Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

"Teloorgang tegengaan"

Frank van Dam, Leo Pols - 14 maart 2018

Wat is de toekomst van het Nederlandse landschap? We gingen in gesprek met Berno Strootman, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving. Bevlogen vanuit verbazing en soms verontwaardiging over het teruglopen van de kwaliteit van het Nederlandse cultuurlandschap. Maar hij is niet pessimistisch en ziet zelfs een nieuw momentum voor het landschap als vergeten beleidsthema: "We zitten hopelijk op de bodem. Ik hoop dat ik iets kan doen aan de teloorgang van het Nederlandse landschap."

Laatst liet Minister Kajsa Ollongren van BZK zich ontvallen dat we weer buiten de steden in het groen moeten gaan bouwen. Hoe kijken jullie daar bij het College van Rijksadviseurs (CRa), tegenaan?
“Ik begrijp dat de minister voor een ingewikkelde opgave staat. Op veel locaties is de vraag naar betaalbare woningen groot. Toch zou ik haar adviseren om vooral in te zetten op binnenstedelijk bouwen. Het heeft lang geduurd, maar gelukkig zijn de meeste partijen overtuigd van het feit dat we maximaal moeten inzetten op binnenstedelijk bouwen, ook projectontwikkelaars. Bouwen in de stad heeft bovendien veel voordelen: je herstructureert de bestaande stad, je houdt de mensen dicht bij de voorzieningen en je beperkt de mobiliteit. En als je alle maatschappelijke kosten meeneemt, ben ik ervan overtuigd dat het per saldo ook goedkoper is dan bouwen in de wei. Transformatie en verdichting is niet alleen goed voor de stad, maar ook goed voor het landschap. Bouwen in de bestaande stad is ingewikkelder, zeker, maar uiteindelijk levert het wel betere steden op. Vooral het op het juiste tempo blijven bouwen, gezien de toegenomen vraag, is lastig. Maar ondanks dat zeggen wij als CRa: ‘Alle ballen op de bestaande stad’. Laten we de Ladder voor duurzame verstedelijking zoveel mogelijk aanhouden. Neem bijvoorbeeld Amsterdam, daar is de druk heel groot. Daar is vooral het bouwtempo het probleem, niet de beschikbare ruimte binnen de bestaande stad. De gemeente wil trouwens ook zélf fors binnen bestaand stedelijk gebied bouwen.”

Het landschap, wie gaat er tegenwoordig nog over het landschap? En wat is hierbij nog de rol van het Rijk?
“Het Rijk heeft het landschapsbeleid niet gedecentraliseerd, maar in feite helemaal opgeheven. Het stond de Provincies vrij om dit op te pakken. Dat is heel gedifferentieerd gebeurd: de ene provincie pakt het heel voortvarend op, de andere niet. Maar wie zorgt er voor de grotere patronen en structuren in het landschap die provinciegrenzen overschrijden en die we op een samenhangende manier zouden moeten behandelen en verdedigen?

De NOVI (Nationale Omgevingsvisie) biedt grote kansen voor het landschap op Rijksniveau. Een van de vier strategische, integrerende, opgaven voor het omgevingsbeleid in de NOVI is: ‘Naar een waardevolle leefomgeving’. Dat gaat dus 100% over landschap. De NOVI is in het huidige stadium nog wel erg gericht op het ‘moeten’ en nog weinig op een ‘verlangen’: we moeten de CO2-uitstoot terugbrengen, we moeten nog een miljoen woningen bouwen, enzovoort. We zijn als CRa een toekomstbeeld aan het schetsen, waarin de opgaven voor de NOVI in samenhang met elkaar worden gebracht, en waarnaar Nederlanders kunnen gaan verlangen.

Eén van de dingen die ik als Rijksadviseur ook voor elkaar wil krijgen, en daar ben ik al op de eerste dag mee begonnen, is het opzetten van een monitorsysteem voor veranderingen in het landschap. Allerlei metingen wijzen er namelijk op dat het al decennialang bergafwaarts gaat met het landschap: zowel de cultuurhistorische kwaliteit als de belevingskwaliteit, de toegankelijkheid en de biodiversiteit van het landschap nemen af. En dan hebben we het nog niet eens over bodemdaling, bodemleven, water- en luchtkwaliteit. We hebben in Nederland echter geen systeem om die veranderingen in het landschap integraal te volgen. Zo’n systeem is overigens wel verplicht op basis van de European Landscape Convention, die Nederland heeft ondertekend.

De uitkomsten van zo’n monitoringsysteem genereren mogelijk maatschappelijke ongerustheid. Het gekke is dat mensen landschap heel belangrijk vinden, en dat ze bijvoorbeeld een sterke band hebben met het landschap van hun jeugd, maar dat het politiek helemaal geen rol speelt. Voor zo’n monitoringsysteem lijkt inmiddels draagvlak te groeien bij de Provincies en verschillende terreinbeheerders. Het zou mooi zijn als we ook departementen als LNV en OCW meekrijgen.”

Zou je dan misschien kunnen spreken van een nieuw momentum voor het landschap als beleidsthema? Een thema waarbij meer als ‘links’ aan te duiden duurzaamheidszorgen over biodiversiteit, energie en klimaat zich kunnen verbinden met een min of meer ‘rechts’ aan te duiden thema als nationale identiteit?
“Ik zou klimaat, energie en identiteit niet in termen van links of rechts willen duiden: het gaat ons allemaal aan. Uit het regeerakkoord blijkt ook dat het kabinet serieuze ambities heeft om de CO2-uitstoot terug te brengen. Daarnaast is er de laatste tijd veel belangstelling voor het landschap vanuit het perspectief van vestigingsklimaat, zowel voor bedrijven als bewoners. Dat brengt mogelijk nieuwe energie met zich mee om te investeren in het landschap. Dat proberen we samen met Staatsbosbeheer, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Vereniging Deltametropool verder te brengen.

Een andere kans voor nieuwe investeringen in het landschap, waarbij ik als Rijksadviseur betrokken ben, is het programma ‘Nationale Parken van Wereldklasse’. In dat programma wordt de oprichting van nieuwe Nationale Parken ondersteund, met een bredere doelstelling dan de huidige. Soms gaat het om samenwerking of samenvoeging van bestaande Nationale Parken, zoals het Nederlandse Waddengebied, soms om uitbreiding van bestaande, soms om geheel nieuwe Nationale Parken, zoals NL Delta (Biesbosch-Haringvliet) en Hollandse Duinen. In het kader van het programma worden Nationale Parken ruimer begrensd en de natuurdoelstellingen in de kern van het gebied verbonden aan andere, meer recreatieve en regionaal-economische doelstellingen. Dat biedt veel kansen voor het landschap.

Het is de bedoeling dat verschillende partijen in een regio – zoals Staatsbosbeheer, recreatieondernemers, waterschappen, Provinciale landschappen, de LTO, Natuurmonumenten – coalities sluiten en met elkaar ambities formuleren die een gezamenlijk belang dienen, en die vastleggen in een visie of een plan, dat vervolgens wordt verankerd in gemeentelijke omgevingsplannen.”

In de werkagenda van het CRa hebben jullie het over de ‘transitie van het cultuurlandschap’. Wat verstaan jullie daaronder en waar gaat het landschap naar toe? In hoeverre blijft de landbouw de drager van het cultuurlandschap?
“Natuurlijk blijft de landbouw de belangrijkste drager van het cultuurlandschap. Maar de wijze waarop we nu voedsel produceren kan niet lang meer doorgaan. De transitie in de landbouw is één van de belangrijkste waar we voor staan. Die transitie moet leiden tot een beter milieu, meer natuur en een waardevoller landschap. Het streven naar schaalvergroting en het voortdurend vergroten van de opbrengst moet plaats maken voor een landbouw die verder denkt dan de korte termijn. Die ook de belangen van volgende generaties en van het landschap meeweegt. Tegelijkertijd is het voor veel boeren steeds moeilijker om rond te komen. Er moet dus echt iets veranderen. Want zij lijden net als het landschap onder het systeem. Het is ook in het belang van boeren om een gezonde bodem te hebben, een goede waterkwaliteit en een veerkrachtig ecologisch systeem.

Kijk, na de Tweede Wereldoorlog was het streven: ‘nooit meer honger’. Het was de tijd van de wederopbouw, van de modernisering van de landbouw, en van het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Alles was erop gericht de voedselproductie omhoog te krijgen. De landbouw werd snel efficiënter en productiever, en dat ‘nooit meer honger’ hadden we best snel voor elkaar. Maar toen zijn we doorgegaan met intensivering en schaalvergroting, uiteindelijk ten koste van het milieu, de natuur en het landschap.

Dat Nederland de wereld zou voeden is een hardnekkig frame dat niet vaak genoeg kan worden ontzenuwd. Het is niet waar dat wij ‘de wereld’ voeden, die gedachte getuigt van een enorme zelfoverschatting. Bovendien, willen wij wel als samenleving dat ons landschap wordt uitgeput, om melk te produceren voor melkpoeder dat op grote schaal naar China wordt geëxporteerd?

Ik hoop dat wij als samenleving besluiten dat we het anders willen: duurzamer, met een rijk landschap als resultaat en een goed inkomen voor de boeren. Er zijn veel signalen dat die omwenteling niet lang meer op zich laat wachten. De landbouw in Nederland zal de komende jaren sterk gaan veranderen, dat kan niet anders. We zitten nu hopelijk op de bodem.”

Dan komt wel de vraag naar boven van wie dat landschap eigenlijk is?
“In de tijd van de wederopbouw en de grote ruilverkavelingen hebben we een groot deel van de openbare ruimte uit het landschap gehaald. Dat was een grote fout. De boeren zijn weliswaar juridisch eigenaar van de grond, maar het landschap is van ons allemaal. Dát is – filosofisch gezien – de bottom-line. In mijn ogen is het landschap van ons, en wij stellen het ter beschikking aan boeren om voedsel te produceren en ons landschap te beheren. Daar horen natuurlijk ook vergoedingen bij. Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) zie ik als een deal tussen boeren en maatschappij: de samenleving betaalt de boeren voor het leveren van maatschappelijk gewenste diensten en kwaliteiten.

Vergelijk het met een stad als Amsterdam, die is ook van ons allemaal, niet alleen van de mensen die juridisch eigenaar zijn van de panden, en ook niet alleen van de Amsterdammers. Eigenaren van monumenten mogen hun panden ook niet zomaar verbouwen. Dat hebben we met zijn allen zo afgesproken. Een vraag die mij wel bezig houdt is: als het landschap van ons is, waarom gooien we het dan zo te grabbel? Het is complex, want ‘wij’ zijn ook de supermarkten, de zuivelondernemingen en de banken. We laten het allemaal toe. Terwijl we toe zouden moeten naar een ‘landschaps-inclusieve’, duurzame landbouw.”

En dan zijn er nog andere urgente opgaven, zoals de energietransitie.
“Ook de energietransitie zal een impact hebben op ons landschap, daar ontkomen we niet aan. De opgave is zo groot dat je niet alles in bestaand stedelijk gebied, op bedrijventerreinen of op zee kan oplossen. Maar toch moeten we kritisch blijven. Neem nu grootschalige zonnevelden, dat zou toch echt de allerlaatste stap van een uitgebreid afwegingsproces moeten zijn, na een maximale inzet op energiebesparing en andere oplossingen. Zonnepanelen op alle daken: uitstekend, maar niet in het landschap. Het is een industriële laag die geen kwaliteit toevoegt. Het is bovendien zonde van onze uitstekende landbouwgrond. Dat laatste geldt ook voor de productie van biomassa, nog los van andere bezwaren.

Windmolens vind ik een ander verhaal. Wat mij betreft doen wee dat maximaal op zee, 500 tot misschien wel 650 petajoule. In sommige grootschalige, rationeel verkavelde landschappen zijn windmolens ook interessant en passend. Denk bijvoorbeeld aan de droogmakerijen, de grootschalige zeekleipolders, de Veenkoloniën of De Peel. Het is daarbij wel van belang om het eigenaarschap goed te organiseren, zodat mensen uit de streek– en niet alleen de grondeigenaren - ook profiteren van de opbrengsten. Het is wat mij betreft overigens zeer de vraag of wij in Nederland voor 100% onze eigen energie zouden moeten produceren. We importeren ook veel voedsel en dragen niet allemaal in Nederland geproduceerde kleding. We zijn een klein, dichtbevolkt land. Laten we de energietransitie op zijn minst op Europese schaal benaderen. Ik vind de overgang naar duurzame energie van groot belang, maar laten we terughoudend zijn om al die industriële elementen die de transitie met zich meebrengt uit te strooien over ons landschap.”

Waar ligt eigenlijk je belangrijkste ambitie, als Rijksadviseur?
“De reden waarom ik Rijksadviseur ben geworden, is dat ik hoop dat ik iets kan doen aan de teloorgang van het Nederlandse landschap, en eraan kan bijdragen dat veranderingen in het landschap leiden tot nieuwe kwaliteiten. Dat is mijn belangrijkste drijfveer. Ik zie allerlei signalen dat mensen niet meer willen zoals het gaat; dat biedt hoop. Bij die energie wil ik graag aansluiten.  Ik ben als Rijksadviseur op allerlei borden aan het schaken, in de hoop dat het iets teweegbrengt, dat het landschap weer op de beleidsagenda komt en dat er gebouwd gaat worden aan nieuwe kwaliteiten in een gezond en fantastisch landschap. Dat is waar ik het voor doe.”

Reacties

Wietse Hermanns 30 maart 2018 12:58

Zelf vind ik daarbij de vraag interessant welke uitgangspunten en referenties je gebruik bij landschapsherstel: kijk je naar het visuele herstel, of let je juist op natuurlijke buffering en levensvatbaarheid, ook in situaties van bijv. klimaatverandering? Van belang zijn daarbij naar mijn mening referentiegebieden in binnen- en (vooral) buitenland, zie ook https://www.klimaatcoalitie.nl/uitdagingen/oerpolder-polder-jouw-idee als een mogelijk voorbeeld.

Huub van 't Hart - Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV Natuurbeschermingscommissie 30 maart 2018 12:11

Als er over landbouw of boeren gesproken wordt valt het op dat dan veelal het beeld van de grondgebonden veehouder /landbouwer voor ogen staat. Ik zou graag de toepassing van de voorgestelde natuurinclusieve landbouw zien op de tuinbouw zoals die zich in Nederland in steeds meer niet-grondgebonden richting ontwikkeld, inclusief de in progressieve kring meer populaire stadstuinbouw.

Adriaan van Nooten 20 maart 2018 14:30

Graag ook een visie op de "schoenendozen" distributiecentra die langs drukke wegen woekeren! Ze staan precies op die sliertjes Nederland die de landschapsbeleving van miljoenen Nederlanders bepalen

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.