewoners van dit nieuwe gedeelte van Geuzenveldzich disaffili?ren, maar zich juist onderdeel voelen van Geuzenveld.Daarnaast lijkt het kleine winkelcentrum met de supermarkt ookonderdeel van de dagelijks geleefde wereld.In deelgebied B (figuur 2b) bevinden zich respondenten die woonach-tig zijn in het markante complex `Parkrandgebouw' (Afbeelding 1) aande oostzijde van de buurt. Ook zijn er enkele respondenten meegeno-men aan de overkant van het complex die uitkijk hebben op hetEendrachtspark. Zoals aangegeven lijken de bewoners zich het minstte affili?ren met de buurt; het merendeel voelt zich niet thuis bij demensen in de buurt en ??n op de acht respondenten voelt zich zelfsgevangen in de buurt.Het is opvallend dat deze houding zich niet vertaalt in een kleinerebuurtdefinitie. Maar, in tegenstelling tot de centraal gelegen buurt A,tekenen de bewoners slechts het geherstructureerde deel vanGeuzenveld, het park zelf en de winkelvoorzieningen ten zuiden vanhet onderzoeksgebied. Deze voorzieningen zijn ook in nieuwgebouw-de complexen opgenomen. Echter, het gebied dat getekend wordt tenzuiden van ons onderzoeksgebied omvat ook oudere woningen.Bewoners nemen dus grote delen van de buurt, met name de ouderedelen, niet mee in hun buurtdefinitie. Het is vooral opvallend dat hetnaburige oude gedeelte in de noordoosthoek niet tot de buurt wordtgerekend. Dit kan worden ingegeven door hun dagelijkse routines enprocessen van disaffiliatie.OUDERE BEBOUWINGHet eerste niet-geherstructureerde deelgebied (buurt C, figuur 2c) isgelegen in het midden van het onderzoeksgebied ten westen van deVindtbelang-rijk om teweten wieburen zijnVindt het eendiverse buurtqua bewo-nersVindt datmensen pret-tig metelkaaromgaanVoelt zichthuis metmensen inbuurtIs tevredenmet bevol-kings-samen-stellingbuurtHeeft veelcontact metdirecte burenSchaamt zichvoor buurtIs gehechtaan buurtVoelt zichgevangen inbuurtSample Geuzenveld 82,5 70,8 57,3 52,6 45,6 47,4 9,9 41,5 5,8Buurt A 96,4 78,6 60,7 57,1 60,7 64,3 3,6 50,0 0,0Buurt B 51,1 71,9 40,6 34,3 43,8 28,1 9,4 25,0 12,5Buurt C 82,1 53,6 60,7 53,6 42,9 53,6 10,7 46,4 7,1Buurt D 89,2 70,3 62,2 59,5 32,4 48,6 13,5 40,5 5,4Buurt A (kaart) 93,8 75,0 68,8 62,5 68,8 75,0 6,2 62,5 0,0Buurt B (kaart) 45,5 72,7 36,4 27,3 40,9 22,7 13,6 22,7 9,1Buurt C (kaart) 71,4 50,0 50,0 57,1 50,0 50,0 0,0 64,3 7,1Buurt D (kaart) 93,3 93,3 66,7 46,7 20,0 60,0 13,3 26,7 13,3Tabel 2 Stellingen met betrekking tot buurtbewoners en de buurt voor Geuzenveld en per deelgebied.Bron: data auteursFiguur 2a Overlappende buurtperceptie in hoogbouw, geherstructureerde deelgebied A.Figuur 2b Overlappende buurtperceptie in complex, geherstructureerd deelgebied BParkrandgebouw, Geuzenveld, Amsterdam (foto M. van Grondelle)51ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014meeste herstructureringen en bestaat uit hoogbouw woningblokken.Het gebied in de hittekaart is minder omvangrijk dan in de kaartenhierboven. De bewoners van deelgebied C zijn bovendien meer selec-tief in hun buurtdefinities. Dit blijkt wanneer buurt C wordt vergele-ken met buurt A (zie afbeelding 2). Beide zijn centraal gelegen. Maarwaar de bewoners van de nieuwbouw buurt C als onderdeel van hunbuurt zien, is dit omgekeerd niet het geval. De nieuwbouw vormt eenduidelijke scheidslijn voor het merendeel van de respondenten.Opvallend hierbij is dat het overlappingspercentage met niet-geher-structureerde laagbouw buiten het eigen deelgebied vrij laag is.Vergelijkbare bouw ten zuiden van de buurt wordt wel meer bij debuurt getrokken.Voor het niet-geherstructureerde deelgebied met laagbouw (buurt D,figuur 2d) zijn de overlappende buurtpercepties het kleinst. De bewo-ners van deelgebied D zijn het meest eens over wat hun buurt is. 60 tot100 procent van de buurtpercepties volgen de doorgangswegen rond-om het eigen deelgebied; andere delen van de buurt worden zeldengezien als de eigen buurt. Ook de nieuwbouw ten oosten van het deel-gebied (deels laagbouw, zie afbeelding 3) en de hoogbouw ten zuidenvormen duidelijke grenzen voor de bewoners.DISAFFILIATIE EN BUURTPERCEPTIESDit onderzoek probeert een link te maken tussen symbolische grenzenen ruimtelijke buurtpercepties in de buurtcontext van een vernieuwdegemengde buurt. De bovenstaande resultaten laten zien dat bewonersvan de nieuwbouwgebieden ruimtelijk een ruimere definitie van hunbuurt aangeven. De grootte van de getekende buurt is niet te verklarendoor klasse (Van Grondelle 2013). De vraag is of het ook met disaffilia-tie te maken heeft. De bewoners van buurt A trekken zich niet terug inhun eigen nieuwe territorium, maar rekenen juist grote delen van debuurt tot hun domein. De percepties van bewoners in deelgebied Bbevestigen echter de disaffiliatie these.Tabel 3 presenteert de correlatie tussen stellingen en kaartgrootte opindividueel niveau. Het blijkt dat alleen tevredenheid met de buurtsa-menstelling en, in mindere mate, het vinden dat mensen prettig metelkaar omgaan een positieve relatie hebben met kaartgrootte. Er lijkteen verband te zijn tussen sommige aspecten van buurtaffiliatie enruimtelijke perceptie.Meer dan kaartgrootte is het interessant om te zien wat er wordt gete-kend, en wat niet. Dat getekende buurten niet overeenkomen metadministratieve grenzen was op basis van eerder onderzoek te ver-wachten. De bovenstaande analyses koppelen grenzen aan sociaal-fysieke buurtkenmerken en laten zien dat bewoners in deelgebied Ahet meest inclusief tekenen en buurt C meenemen. Bewoners van deel-buurt B tekenen ook grote delen maar de bewoners maken een scher-per onderscheid tussen oud en nieuw. Verder zijn niet alleen de bewo-ners van buurt B selectief. Juist de bewoners van de oudere bebouwingmaken heel scherp onderscheid binnen Geuzenveld. Vooral buurt DFiguur 2c Overlappende buurtperceptie in hoogbouw, niet-geherstructureerddeelgebied (C)Figuur 2d Overlappende buurtperceptie in laagbouw, niet-geherstructureerddeelgebied DGrens buurt C met buurt A (foto M. van Grondelle)Buurt D (links) en buurt A (rechts), straat door bewoners van buurt D als grens ervaren(foto M. van Grondelle)52ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014Nieuwbouwnaastbestaandebebouwing.OpdeachtergrondgebouwParkrand(FotoPatrickPost/HollandseHoogte)53ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014valt op. Deze bewoners hebben veel contact met hun buren en stellendit op prijs, maar zijn niet tevreden met de bevolkingssamenstellingen voelen zich het minst gehecht. De vraag blijft in hoeverre ditbetrekking heeft op de nieuwbouw en gevoelens van verdringing,maar de scherpe grenzen met zowel nieuwbouw als de naoorlogsehoogbouw suggereert onbekendheid of zelfs onvrede met bewonersaldaar (veelal niet-westerse allochtoon en middenklasse autochtoon).Deze ontevredenheid met de bevolkingssamenstelling lijkt ook vantoepassing te zijn de eigen buurt D, maar hier is ook sprake van socialebinding.Stelling Correlatie Sign. NIk vind het belangrijk om te wetenwie mijn buren zijn0,166 0,104 65Ik voel me thuis bij de mensen indeze buurt0,117 0,251 63Qua bewoners is dit een diversebuurt0,156 0,136 63De mensen in deze buurt gaan opeen prettige manier met elkaar om0,182 0,086 59Ik ben tevreden met de bevol-kingssamenstelling van dezebuurt0,212 0,034 64Ik schaam me voor mijn buurt -0,065 0,526 65Ik heb veel contact met mijn buren 0,102 0,317 64Ik ben gehecht aan deze buurt 0,115 0,256 63Ik voel me gevangen in de buurt -0,012 0,907 66DISCUSSIERuimtelijke buurtpercepties zijn nuttig voor het uitbeelden van gren-zen die mensen aan hun directe omgeving stellen. Deze symbolischegrenzen kunnen van bijzondere waarde zijn als men grenzen stelt aanzijn omgeving die gebaseerd zijn op sociale categorisaties. Dit is in hetbijzonder het geval in herstructureringswijken waar fysieke ingrepende buurt grondig veranderen en waar bovendien een ander type bewo-ner wordt gefaciliteerd. Ons onderzoek wijst op de mogelijkheid vanverdringing en in sommige gevallen op processen van (dis)affiliatie.Wanneer buurtpercepties op lagere schaal duidelijk van elkaar ver-schillen, dan lijkt dit in strijd met beleidsambities rond sociale men-ging. Het is bekend dat grootschalige vernieuwingen een duidelijkeimpact hebben op het aanzien van de wijk voor buitenstaanders, maarhet lijkt er ook op dat de bewoners een deel van hun oude buurt nietmeer tot hun domein rekenen. Toch, hoewel we het belang van nieuw-bouw ook kunnen afleiden uit eerder vergelijkend onderzoek, kanonze paper niet gezien worden als een evaluatie van de herstructure-ring. Het is onbekend of bewoners van oudere deelgebieden de ver-nieuwde delen en het park ooit wel tot hun buurt rekenden. `Oudebewoners' maken bovendien ook onderscheid tussen verschillendeoudere deelgebieden in de bovenstaand analyse. Een betere evaluatievan de impact van herstructurering op lange termijn op bewoners ver-eist daarom een longitudinale aanpak.Desalniettemin is een belangrijke uitkomst dat de nieuwbouwbewo-ners zowel affiliatie als disaffiliatie vertonen in hun houdingen en inde patronen van hun ruimtelijke percepties. Dit lijkt te maken hebbenmet het type bewoners. In tegenstelling tot deelbuurt A bestaat buurtB grotendeels uit autochtone middenklassebewoners. Eerder aange-haald onderzoek wees al op een verhoogde kans op disaffiliatie bij dezegroep. Onze analyses bevestigen dit en laten de vertaling in ruimtelijkebuurtpercepties zien.Dit onderzoek laat zien dat schaalniveau van groot belang is. De admi-nistratieve buurt blijkt groter dan bewonerservaringen. We hebbengewezen op de gevaren en mogelijke nadelige effecten. Echter, hethoeft niet altijd problematisch te zijn wanneer een gemengde wijk uitmeerdere relatief homogene buurten bestaat. Dit is voor veel bewonersmisschien zelfs wenselijk. Sommige stedelingen stellen de keuze voorbuurtbinding op prijs. Een buurt kan bovendien ook goed functione-ren als tijdelijke woonlocatie (zonder binding). Echter, de verwachtin-gen rond sociale mengingsbeleid mogen niet overtrokken worden.Een belangrijke uitkomst is dat denieuwbouwbewoners zowel affiliatie alsdisaffiliatie vertonen in hun houdingen en in depatronen van hun ruimtelijke percepties.Tot slot, de gepresenteerde methode biedt mogelijkheden voor toe-komstig beleidsonderzoek. De kaarten bieden inzicht in de gedeelde`mental maps'. De visualisaties bieden inzichten in de opbouw van eenadministratieve buurt in verschillende buurtdomeinen.Beleidsingrepen en -acties die zich richten op het sociale leven (zoalsmenging) zouden gepaard moeten gaan met dergelijke ruimtelijkeanalyses, vooraf en achteraf. Er zullen altijd meerdere buurten zijn endaarom kan ??n aanpak nooit helemaal voldoende zijn.VERANTWOORDINGDank aan Onderzoek en Statistiek Amsterdam, Willem Boterman enSako Musterd. Dit onderzoek komt voort uit het onderzoeksproject`Veranderende Huishoudens en "Functies" van Woonmilieus', gefinan-cierd door de Universiteit van Amsterdam (uitvoerder), Platform 31,Corpovenista, en de gemeentes Amsterdam, Den Haag en Tilburg. Hetbetoog is geheel voor rekening van de auteurs.Noot1 Als de keuze voor de buurt wel wordt gemaakt dan wordt dit `elective belon-ging' genoemd (Pinkster 2013).LiteratuurlijstAndersson, R. & S. Musterd (2005) Area-based policies: A critical appraisal,Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie. 96 (4), 377-389.Atkinson, R. (2006) Padding the bunker: Strategies of middle-class disaffiliation andcolonisation in the city, Urban Studies. 43 (4), 819-832.Coulton, J.C., Korbin, J., Chan., T. & Su, M. (2001.) Mapping Residents' Perceptionsof Neighborhood Boundaries: A Methodological Note. American Journal ofCommunity Psychology, 29(2), pp. 371-383.Bridge, G., T. Butler & L. Lees (red.) (2012) Mixed Communities; Gentrification byStealth? Bristol: Policy PressTabel 3 Kendalls Tau correlatie tussen mate van eens zijn met stelling(vijfpuntsschaal) en grootte van getekende buurt.Bron: data auteurs545454Davidson, M. and Lees, L. (2005) New Build `Gentrification' and London's RiversideRenaissance, Environment and Planning A, 37(7), 1165-1190Evans, G.W. (1980) Environmental Cognition. Psychological Bulletin. 88(2), pp.259-287.Kaal, H.L., Vanderveen, G.N.G. & McConnell, W. (2008). Een Postcodegebied is deBuurt Niet: Het Gebruik van Buurtvragen en (Criminologisch) Surveyonderzoek.Sociologie, 4(4), pp. 371-394.Lamont, M. & Moln?r, V. (2002). The Study of Boundaries in the Social Sciences,Annual Review of Sociology, 28, pp. 167-195.Lawton, P (2013) "Understanding Urban Practitioners' Perspectives on Social-MixPolicies in Amsterdam: The Importance of Design and Social Space" Journal ofUrban Design, 18(1), 98-118.Pinkster, F.M. (2014). "I Just Live Here": Everyday Practices of Disaffiliation ofMiddle-class Households in Disadvantaged Neighbourhoods. Urban Studies, 51(4),810-826.Reijndorp, A. & L. Reinders (red.) (2010) De Alledaagse en de geplande stad. Overidentiteit, plek en thuis, Amsterdam: SUN Trancity.Van Eijk, G. (2011). Segregatie en scheidslijnen: grenzen aan de buurt. Rooilijn, 44(5), pp. 320-327.Van Grondelle, M. (2013) Neighbourhood perceptions in socially-mixed neighbour-hoods Masterscriptie Sociale Geografie. Amsterdam: UvA.Veldboer, L.(2010) Afstand en betrokkenheid in de gemengde wijk. Academischproefschrift. Amsterdam: Universiteit van AmsterdamWatt P. (2006) Respectability, roughness and `race': neighbourhood place imagesand the making of working-class social distinctions in London, International Journalof Urban and Regional Research, 30, pp. 776?797.ONDERZOEKSDOSSIERTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 2 APRIL 2014
Reacties