Hernieuwde aantrekkelijkheid van steden gaat vooral over de spectaculaire wederopstanding van centrale stadsgebieden. Dat is een belangrijke nuancering, vindt Errik Buursink: ‘Want welbeschouwd is verstedelijking gedurende de hele twintigste eeuw gewoon doorgegaan. Immers, suburbanisatie is ook een vorm van urbanisatie. De toenemende trek van mensen en bedrijvigheid naar de centra van steden is niets minder dan een inversie van de langdurige trend tot deconcentratie.’
40 2015/03 S+ROThemaStad van straksSelectieve concentratieEr komen meer koop- enmarkthuurwoningen in de stadFoto: Paul van Riel, HHErrik BuursinkGemeente AmsterdamE.Buursink@dro.amsterdam.nl@ErrikBSinds ongeveer vijftien jaar verschuiftde groei van de MetropoolregioAmsterdam (MRA) richting de oudecentra. En dat is een serieuze trend-breuk. In 1960 woonde driekwart van de1,7 miljoen inwoners van wat nu de MRAis in slechts vijf plaatsen: Amsterdam,Haarlem, Zaandam, Hilversum enVelsen. Anno 2015 heeft de MRA 2,4miljoen inwoners, waarvan nog maariets meer dan de helft inwoner zijn vandeze vijf. Terwijl Amsterdam, Haarlemen Hilversum tussen 1960 en 2015 langetijd krompen explodeerde het inwoner-aantal van een paar groeikernen.De groei van suburbane milieus ginghand in hand met de proliferatie vaneen bijbehorende levensstijl, medemogelijk gemaakt door overheidsinves-teringen in snelwegen en spoorlijnen,die de nieuwe woongebieden verbon-den met werklocaties aan de rand vanVan gebundelde deconcentratienaar selectieve concentratieNieuwe planningsopgaven in deAmsterdamse metropoolregiode grote steden. Wonen in het stads-centrum als bewuste keuze was in dejaren 1960 en 1970 niet ongewoon, maarbeperkte zich hoofdzakelijk totintellectuelen, studenten, kunstenaarsen politici. Pas vanaf 1990 en versneldvanaf 2000 is sprake van een steedssterkere beweging tot concentratie vanmensen en activiteiten in stedelijkecentrumgebieden.Deze ontwikkeling zet zich tot op dedag van vandaag door en het einde lijktnog niet in zicht. Op dit moment neemtAmsterdam niet minder dan twee derdevan de bevolkingstoename in de MRAvoor haar rekening, terwijl voormaligegroeikernen Almere en Haarlemmer-meer hun groei hebben zien inzakkentot bijna nul. Er zijn twee hoofdoorza-ken voor de trek naar de centra: hetsteeds hogere opleidingsniveau van debevolking en de opkomst van eengespecialiseerde diensteneconomie.Was in 1960 drie procent van deNederlandse beroepsbevolking hogeropgeleid, vandaag is dat 36 procent. Deindustri?le economie veranderde vanaf1960 in een diensteneconomie, die sindsongeveer 1980 ook steeds kennisinten-siever is geworden en kleinschaligergeorganiseerd is.Zowel hoger opgeleiden als de gespeci-aliseerde bedrijven waar ze werkenhebben bovengemiddeld vaak eenstedelijke vestigingsvoorkeur. Omdat zein de stad kunnen profiteren vanagglomeratievoordelen, omdat ze voorhun functioneren niet zonder deuitwisselingsfunctie van de stedelijkepublieke ruimte kunnen. Natuurlijk zijnsteden ook simpelweg aantrekkelijkergeworden. Sinds 1980 halveerde decriminaliteit in Amsterdam, hetvoorzieningenniveau werd hoogwaar-diger en gevarieerder en de openbareruimte is aanzienlijk opgeknapt. Degrote latente vraag naar stedelijkwonen werd zichtbaar, toen degemeente in 1988 een informatiemarktvoor huizenkopers in de Zuiderkerkorganiseerde. Men verwachtte weinigbelangstelling. Maar op de openingsdagstond de rij ge?nteresseerden letterlijktot buiten de deur.Sindsdien is er in de stad specifiek voorde stedelijke woonvraag gebouwd.Daarnaast is een deel van de bestaandewoningvoorraad in de stad omgezetvan sociale huur naar markthuur enkoop. Tussen 1998 en 2015 verkochtende Amsterdamse corporaties ongeveer24.000 sociale huurwoningen. Overi-gens daalde dankzij nieuwbouw door decorporaties het aantal sociale huurwo-ningen in corporatiebezit in dezeperiode minder dan vaak gedacht.Daarbij was de afname relatief enabsoluut het grootst in de stedelijkevernieuwingsgebieden in de naoorlogsestadsdelen en niet zozeer in de centralestadsdelen. >>Hernieuwde aantrekkelijkheid vansteden gaat vooral over de spectacu-laire wederopstanding van centralestadsgebieden. Dat is een belangrijkenuancering, vindt Errik Buursink: `Wantwelbeschouwd is verstedelijkinggedurende de hele twintigste eeuwgewoon doorgegaan. Immers, suburba-nisatie is ook een vorm van urbanisatie.De toenemende trek van mensen enbedrijvigheid naar de centra van stedenis niets minder dan een inversie van delangdurige trend tot deconcentratie.'S+RO 2015/03 41ThemaStad van straksSelectieve concentratie42 2015/03 S+ROThemaStad van straksSelectieve concentratieAls gevolg van de hernieuwde aantrek-kelijkheid en het beschikbaar komenvan meer koop- en markthuurwonin-gen is de bevolkingssamenstelling vanAmsterdam sinds de eeuwwisselingveranderd. Het percentage hogeropgeleiden nam sinds 2001 toe van 29procent tot 37 procent. Deze toenameis vooral sterk geweest in vooroorlogsebuurten rondom de binnenstad. Toch isvooroorlogs Amsterdam qua bevol-kingssamenstelling nog zeer divers. Hetaantal bijstandsgerechtigden in en rondde binnenstad bleef bijvoorbeeldnagenoeg even hoog. Ook etnisch blijftde oude stad gemengd. Het aantalniet-westerse allochtonen is er zelfsgegroeid. De verschuivingen lijken op dekeper beschouwd bescheiden. Maarafgezet tegen de bevolkingsprognosesvan vijftien jaar geleden is toch sprakevan een trendbreuk.Interessant is wat dat betreft de ver-gelijking tussen vooroorlogs en naoor-logs Amsterdam. De ontwikkeling in denaoorlogse wijken sluit veel meer aanbij wat demografen medio jaren 1990voorspelden. Net als in de wijken rondde binnenstad steeg het opleidingsni-veau, maar langzamer en minder alsgevolg van instroom van buiten de stad.De verschuivingen in herkomst van debevolking zijn er wel veel groter dan inde vooroorlogse stad. Het percentageniet-westerse allochtonen groeide invijftien jaar tijd van ongeveer 28 pro-cent naar ruim 47 procent. Het zougoed kunnen dat de gevoelde tweede-ling in Amsterdam vooral terug te voe-ren is op deze afwijkende ontwikkeling.In het maatschappelijk en wetenschap-pelijk discours over Amsterdam blijft??n groep inwoners vaak buiten beeld:de middelbaar opgeleiden. De lageremiddenklasse verliet de kernstad sinds1960 in drommen en is er ook nietteruggekeerd. Het is deze groep die zichmet name heeft gevestigd in degroeikernen. En daarin ligt een risicobesloten. Ondanks de hernieuwde treknaar de stadscentra doen sommigesuburbane woonmilieus in de MRA hetnog altijd goed. Het gaat om plaatsenals Haarlem, Amstelveen en Hilversum,maar ook de kleinere historische kernenEdam, Monnickendam, Broek inWaterland en Heemstede. Ze zijn intrek bij hoog opgeleide huishoudens opzoek naar meer ruimte in combinatiemet een `stedelijkheid light'. Niet teonderschatten is hierbij de voorkeurvan deze huishoudens voor vooroor-logse woonomgevingen. De naoorlogse,moderne suburbane woonmilieus innew towns Almere, Lelystad, Hoofd-dorp en Purmerend worden door dezegroep opvallend gemeden.Bevolkingsgroei in de voormaligegroeikernen valt als gevolg hiervannagenoeg stil. Veel huizen staanstructureel `onder water' en vormen optermijn een financi?le molensteen voorhun eigenaren. Daar komt de herstruc-turering van de dienstensectoroverheen. De opkomst van de specialis-tische diensteneconomie gaat gepaardmet een polarisatie van de arbeids-markt. Er ontstaat veel nieuwewerkgelegenheid ? hoe precair ook? voor hoger opgeleiden en lageropgeleiden. Middelbaar opgeleidendaarentegen, zien hun traditionelearbeidsmarkt juist krimpen. Routine-matig kantoorwerk en geschooldeproductiearbeid verdwijnen doorautomatisering en outsourcing. Deterugloop van werkgelegenheid in deAmsterdamse financi?le sector wordtstevig gevoeld in Flevoland. Hetvertaalt zich in maatschappelijkeonvrede die duidelijk afleesbaar is aande verkiezingsuitslagen.De trek naar de steden is in de westersewereld een proces van selectieveconcentratie. Binnen metropoolregio's,maar ook binnen de kernsteden zelf,bestaan grote verschillen in gemetenaantrekkelijkheid. Plekken met de juisteplaatsgebonden kwaliteit kennen eenduidelijk opwaartse demografische eneconomische dynamiek. Plekken diedeze kwaliteit missen stagneren ofkennen zelfs een negatieve ontwik-keling van achterstandsconcentratieen bijbehorende sociale problemen. Inde MRA wordt dit nog versterkt doorde ruimtelijke ordening. De naoor-logse delen van de kernstad hebbeneen lobbenstructuur, die lastig teverenigen is met de groeiendeS+RO 2015/03 43ThemaStad van straksSelectieve concentratieVerdichting centrumstedelijk wonendoor splitsing panden sociale verhuur,Rivierenbuurt AmsterdamFoto: Bert Spiertz, HHbehoefte aan concentratie en nabij-heid. In de regio liggen woonkernenvaak ver van het centrum van Amster-dam. In het geval van Hoorn, Heer-hugowaard en Lelystad op meer dandertig kilometer afstand. Ter vergelij-king: in Londen zit je dan al ruim-schoots in de Green Belt.In Amsterdam wordt nu afscheidgenomen van de planologie die tengrondslag lag aan de extreme decon-centratie van de metropoolregio. Destad gaat verder verdichten en doetdat in en rond het vooroorlogsecentrum. Het is een ontwikkelingwaarvan ook de naoorlogse lobbenzullen profiteren. De andere groteplanningsopgave van de regio, hetretrofitten van de voormalige groeiker-nen, vraagt om een andere stra-tegie. Het opstellen daarvan begint methet erkennen dat er een probleem is.
Reacties
Paul Bos - Cygnus Gymnasium - docent aardrijkskunde 15 september 2020 23:28
Graag ontvang ik het artikel Van gebundelde deconcentratie naar selectieve concentratie