THEMA ENERGIE-TRANSITIE
#4/2024
FOTO BERT POTS
Ruimte en Wonen Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
THEMA ENERGIE-TRANSITIE
#4/2024
Energie-
transitie
#4/2024
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
THEMA ENERGIE-TRANSITIE
#4/2024
Aanpak groeiende dak-
en thuisloosheid
VERSCHUIVING VAN ZORG NAAR WONEN
'Zoek aansluiting bij de
leefwereld van de ander'
SUCCESVOLLE SAMENWERKING IN DE
ENERGIETRANSITIE
Maak meer ruimte
voor werken in de stad
ONDERNEMERSCHAP BIEDT WEG
UIT ARMOEDE
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Evamarije Smit via telefoonnummer 06-16192662 of via e-mail e.smit@aeneas.nl
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers, duurzaamheidstrategen en architecten?Kijk op www.ruimteenwonen.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 205 10 23
1
Aanpak
dakloosheid
06
EN VERDER
04 Hoofdredactioneel
Energietransitie
60 Column
Els Otterman
72 Column
Flip ten Cate
74 Recensie
Leven onder het
luchtruim
ARTIKELEN
12 Aanpak groeiende
dakloosheid
Verschuiving van zorg
naar wonen
26 Windenergie op land
Speelbal van de politiek
34 Succesvolle
samenwerking
'Sluit aan bij andermans
leefwereld'
42 'Oefen bij renovatie in
nieuwsgierigheid'
Gulden Feniks 2024
52 Renovatiemanifest
'De meeste woningen
staan er al'
62 Werken versus wonen
'Stop het vertrek van
bedrijven uit de stad'
INTERVIEW
18 Gemeenten aan
de slag
Interview Maureen van
Eijk (directeur NPLW)
Succesvolle
samen-
werking
34
Mona
Fanclub
72
COVER
Dakloosheid in Brussel.
Foto: Bert Pots
THEMA
ENERGIETRANSITIE
Inhoud
2
Jan de Vries
StraatConsulaat Jeroen Kleijne
freelance journalist Marten van der Gaag
zelfstandig adviseur
Evamarije Smit
redacteur Marieke Berkers
NRP Elisabeth Boersma
NRP
Rik van der Ploeg
Natuur & Milieu Els Otterman
HDSR Cees-Jan Pen
Fontys
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Remco Deelstra
gemeente Leeuwarden Flip ten Cate
redacteur Jutta Hinterleitner
stedelijk onderzoeker
Bert Pots
senior redacteur
4
Ook vandaag is de bouw
van windturbines op land
een issue, nu voor de BBB.
En onderdeel van een poli-
tiek van pappen en nathou -
den. Toch gaat er als het
om de energietransitie gaat
ook veel goed, legt Maur -
een van Eijk in een inter -
view uit. Zij is directeur
van het Nationaal Pro -
gramma Lokale Warmte -
transitie. Volgens haar leeft
bij gemeenten steeds meer
de wens tot versnelling.
Ten opzichte van een jaar
geleden staat het onder -
werp warmtetransitie veel
meer op de kaart, overal in
het land. Gemeenten willen
nu echt aan de slag met
concrete projecten én met
het warmteprogramma. Maar, zo wordt gesigna -
Energietransitie
De energietransitie wordt
in dit nummer op drie
heel verschillende manie-
ren belicht. De oudere le-
zers onder ons kunnen
zich wellicht nog herinne-
ren dat in 2007 toenmalig
VROM-minister Jacqueli-
ne Cramer in het kabi-
net-Balkenende IV
besloot geen windturbi-
nes toe te staan in de
buurt van Woerden. Het
belang van het uitzicht in
het Groene Hart woog
voor haar het zwaarst.
Haar keuze was voor Ne-
derlandse gemeenten het
sein om minder werk te
maken van de bouw van
windturbines op land.
Marten van der Gaag
schetst hoe in de periode
Ten opzichte van een jaar
geleden staat de
warmtetransitie veel meer
op de kaart bij gemeenten,
overal in het land
2007-2013 afkeer van
windturbines en de ur-
gentie om grote stappen
te zetten in hernieuwbare
energie elkaar afwissel-
den. Met een belangrijke
vraag: waardoor ontbrak
het de politiek aan een
vaste koers?
5HOOFDREDACTIONEEL
leerd in het derde artikel
over de energietransitie, bij
concrete transitieprojecten
is bewonersparticipatie
vaak een wassen neus. Veel
bewoners van buurten en
wijken voelen zich niet
gehoord en al helemaal
niet begrepen. Kan dat niet
anders? Jawel. Maar suc -
cesvolle samenwerking
lukt alleen bij begrip voor
elkaars leefwereld, inzicht
in oordelen en vooroorde -
len over en weer en de
bereidheid om verschillen -
de perspectieven in een
veilige omgeving met el-
kaar te bespreken. Voor de man op de voor -
pagina is er geen onderko -
men beschikbaar, laat
staan een permanente heel
duurzame woning. En hij is
in onze steden ? niet alleen
in Nederland, maar overal
in Europa ? onderdeel van
een almaar groeiende
groep dak- en thuislozen.
Jan de Vries, codirecteur
van Straat Consulaat in
Den Haag, heeft de hoop
losgelaten dat in 2030 dak -
loosheid in ons land tot nul
zal zijn gereduceerd. Hij analyseert de oorzaken.
Niet alleen is de groep die
te maken heeft met dak- en
thuisloosheid heel veel
groter dan vaak wordt ge -
dacht; ook het systeem van
zorg en welzijn zit structu -
reel in de weg. Voor De
Vries is dakloosheid hele -
maal geen zorg-, maar juist
een woonprobleem. Cees-Jan Pen, lector De
ondernemende regio aan
Fontys Hogeschool, wijst
op een heel ander pro -
bleem in onze steden: zij
tellen steeds minder be -
drijven. Het sluiten van
winkels en het verdwijnen
van werkplaatsen vormen
volgens Pen een groeiende
bedreiging voor economi -
sche diversiteit, sociale
inclusie en levendigheid.
Hij kijkt naar de mogelijk -
heden om de stad weer in
balans te brengen. De
bouw van betaalbare be -
drijfsruimte door woning -
corporaties biedt bijvoor -
beeld een mogelijkheid om
naoorlogse, kwetsbare
wijken te verbeteren. On -
dernemerschap is ook een
weg uit armoede.
Evamarije Smit
Bert Pots
6
Verschuiving van zorg naar wonen
Aanpak
groeiende
dakloosheid
7
Jan de Vries
Volgens het Nationaal Actieplan Dakloosheid moet in 2030 dakloos-
heid tot nul zijn gereduceerd, maar dat gaat niet lukken. De wil om
dakloosheid echt te voorkomen is te minimaal, zo constateert Jan de
Vries, co-directeur Straat Consulaat. Hij pleit voor radicale verande-
ringen op alle niveaus. Bij Rijk, gemeenten en niet op de laatste
plaats bij corporaties en zorginstellingen. Dakloosheid is een woon-
probleem, geen zorgvraagstuk.
Dakloosheid in Den Haag. FOTO: EVELINE VAN EGDOM / STRAAT CONSULAAT
8
VOLKSHUISVESTING
H
et recht op huisvesting is
het recht op een thuis, een
plek waar je veilig, waar -
dig en vreedzaam een le -
ven kunt opbouwen. De
verplichtingen die daar uit voortvloeien
zijn onder te verdelen in drie elementen:
het fysieke, het juridische en het sociale
thuis. Het fysieke ziet toe op de kwaliteit
van het huis en de directe omgeving van het
huis. De juridische en sociale elementen
maken van een huis, een thuis. Juridische
elementen zijn bijvoorbeeld bescherming
tegen huisuitzettingen, huisvredebreuk,
woonzekerheid (een eigen huurcontract),
maar ook gelijke toegang tot huisvesting.
Het sociale element is aanwezig wanneer
de plek waar iemand woont ook geschikt is
om vrienden en familie te ontvangen, kin -
deren te kunnen opvoeden, of waar vanuit
onderwijs kan worden gevolgd.
Ontbreken thuis
De meest gezaghebbende definitie van
dakloosheid (Ethos Light) is dakloosheid
primair het ontbreken van een thuis. Als er
met de drie hier boven beschreven elemen -
ten grote problemen zijn, dat staat de leef -
situatie gelijk aan dakloosheid. Denk bij -
voorbeeld aan buiten slapen, verblijf in een
noodopvang met slaapzalen of illegaal wo -
nen op een vakantiepark in een aftandse
caravan. Ook wanneer er grote problemen
zijn met juridische en sociale elementen
spreken we van dakloosheid. Zo kun je een
prima huisje hebben op een vakantiepark,
maar vanwege het totale gebrek aan juridi-
sche bescherming en de continue dreiging
van handhaving is het onmogelijk daar een
thuis van te maken. Ook verblijf in de
maatschappelijke opvang is gewoon dak -
loosheid. Dakloosheid is dus de meest extreme schending van het recht op behoorlijke
huisvesting. Bovendien leidt dakloosheid
ertoe dat iemand bijna rechteloos is. Het
uitoefenen van andere rechten wordt nage -
noeg onmogelijk gemaakt. Dat leidt ertoe
dat de staat verplicht is van bestrijding van
dakloosheid een prioriteit te maken; als on -
derdeel van de strategie op wonen welte -
verstaan, want dakloosheid is primair een
schending van het recht op huisvesting. Het
dakloosheidscijfer is de kernindicator om
vast te stellen hoe het staat met het verwe -
zenlijken van het recht op huisvesting.
Stijgt dat cijfer dan faalt de overheid. De
enige nationale cijfers zijn af komstig van
het CBS. Deze cijfers kennen serieuze te -
kortkomingen. Ze zijn gebaseerd op schat -
tingen, een beperkte definitie van dakloos -
heid en bieden geen inzicht in regionale of
gemeentelijke cijfers en trends. Sinds 2022
kent ons land daarnaast een andere telme -
thode. De Ethos telmethode. Iedereen in
een leefsituatie onder Ethos Light wordt
meegeteld en zoveel mogelijk organisaties
en instellingen die dakloze mensen kennen
tellen mee. Na inmiddels twee telrondes in
acht regio's valt een aantal zaken op. Twin -
tig procent van de dakloze mensen is kind;
veertig procent is jonger dan 27 jaar; dertig
procent is vrouw. Wat ook opvalt is dat
slechts dertig procent van de getelde men -
sen in een situatie van buiten slapen of op -
vang zit. Zeventig procent bevindt zich in
een andere leefsituatie, maar is wel dak -
loos. Het stereotype beeld van de dakloze
klopt dus niet.
Diverse groep
Op basis van alle signalen kan worden ge -
steld dat de omvang van dakloosheid stijgt
en een meer diverse groep raakt. Die stij -
ging wordt vooral veroorzaakt door het
voortdurende en stijgende gebrek aan be -
9
Dakloosheid in Brussel.FOTO: BERT POTS
10
Dakloosheid in Brussel.FOTO: BERT POTS
11
VOLKSHUISVESTING
12
VOLKSHUISVESTING
taalbare en passende huisvesting. De
Ethos-tellingen maken pijnlijk duidelijk
dat een enkel 'life event', zoals een faillis -
sement of scheiding, ervoor kan zorgen dat
iemand dakloos raakt. Vakantieparken zit -
ten vol met zogenoemde spoedzoekers, ge -
scheiden mannen en vrouwen, dikwijls
met kinderen. Ook zien we dat het aantal
buitenslapers toeneemt. Deels wordt dat
veroorzaakt door mensen die op wachtlijs -
ten voor (crisis-)opvang staan. We zien
verder dat het opvangsysteem volledig
vastloopt, omdat er nauwelijks uitstroom
is naar wonen. Mensen zitten soms jaren in
de noodopvang. Dit is naar alle waar -
schijnlijkheid de top van de ijsberg, want
verblijf in de (nood-)opvang en/of buiten
slapen zijn doorgaans het laatste station.
Stijgt het aantal mensen buiten en in de
opvang, dan stijgt het aantal mensen in
een andere leefsituatie die gelijk staat aan
dakloosheid ook.
Sleutel bij wonen
Het blijft verbazingwekkend dat we het er -
over eens zijn dat dakloosheid een woon -
probleem is. In het Nationaal Actieplan
Dakloosheid (NAD) wordt erkend dat de
sleutel ligt bij wonen. Dakloosheid is in be -
ginsel op te lossen met meer passende en
betaalbare huisvesting, maar de beleidsver -
antwoordelijkheid voor de aanpak van dak -
loosheid ligt onverminderd bij het ministe -
rie van V WS en gemeentelijke afdelingen
zorg en/of maatschappelijke opvang. Dat is
des te verwonderlijker omdat het verwezen -
lijken van het recht op huisvesting het
hoogste doel is van het ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Juist dakloosheid is de meest extreme
schending van het recht op huisvesting. Het
bestrijden van dakloosheid krijgt echter
niet de hoogste prioriteit in het woonbeleid. Het Rijk reduceert dakloze mensen veelal
tot een 'aandachtsgroep': de groep die uit de
maatschappelijke opvang stroomt en die al-
tijd zorg nodig heeft. Dat betekent ook dat
het beleid zich richt op hooguit dertig pro -
cent van het daadwerkelijke aantal dakloze
mensen en dat de minister van Volkshuis -
vesting zich nauwelijks verantwoordelijk
voelt voor de bestrijding van dakloosheid.
Op gemeentelijk niveau zien we eenzelfde
beeld. In lokale woonvisies wordt zo nu en
dan wel verwezen naar het belang van het
bestrijden van dakloosheid, maar voor de
verdere uitwerking hiervan wordt steevast
verwezen naar het lokale actieplan dat on -
der verantwoordelijkheid van de wethou -
der Zorg tot stand is gekomen. Het tover -
woord nu is de woonzorgvisie: een visie
gericht op mensen die zorg nodig hebben.
Hoogste prioriteit
Mijn voorstel is om het uitbannen van
dakloosheid conform de Ethos Light defi -
nitie landelijk de allerhoogste prioriteit te
geven. Dit is in lijn met de verplichtingen
die Nederland is aangegaan en het is in
lijn met het hoofddoel van het ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or -
dening. Koppel daar concrete doelen aan.
Stuur op de hoofdindicator: aantal men -
Straat Consulaat
Stichting Straat Consulaat behartigt actief
de belangen van dakloze mensen in Den
Haag. Dit doen ze door hand in hand te
werken met (dreigend) dakloze mensen.
Jan de Vries is jurist, voorvechter van
mensenrechten en onder meer co-directeur
van Straat Consulaat en bestuurslid van
stichting Straatalliantie in Amsterdam.
13VOLKSHUISVESTING
sen die volgens de Ethos Light-definitie
dakloos is. Zorg ervoor dat de effecten van
beleid hieraan worden getoetst. Dit moet
doorsijpelen naar gemeenten. Ook in de
lokale woonvisies moet het voorkomen en
uitbannen van dakloosheid topprioriteit
krijgen. Op deze manier worden de capa -
citeit en de middelen van het ministerie
benut om dakloosheid te voorkomen en
bestrijden. Solide dakloosheidscijfers zijn
de basis. Wat voor huisvesting is er nodig,
voor wie? Corporaties zijn daarin belang -
rijke spelers. In essentie zijn zij
gemandateerd om het recht op
huisvesting te verwezenlijken. Een begin kan worden gemaakt
door de verplichte urgentiecatego -
rieën uit het wetsvoorstel Verster -
king regie volkshuisvesting aan te
passen. Zorg ervoor dat iedereen
die onder Ethos Light valt urgentie
krijgt. Dit zullen veel mensen zijn
en daarmee wordt de urgentie al-
leen maar zichtbaarder en voel-
baarder om daadwerkelijk voor
deze groep woonoplossingen te vinden. Het
ministerie van V WS kan zich dan, net als de
zorgverleners, richten op zorg voor hen die
dat nodig hebben.
Financiële prikkels
Er is momenteel geen sturing op verande -
ring. Financiële en juridische prikkels kun -
nen hier verandering in brengen. In het al-
gemeen zou het Rijk veel meer moeten
sturen op concrete resultaten in gemeen -
ten. Op dit moment gebeurt dat onvoldoen -
de. Geld dat direct beschikbaar wordt ge -
steld voor dakloosheid is niet geoormerkt.
Er is dan ook nauwelijks zicht op hoeveel
geld gemeenten daar daadwerkelijk aan be -
steden. Laat staan in welke mate dit bij -
draagt aan de doelstellingen van het Natio -naal Actieplan Dakloosheid (NAD). Het is
mogelijk dat gemeenten die kampen met
stijgende dakloosheid geld overhouden,
terwijl dat geld juist is bedoeld om de pro -
blematiek aan te pakken. Een belangrijk onderdeel van het NAD is
het af bouwen van opvang ten gunste van
wonen. Het probleem is dat er geen enkele
prikkel is dit daadwerkelijk te doen. De spe -
lers die hierin leidend zouden moeten zijn,
hebben niet direct baat bij verandering. Ge -
meenten zouden gedwongen moeten wor -
den aantoonbaar te werken aan de omslag
van opvang naar wonen via concrete resul-
taten. Ook kan in nieuwe aanbestedingstra -
jecten voor de maatschappelijke opvang het
ombouwen van opvang naar wonen worden
opgenomen als eis, om daar vervolgens ac -
tief op te gaan sturen. Dan ervaren ook op -
vangorganisaties meer druk om te verande -
ren. Dat voor de omslag naar wonen
corporaties veel meer verantwoordelijk -
heid moeten nemen is vervolgens een logi-
sche consequentie. Bij een verschuiving van verantwoorde -
lijkheid van zorg naar wonen zou de ge -
meente zichtbaar moeten maken hoeveel
middelen vanuit het woondomein beschik -
baar worden gesteld voor het voorkomen
en uitbannen van dakloosheid. In de huidi-
'Dakloosheid is
uitsluitend op te lossen
met meer passende en
betaalbare huisvesting'
14
ge praktijk is geld dat beschikbaar wordt
gesteld voor voorkomen en uitbannen van
dakloosheid primair zorggeld. Dit kan
maar beperkt ingezet worden voor huis -
vesting. Als het al ingezet wordt voor wo -
nen, dan gebeurt dat vrijwel altijd met een zorgcomponent. Nu zullen er ook best mid
-
delen beschikbaar zijn vanuit wonen die
mogelijkerwijs dakloosheid kunnen voor -
komen en uitbannen, met name voor men -
sen zonder (grote) zorgbehoefte, maar on -
duidelijk is hoeveel en welke concrete
Dakloosheid in Brussel.FOTO: BERT POTS
15
VOLKSHUISVESTING
effecten dit dan zou moeten hebben op
dakloosheid. Kortom, er wordt niet actief
op gestuurd.
Betere rechtsbescherming
Betere rechtsbescherming en toegang tot recht voor (dreigend) dakloze mensen
vraagt om interventies op drie gebieden: de
wet, laagdrempelige juridische mechanis -
men en juridische ondersteuning. Wetten
moeten veel beter beschermen tegen dak -
loosheid en de omslag naar wonen onder -
steunen. Een concreet voorbeeld is een wet -
telijk verbod op dakloosheid vanwege
huisuitzettingen. Er rust een plicht op de
overheid om bij huisuitzettingen fatsoenlij -
ke en passende herhuisvesting te regelen,
maar in Nederland is daar geen sprake van.
Integendeel, mensen die uit hun huis wor -
den gezet worden verwezen naar de opvang
of verblijf in hun netwerk. Er wordt niet
eens bijgehouden hoeveel mensen dakloos
raken vanwege een huisuitzetting. Ook zou het scheiden van wonen en zorg
wettelijk kunnen worden geregeld. Als
mensen doorstromen van maatschappelijke
'Corporaties zijn in
essentie
gemandateerd
door de overheid
om het recht op
huisvesting te
verwezenlijken'
16
Dakloosheid in Brussel.FOTO: BERT POTS
17VOLKSHUISVESTING
opvang naar een huis, dan krijgen ze door
-
gaans geen eigen huurcontract. Er wordt
dan een huurovereenkomst afgesloten tus -
sen corporatie en zorgverlener. Het verle -
nen van zorg is voorwaardelijk voor het be -
houd van een woning. Dit is gestoeld op
stigmatiserende beelden en discrimine -
rend. En het tast de huurbescherming aan.
In het NAD wordt aangegeven dat deze
praktijk moet stoppen. Daar zien
we in de praktijk nog te weinig
van terug. Sterker nog, de prak -
tijk lijkt te worden bestendigd
met de continue nadruk op de
combinatie tussen wonen en
zorg. Een laagdrempelig mechanis -
me om rechten te kunnen clai-
men ontbreekt vooralsnog. Zo
kunnen dakloze mensen, bij -
voorbeeld, nergens naartoe als
blijkt dat het NAD niet werkt.
Het zou interessant zijn om het
Canadese voorbeeld te volgen
waarbij een onaf hankelijke Fe -
deral Housing Advocate collec -
tieve klachten behandelt van or -
ganisaties die vinden dat het
woonbeleid - in Canada voor een groot
deel gericht op het uitbannen van dakloos -
heid en precair wonen - onvoldoende effect
heeft of zelfs averechts werkt. In Neder -
land zou de Nationale Ombudsman of het
College voor de Rechten van de Mens deze
rol kunnen vervullen. Zo zou de boven -
staande praktijk waarbij zorg en wonen
aan elkaar gekoppeld zijn, ondanks het
voornemen dit niet te doen, kunnen wor -
den getoetst. Niet op de laatste plaats is er
nauwelijks tot geen juridische ondersteu -
ning voor (dreigend) dakloze mensen. On -
dersteuning is vooral dienstverlenend, ge -
richt op het ledigen van acute nood, en maar zelden worden zij gesteund om het
recht op huisvesting te claimen.
Conclusie
Dakloosheid is een oplosbaar probleem.
Een paradigmashift waarin het voorko -
men van dakloosheid centraal staat, dak -
loosheid daadwerkelijk wordt gezien als
een woonprobleem en we opvang af bou -
wen ten gunste van wonen, kan in de prak -
tijk alleen plaatsvinden door radicale ver -
anderingen door te voeren op alle niveaus.
Dit soort veranderingen vragen politieke
urgentie en de wil om te veranderen. Voor -
alsnog ontbreekt het daaraan bij het Rijk,
in gemeenten en bij de belangrijkste spe -
lers die in dit veld de dienst uitmaken.
Hierdoor blijven we aanmodderen -welis -
waar met een mooi plan op papier- en zal
dakloosheid blijven groeien.
'De Nationale
Ombudsman of het College voor de
Rechten van de Mens zou het woonbeleid kunnen toetsen op effectiviteit'
18
INTERVIEW
Maureen van Eijk.FOTO: NPLW
19INTERVIEW
Ten opzichte van een jaar geleden staat het onderwerp warmtetransitie veel meer
op de kaart bij de gemeenten, overal in het land, zegt Maureen van Eijk. "Ze heb -
ben meer ambtelijke capaciteit beschikbaar en de vragen die wij krijgen worden
steeds specifieker. Dit is omdat gemeenten nu echt aan de slag willen met concrete
projecten én met het warmteprogramma. Dat is een heel goed teken."
Drie rapporten
Het Rijk heeft het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie begin 2023 in het
leven geroepen om gemeenten te ondersteunen in hun regierol bij de uitvoering
van de warmtetransitie. Het NPLW werkt onder meer met 'accounthouders'. Zij
fungeren als aanspreekpunt voor de gemeenten, de dertig warmteregio's en pro -
vincies. In het voorjaar van 2024 hebben de accounthouders van het NPLW ruim
honderd gemeenteambtenaren geïnterviewd. Ook hebben zij gesprekken gevoerd
met lokale en regionale bestuurders tijdens vijftien zogeheten 'doe ateliers'. Daar -
Jeroen Kleijne
Gemeenten werken hard aan de warmtetransitie. Wel hebben
ze meer middelen nodig en duidelijkheid over de nieuwe
wetgeving. Dat bleek afgelopen najaar uit drie uitgebreide
onderzoeken van het Nationaal Programma Lokale
Warmtetransitie (NPLW). "Bij gemeenten leeft steeds meer de
wens tot versnelling", constateert NPLW-directeur Maureen
van Eijk.
'Gemeenten
willen echt
aan de slag'
20
INTERVIEW
naast onderzocht NPLW de voortgang van 66 'proeftuinen aardgasvrije wijken'.
Deze uitgebreide onderzoeken hebben geleid tot drie rapporten. Eén van die rapporten is de tweede editie van de Lokale Warmtetransitie in
Beeld (LWiB). Dit rapport geeft een goede indruk van wat er in de eerste helft van
2024 speelde bij gemeenten rondom de lokale warmtetransitie. Juist de uitge -
breidheid van de vragenlijst is iets wat gemeenten erg waarderen, vertelt Maureen
van Eijk. "Zo krijgen zij een totaaloverzicht van wat de lokale warmtetransitie in -
houdt en bespreken ze samen met de accounthouder over wat de gemeente daar al
dan niet in doet. Vaak leidt deze reflectie ook tot het verder concretiseren van de
ondersteuningsvraag aan het NPLW. Gemeenten werken daarom graag mee aan
dit onderzoek. We merken sowieso dat gemeenten het zeer waarderen dat wij van -
uit Den Haag bij ze langskomen om te horen wat er speelt." Het tweede rapport is de Monitor Proeftuinen in Beeld, dat de voortgang laat
zien van alle 66 proeftuinen aardgasvrije wijken. En als laatste is er de Rode dra -
den-notitie, met daarin de opbrengsten van bestuurlijke gesprekken in vijftien van
de dertig NPLW-regio's. "We hebben samen met de bestuurders in kaart gebracht
hoe zij naar de lokale warmtetransitie kijken. Wat gaat goed en wat kan beter? In
sommige gevallen sloten we aan bij bestaande overleggen en ging het meteen over
de inhoud. Andere keren zaten we aan tafel met wethouders die voor de eerste keer
met elkaar over de warmtetransitie spraken. Dat leverde veel verschillende beel-
den op over hoe bestuurders erin staan."
Voorbereiding warmteprogramma
Het algemene beeld dat uit de monitorrapporten naar voren komt, is dat alle ge -
meenten hard werken aan de warmtetransitie. Bijna de helft van de gemeenten is
inmiddels bezig met de voorbereiding van het warmteprogramma, dat ze uiterlijk
eind 2026 moeten vaststellen. Maureen van Eijk: "Met een warmteprogramma ge -
ven gemeenten aan welke wijken en buurten de komende tien jaar van het aardgas
afgaan en welke duurzame alternatieven hiervoor het meest geschikt lijken. On -
danks alle onduidelijkheid over randvoorwaarden en geld is het warmteprogram -
ma hét instrument om de regie te pakken. Een warmteprogramma geeft het brood -
nodige perspectief aan alle partijen die betrokken zijn bij de lokale warmtetransitie:
bewoners, bedrijven, verenigingen van eigenaren, utiliteitsbouw, woningcorpora -
ties, netbeheerders, installateurs en bouwbedrijven." Gemeenten hebben behoefte hebben aan ondersteuning bij het opstellen van dat
warmteprogramma. "We gaan hen daarbij zeker helpen. Naast de eerder gemaakte
Handreiking warmteprogramma start het NPLW begin 2025 met een ondersteu -
ningsaanbod voor alle gemeenten. Met fysieke en online bijeenkomsten begelei-
den de 'warmtetransitiemakers' gemeenten stap voor stap in het opstellen van een
Warmteprogramma. Gemeenten binnen een regio werken hierin nauw samen. Het
doel is dat het warmteprogramma eind 2025 gereed is voor bestuurlijke besluit -
vor m i ng." Uit de rapporten blijkt verder dat alle gemeenten volop aan de slag zijn met het
21INTERVIEW
isoleren van woningen en andere gebouwen. Een meerderheid zet actief in op het
stimuleren van individuele oplossingen, zoals warmtepompen. Ook hebben ge -
meenten meer plannen voor warmtenetten dan vorig jaar, vooral in stedelijk ge -
bied. Het aantal aardgasvrije woningen in de proeftuinen groeide tot ongeveer
6.500. Daarnaast hebben gemeenten in de proeftuinen ruim 3.500 woningen
'aardgasvrij-ready' gemaakt en is bijna de helft van de proeftuinen bezig met uit -
voering van isolatie, kierdichting en het stimuleren van elektrisch koken.
Signalen agenderen
De rapporten komen voort uit een
van de kerntaken van het NPLW: sig -
naleren en agenderen. Vanuit deze
rol bespreekt en agendeert het NPLW
signalen uit het land bij haar op -
drachtgevers en andere partners in
de lokale warmtetransitie. De be -
langrijkste signalen uit de drie rap -
porten heeft het NPLW inmiddels
besproken met haar opdrachtgevers
en de leden van de samenwerkings -
tafel Lokale warmte. De signalen
zijn verdeeld over drie thema's: de
regierol van gemeenten, financie -
ring en overige signalen. Bij die laat -
ste noemen gemeenten als belemme -
ringen onder meer de ingewikkelde
besluitvorming en de huidige regel-
geving van verenigingen van eigena -
ren (v ve's). Hierdoor ervaren zij de ondersteuning voor v ve's als zeer complex. Ver -
der zorgt regelgeving rond soortenbescherming ervoor dat de isolatieopgave
stagneert. En als laatste zijn met name de gemeenten met veel landelijk gebied op
zoek naar duidelijkheid over mogelijkheden voor het gebruik van lokaal opgewekt
groen gas. Op de website van NPLW hebben we deze signalen en hun vervolgacties
gepubliceerd, zodat iedereen ze kan inzien en volgen. Sinds de start van de proeftuinen in 2018 heeft de overheid al veel door gemeen -
ten gesignaleerde problemen opgepakt. Zo zijn de Wet gemeentelijke instrumen -
ten warmtetransitie (Wgiw) en de Wet collectieve warmte (Wcw) inmiddels in
behandeling bij het parlement. Beide wetten geven gemeenten meer handvatten
voor uitvoering van het warmteprogramma. Uit de rapporten blijkt dat gemeenten
graag meer duidelijkheid willen over de nieuwe wetgeving. Maureen van Eijk:
"Het zal niemand verbazen dat iedereen heel benieuwd is hoe het verder gaat. De
wetten zijn belangrijk voor gemeenten om hun regierol te pakken en verdere stap -
pen te zetten."
'Gemeenten
waarderen het zeer dat wij
vanuit Den Haag
bij ze langskomen om te horen wat er speelt'
22
Aanleg van een warmtenet.FOTO: VATTENFALL
23INTERVIEW
Veel gemeenten anticiperen al wel op de nieuwe wetgeving. Zo is de helft van
de gemeenten al bezig met de ontwikkeling van een warmtebedrijf ? alleen, sa -
men met andere gemeenten, met de provincie of andere partners. Van Eijk: "We
horen wel veel vragen over wat nu voor hen de beste organisatievorm is. Volgend
jaar komen we met een handreiking over deze keuzes. Je ziet zelfs al discussies
over de aanwijsbevoegdheid van gemeenten. Volgens het concept-Wgiw moeten
gemeenten immers in het warmteprogramma al aangeven of ze hier bij de uit -
voering in een gebied gebruik van willen maken. Waar ambtenaren die aanwijs -
bevoegdheid wel zouden willen inzetten, zijn bestuurders daar nu nog een stuk
terughoudender in."
Lastig opschalen
Gemeenten leren gelukkig veel op basis van de proeftuinen, maar dat leidt nog niet
tot versnelling van de warmtetransitie. De NPLW-directeur: "Iedere aanpak vraagt
maatwerk. Het is adap -
tief werken, stap voor
stap uitzoeken wat er
voor de volgende fase
nodig is. Het is niet zo
dat je de lessen uit de
proeftuinen kunt benut -
ten om alles daarna drie
keer zo snel te doen. Op -
schalen is lastig, dat heb -
ben wethouders expli -
ciet aan ons verteld.
Waar gemeenten in de
proeftuinen samenwer -
ken met bewonersinitia -
tieven zie je de projecten
sneller gaan. Aan de an -
dere kant vrezen gemeenten met veel woonkernen een tekort aan begeleidingsca -
paciteit, als straks in al die woonkernen bewonersinitiatieven actief zijn. En wat
doe je dan als die initiatieven het zonder goede begeleiding te ingewikkeld vinden
en ermee stoppen?" Sinds een paar jaar zijn er wel de middelen uit de Tijdelijke regeling capaciteit
decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE): een tijdelijke uit -
kering voor decentrale overheden om de capaciteit te verhogen voor uitvoering
van het klimaat- en energiebeleid. Bij veel gemeenten zorgt dit geld al voor meer
personele capaciteit. "In onze samenwerking met gemeenten, met het Rijk en met
andere ondersteunende organisaties streven we naar meer uniformiteit en minder
versnippering", zegt Van Eijk. "Dat leidt ertoe dat samenwerking makkelijker
wordt, omdat je dezelfde taal spreekt en dezelfde producten gebruikt. Met onze
'Het is niet zo dat je de lessen uit de
proeftuinen kunt
benutten om alles
daarna drie keer zo snel te doen'
24
INTERVIEW
handreikingen Uitvoeringsplan en Warmteprogramma, die we samen met ge
-
meenten hebben ontwikkeld, dragen we hieraan bij. En als deelnemers aan het
programma Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET) leveren
we een bijdrage aan de ontwikkeling van een vergelijkbaar begrippenkader voor
de warmtetransitie ? met de focus op de realisatie van warmtenetten."
Collectieve projecten
Gemeenten zijn blij met de middelen die het Rijk beschikbaar heeft gesteld voor
bijvoorbeeld de installatie van warmtepompen en isolatiemaatregelen. Die midde -
len zijn vooral nog gericht op het stimuleren van de particuliere aanpak. Maureen
van Eijk: "Voor collectieve projecten zoals warmtenetten is meer geld nodig.
Warmtenetten hebben vaak de laagste nationale kosten, alleen voelen bewoners
dat nu niet direct in hun portemonnee. Met extra subsidie socialiseer je de kosten
van een warmtenet op zo'n manier dat het aanbod voor de bewoner aantrekkelijk
wordt." Financiering is sowieso voor de gemeenten een belangrijk onderwerp. "Dan gaat
het natuurlijk vooral over de betaalbaarheid van de warmtetransitie voor de bewo -
ners: wat betalen ze nu
voor warmte? Wanneer
wordt het voor hen inte -
ressant om over te stap -
pen? Daarbij geldt het
'niet meer dan an -
ders'-principe ten op -
zichte van de prijzen die
ze nu betalen. Gelukkig
zijn er de afgelopen ja -
ren veel manieren ont -
wikkeld om financiering
van de warmtetransitie
mogelijk te maken, zoals
diverse subsidies. Het
zijn er echter wel veel en ze zijn niet altijd op dezelfde manier aan te vragen. De
overheid kan nog stappen zetten om ervoor te zorgen dat daar meer uniformiteit in
ontstaat." Bestuurders van gemeenten geven daarnaast aan ook een goed, nationaal ver -
haal nodig te hebben om bewoners te overtuigen van nut en noodzaak om van het
gas af te gaan. "Gemeenten doen eigenlijk een oproep aan het Rijk: help ons om
duidelijk te maken wat de noodzaak en urgentie is van de lokale warmtetransitie.
En wat de redenen zijn om te kiezen voor een warmtenet, want op dit moment ligt
dat bij bewoners nog steeds gevoelig." Tenslotte worstelen gemeenten met het pro -
bleem van de netcongestie. "Hoe kun je als gemeente de regie pakken als de netbe -
heerder zijn eigen prioriteiten kiest? Vanaf welk moment bepaal je de planning
'Help ons om duidelijk te maken wat de
noodzaak en urgentie
is van de lokale
warmtetransitie'
25INTERVIEW
samen? Dat vraagt om goede samenwerking en inzicht in elkaars plannen. Ook op
het gebied van ruimte ? een signaal dat sommige gemeenten en de netbeheerders
nadrukkelijk noemden als een belangrijk aandachtspunt."
Warmtetransitie versnellen
Op basis van de rapporten ziet Maureen van Eijk zeker mogelijkheden om de
warmtetransitie te versnellen. "Begin 2025 starten we dus met ons ondersteu -
ningsaanbod Warmteprogramma voor gemeenten. Eind 2025 hebben deelnemen -
de gemeenten dan een Warmteprogramma klaar voor de besluitvorming. Dat biedt
duidelijkheid aan alle betrokkenen. De Kamer onderzoekt ook hoe warmtenetten
betaalbaarder kunnen worden, daarvoor zijn verschillende scenario's ontwikkeld.
Met onze accounthouders houden we de vinger aan de pols. Samen gaan we de
uitdagingen aan op weg naar aardgasvrije wijken, buurten en dorpskernen."
Jeroen Kleijne is freelance journalist en
tekstschrijver
Project Stadswarmte Arnhem, AVR Duiven.
FOTO: VATTENFALL
26
Energietransitie
Windenergie
op land
Windpark Slufterdam.FOTO: VATTENFALL
27
Marten van der Gaag
De energietransitie werd ruim vijftien jaar geleden speelbal van de
politiek. Afkeer van windturbines en de urgentie om stappen te zetten
in hernieuwbare energie op land wisselden elkaar af. Waardoor ont-
brak een vaste koers? Marten van der Gaag doet alsnog verslag. Hij
beleefde de soms tumultueuze onderhandelingen tussen de provin-
cies en het Rijk in de periode 2007 tot begin 2013 van nabij. Over
vaardige provincies, departementen zonder voeling met de regio's en
sterk wisselende politieke voorkeuren.
28
ENERGIETRANSITIE
I
n de zomer van 2001 werd de Be
-
stuursovereenkomst Landelijke
ontwikkeling Windenergie (BLOW)
ondertekend. De ambitie was om
voor 2010 1.500 MW windenergie -
vermogen te bouwen en dat lukte zo waar
in zes jaar tijd. Er heerste in 2007 optimis -
me over de toekomst, maar dat verdween
plotsklaps toen VROM-minister Jacqueline
Cramer zich verzette tegen de komst van
vier turbines in Woerden tussen de A12 en
de spoorlijn naar Leiden. Trouw kopte:
"Cramer heeft graag windmolens, maar
niet in het Groene Hart". Snelwegpanora -
ma's wonnen het van de energietransitie, en
dat was voor veel gemeenten het signaal om
maar met windplannen te stoppen. De
BLOW-doelen werden gehaald, maar niet
overal. Flevoland plaatste extra windener -
gie met steun van goedwillende landbou -
wers, maar andere provincies realiseerden
slechts vijf tot dertig procent van hun taak -
stelling. Daarbij kregen de problemen in de
uitvoering geen aandacht.
In 2008 gaf de nieuwe Wet op de ruimtelij -
ke ordening (nWro) provincies meer bevoegd -
heden. Gedeputeerden wisten dat provincies
goede plannen maakten, maar dat ze minder
competent waren in gebiedsontwikkeling.
Daarom startte het Interprovinciaal Overleg
(IPO) al in 2006 het programma Professiona
-
lisering Gebiedsontwikkeling. Leren van el -
kaar en met elkaar innoveren in de eigen
praktijk, met projectleiders, management én
gedeputeerden. Om buiten de eigen koker te
leren, deden Rijk, gemeenten, waterschappen
en bedrijfsleven mee. Zo waren provincies
goed voorbereid op hun toekomstige rol.
Politieke prioriteit
Na de Provinciale Statenverkiezingen in
2007 lag de politieke prioriteit van provin -
cies bij klimaat en energie en sommige pro -vincies beschikten over voldoende financiële
ruimte na de verkoop van energiebedrijven.
Daarom sloten de provincies begin 2009 een
Klimaat- en Energieakkoord met het kabi-
net. Daarin stond onder andere "ruimte ma -
ken voor 6.000 MW windenergievermogen
in 2020." Provincies zouden de regionale sa -
menwerking versterken en geld inbrengen
en de ministeries zouden de wettelijke knel-
punten, het struikelblok voor de energie -
transitie, oplossen. Maar deze belofte be -
landde snel in de prullenbak. In november
2009 weigerde Economische Zaken mee te
werken aan 23 voorstellen om die knelpun -
ten aan te pakken. Het ministerie van VROM
had weinig invloed meer en bestuurlijk zat
het slot erop. In februari 2010 viel het kabi-
net Balkenende IV en klimaatverandering
werd vestigingsklimaat. In de daarop volgende demissionaire pe -
riode werkte VROM aan het Nationaal
Ruimtelijk Perspectief Windenergie op
land. Het voorstel mikte onveranderd op
6.000 MW, voornamelijk in grote concen -
tratiegebieden. Met behulp van de Rijksco -
o rdinatieregeling (RCR) konden project -
ontwikkelaars Economische Zaken vragen
om de vergunningverlening voor projecten
groter dan 100 MW te coördineren. Omdat
de decentrale overheden daarmee buiten -
spel stonden, waren zij bezorgd dat de coör -
dinatieregeling als doorzetinstrument zou
worden misbruikt. En de Haagse kaartbeel-
den sloten niet aan op de plannen van de
provincies. Het VROM-plan stond kort voor
het overleg in de Volkskrant. De IPO-dele -
gatie - gedeputeerden Anne Bliek, Theo
Rietkerk en William Moorlag - was woe -
dend. Demissionair minister Huizinga (CU)
"deelde de ergernis van provincies en ge -
meenten" over dit lek. "De minister ging
mee met het IPO-aanbod dat provincies in
september concrete ruimtelijke reserverin -
29
gen zouden leggen naast de schetsen van
het rijk." Over drie punten was er geen dis -
cussie: ruimte voor 6.000 MW, de noodzaak
van concentratiegebieden en het primaat
van de provincies om deze gebieden aan te
wijzen.
Flinke opgave
Een voorstel uitwerken bleek een flinke op -
gave. Windmolens waren het thema van de
Kamerverkiezingen in 2010. Mark Rutte
ging tekeer in het RTL-debat: "Ach, die
'malle windmolens', die draaien niet op
wind, die draaien op subsidie." Later aange -
vuld met: "Ze zijn lelijk, ze verpesten je uit -
zicht en uiteindelijk werken ze niet!". De
stemming zat er goed in. Na het aantreden
van kabinet-Rutte I in het najaar van 2010
zag de wereld er anders uit. De naderende
PS-verkiezingen in 2011 vergrootten de druk. Het ministerie van Economische Za
-
ken, Landbouw en Innovatie (EL&I) tracht -
te provincies uit elkaar te spelen, discussies
gingen over toetsingsmomenten en dwang -
instrumenten. Daar hadden de provincies
geen trek in. Zij werkten aan 'twaalf kaar -
ten met een nietje erdoor' voor de landelijke
structuurvisie en bleven hameren op de
wettelijke knelpunten. De twaalf provincia -
le windenergiecoördinatoren speelden
hierin een cruciale rol. Zij wisten wat er
speelde, kenden de sentimenten van omwo -
nenden en schatten de haalbaarheid van
projecten goed in. Dankzij korte lijnen naar
gedeputeerden schakelden ze snel tussen
ruimtelijke mogelijkheden en politieke keu -
zes. Begin 2011 deden de provincies het
aanbod ruimte te zoeken voor 3.356 MW;
en als de knelpunten alsnog werden opge -
lost was in totaal 5.500 MW mogelijk. Die
Windenergie en energie-opslag op Energiepark Haringvliet Zuid.FOTO: VATTENFALL / J. LOUSBERG
30
lijst met probleempunten was intussen flink
gegroeid, met als belangrijkste: radarver -
storing, laagvliegroutes, aansluiten op het
elektriciteitsnet, risicocontouren, obstakel -
verlichting, kosten op rijksgronden en sane -
ring van oude windturbines.
Politieke omslag
De uitslag van de Provinciale Verkiezingen
sloeg de bodem onder het IPO-bod uit.
Noord-Holland verlaagde zijn bod met 670
MW. De interprovinciale samenwerking
ging wel door tot eind 2012, nu gericht op
het vastleggen van kennis en ervaring. De
externe evaluatie was positief, maar het
energieteam kon zich oriënteren op een
functie elders. Het werk aan windenergie -
projecten ging in de provincies wél door.
Het nieuwe kabinet beloofde weliswaar be -
terschap met de aanpak van knelpunten, maar deed weinig. Ambtenaren vonden in
Noord-Holland ruimte voor 150 MW extra,
maar dit was politiek onhaalbaar. In januari
2012 stond de teller tussen 3.800 en 5.500
MW. Daarbij eisten de provincies eisten een
zorgvuldig gebiedsproces, waarbij de coör -
dinatieregeling alleen op verzoek kon wor -
den ingezet. Om te voldoen aan de Europese verplich -
ting van 14 procent hernieuwbare energie in
2020 wilde EZ&I in Drenthe de coördinatie -
regeling inzetten op verzoek van projectont -
wikkelaars. Het verzet in de regio laaide op.
Omwonenden organiseerden zich in de Ne -
derlandse Vereniging van Omwonenden van
Windenergieprojecten (NLVOW). Het kabi -
net-Rutte I viel op 22 april 2012. De Tweede
Kamer legde demissionair minister Maxime
Verhagen ondertussen een moratorium op:
geen RCR als dwangmiddel tot 1 februari
Wind- en zonne-energie op Energiepark Haringvliet Zuid.FOTO: VATTENFALL / J. LOUSBERG
31
2013. In de demissionaire fase voerde Eco-
nomische Zaken de druk op en eiste een pro -
vinciaal voorstel vóór 1 november 2012. An -
derzijds anticipeerde het departement in
juni van dat jaar op een nieuwe koers met
een adviesvraag aan de SER over een strate -
gie om de energietransitie mét draagvlak te
organiseren. De formatie koerste af op een
'groen' kabinet, maar het wantrouwen tus -
sen ministerie en provincies groeide. Toch
wisten de provinciale windcoördinatoren en
ambtenaren van Economische Zaken en In -
frastructuur en Milieu een akkoord te berei-
ken met voldoende ruimtelijke reserverin -
gen voor windenergie.
Groen kabinet
Het kabinet-Rutte II, het groene kabinet van
V VD en PvdA, startte november 2012 met
forse energieambities. Het gelijktijdige
SER-advies kwam goed uit. Daarentegen
zaten sommige provincies, vooral
Noord-Holland, nog vast in hun anti-wind -
beleid. De deadline van het RCR-moratori-
um zorgde voor tijdsdruk. Eind september
was ruimte voor 5.750 MW geïnventari-
seerd, politieke wil voor meer ontbrak. De
Tweede Kamer wilde wel meer wind, minis -
ter Henk Kamp (EL&I) opperde 8.000 tot
9.000 MW. In het ambtelijk circuit "landde"
5.695 MW "plus 305 nog in te vullen na de
PS-verkiezingen in 2015." Het gesprek ver -
schoof naar realiteitswaarde, garanties en
termijnen om 305 MW in te vullen. Het IPO
bereikte met de ministers Kamp en Schultz
(I&M) nog datzelfde jaar overeenstemming
over 6.000 MW. Kamp wilde afzien van de
helft meer windenergie in ruil voor energie -
besparing. Uiteindelijk werd het 95% met -
een inplannen, 5% eind 2013. De RCR-pro -
cedure zou worden aangepast, maar de
knelpunten werden niet besproken. De consensus was snel voorbij, ministe -ries vielen terug op hun oude riedel. Kamp
meldde in de Kamer dat er geen akkoord
was en het RCR-moratorium zou aflopen.
De Kamer vroeg de minister om scherp op
te treden. De provincies kwamen er onder -
ling wel uit. Gedeputeerde William Moor -
lag uit Groningen stelde medio december:
'Het dossier dreigt een opeenstapeling te
worden van bijna-akkoorden'. Tientallen
mailwisselingen, sms'jes en telefoontjes
kleurden het kerstreces. Een bestuurlijk
overleg op 22 januari 2013 was de laatste
kans. Kamp gooide het op een akkoord met
partijgenoot Johan Remkes, commissaris
van de koning in Noord-Holland en
IPO-voorzitter. In een half uur waren zij er -
uit. Het werd 5.715 MW en een halfjaar om
de rest (285 MW) in te vullen. Voor eind ja -
nuari stond het akkoord op de fax van de
Tweede Kamer.
Forse verplichtingen
De provincies namen daarbij forse verplich -
tingen op zich. De verdeling van de reste -
rende 285 MW vergde zware onderhande -
lingen. De ruimte moest worden gevonden
Provincies zouden de samenwerking
versterken en geld inbrengen,
ministeries zouden de wettelijke knelpunten oplossen
ENERGIETRANSITIE
32
Provinciale
windcoördinatoren en
EZ-ambtenaren
bereikten akkoord met
voldoende ruimtelijke
reserveringen
ENERGIETRANSITIE
in de zes provincies die onvoldoende had -
den bijgedragen. De RCR-dreiging bleef.
Het Rijk kwam er makkelijk van af. Uitein -
delijk was eind 2020 slechts 4.189 MW aan
windvermogen operationeel, iets meer dan
ingeschat in 2012 (3.820 MW) en minder
dan ambitie van 6.000 MW.
Waarom was er in de periode 2007-2013
zoveel onmin rond de uitbreiding van wind -
energie op land? Het startpunt ligt vrij snel na de eeuw -
wisseling bij het kabinet Rutte I met de PV V
in de gedoogrol. In die periode speelden
ook twee andere transities die grote invloed
hadden op de positie van ministeries en de -
centrale overheden: de liberalisering van
de energiemarkt en de decentralisatie van
ruimtelijke bevoegdheden. Dit had grote
gevolgen voor ministeries en samen met ex -
treme politieke verschuivingen zorgde dit
voor een giftige mix bij de onderhandelin -
gen over windenergie. De verzwakte rol van VROM speelde ie -
dereen parten. Na de afwijzing van vier
windturbines in Woerden leek minister Cramer niet langer topprioriteit bij klimaat
te leggen. Het lekken in 2011 van windener -
giekaarten verzwakte de rol van VROM nog
verder. Consequentie was dat Economische
Zaken leidend werd in de energietransitie.
Dáár kwam de beleidsomslag naar duurza -
me energie traag op gang. De botte weige -
ring van het ministerie in 2009 om mee te
werken aan oplossen van wettelijke knel-
punten vlak voor de val van Balkenende IV
wekte de woede van provincies. Het kwam
over als een uiting van onwil en minachting naar provincies of van het vastzit -
ten in een 'fossiele' groef van EZ.
Europese energiedoelen
Onder Rutte I werd marktdenken
dominant totdat de realisatie van
Europese energiedoelen op de
agenda kwam. Wind op land was
politiek geen gewilde optie, maar
moest wel ontwikkeld worden als
goedkoopste alternatief om de
EU-doelen te halen. Het optreden
van minister Verhagen versterkte
de harde aanpak van zijn ambte -
naren. Het gebrek aan kennis en
competenties in gebiedsproces -
sen wakkerde het verzet tegen
Economische Zaken verder aan. Pas in 2012
riepen de rechter en de Tweede Kamer de
regering tot de orde. Toch bleef Economi-
sche Zaken de provincies dwingen om
ruimte te reserveren voor onrealistische
ambities. Andere stromingen binnen Economische
Zaken anticipeerden in de nadagen van
Rutte I wel op een koerswending, met een
adviesaanvraag aan de SER over een 'maat -
schappelijk aanvaardbaar proces' voor de
energietransitie. Dit had in de demissionai -
re periode geen effect op het optreden van
Economische Zaken. Pas vier dagen voor
33
het aantreden van Rutte II ontstond enig
begrip voor de wederzijdse belangen, waar -
mee het geitenpadje naar een akkoord inge -
slagen werd. Het akkoord van januari 2013 bevatte
veel verplichtingen voor provincies. In de
uitvoering hield Economische Zaken de mi-
nister uit de wind. Alles werd gedaan om
acties van ministeries laag op de agenda
van bestuurlijke ontmoetingen te krijgen.
Bij gebrek aan tijd werden ze dan niet be -
sproken, tenzij gedeputeerden er in slaag -
den om in het overleg de volgorde aan te
passen. Structureel kwam aandacht voor de
acties van de ministeries toen de borgings -
commissie van het Energieakkoord onder
leiding van Ed Nijpels eind 2015 ingreep. Provincies hadden zich goed voorbereid
op hun ruimtelijke rol. Windcoördinatoren
werkten landelijk intensief samen, kenden
de regionale problemen en waren bedreven in gebiedsprocessen. Zij hadden snel in de
gaten dat 6.000 MW windenergie op land in
2020 onhaalbaar was, zeker als de nationale
wetgeving niet werd toegesneden op duur -
zame energieproductie. Hun voorspelling in
2012 was accuraat. De stabiliteit van de uit -
voering was ook het resultaat van de inter -
provinciale samenwerking die ook doorliep
na de PS-verkiezingen van 2011. Door ver -
schillen in de verkiezingsuitslagen in provin -
cies werd het programma niet stopgezet en
kon het in 2013 een doorstart maken.
Collegiaal bestuur
De collegiale inrichting van Gedeputeerden
Staten en de aard van strategische en uit -
voeringsgerichte taken van provincies be -
vordert ambtelijke samenwerking over be -
leidsterreinen. In combinatie met de
interprovinciale samenwerking biedt dit
meer stabiliteit in de uitvoering. Dit staat in
contrast met interdepartementale spannin -
gen in Den Haag, die in belangrijke mate
bijdroegen aan de patstelling rond het op -
lossen van knelpunten in de wetgeving.
Provincies waren bovendien in staat om
zonder tussentijdse verkiezingen hun be -
leid bij te sturen, nadat Rutte II, het groen -
ste kabinet ooit, de ambities voor duurzame
energie opvoerde. De echte kentering volg -
de pas na de Statenverkiezingen van 2015,
toen klimaat in het geheel geen politiek the -
ma meer was.
Wat niet meewerkt aan een stabiele uit -
voering is dat de Eerste Kamer sinds de
Grondwetwijzing van 1983 toenemend ge -
politiseerd is geraakt. Statenverkiezingen
worden gekaapt als verkiezingen voor de
Eerste Kamer. Steeds vaker gaat het over
landelijk ongenoegen. Daardoor komen re -
gionale thema's minder aan bod in provin -
ciale verkiezingsdebatten.
ENERGIETRANSITIE
Marten van der Gaag
Marten van der Gaag leidde bij het IPO
achtereenvolgens de programma's
Professionalisering Gebiedsontwikkeling,
Uitvoering Klimaat- en Energieakkoord
2009 en Uitvoering SER-energieakkoord.
Hij coördineerde in die periode de
onderhandelingen van de provincies met
de ministeries over klimaat en energie. Van
der Gaag werkte daarna twee jaar als
secretaris van de Borgingscommissie
Energieakkoord bij de SER.
Het artikel is gebaseerd op openbare
stukken en het persoonlijk archief van de
auteur. In de volgende editie van Ruimte +
Wonen reflecteert hij op het beleid rond de
bouw van windturbines op land de
afgelopen tien jaar.
34
'Zoek aansluiting bij de leefwereld van de ander'
Excursie rond de energietransitie in de wijk Buiksloterham, Amsterdam-No\
ord.FOTO: MICHIEL LANDEWEERD / FLICKR
Succesvolle
samenwerking
in de
energietransitie
35
ENERGIETRANSITIE
Evamarije Smit
D
e weg naar energietransitie
kent complexe vormen van
samenwerking. Adviseurs
en onderzoekers, beleidma
-
kers en bestuurders broe -
den vanuit hun eigen verantwoordelijkheid
op de best mogelijke aanpak per regio, ge
-
bied, wijk of buurt, vaak bezien vanuit een
financieel, technisch en economisch per
-
spectief. Vervolgens is het aan communica -
tieprofessionals om voor dat plan voldoende
draagvlak te organiseren. Bewonerspartici
-
patie noemen we dat. Of wel: het gaat erom
bewoners zo ver krijgen dat zij instemmen
met het van bovenaf uitgedachte beleid.
Omgevingsmanager Johan Simon zegt het
op zijn manier. "De overheid - met steun van
adviseurs en bijvoorbeeld omgevingsmana
-
gers zoals ik zelf ? veroorzaakt zelf dat we
vastlopen in de energietransitie. Of in de an
-
dere grote transities. Participatie is heel
vaak een wassen neus. Steeds opnieuw ko
-
men we van bovenaf met plannen, die we er
bij inwoners doorheen willen krijgen".
Veranderende wereld
Simon plaatst de relatie tussen inwoner en
overheid in het perspectief van een veran -
derende wereld. "Eind jaren vijftig van de
vorige eeuw zorgde het Rijk voor een gas -
aansluiting in elk huishouden. Het afscheid
van kolenstook werd van bovenaf opgelegd.
Inwoners waren onzeker over wat dat voor
hen betekende, maar de overheid drukte
het gewoonweg door. In de decennia die
daarop volgden is de burger steeds assertie -
ver geworden. Aan die almaar groeiende
assertiviteit zitten twee kanten: enerzijds
biedt het ruimte voor een goede inbreng,
anderzijds gedraagt de burger zich als con -
sument. Burgers voelen zich vrij om plan -
nen van de overheid af te schieten. Heel
soms dagen zij de overheid uit: kom maar
Het realiseren van een energie-
transitie is een complex samen-
spel tussen bestuurders, beleids-
makers, adviseurs en burgers,
maar bewonersparticipatie is
vaak een wassen neus. Veel be-
woners van buurten en wijken
voelen zich niet gehoord en al
helemaal niet begrepen. Kan dat
niet anders? Succesvolle samen-
werking lukt alleen, zo schetst
Evamarije Smit, bij begrip voor
elkaars leefwereld, inzicht over
en weer in oordelen en vooroor-
delen en de bereidheid verschil-
lende perspectieven in een veili-
ge omgeving met elkaar te
bespreken.
36
ENERGIETRANSITIE
met iets beters, misschien doe we dan mee."
Bij zijn Bureau voor Omgevingsmanage -
ment komt Simon regelmatig de altijd pro -
cederende burger of wel beroepsburger te -
gen. Mensen die lijken te zijn 'geboren met
een ordnermap onder de arm'. Zij stellen
steeds opnieuw alles in het werk om niet te
laten gebeuren wat een (lokale) overheid
voorstelt. Botsingen tussen deze twee uiter -
sten ? de nog altijd tamelijk top-down geor -
ganiseerde (lokale) overheid en de mondige
(hoogopgeleide) beroepsburger ? kosten
gemeenten veel geld. Projecten moeten
worden stilgelegd en het werk aan bijvoor -
beeld die broodnodige energietransitie
wordt er niet leuker op.
Gelijkwaardige samenwerking
Gabbie van der Kroef, inwoner van buurt De
Buitenpepers in Den Bosch, kan lachen om
de term beroepsburger. Wel herkent hij zich
daar deels in. "Ik ben met pensioen en heb
me vanaf 2019 samen met anderen voor de
energietransitie in onze buurt ingezet. Van -
uit onze bewonersgroep zoeken we met val-
len en opstaan naar een gelijkwaardige sa -
menwerking met de gemeente." Vijf jaar geleden selecteerde de gemeente 's-Herto
-
genbosch vijf buurten om 'proef -
buurt aardgasvrij' te worden. De
gemeente gaf Buurtkracht de op -
dracht in twee buurten de bewo -
ners te organiseren. Projectleider
Bernice Kamphuis organiseerde
in korte tijd een meedenkteam
van 25 actieve bewoners en vier
goed bezochte bewonersbijeen -
komsten. De bewoners schreven
zelf een buurtplan over de verde -
re aanpak van de energietransi-
tie, een plan gericht op wonin -
gisolatie, onderzoek naar een
alternatief voor aardgas én buur -
tontwikkeling. Na het vertrek van
de projectleider, stelde de gemeente geld
beschikbaar voor een door de bewoners
Johan Simon
'Een lokale overheid die
vooral haar eigen beleid
centraal stelt en tegen
inwoners zegt: doe
mee. Dat werkt niet
meer'
37
Loubna BakraYvonne Zuidgeest
ontwikkelde aanpak per stratenblok gericht
op woningisolatie. "Een jaar later bleek de subsidie eenma -
lig, terwijl de bewoners juist om continu -
i teit vroegen", aldus Van der Kroef. Toch
haakten de buurtbewoners niet af. De ver -
klaring daarvoor ligt volgens hem in het
zelforganiserende vermogen van de buurt
en hun passie voor verduurzaming. "Wij
wilden verder met de aanpak gericht op wo -
ningisolatie. Daarom maakten we de wet -
houder duidelijk dat we zonder financiële
steun niet verder konden. Na een zoet-zuur
gesprek, zoals de wethouder het zelf noem -
de, zijn er afspraken gemaakt over de voort -
gang van de aanpak per stratenblok en over
een passend budget. Zo konden we verder." In de samenwerking tussen bewoners en
bijvoorbeeld de gemeente kan geld span -ningen veroorzaken. Van der Kroef waar
-
schuwt voor twee valkuilen. Bewoners
moeten niet denken dat wanneer zij iets
willen, dat de gemeente direct bereid zal
zijn hun plan te financieren. En de gemeen -
te moet bij een mooi initiatief niet direct op
de rem trappen, omdat er nou eenmaal
geen geld is. In beide gevallen leidt dat tot
een blokkade in de samenwerking. In vergelijking met die begintijd is de sa -
menwerking tussen buurtbewoners en ge -
meente wel verbeterd, meent Van der Kroef.
De ervaringen met de gemeentelijke pro -
jectleiders zijn wisselend: van betrokken
tot afstandelijk. "Inmiddels zijn we vier pro -
jectleiders verder. De huidige is gericht op
een duurzame relatie met de inwoners. Mis -
schien omdat hij uit Best komt, maar hij is
de beste verbindingsman met de gemeente
38
ENERGIETRANSITIE
tot nu toe. Hij luistert, belt snel terug en is
ook duidelijk over wat de gemeente wel en
niet kan doen."
Mismatch
Community-builder Loubna Bakra, bewo -
ner van de diverse wijk Woensel-West in
Eindhoven, herkent de mismatch tussen
(goedwillende) ambtenaren en inwoners.
In beleidstaal is 'haar' wijk een kwetsbare
wijk. In de volksmond wordt vanwege de
aanwezigheid van raamprostituees gespro -
ken over het Wilde Westen. Veel bewoners
hebben het hart op de tong. Als medewerker
in dienst van het Landelijk Samenwerkings -
verband Actieve bewoners (LSA) krijgt zij
vaak de vraag voorgelegd hoe draagvlak
voor verandering tot stand kan komen.
"Niet", zegt Bakra dan. "Niet op deze ma -
Ina Ahuis
Gabbie van der Kroef
Foto: Tim van Laere
nier". Hoe dat komt? "De afgelopen decen -
nia is de wijk overspoeld door onderzoe -
kers; vanuit elk gemeentelijk domein zijn er
een of meer studies gedaan. Tot op de dag
van vandaag. Keer op keer wordt inwoners
van gevraagd hun pijn te laten zien, hun
zorgen op tafel te leggen, hun armoede en
hun verdriet te tonen. Het zijn altijd dure
adviesbureaus of kennisinstellingen die in -
formatie komen ophalen, dat zien de inwo -
ners ook. Veel inwoners voelen zich simpel-
weg gebruikt. Het is halen, halen, halen,
maar ze zien er niets voor terug. Op korte
termijn in ieder geval niet". Bakra hoort hoe
buurtgenoten zich af vragen waarom zij tijd
moeten investeren in de beantwoording
van allerlei vragen, terwijl die mensen van
die adviesbureaus dik betaald krijgen. Ter -
wijl er voor henzelf helemaal niks veran -
39
dert. "Als er dan op een gegeven moment
een ambtenaar voorbij komt met tochtstrip -
pen, dan staat dat niet in verhouding tot de
tijdsinvestering. De mensen zijn al afge -
haakt; het fundament onder de energie -
transitie is flinterdun." Zelf heeft Bakra ervaring met de verduur -
zaming van haar slecht geïsoleerde corpo -
ratiewoning uit de jaren vijftig. De verduur -
zamingstrein van de woningcorporatie
kwam langs en de huur werd met vijftig
euro per maand verhoogd. "Die hele opera -
tie was een puur technisch-finan -
ciële aangelegenheid vol mooie
beloften. Maar een bewoner kan
zich geen voorstelling maken van
een gerenoveerd huis. En dan stel
je vragen: wat als die belofte niet
uitkomt? Is er budget opgenomen
voor tegenvallende prestaties?
Waar kan ik terecht als dat het ge -
val is? Het punt is dat als er vooraf
geen sprake is van een persoon -
lijk gesprek, die bewoner niet ge -
looft dat zo'n gesprek wel plaats -
vindt als zich daadwerkelijke
problemen voordoen. Maar als je
per week maar vijftig euro beschikbaar
hebt voor de boodschappen, dat zit je niet te
wachten op dit soort financiële onzekerhe -
den."
Mensbeeld
Yvonne Zuidgeest, directeur-bestuurder
van de welzijnsorganisatie Diverz, werkt al
vanaf 2018 samen met gemeente en wo -
ningcorporaties aan de energietransitie in
Zwijndrecht en omstreken. Inwoners die op
zoek zijn naar slimme manieren om de
energierekening te verlagen, kunnen (gra -
tis) ondersteuning krijgen van energiecoa -
ches van Diverz. "Er is heel veel mogelijk op
het gebied van duurzaamheid en energie -transitie, maar we bereiken alleen vooruit
-
gang als we aansluiting vinden bij de leef -
wereld van de ander, als we de ervaringen
en inzichten van de ander serieus nemen.
Juist door het technische met het sociale te
verbinden kunnen we inwoners ondersteu -
nen." Volgens haar is daarbij het mensbeeld
van bestuurders en beleidsmakers cruciaal.
"Klopt het wel hoe we naar onze inwoners
kijken? En welke aannames en vooroorde -
len zijn onderliggend en (onzichtbaar) rich -
tinggevend voor beleid?".
Oordelen en vooroordelen zijn koren op
de molen van wetenschapper en onderzoe -
ker Ina Ahuis. Zij bestudeert al ruim twintig
jaar de vraag hoe samenwerking al of niet
gestalte krijgt. De vraag hoe we naar elkaar
kijken en welk effect dat heeft op ons ge -
drag is een belangrijk uitgangspunt in haar
gedachtengoed. "Als ik professionals vraag
waarom samenwerking niet vanzelf gaat,
dan zijn er verrassend scherpe beelden over
wat er leeft. Ik hoor verhalen over het ont -
breken van vertrouwen, over angst voor lei-
dinggevenden, over incidenten, en slechte
ervaringen uit het verleden die voortleven
in het heden. Het zijn beelden die een grote
rol spelen in de samenwerking, maar die
ENERGIETRANSITIE
'We werken dan samen
vanuit de frames die we over elkaar hebben en niet vanuit wat er werkelijk leeft'
40
onbespreekbaar zijn. We werken dan samen
vanuit de frames die we over elkaar hebben
en niet vanuit wat er werkelijk leeft".
Goede intenties
Zo bestaat het dat bepaalde vormen van sa -
FOTO: PEXELS
menwerking helemaal niet lopen, ondanks
een gezamenlijke 'mission statement' en de
daaruit sprekende goede intenties. Ahuis:
"Er is geen enkele professional die 's och -
tends van huis gaat met het idee om de boel
eens lekker te verstieren. Professionals wil -
41
het gezamenlijke visiedocument er nog
eens bij te pakken, het helpt wel om te kij -
ken naar wat we als lastig ervaren." Ahuis legt de nadruk op wat het werk van
professionals vraagt en hoe hard we elkaar
nodig hebben. Complexe vraagstukken zo -
als de energietransitie kunnen niet worden
uitbesteed aan één expert die het overzicht
heeft en de enige, juiste oplossing biedt.
Hoe complexer en onoverzichtelijke het
vraagstuk, hoe belangrijker en noodzakelij -
ker is het volgens haar om de verschillende
perspectieven met elkaar te delen en te be -
spreken. Dit vraagt van betrokkenen (pro -
fessionals en inwoners) dat zij in een veilige
omgeving alle ideeën, beelden, gedachten
en gevoelens op tafel leggen. Ahuis ziet die
werkrelatie als belangrijkste sleutel voor
succes. "Dat is de 'veilige haven' in tijden
van onzekerheid en chaos. Als we daarbin -
nen alle relevante informatie helder beplei-
ten en nieuwsgierig onderzoeken komen
we met elkaar tot heel andere en betere
voorstellen die geen draagvlak behoeven,
want ze zijn met elkaar gecreëerd". Johan Simon staat in zijn werk als omge -
vingsmanager ook een fundamenteel ande -
re houding van professionals voor. "We mo -
gen onszelf in de spiegel kijken en ons
realiseren dat de energietransitie begint bij
onze eigen transitie. Dat maakt de weg vrij
voor een andere verbinding, een ander ge -
sprek, met elkaar en met onszelf ".
ENERGIETRANSITIE
Evamarije Smit
Auteur Evamarije Smit is programmeur van
het Energiefestival Noord-Brabant 2024 en
initiator van de training Betekenisvolle
relaties in de bouw.
len juist graag een goede bijdrage leveren.
Als dat niet lukt, is dat niet omdat professio -
nals verkeerde intenties hebben maar om -
dat zij de situatie als lastig ervaren. Als re -
actie daarop gaan ze duwen en gaan
anderen terugduwen. Het helpt dan niet om
42
Gulden Feniks 2024
'Oefen bij renovatie
van naoorlogse
woningen in
nieuwsgierigheid'
43
GULDEN FENIKS 2024
Marieke Berkers
O
ngeveer een op de vijf huis-
houdens woont in een na -
oorlogse sociale huurwo -
ning. Ze staan vaak in
kwetsbare wijken en wor -
den bewoond door mensen die 'bovenge -
middeld kampen met armoede, schulden,
gezondheidsproblemen, overlast, schrale
woonomstandigheden en gevoelens van
onveiligheid,' aldus het Verwey-Jonker In -
stituut in 2022 (Perspectief bieden). Vaak
hebben mensen niet één, maar vele proble -
men. Het is dus zaak om juist in deze naoor -
logse sociale woongebieden en haar bewo -
ners te investeren. Daar vallen meters te
maken vanwege verbetering van leefom -
standigheden. Corporaties en gemeenten investeren ze -
ker in dit soort buurten. Op gebouwniveau
vormt met name verduurzaming een aan -
leiding om aan de slag te gaan. Doel daarbij
is het halen van de Nationale Prestatieaf -
spraken die Aedes, Woonbond, VNG en de
minister voor Volkshuisvesting en Ruimte -
lijke Ordening in 2023 hebben gemaakt on -
der het motto 'geen CO2-uitstoot meer in de
gebouwde omgeving in 2050'. Genoemde
partijen lijken tevreden over de snelheid
waarmee dat gebeurt. 'Corporaties lopen
op dit moment al voorop in de verduurza -
mingsopgave,' zo valt te lezen in diezelfde
Nationale Prestatieafspraken. In ronkende
beleidsretoriek beloven corporaties, Rijk en
gemeenten dat die verduurzaming aange -
pakt wordt 'op integrale wijze', met oog
voor sociale opgaven. Hoe kan het dan dat
de Gulden Feniks in 2024 slechts vijf inzen -
dingen van het type renovatieprojecten
ontving? Waar blijven de koplopers onder
de duizenden renovatieprojecten? En kij -
kend naar de inzendingen van deze en eer -
dere edities struikelt de jury bovendien
over de gebrekkige kwaliteit ervan. Worden
Elke editie van De Gulden Fe-
niks, dé nationale prijs voor re-
novatie en transformatie van de
gebouwde omgeving, is de jury
nieuwsgierig naar renovatie van
naoorlogse sociale woningbouw.
De omvang en het belang van
deze opgave is immers groot.
Maar het aantal inzendingen
stelt al jaren teleur en woningre-
novaties halen zelden een nomi-
natie. De jury vindt
Ook vandaag is de bouw van windturbines op land een issue, nu voor de BBB. En onderdeel van een politiek van pappen en nathouden. Toch gaat er als het om de energietransitie gaat ook veel goed, legt Maureen van Eijk in een interview uit. Zij is directeur van het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie. Volgens haar leeft bij gemeenten steeds meer de wens tot versnelling.Ten opzichte van een jaar geleden staat het onderwerp warmtetransitie veel meer op de kaart, overal in het land. Gemeenten willen nu echt aan de slag met concrete projecten én met het warmteprogramma.
Maar, zo wordt gesignaleerd in het derde artikel over de energietransitie, bij concrete transitieprojecten is bewonersparticipatie vaak een wassen neus. Veel bewoners van buurten en wijken voelen zich niet gehoord en al helemaal niet begrepen. Kan dat niet anders? Jawel. Maar succesvolle samenwerking lukt alleen bij begrip voor elkaars leefwereld, inzicht in oordelen en vooroordelen over en weer en de bereidheid om verschillende perspectieven in een veilige omgeving met elkaar te bespreken.
Voor de man op de voorpagina is er geen onderkomen beschikbaar, laat staan een permanente heel duurzame woning. En hij is in onze steden – niet alleen in Nederland, maar overal in Europa – onderdeel van een almaar groeiende groep dak- en thuislozen. Jan de Vries, codirecteur van Straat Consulaat in Den Haag, heeft de hoop losgelaten dat in 2030 dakloosheid in ons land tot nul zal zijn gereduceerd. Hij analyseert de oorzaken. Niet alleen is de groep die te maken heeft met dak- en thuisloosheid heel veel groter dan vaak wordt gedacht; ook het systeem van zorg en welzijn zit structureel in de weg. Voor De Vries is dakloosheid helemaal geen zorg-, maar juist een woonprobleem.
Cees-Jan Pen, lector De ondernemende regio aan Fontys Hogeschool, wijst op een heel ander probleem in onze steden: zij tellen steeds minder bedrijven. Het sluiten van winkels en het verdwijnen van werkplaatsen vormen volgens Pen een groeiende bedreiging voor economische diversiteit, sociale inclusie en levendigheid. Hij kijkt naar de mogelijkheden om de stad weer in balans te brengen. De bouw van betaalbare bedrijfsruimte door woningcorporaties biedt bijvoorbeeld een mogelijkheid om naoorlogse, kwetsbare wijken te verbeteren. Ondernemerschap is ook een weg uit armoede.
Reacties