MAATSCHAPPELIJK VASTGOED EN
PUBLIEKE WAARDE
#4/2021
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
EN VERDER
04 Hoofdredactioneel
Vastgoed in beweging
62 Beeldessay
Nieuwe ontmoetingen in
de kerk
84 Column
Solidair met de
woonstarter?!
ARTIKELEN
06 Publiek domein in
private ruimtes
Hybridisering in theorie
en praktijk
22 Corporaties op zoek
naar andere rol in de
wooncrisis
Welke rol kunnen
woningcorporaties
spelen
30 Oosterwold: utopie
zonder stedenbouw?
Evaluatie fase 1
54 Kapitaal voor de
buurt
Maatschappelijk
vastgoed in handen van
bewoners
Maat
schappelijke
voorzieningen
In de stad van de
toekomst
Stadsmachine
Zollhaus
De gemeenschaps
economie aan het werk
in de stad
40 68
COVER
Skatepark Malmö Zweden. Foto Maria Eklind
THEMA
MAATSCHAPPELIJK VASTGOED EN PUBLIEKE WAARDE
78 De waardering voor
het kerkgebouw
Kennisontwikkeling bij de
herbestemming van
kerken
86 Kwartiermakers voor
brede welvaart
De broedplaats als
maatschappelijk vastgoed
INTERVIEWS
48 Gezocht: nieuw
eigenaarschap
Interview met
Marc van Leent
Publieke
voorzieningen
Van voorzieningenlogica
naar rendementslogica
12
Inhoud
2
Anne-Jo Visser,
Amsterdamse Federatie van
Woningbouw corporaties
Lianne van Duinen,
Raad voor de leefomgeving
en infrastructuur
Annemiek Rijckenberg,
Zelfstandig adviseur
stedelijke ontwikkeling Arie Lengkeek,
Commongrounds,
onderzoeker en
programmamaker
Bart de Zwart,
Fontys Hogeschool Bob Witjes,
Aedes Edwin Buitelaar,
Planbureau voor de
Leefomgeving
Jutta Hinterleitner,
TU Delft Leo Pols,
Planbureau voor de
Leefomgeving
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Like Bijlsma,
Planbureau voor de
Leefomgeving Marcel Musch,
TU Eindhoven Marieke Boeije,
Landelijk Samenwerkings-
verband Actieve bewoners
Maurice Specht,
Specht in de Stad Peter Kuenzli,
Gideon Consult
4
Recent onderzoek van het
Rotterdamse journalistieke
platform Vers Beton laat
aard en omvang van deze
beweging goed zien (2021).
In de afgelopen jaren zijn
meer dan 500 gemeentelij -
ke panden verkocht. Dat
het hier niet enkel om een
Rotterdams, of stedelijk
fenomeen gaat, lezen we in
een artikel van de Groene
Amsterdammer (2021). Daarin laten de auteurs
zien hoe aan de randen van
Nederland mensen steeds
verder af komen te wonen
van voorzieningen zoals
dokters, bibliotheken, thea -
ters en ziekenhuizen. On -
der druk van schaalvergro -
ting en bezuinigingen
fuseren voorzieningen en
laten hun vastgoed vaak
leeg achter. Dat sommige gemeenten
afscheid nemen van een
deel van hun maatschappe -
lijk vastgoed is op zich
begrijpelijk. Een deel be -
hoort niet tot de kern-por -
tefeuille, tot datgene wat
direct bijdraagt aan het
realiseren van maatschap -
pelijke doeleinden. Een
ander deel is leeg komen te
staan vanwege demografi -
sche veranderingen, zoals
bijvoorbeeld scholen in
krimpgebieden. En een
deel van het vastgoed
wordt verkocht om gaten te
dichten in gemeentelijke
begrotingen, geslagen door
recente bezuinigingen en
decentralisaties. Daarnaast
zien we dat in zorg en on -
derwijs de wijze van finan -
Vastgoed in beweging
Wie het lokale nieuws
volgt komt regelmatig ar-
tikelen tegen waarin groe-
pen bezorgde bewoners,
ondernemers, kunste-
naars of initiatieven hun
frustratie uitspreken over
de verkoop van de grond
waarop of het pand waar-
in zij maatschappelijke
praktijken ontwikkelen.
Zelf zijn we beide woon -
achtig in Rotterdam en de
(mogelijke) verkoop van
schoolgebouwen, een deel
van een Volkstuincomplex,
en een voormalig buurthuis
in een wijk waar bewoners
juist gevraagd wordt samen
de schouders er onder te
zetten leidde keer op keer
tot verontwaardiging. Dit
leidde soms tot uitstel, een
enkele keer tot een andere
inrichting van het verkoop -
Er ontstaan nieuwe en
hybride vormen van
publieke voorzieningen"
proces. Maar de beweging
is helder: een gedeelte van
het maatschappelijke vast -
goed en grondeigendom,
zorgvuldig opgebouwd
tijdens het locatiebeleid
van de verzorgingsstaat,
wordt momenteel afgesto -
ten en aan marktpartijen
overgedragen. Bewoners
vissen in veel gevallen
achter het net.
5HOOFDREDACTIONEEL
ciering ook gewijzigd is van
aanbod- naar vraagge -
stuurd: niet meer de voor -
zieningen worden gefinan -
cierd maar de gebruikers
van de dienst worden ge -
subsidieerd. Door deze bewegingen
ontstaan er nieuwe type en
hybride vormen van publie -
ke voorzieningen. Ook de
relatie tussen voorziening
en vastgoed wordt com -
plexer. Er ontstaan nieuwe
arrangementen in eigen -
dom, beheer en dienstver -
lening in combinaties van
overheden, ondernemers
en bewoners. Overeen -
komst is dat deze voorzie -
ningen deels een maat -
schappelijke doelstelling
hebben, maar deels ook
commercieel gericht zijn.
Dit soort mengvormen zijn
onder andere de broed -
plaatsen, BewonersBedrij -
ven, kerken (of ander pri-
vaat eigendom met een
publieke functie) en andere
voorbeelden die we bespre -
ken in dit nummer. Vanwege de grote plufor -
miteit bestaat er een zekere
begripsverwarring tussen
het duiden en definiëren
van een publieke, collectie -
ve, maatschappelijke of
sociale voorziening. Niet
alleen vanuit bewoners en private partijen, maar ook
vanuit de overheid zien we
dat er geëxperimenteerd
wordt met mengvormen,
bijvoorbeeld in gebiedsont -
wikkeling zoals in Ooster -
wold, of het programmeren
van publieke voorzieningen
in de gemeentes. Vanuit het
planningssysteem ontstaat
een herbezinning. De
kracht van nieuwe verban -
den en gemeenschappen
wordt erkend als aanjager.
Tegelijkertijd ontstaan er
vragen over de brede toe -
gankelijkheid, uitsluiting
van groepen en toenemen -
de sociale ongelijkheid bij
het overdragen van voor -
zieningen naar bewoners
en markt, zoals de artike -
len over Oosterwold en de
corporaties laten zien. Dit nummer laat de grote
variatie aan trends en ont -
wikkelingen, dilemma's en
oplossingsrichtingen zien.
Het biedt een overzicht van
definities en mechanismen
geeft een inkijk in de ge -
meentelijke beleidsprak -
tijk, beschrijft de dilemma's
van bestuurders, ontwikke -
laars, beheerders en analy -
seert de uitwerkingen van
de beleidsvernieuwing.
Speciale aandacht is er
voor de vraag welke rol
bewoners en gebruikers hierin kunnen spelen. Waar
ze lange tijd vooral afne -
mers van voorzieningen
waren, is er een trend
zichtbaar waarin ze meebe -
slissen over de inrichting
van de publieke voorzienin -
gen van hun stad, buurt en
wijk, of deze zelf initieren,
ontwikkelen, beheren en
aanjagen. Het speelveld
wordt daarmee niet alleen
opnieuw ingericht, maar
nieuwe spelers in andere
rollen dienen zich aan. Met
dit overzicht wordt inzicht
geboden in thema's voor de
discussie over een nieuw
wijkbeleid, maar ook de
discussie over een sociaal
duurzame(re) ont wik ke -
ling van de Nederlandse
stedelijke en landelijke
leefomgevingen.
Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving
Maurice Specht
Specht in de Stad
6
7
Edwin Buitelaar
Privatisering van het publieke domein is een proces
dat onder opiniemakers doorgaans op weinig instem-
ming en sympathie kan rekenen. Dit themanummer
van Ruimte en Wonen gaat over 'Maatschappelijk
vastgoed en publieke waarde'. Twee ambigue, brede
termen. De grote diversiteit aan bijdragen onder-
streept dat: van wooncoöperaties tot het herbestem-
men van kerken en de maatschappelijke rol van
broedplaatsen tot organische ontwikkeling van de
stadswijk Oosterwold. Wat ze echter met elkaar ge-
meen lijken te hebben is de behoefte om weg te be-
wegen van individueel, privaat eigendom en ruimtege-
bruik. Begrippen als collectief, sociaal, publiek en
maatschappelijk geven daar blijk van. Ze worden ge-
makkelijk door elkaar gebruikt, terwijl ze niet inwis-
selbaar zijn. Bovendien staan ze niet noodzakelijker-
wijs op gespannen voet met private ruimtes, al kan
dat wel. Het doel van deze bijdrage is om deze veel
gebezigde begrippen te ontwarren en de samenhang
en spanning ertussen te laten zien.
Hybridisering in theorie en praktijk
Publiek
domein in
private
ruimtes
8
Ruimte voor pluriformiteit
Ruimte moet 'ruimte' geven aan plurifor
-
miteit, dat wil zeggen aan het samengaan
van mensen met uiteenlopende ideeën
over wat het 'goede leven' is. Heel vaak
ligt daarbij de nadruk op de publieke of
openbare ruimte, zoals in de bekende
zoektocht van Maarten Hajer en Arnold
Reijndorp (2001) naar het 'publieke do -
mein'. Zij constateerden echter ook dat
veel van het publieke leven zich in private
ruimtes afspeelt. Dat gebeurt, zo lijkt het,
in toenemende mate. (Moroni & Chiodelli,
2016). De bedenkingen hierover lijken
zich rond twee thema's te concentreren:
de toegankelijkheid (de eigendomsdimen -
sie) en de betaalbaarheid. De vraag is in
welke mate private ruimtes ontoeganke -
lijk dan wel onbetaalbaar zijn voor sommi-
ge groepen. Hieronder verkennen we
langs de eigendoms- en de betaalbaar -
heidsdimensie hoe privatisering zich ver -
houdt tot het publieke, collectieve, sociale
en het maatschappelijke.
De eigendomsdimensie
Een klassiek onderscheid is dat tussen pri-
vate en publieke ruimte. Publieke ruimte
is ruimte waarvan eigenlijk niemand de
toegang ontzegd kan worden: hij is van ie -
dereen en dus van niemand. In de praktijk
is de overheid vaak de formele eigenaar. Dat wil niet zeggen dat al het overheidsbe
-
zit 'publiek' ? openbaar toegankelijk ? is.
Het kantoor van De Nederlandse Bank
(DNB) is enkel op uitnodigding en na een
uitgebreide veiligheidscontrole toeganke -
lijk. En ook stadskantoren kennen een 'pu -
bliek' deel en een voor het publiek afge -
schermd deel, daar waar de ambtelijke
ondersteuning werkzaam is. Een private ruimte is een ruimte waar -
van het eigendom in handen is van een
private partij. Maar dit wil niet automa -
tisch zeggen dat deze ruimtes alleen voor
de eigenaar toegankelijk zijn, het is com -
plexer dan dat. Er zijn verschillende vor -
men: simpele private ruimtes, complexe
private ruimtes en privaat beheerde pu -
blieke ruimtes (zie Moroni & Chiodelli,
2016). 'Simpele private ruimtes' zijn ruimtes
die voor puur individueel gebruik zijn be -
doeld, zoals bijvoorbeeld een vrijstaande
woning of een rijtjeswoning. 'Complexe
private ruimtes' zijn ruimtes die door een groep mensen worden gebruikt.
Die zijn vaak lid van een vereni-
ging of club. Denk aan vereni-
gingen van eigenaren (v ve's),
wooncoöperaties, bedrijfsinves -
teringszones (BIZ) of andere
contractuele gemeenschappen,
ook wel (urban) commons ge -
noemd. Het gaat hier dus om col-
lectief gebruik van private ruim -
te, waarbij het collectief beperkt
is tot de leden (en eventueel hun
gasten). En tot slot zijn er de 'privaat be -
heerde publieke ruimtes', ruimtes die pu -
bliek toegankelijk zijn, zoals cafés, restau -
rants, bioscopen en winkelcentra. Zo zijn
Hoog Catherijne in Utrecht en de Mall of
the Netherlands in Leidschendam grote
publieke ruimtes in handen van private
"Veel van het publieke
leven speelt zich af in
private ruimtes"
9
(beursgenoteerde) ondernemingen (res-
pectievelijk Klépierre en Unibail-Rodam -
c o). Het gebruik van private ruimtes wordt
bepaald door toegangsregels en gedrags -
regels die door de eigenaren worden ge -
steld binnen de beperkingen van het recht.
Simpele private ruimtes zijn hier niet zo
spannend omdat de private eigenaar in
grote mate de genoemde regels bepaalt en
daarin heel ver kan gaan. Voor 'complexe
private ruimtes' zit dat anders. De toela -
tings- en gedragseisen die clubs en vereni-
gingen, zoals v ve's, mogen stellen zijn be -
grensd. Er mogen eisen over het gebruik
van de gemeenschappelijke ruimtes wor -
den gesteld, zoals over waar en wanneer
af val mag worden verzameld en de plaat -
sing van fietsen en andere vervoermidde -
len. En in voorkomende gevallen nemen
bewoners regels op ten aanzien van de be -
woning van de privéruimtes. Zo bestaat er
de mogelijkheid om een zogenoemde 'bal-
lotageregeling' voor bewoners op te stel-
len. Tussen welke discriminatoire regels
daar wel en niet mogen staan loopt een
dunne lijn. Uitsluiting op grond van religie of etniciteit is uiteraard zonder meer ver
-
boden. Maar leeftijdseisen zijn onder om -
standigheden geoorloofd. Een minimale
leeftijdsgrens (van bijvoorbeeld 55 jaar)
kan toegestaan zijn omdat voor bepaalde
(ouderen)voorzieningen voldoende draag-
vlak moet zijn. En v ve's mogen een kennis -
makingsgesprek organiseren en bepalen
of iemand in sociaal-maatschappelijke zin
'past' binnen het collectief. Dit is uiteraard
een rekbaar begrip waarachter bovendien
impliciet discriminatoire overwegingen
schuil kunnen gaan. In potentie kan col-
lectief gebruik ? collectiviteit heeft voor
velen een primair positieve connotatie ?
van private ruimtes spanning opleveren
tussen de vrijheid van vereniging en het
discriminatieverbod. In het geval van 'privaat beheerde pu -
blieke ruimtes' bestaan doorgaans maar
weinig toegangseisen aan het soort men -
sen dat binnen mag komen, al zien we
hierin wel verschillen. Zo gelden er voor
sommige discotheken strenge kleding -
voorschriften, daar waar winkelcentra
vrijwel geen eisen stellen aan het soort
mensen dat de ruimte mag betreden. Ge -
Tabel 1 Verschillende typen publieke en private ruimtes en de mate van maatschappelijk ondersteuning
10
dragsregels zijn er meestal des te meer. Zo
is het in Hoog Catherijne onder andere
verboden om: geluidsoverlast te veroorza -
ken; samen te scholen; te bedelen; te ro -
ken; alcohol of drugs te nuttigen dan wel
te verhandelen; rond te hangen in liften
trappenhuizen, roltrappen op balustrades
of tegen winkelpuien; (brom)fietsen mee
te nemen; te rolschaatsen, skaten, skeele -
ren of gebruik te maken van segways,
hooverboards e.d.; zonder vergunning of
toestemming van het management te en -
quêteren, collecteren en/of straatverko -
pen, drukwerk te plakken of uit te delen,
muziek ten gehore te brengen, beeldopna -
men voor commerciële doeleinden te ma -
ken. Ook hier geldt weer: hoe ver de eige -
naar mag gaan? Het is privaat eigendom
maar de ruimtes hebben doorgaans een
(semi-)publiek karakter gekregen waar de
pluriformiteit aan mensen vaak groot is,
in veel gevallen groter dan gebouwen of
plekken die een 'maatschappelijke' functie
hebben.
De betaalbaarheidsdimensie
De begrippen privaat, publiek en collectief
heb ik besproken, alsook de ingewikkelde
relatie die er soms tussen deze begrippen bestaat. Ze hebben vooral betrekking ei-
gendomsdimensie: wie heeft wel of niet
toegang en welke gedragingen zijn wel of
niet toelaatbaar? De begrippen maat -
schappelijk en sociaal lijken op het eerste
gezicht gerelateerd. Toch hebben ze voor -
al betrekking op de betaalbaarheidsdi-
mensie. Om pluriformiteit de ruimte te
geven moet het gebruik van de ruimte,
waaronder woningen, betaalbaar zijn. Maatschappelijk en sociaal
slaan meestal op functies die via
het marktmechanisme niet tot
stand komen maar voor het
functioneren van een maat -
schappij en het voorzien in een
voldoende levensstandaard es -
sentieel zijn. Het zijn doorgaans
functies waarvan de kosten ho -
ger zijn dan de opbrengsten (in
enge, financiële zin): er is sprake
van een 'onrendabele top'. Langs
verschillende wegen kunnen zo -
wel de levering als het feitelijke
gebruik ondersteund worden. Daar waar
bij toegangs- en gedragsregels van private
ruimtes het privaatrecht een belangrijke
rol speelt, is bij betaalbaarheid een grote -
re rol weggelegd voor het publiekrecht. Bestemmingsplannen (straks omge -
vingsplannen), met hun bouw- en ge -
bruiksvoorschriften, kunnen gebruikt
worden om grond te reserveren voor
'zwakkere' functies en te voorkomen dat
commercieel aantrekkelijker functies ze
verdringen. Gemeenten kunnen grond
een 'maatschappelijke bestemming' geven
of, sinds de Wet ruimtelijke ordening
2008, specifiek voor sociale huur of mid -
denhuur aanwijzen. Bijkomend voordeel,
in verband met de realisatie, is de grond -
prijsdrukkende werking die dat heeft;
grondprijzen worden immers bepaald
"
Wie heeft wel of geen
toegang en welke
gedragen zijn wel of
niet toelaatbaar"
11
door de opbrengstpotentie van de grond
(residuele grondwaarde) (Buitelaar,
2021). Daarnaast kan de overheid prijzen
reguleren, zoals gebeurt bij sociale huur -
woningen via het puntensysteem van het
woningwaarderingsstelsel (W WS). En tot
slot kan de overheid de daadwerkelijke le -
vering van maatschappelijke en sociale
voorzieningen stimuleren via subsidies
en/of fiscale voordelen. In tabel 1 combi-
neer ik de eigendoms- en de betaalbaar -
heidsdimensie, waarbij laatstgenoemde is
onderverdeeld in 'vrij' en sociaal/maat -
schappelijk. Vrij wil zeggen dat het ge -
bruik van ruimtes plaatsvindt door partij -
en die daarvoor in principe geen financiële
ondersteuning nodig hebben, wat overi-
gens niet wil niet zeggen dat ze die niet
krijgen (neem de hypotheekrenteaftrek).
Tot slot
Een naar het lijkt steeds belangrijker deel
van het publieke domein speelt zich af in
private ruimtes. In discussies wordt pri-
vaat vaak afgezet tegen publiek, collectief,
maatschappelijk en sociaal. Ten onrechte,
zo heb ik met dit artikel willen laten zien.
Zo gaat collectiviteit onvermijdelijk samen
met privaat eigendom en een zeker mate
van uitsluiting (van anderen buiten het
collectief ). En ook sociale en maatschap -
pelijke functies zijn doorgaans gevestigd
in private ruimtes. Andersom is het ook
niet zo dat sociale en maatschappelijke
functies noodzakelijkerwijs meer ruimte
bieden aan de pluriformiteit in de samen -
leving, dan meer commerciële functies.
Wie weleens in een IKEA of een stadion
van een betaald voetbalclub vertoeft kan
zich niet aan de indruk onttrekken dat de
diversiteit daar groter is dan in sommige
schouwburgen en musea. De mate waarin een private ruimte daadwerkelijk een publieke functie kan
vervullen en ruimte kan bieden voor pluri-
formiteit hangt af van de toegangs- en ge -
dragsregels die de eigenaren stellen en
mogen stellen. Wat 'mag' hangt af van per -
spectief dat je hanteert: een eigendoms -
perspectief of een pluriformiteitsperspec -
tief. Het recht om mensen uit te sluiten is
een fundamenteel onderdeel van het ei-
gendomsrecht maar staat op gespannen
voet met perspectieven die pluriformiteit
als doel centraal stellen. Het is vaak schip -
peren tussen beide.
LEES MEER
Buitelaar, E. (2021), De werking van de
grondmarkt en de rol van de overheid. Den
Haag: PBL.
Hajer, M. & A. Reijndorp (2001), Op zoek naar
nieuw publiek domein. Rotterdam: NAi
Uitgevers.
Moroni, S. & F. Chiodelli (2016), 'Pluralism in
private spaces: homeowners associations,
clubs, shopping malls', in S. Moroni & D.
Weberman (red.), Space and pluralism: can
contemporary cities be places of tolerance.
Boedapest/New York: CEU Press, pp. 77-96.
12
Basisschool AvonturijnFOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
13
Like Bijlsma, Lianne van Duinen
Bibliotheken, wijkcentra, scholen, sporthallen:
publieke voorzieningen maken deel uit van onze
dagelijkse leefomgeving. Door allerlei ontwikke-
lingen staan deze publieke voorzieningen de laat-
ste decennia onder druk. Ze worden gesloten of
verplaatst naar een andere locatie. In dit artikel
nemen wij het verdwijnen van voorzieningen uit
buurten, dorpen en regio's onder de loep. We
concentreren ons daarbij op woonzorgvastgoed en
scholen. Uiteengezet wordt dat dit verdwijnen
mede samenhangt met sectorale beleidsverande-
ringen, waardoor beslissingen over de toekomst
van een voorziening minder ingegeven worden
door de kwaliteit van de voorziening en meer door
het rendement van het vastgoed. Dit heeft grote
gevolgen, niet alleen voor burgers maar ook voor
de samenleving als geheel. De dilemma's die
hierdoor ontstaan, vragen om een nieuwe manier
van sturen.
Van voorzieningenlogica naar rendementslogica
Publieke
voor
zieningen
14
P
ublieke voorzieningen omvat-
ten een breed palet aan voor -
zieningen, zoals verzorgings-
huizen, onderwijsinstellingen,
sporthallen, bibliotheken en
buurthuizen. Deze voorzieningen zijn geves -
tigd in maatschappelijk vastgoed: "gebou -
wen die worden ingezet ten behoeve van het
verlenen van diensten die kennelijk van zo -
danig maatschappelijk belang worden ge -
acht dat de dienstverlening geheel of gedeel-
telijk publiek of collectief wordt bekostigd"
(PBL, 2017).
Veranderingen in
voorzieningenaanbod
Waar staan voorzieningen in Nederland,
waar zijn ze in de loop der tijd verdwenen en
waar komen ze erbij? Deze vraag naar de dy -
namiek in het voorzieningenaanbod lijkt
eenvoudig, maar is echter lastig cijfermatig
en geografisch te beantwoorden. Gegevens
zijn lang niet altijd beschikbaar en, als ze dat
wel zijn, niet altijd voor dezelfde tijdreeksen.
Met deze kanttekening laat een recent onder -
zoek van De Groene Amsterdammer zien dat
het aantal publieke voorzieningen op veel
plekken in Nederland afneemt en dat dit
sneller plaatsvindt op het platteland dan in
de Randstad of andere stedelijke kernen
(Van de Ven, 2021). De achteruitgang is het
grootst aan de randen van Nederland. Hier is
de afstand tot huisartsen en huisartsenpos -
ten, ziekenhuizen, bibliotheken, havo/vwo-,
vmbo- en basisscholen tussen 2007 en 2019
toegenomen. Uit onderzoek van het PBL uit 2017 blijkt
dat er achter de gemiddelde cijfers wel ver -
schillen schuilgaan. Zo variëren de trends
per type voorziening. Bij basisscholen is er
bijvoorbeeld over het algemeen sprake van
concentratie: er zijn over het algemeen min -
der basisschoollocaties gekomen, met gemid -deld een groter oppervlak. Met name in peri-
fere gebieden wordt de afstand tot deze
voorziening groter. Bij woonzorgvoorzienin -
gen komen er juist meer locaties bij en zijn de
locaties gemiddeld kleiner. Dat is echter niet
overal: in kleine kernen in krimpgebieden
neemt het aantal locaties af en wordt de af -
stand tot de voorziening dus ook groter (PBL,
2 017 ). Met het verdwijnen van publieke voorzie -
ningen uit de buurt, verdwijnt niet alleen de
dienst. Ook de sociale functie van de publie -
ke voorziening voor de buurt verandert. Ba -
sisscholen en woonzorggebouwen hebben
immers vaak meer te bieden dan alleen zorg
of onderwijs voor bewoners en leerlingen. Ze
bieden buitenschoolse opvang, verhuren een
gymzaal aan een sportclub of, bij een woon -
zorgvoorziening: hebben een restaurant of
recreatiezaal in huis die toegankelijk is voor
zowel de eigen bewoners als buurtbewoners.
Daarmee is de voorziening een plek waar
ontmoeting en sociale uitwisseling tussen
verschillende groepen plaatsvindt. In een
steeds diversere en meer heterogene samen -
leving is een belangrijke rol weggelegd voor
gedeelde ruimten als plekken van ontmoe -
ting en interactie (ter Avest, 2015; Van der
Zwaard & Specht, 2015). Uit het PBL-onder -
zoek naar maatschappelijk vastgoed uit 2017
dat wij samen met andere onderzoekers heb -
ben verricht, bleek dat zelfs als voorzienin -
gen niet werden opgeheven of verplaatst en
ze dus wél behouden bleven voor buurt of
dorp, de zogenoemde buurtfunctie toch vaak
werd uitgekleed en de kwaliteit van de voor -
ziening dus afnam.
Van voorzieningen naar
voorzieningenlogica
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen
voor het verdwijnen van publieke voorzienin -
gen. Denk aan bezuinigingen en schaalver -
15
Basisschool AvonturijnFOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
16
grotingen. Door bezuinigingen op het wel-
zijnswerk bij gemeenten zijn bijvoorbeeld tal
van publieke voorzieningen (clubhuizen,
wijkcentra, bibliotheekfilialen) de afgelopen
jaren uit wijken verdwenen (Rli, 2020). Maar
ook de bekostigingswijze van maatschappe -
lijke voorzieningen veranderde. Traditioneel
werd in sectoren als zorg, onderwijs en cul-
tuur niet alleen de dienstverlening maar ook
het gebouw gesubsidieerd, de zogenoemde
aanbodsturing. Door de introductie van
vraagvolgende bekostiging door het Rijk kre -
gen dienstverlenende organisaties zelf de fi -
nanciële verantwoordelijkheid over hun ge -
bouwen. Hierbij wordt de hoogte van de
vergoeding af hankelijk gesteld van het aan -
tal personen dat daadwerkelijk een dienst
afneemt (de vraag). De achterliggende ge -
dachte bij deze beleidsverandering was dat
dit zou leiden tot een beter kostenbesef bij de
organisaties en een betere toespitsing van het
dienstenaanbod op de specifieke vraag van
doelgroepen of cliënten.
Het PBL onderzocht de ruimtelijke be -
leidsimplicaties van vraagvolgende bekosti -
ging door twee sectoren te vergelijken: de
intramurale ouderenzorg (woonzorg) en het
primair onderwijs. In de eerste sector geldt sinds 2012 vraagvolgende bekostiging, in de
tweede nog aanbodsturing: de schoolgebou -
wen worden door de gemeente aan schoolbe -
sturen ter beschikking gesteld. Vergelijking
tussen de beide sectoren laat zien dat er door
de stelselwijziging richting vraag volgende
bekostiging, een andere 'logica' ten grond -
slag gaat liggen aan de invulling van de voor -
ziening en de vastgoedbeslissingen. De stel-
selwijzigingen werken een verschuiving in
de hand van wat we een voorzieningenlogica
noemen naar een rendementslogica .
In de voorzieningenlogica wordt het vast-
goed vooral bezien vanuit het perspectief van
de behoefte aan de voorziening door groepen
mensen (bijvoorbeeld leerlingen of ouderen).
Waar behoefte bestaat aan de voorziening,
daar moet een gebouw staan om deze dienst
aan te kunnen bieden. Nabijheid en even -
wichtige spreiding van voorzieningen is
b
elangrijk. Bovendien telt in deze logica mee
dat het gebouw in de praktijk vaak een
belangrijke buurtfunctie heeft. Deze logica is - ondanks veranderingen - nog
steeds dominant in het basisonder -
wijs: men probeert vooral om te
reageren en te anticiperen op de -
mografische veranderingen, en te -
gelijkertijd een goede spreiding en
keuzemogelijkheid te bieden tus -
sen het openbare- en de verschil-
lende soorten bijzonder onderwijs. In de ouderenzorg zien we, bij
zowel oude als nieuwe woonzorg -
verleners, dat vastgoedbeslissin-
gen steeds meer vanuit een rende -
mentslogica genomen worden.
Anders dan bij voorzieningenlogi-
ca is het vastgoed dan geen randvoorwaarde,
maar is het vastgoed, met de bijbehorende
businesscase, juist het uitgangspunt van de
beslissing. Niet de bestaande bedrijfsvoering
staat centraal, maar een optimale verhouding
"Waar behoefte bestaat
aan de voorziening,
daar moet een gebouw
staan om deze dienst
aan te kunnen bieden"
17
tussen rendement en risico op het vastgoed.
Dat rendement kan ook gebaseerd zijn op een
andere exploitatie dan de huidige maatschap -
pelijke voorziening. Sommige zorgcomplexen
stellen bijvoorbeeld hun restaurant open voor
de buurt en verhuren de gemeenschapsruim -
tes aan andere organisaties of buurtbewo -
ners. Ook de alternatieve aanwendbaarheid
van het gebouw, bijvoorbeeld als apparte -
mentencomplex voor een andere doelgroep,
en de waarde van de grond gaan in deze logi-
ca een grotere rol spelen.
Sturingsdilemma's
Sectorale beleidsveranderingen, zoals de
stelselwijziging naar een meer vraagvolgen -
de bekostiging, kunnen gevolgen hebben
voor het ruimtelijk spreidingspatroon van
voorzieningen, maar ook op de vormgeving
daarvan en de connectie met het publieke do -
mein in de buurt. Het rendementsdenken
wordt dan meer bepalend in beslissingen
over de toekomst van het vastgoed, zoals het
opheffen of juist nieuw bouwen, renoveren of uitbreiden van deze gebouwen. Hoewel wij
-
zigingen in het sectorbeleid ruimtelijke ge -
volgen kunnen hebben, zijn de veranderin -
gen van het beleid van verschillende sectoren
onderling op rijksniveau nauwelijks gecoör -
dineerd. Het is vooral de gemeente die uitein -
delijk geconfronteerd wordt met de ruimtelij -
ke optelsom van al deze ontwikkelingen, en
die ? indien nodig ? de ruimtelijke ontwikke -
ling moet proberen te coördineren. Daarbij
heeft de gemeente te maken met soms con -
flicterende belangen van zorgkoepels,
schoolbesturen, gebruikers en andere be -
langhebbenden. Het PBL-onderzoek (2017)
constateert verschillende dilemma's. Ten eerste binnen een sector, bijvoorbeeld
de zorgsector. Daar ziet het landelijke College
Sanering Zorginstellingen erop toe dat bij
verkoop van zorggebouwen die oorspronke -
lijk met overheidssteun zijn gebouwd een
marktconforme opbrengst wordt gereali-
seerd. Het redeneert daarbij vanuit een ren -
dementslogica. Dit kan het beleid van een
gemeentelijke afdeling, die vanuit een voor -
Buurtcentrum-Zand. FOTO VENHOEVEN ARCHITECTEN
18
zieningenlogica op een bepaalde plek maat-
schappelijke dienstverlening wil behouden,
doorkruisen. Ten tweede tussen afdelingen in een ge -
meente. De belangen van een gemeentelijke
dienst onderwijs die zich bezighoudt met de
spreiding van het aanbod loopt bijvoorbeeld
niet altijd parallel aan de belangen van de ge -
meentelijke vastgoedafdeling of het gemeen -
telijk grondbedrijf. Bij die laatste zijn school-
gebouwen soms ondergebracht als de
gemeente redeneert vanuit de potentiële op -
brengst van het gebouw of de grond bij een
alternatieve aanwending ervan. Langs insti-
tutionele scheidslijnen ontstaat er een con -
flict door het voorop stellen van de financiële
waarde van het gebouw of juist de waarde als
voorziening. Ten slotte betekent de stelselwijziging naar
een meer vraagvolgende bekostiging een
koerswijziging voor organisaties die voorzie -
ningen aanbieden. Organisaties die van
oudsher niet gewend waren hun vastgoed als
een financieel risico (of kans voor rende -
ment) te moeten zien, moeten modellen ont -
wikkelen waarbij het rendement en risico
van vastgoed onderdeel wordt van de be -
drijfsvoering.
Gevolgen voor bewoners en
samenleving
Veranderingen in het spreidingspatroon, de
kwaliteit en de huisvesting van maatschap -
pelijke voorzieningen hebben grote gevol-
gen. Enerzijds voor bewoners zelf en de in -
richting en toegankelijkheid van het publieke
19
domein in de buurt, anderzijds voor de sa-
menleving als geheel.
Afname leef baarheid en buurtfunctie
Om te beginnen neemt met het verdwijnen
van publieke voorzieningen voor bewoners
de leef baarheid van buurten, wijken en dor -
pen af. Burgers kunnen voor allerlei zaken
niet langer terecht in hun directe leefomge -
ving. Ze moeten verder reizen om de meest
nabij gelegen voorziening te bereiken. Het
verdwijnen van voorzieningen heeft verder
ook een sociale component . In buurten waar
de voorzieningen zijn verschraald, zijn er
minder mogelijkheden voor bewoners om
anderen te ontmoeten en kennis en informa -
tie uit te wisselen. Zoals de Raad voor de leef -
omgeving en infrastructuur (Rli, 2020) heeft betoogd, kunnen voorzieningen een belang
-
rijke rol spelen bij het uitbreiden van per -
soonlijke capaciteiten van burgers, zodat ze
beter in staat zijn om deel te nemen aan de
(stedelijke) samenleving. Ongeplande (klei-
ne) ontmoetingen en uitwisselingen in pu -
blieke voorzieningen kunnen toegang geven
tot nieuwe informatie, kennis en inzichten.
De gevolgen van het verdwijnen van voorzie -
ningen kunnen dus ingrijpender zijn dan en -
kel een langere reistijd naar een voorziening.
Een verminderde toegang tot voorzieningen
betekent minder mogelijkheden om deel te
nemen aan de (stedelijke) samenleving (Rli,
2020). Sluiting van locaties kan negatief uitpak -
ken voor de buurtfunctie, maar in het
case-onderzoek naar basisscholen in vier ge -
bieden in Nederland (stad/dorp; krimp/
groei), zagen we dat sluiting van locaties ook
op een verrassende manier kansen kan bie -
den voor het versterken daarvan. Vooral in
de onderzochte krimpgebieden waar scholen
werden gesloten, was de strategie van ge -
meenten erop gericht de buurtfunctie van de
overgebleven of nieuwe locaties nadrukkelijk
te versterken, het liefst door combinaties te
maken met andere voorzieningen zoals sport
of een bibliotheek.
Hal St Michael school FOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
"De voorziening is een plek waar ontmoeting
en sociale uitwisseling tussen verschillende
groepen plaatsvindt"
20
Gevolgen groter voor kwetsbare groepen
Het verdwijnen van voorzieningen in de leef -
omgeving, zoals zorg, een bibliotheek of een
buurtcentrum, treft bewoners met een be -
perkte actieradius of beperkt sociaal netwerk
extra hard (PBL, 2017). Zo wordt het voor
ouderen en hulpbehoevenden lastiger om
langer zelfstandig thuis te wonen als de voor
hen noodzakelijke voorzieningen niet meer
op loopafstand aanwezig zijn. En kinderen
kunnen niet meer zelfstandig naar de biblio -
theek of naar school gaan (Rli, 2020). Denk
ook aan mensen die minder zelfredzaam zijn
en voor wie voorzieningen als een biblio -
theek of een buurthuis mogelijkheden bieden
voor hulp en ondersteuning op allerlei vlak
(Rli, 2020). Voor al deze groepen is het be -
langrijk dat allerlei publieke voorzieningen op loop- en rollatorafstand goed te bereiken
zijn (Klinenberg, 2019; Engbersen, 2016).
Grotere ruimtelijke ongelijkheid:
solidariteit onder druk
Het verdwijnen van voorzieningen heeft ook
gevolgen voor de samenleving als geheel.
Om te beginnen neemt de ruimtelijke onge -
lijkheid binnen Nederland toe, met grotere
verschillen in het voorzieningenaanbod per
buurt, dorp of stad. Er ontstaat een onder -
scheid in gebieden die nog wel voorzieningen
op redelijke afstand hebben, en gebieden
waar steeds meer voorzieningen verdwijnen.
In gebieden die te maken hebben met het ver -
dwijnen van voorzieningen zagen wij in het
casusonderzoek dat dit op sommige plekken
ondervangen wordt door burgers die zelf het
Ouderensoos. FOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
21
initiatief nemen voor het behoud van een
buurtbieb of lokaal zwembad. Het verdwij -
nen van voorzieningen zorgt bij sommige ge -
meentes (letterlijk en figuurlijk) voor meer
ruimte voor burgerinitiatieven die een plek
kunnen krijgen in het leegkomende vast -
goed. Wijken met mondige burgers hebben
daarbij een streepje voor, de wijken met een
laag sociaal kapitaal glijden nog meer af. Dit
versterkt de tendens van ongelijkheid. Een
tweede gevolg dat hiermee samenhangt, is
dat het verdwijnen van voorzieningen ervoor
kan zorgen dat de regionale solidariteit onder
druk komt te staan. Het kan burgers het ge -
voel geven dat zij (en hun leefomgeving) er
niet meer toe doen in 'Den Haag', dat hun
problemen daar niet worden gezien (Van de
Ven, 2021; zie ook Van den Berg & Kok,
2 0 21).
Tot slot
De spreiding en kwaliteit van publieke voor -
zieningen als woonzorgvoorzieningen en ba -
sisscholen verandert op veel plekken, waar -
door de toegang tot dit soort diensten onder
druk komt te staan. Dit wordt veroorzaakt
door verschillende factoren. Naast bezuini-
gingen in het sociaal domein heeft het ook te
maken met sectorale beleidsveranderingen
in de bekostiging van publieke voorzienin -
gen en vastgoed. Dit heeft grote gevolgen
voor de ruimtelijke afstemming en integratie
van beleid op lagere schaalniveaus, met
name op gemeentelijk niveau. Dit treft niet
alleen burgers maar ook de samenleving als
geheel. Denk aan een afnemende leef baar -
heid en buurtfunctie, maar ook teruglopende
solidariteit tussen regio's. De dilemma's die hierdoor ontstaan vragen
om een passende manier van sturen. Bij een
vraagvolgende bekostiging is het nóg belang -
rijker dat de overheid oog heeft voor het voor -
zieningenaanbod in een buurt, dorp of stad en voor de toegang tot voorzieningen en de
buurtfunctie hiervan. Hoe de sturing op de
locatie van publieke voorzieningen vervol-
gens het beste kan gebeuren, is nog niet
duidelijk. In het verleden zijn al diverse pleidooien
gehouden voor een betere ruimtelijke visie -
vorming voor regionale voorzieningensprei -
ding (VNG, 2015; Aanjaagteam 2015). Re -
centelijk zijn daar pleidooien bijgekomen,
zoals dat van de Raad voor de leefomgeving
en infrastructuur, die adviseert dat alle ste -
den een 'investeringsstrategie voor publieke
voorzieningen' opstellen, met aandacht voor
de toegang van verschillende groepen bur -
gers tot de stedelijke samenleving (Rli,
2020). Een andere mogelijkheid is het van
overheidswege opbouwen van een stelsel van
basisvoorzieningen in elk gebied in Neder -
land, zowel landelijk als stedelijk, zoals Van
den Berg en Kok (2021) voorstellen. Los van
de precieze invulling is duidelijk dat, zoals
Kim Putters in De Groene Amsterdammer
stelt, een debat gevoerd zou moeten worden
over de ontstane verschillen in toegang tot en
kwaliteit van voorzieningen.
VERDER LEZEN
Berg, C. van den & Kok, A. (2021). Regionaal
maatschappelijk onbehagen. Groningen: RUG/
Campus Fryslân.
PBL (2017). Maatschappelijk vastgoed in
verandering. Den Haag.
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
(Rli) (2020). Toegang tot de stad. Den Haag.
Ven, C. van de (2021). Hoe Den Haag uit
Nederland verdween: de afname van regionale
voorzieningen. De Groene Amsterdammer,
145(41), p.20-27.
22
Corporaties
op zoek naar
andere rol in
de wooncrisis
Bob Witjes
Wie vandaag de dag aan iemand die niks van wonen weet zou moe-
ten uitleggen hoe de woningmarkt geordend is, heeft het eigenlijk vrij
simpel. De woningcorporaties verhuren woningen aan mensen met
een laag inkomen, de middenhuur is er voor de middeninkomens en
wie het zich kan veroorloven koopt een woning. Tot zover de theorie.
Nu de praktijk. Het is lang geleden dat 'wonen' zo'n urgent thema
was. Voor het eerst sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zijn er weer
woonprotesten, de woningnood is groot en de woningen die er zijn,
zijn onbetaalbaar. Welke rol kunnen woningcorporaties spelen bij de
oplossing? Na de verzelfstandiging in de jaren 90, moesten ze vorig
decennium weer 'terug naar de kerntaak'. Moeten de woningcorpora-
ties weer een grotere rol gaan pakken?
23
24
R
uimte en Wonen sprak met
drie corporatiebestuurders:
Bert Halm (Eigen Haard,
Amsterdam) Theo van
Kroonenburg (Trudo, Eind -
hoven) en Gijsbert van Herk (Staedion, Den
Haag). Hoe kijken zij aan tegen de rol van wo -
ningcorporaties in de nieuwe woningcrisis?
Nederland hokjesland
Van Herk is pas een half jaar bestuurder
van Staedion. Voorafgaand aan het ge -
sprek erkent hij dat er bij hem enige twij -
fel is over de bijdrage die hij als nieuwe -
ling kan leveren aan de discussie. Maar
al snel blijkt dat hij ? misschien wel juist
omdát hij nieuw is ? de zaak direct scherp
neerzet. "De manier waarop we in Neder -
land alles in hokjes hebben ingedeeld is
te zot voor woorden. Dat geldt ook voor
de woningmarkt. Elk segment zijn eigen
hokjes. Heel gekunsteld." Volgens Van
Herk moet de maatschappelijke opgave
in een stad centraal staan. Daaraan le -
vert ieder zo zijn bijdrage, gemeenten,
schuldhulpverlening, zorgpartijen, et ce -
tera, maar dat zou wat hem betreft veel
meer moeten vanuit gezamenlijkheid,
integraal en buiten de hokjes, dan keurig binnen de lijntjes. "Ik werk aan een
maatschappelijke opgave in de stad. Om
die opgave in zo'n stad aan te kunnen
pakken, heb ik al tien verschillende ba -
nen gehad. Elke keer kon ik alleen vanuit
één rol mijn bijdrage leveren. In de wo -
ningmarkt is dat misschien zelfs nog wel
extremer afgebakend dan ik toch al ge -
wend wa s." Theo van Kroonenburg (Trudo) heeft
een geschiedenis bij het gemeentelijk wo -
ningbedrijf en ziet dat het vroeger anders
ging. "We deden veel meer in de wijken,
veel meer aan bewonersparticipatie. Be -
stuurders zijn nu een stuk voorzichtiger
geworden." Het hokjesdenken is dus ken -
nelijk iets dat de afgelopen jaren meer en
meer gegroeid is. Ook niet zo gek, gezien
de tamelijk stringente taakopvatting die
woningcorporaties sinds de herziening
van de Woningwet in 2015 hebben. Is de
rol van de corporatie uitgespeeld? Halm (Eigen Haard) ziet natuurlijk ook
dat er de afgelopen jaren veel is veran -
derd, maar hij is optimistisch. "Mijn motto
is: Huren is sturen . Als je woningen ver -
huurt, kun je sturen in de buurt. Welke
veranderingen vind je wenselijk? Daar
kun je als corporatie echt je bijdrage aan
leveren. Een huurder gaat weer weg, maar
als verhuurder blijf je." Bij Eigen Haard
proberen ze het hokjesdenken dus te door -
breken. Ook bij Trudo steken ze zeker de
handen uit de mouwen. "Wij houden ons
natuurlijk aan de wet, maar we zoeken
wel de grenzen op," geeft Van Kroonen -
burg aan. Al is het soms om moedeloos
van te worden. "Als je ziet wat we aan juri-
disch advies kwijt zijn om te laten onder -
zoeken of we dingen wel of niet mogen,
weet je dat we zijn doorgeslagen. Dit
maatschappelijk geld kan veel beter be -
steed worden."
"We willen het
goede doen voor
onze huurders en
voor de stad"
25
Theo van Kroonenburg,
Trudo
Bert Halm,
Eigen Haard
26
Schoenmaker, blijf bij je leest?
De bestuurders voelen een grote urgentie
om méér te doen voor de stad, de wijk en
de huurders dan hun wettelijke taak voor -
schrijft. Maar het is lastig om door de mu -
ren heen te breken die tussen de hokjes
staan. Het was immers ook deel van het
Rijksbeleid dat woningcorporaties zich
toch vooral zouden moeten richten op 'de
doelgroep'. Schoenmaker, blijf bij je leest.
Niet alle maatschappelijke projecten van
corporaties uit het verleden liepen immers even goed af. Als je de verhalen van de
drie bestuurders hoort, zijn ze er als
schoenmakers toch op zijn minst een sleu -
telservice bij begonnen. "Je moet jezelf als corporatie bij proble -
men van huurders de vraag stellen: ben je
signalerend, ben je initiatief nemend of
neem je alleen verantwoordelijkheid?,"
stelt Van Herk. "Wij kiezen er dan voor om
verantwoordelijkheid te nemen, al merk
ik ook in de organisatie dat er vaak een
handrem op zit. Maar ik vind: als je ziet
Gijsbert van Herk,
Staedion
27
dat een huurder moeite heeft om rond te
komen, kun je wel weer eerst allerlei
mensen proberen in te schakelen, óf je
kunt kijken of je zelf bijvoorbeeld een
budgetcoach kunt inschakelen." Wonen is
in de ogen van Van Herk duidelijk meer
dan alleen een dak boven je hoofd. "Na -
tuurlijk, sinds de Woningwet uit 1901 zijn
de krotten weg. Maar de 'verkrotting' ach -
ter de voordeur bestaat nog steeds. Er zijn
veel mensen met allerlei problemen. Die
moeten geholpen worden. Dan helpt het
niet mee als verschillende instanties die
bij hen over de vloer komen informatie
niet mogen delen." In Amsterdam maakt Eigen Haard af -
spraken met allerlei partijen om mensen
te helpen. "Ook hier geldt: huren is stu -
ren," zegt Halm. "Je moet op zoek naar al-
lianties met zorg- en welzijnspartijen en
samen proberen de problemen van men -
sen aan te pakken. Zo hebben we met een
aantal partners een buddysysteem opge -
zet voor statushouders. Zoiets kunnen en
willen we als corporatie niet alleen." Tel hier de eerder aangehaalde uitspra -
ken van Van Kroonenburg over de hoge
juridische kosten bij op en het wordt dui-
delijk dat het pakken van een brede rol
voor een corporatie een permanente ba -
lanceeract is. Je kunt als bestuurder, als
corporatie het verschil maken voor de
mensen in de stad, voor de leef baarheid in
de buurt. Maar door alle regels val je, als
je niet oplet, van het koord af. Het is mooi
om te zien dat deze bestuurders zich daar
niet door laten tegenhouden, al pakken ze
het elk op hun eigen manier aan.
Corporaties en middenhuur
Wie het heeft over de brede taak van wo -
ningcorporaties, heeft het ook over mid -
denhuur. Bij de woonprotesten van de af -gelopen maanden waren veel leuzen met
bedenkelijke verwensingen richting be -
leggers en particuliere verhuurders te
zien. Woningcorporaties kunnen sinds de
herziene Woningwet alleen nog een rol
spelen in de middenhuur via de niet-
DAEB-tak. Het private deel is voor 'de
markt'. Voor veel corporaties reden om het
'dan ook maar aan de markt te laten'. Het resultaat? Tweedeling, volgens Van
Herk. "Als je door een stad als Den Haag
loopt, zie je gewoon welke straat of buurt
sociale huurwoningen heeft en welke niet.
Het is soms echt gênant. Ik vind dat je als
publieke partij veel meer moet kijken hoe
je voor meer gemengde buurten en wijken
kunt zorgen. Dat betekent dat er ook
sociale huur moet komen op populaire
plekken in de stad. Dit vraagt wel wat, van
gemeenten en ontwikkelaars die bijvoor -
beeld genoegen moeten nemen met een
iets lagere opbrengst. En andersom moet
er misschien ook meer middenhuur komen
in wijken waar nu veel sociale huur staat." In Eindhoven benaderde de gemeente
Trudo. De gemeente zat bijna met de han -
den in het haar. De vraag naar woningen
in de stad nam toe, maar met name het
aanbod van goedkope koop en échte mid -
"De manier
waarop we in
Nederland alles in hokjes hebben
ingedeeld is te zot voor woorden"
28
"Huren is sturen. Als
je woningen verhuurt,
kun je sturen in de
buurt"
denhuur ? van 800, 900 euro ? werd
steeds schaarser en schaarser. De markt
pakte het niet op. Kon Trudo wat beteke -
nen? "Wij hebben twee drijf veren," licht
Van Kroonenburg toe. "We willen het goe -
de doen voor onze huurders en voor de
stad. Dus toen die vraag kwam zeiden we:
als de stad hierom vraagt, dan doen we
het." En zo ging Trudo aan de slag met on -
der meer Slimmer Kopen. "We verkopen
woningen aan mensen met een laag- of
middeninkomen, ook in de middenkoop,
met een korting van 20 tot 35 procent op
de marktwaarde. De koper wordt volledig
zelf eigenaar, maar heeft wel een aanbie -
dingsplicht aan Trudo. De waardeontwik -
keling ? winst of verlies ? wordt via een
formule gedeeld." Een interessant con -
cept waar bovendien veel vraag naar is.
Maar makkelijk is het niet. "De woning
blijft bij ons op de balans staan. Dat heeft
gevolgen voor onze investeringsruimte."
De reden dat de woning op de balans blijft
staan is dat er een risico aan kleeft. Want
wat als de woningwaarde daalt? Van
Kroonenburg legt uit dat Trudo geen te -
rugkoopverplichting heeft, waardoor dat
vermeende risico wordt weggenomen.
"Op dit moment voert Trudo overleg met BZK en betwist de noodzaak voor deze ba
-
lansverlenging. Het wegnemen van deze
'hindernis' zou de komende 15 jaar meer
dan duizenden nieuwbouwwoningen ex -
tra op kunnen leveren." Is de markt dan helemaal niet nodig?
Dat ligt toch wat genuanceerder. "In Am -
sterdam zijn beleggers onze partners,"
zegt Halm. "We maken afspraken met el-
kaar. Ook op die manier kun je sturen. En het deel dat de markt niet kan
oppakken, kunnen wij oppak -
ken." Ook voor Trudo is het geen
principekwestie. "Als de markt
de middenhuur of goedkope
koop op zou pakken, prima!",
zegt Van Kroonenburg. "Dan
hoeven wij het niet te doen. We
zien alleen gewoon dat het nu
niet gebeurt."
Eigen doelgroep eerst?
De plannen van de woningcor -
poraties voor middenhuur zijn
natuurlijk prachtig, maar gaat dit niet ten
koste van het huisvesten van 'de doel-
groep'? Alle drie de bestuurders zijn hier
kraakhelder over: de 'doelgroep' voor wo -
ningcorporaties is slechts tot stand geko -
men op basis van een technische af bake -
ning door de politiek op basis van met
name inkomen. Het gaat volgens de be -
stuurders niet om deze technische af bake -
ning van de doelgroep, maar je moet kij -
ken waar er in een stad behoefte aan is.
"Wij pakken beide taken op," zegt Van
Kroonenburg. "Wij leveren dit jaar ook
500 sociale huurwoningen op." Boven -
dien, stelt Van Herk: "Als er leraren, ver -
plegend personeel en politieagenten no -
dig zijn in een stad en die kunnen geen
woning vinden, dan hebben deze mensen
toch net zo goed een probleem? Je moet
29
teruggaan naar je kernwaarde: mensen
helpen die niet zelfredzaam zijn. Dat le -
vert een heel ander gesprek op dan of het
past in de financiële kaders." Dat de wachtlijsten in de sociale huur
oplopen is volgens de bestuurders niet het
gevolg van de bredere taak die ze voor
zichzelf zien. "De verhuurderheffing
speelt hierin een veel belangrijkere, nega -
tieve rol," zegt Halm. "Hierdoor hebben
corporaties de afgelopen jaren veel min -
der kunnen investeren." Al vindt Van
Kroonenburg ook wel dat corporaties
soms wat vaker de handen uit de mouwen
mogen steken. "Ik zie dat corporaties
soms weinig focus hebben op nieuwbouw.
Wij bouwen als kleine corporatie net zo -
veel of zelfs meer dan andere, grotere cor -
poraties in Eindhoven. Dat zegt iets over
de ambities die wij op dit punt hebben." In
dit licht is het spannend om te zien wat
een nieuw kabinet met de heffing doet ?
afschaffen of niet ? en of corporaties dan
ook de broodnodige versnelling kunnen
gaan realiseren. Maar nog veel belangrijker: door te bou -
wen voor het middensegment, kan óók iets
worden gedaan voor de doelgroep van cor -
poraties. Halm: "Het middensegment
draagt bij aan de doorstroming. Mensen
verlaten hun sociale huurwoning en gaan
naar een vrijesectorwoning. Dan komt er
weer een sociale huurwoning vrij." In dat
kader verbaast Van Herk zich toch wel er -
gens over. "Elke woningcorporatie heeft
een afdeling verhuur, maar ik ken er niet
één met een afdeling doorstroming. We
verrassen mensen nu met de vraag 'Wil je
deze woning? Dan moeten we dat wel deze
week weten!' Mensen moeten hier langere
tijd over kunnen nadenken, je moet met ze
meedenken. En met de jarenlange nieuw -
bouwprocessen heb je die tijd ook." Boodschap aan een
nieuw kabinet
Als je de bestuurders zo hoort is de bood -
schap duidelijk: geef corporaties meer
ruimte om de goede dingen te doen voor
de stad en de huurders. De maatschappe -
lijke opgaven in steden vragen om een
brede aanpak, waar corporaties een be -
langrijke bijdrage aan kunnen leveren áls
ze daarvoor de ruimte krijgen. Andersom
betekent dat natuurlijk ook dat áls corpo -
raties die ruimte krijgen, ze de rol ook
moeten oppakken. Zijn alle corporaties
daar klaar voor? Bovendien kan een cor -
poratie ook niet de hele wereld in je eentje
verbeteren. Daar is hulp van anderen bij
nodig. Maar het denken moet andersom:
in plaats van de nadruk op wat allemaal
niet mag, ruimte geven aan wat wel mag.
En tot die tijd? Als het aan deze drie be -
stuurders ligt kan de sector best wat meer
dan ze nu doet, zodat huurders en de stad
niet de dupe worden van de papieren wer -
kelijkheid van Den Haag.
30
Annemiek Rijckenberg
Er wordt volop gebouwd in Oosterwold, de experimente-le zelfbouwwijk tussen Almere en Zeewolde. Vorig jaar zijn de eerste resultaten aan de Almeerse zijde door
b eide gemeenten geëvalueerd, om lessen te trekken voor
het vervolg en de aanpak van fase 2 in Zeewolde. De
gebiedsorganisatie Oosterwold en het bewonersplatform zijn bezig de grote hoeveelheid aanbevelingen uit de
evaluaties en de politieke consultaties uit te werken en in de praktijk toe te passen. Dit najaar zouden hier be-
sluiten over genomen worden, en dat was de aanleiding voor dit verhaal. Maar het blijkt toch een meer
tijdrovende puzzel. Maar met een steile leercurve
volgens een van mijn zegslieden. Ik ga op een aantal
thema's in: de publieke ruimte, waaronder de wegen en
paden, de stadslandbouw, de gemeenschappelijke voor- zieningen, en de toenemende rol van marktpartijen.
Oosterwold:
utopie zonder stedenbouw?
31
Evaluatie eerste deel fase 1
Wanneer je nieuwsgierig bent naar de re
-
sultaten van Oosterwold tot nu toe, moet
je er niet zomaar naar toe rijden op een
regenachtige herfstdag. Het is er akelig
stil, het asfalt glimt je ongastvrij tege -
moet. Gelukkig vinden we een theehuisje
in de lege en luxueuze Odin supermarkt.
Daarnaast staat een prachtig houten
woongebouw, en bloeien nog bloemen in
grote perken. Voor de ruime potstal liggen
bergen winterwortels. Ook bij dit bezoek
is het doel is om te kijken naar de uitwer -
king van de principes van zelf doen en uit -
vinden, en de combinatie van ontwikkel-
regels, individuele vrijheid, en collectieve
idealen als duurzaam leven en stadsland -
b ou w. "Hoe pas je de principes van zelf bouw
nu op een hoger schaalniveau toe? Hoe
zorg je dat de burgers (weer) zeggenschap
krijgen over de volle breedte van de stede -
lijke ontwikkeling? Dus niet alleen over
het wonen, maar ook over bedrijvigheid,
infrastructuur, het groen/blauwe raam -
werk en de publieke ruimte? Hoe creëer je
buurtschappen die normaal gesproken in
de loop der eeuwen als vanzelf ontstaan?
Hoe kom je tot een bijna eindeloze diffe -
rentiatie, met een veelheid aan functies en
een grote intimiteit? Hoe plan je organi-
sche groei?" Dit waren de vijf vragen in
het 'Voorwoord Intergemeentelijke struc -
tuur visie Ooster wold 2013'. Na het lezen van de evaluaties[1]en
rondkijken in de nu gerealiseerde delen
van Oosterwold is de eerste opwelling:
niet zo! Maar wanneer je bewoners spreekt
en nadenkt over de 'droom van
Duivesteijn' hoop je dat de idealen ook in
de volgende fases overeind blijven. Dat
wordt door de onderzoekers ook bepleit,
hoezeer ook de gekozen regels die idealen niet altijd hielpen realiseren. In de rappor
-
tage van PAU/Over Morgen[2]worden de
zes ambities van Oosterwold onderzocht
en van aanbevelingen voorzien: 1. Biedt ma ximale vrijheid aan initiatie -
ven : Uit de gesprekken met bestuurders en
raadsleden blijkt dat de maximale vrijheid
voor initiatiefnemers het onderscheiden -
de kenmerk van Oosterwold is. Het wordt
cruciaal gevonden voor het vervolg van
Oosterwold en nodig om Oosterwold tot
een bijzondere gebied te blijven ontwikke -
len en te behouden. De volgende onderde -
len komen nog niet goed uit de verf en vra -
gen bij de voorbereiding van fase 2
bijzondere aandacht: tot stand komen
kernen en buurtschappen; financieel voor
iedereen bereikbaar, zonder tot minimale
woningen te leiden (40 m2); andere vor -
men van ondernemerschap dan 'agra -
r i s c h '. 2. Ontwikkelt zich organisch: de uitkom -
sten van de enquête onder de bouwers
zijn, dat het zelf aanleggen van infrastruc -
tuur en (nuts)-voorzieningen ingewikkeld
is, veel (technische) kennis vereist en re -
gelmatig tot frictie tussen bewoners leidt.
Circa een derde van de bewoners denkt
dat voorzieningen niet vanzelf komen, net
zomin als de ontwikkeling van Ooster -
wold als samenleving. 3. Is een continue groen landschap: De
respondenten in de enquête herkennen
het groene karakter van Oosterwold. Het
gebied trekt mensen aan die hier specifiek
in geïnteresseerd zijn. Ongeveer twee der -
de van de initiatiefnemers geeft aan dat er
weinig publiek groen in Oosterwold is, zo -
als parkjes en speelplekken. Daarnaast
vindt de meerderheid dat Oosterwold on -
toegankelijk is door het ontbreken van een
netwerk van voet- en fietspaden. Tevens
wordt gepleit voor meer clustering en vor -
32
ming van buurtschappen en kernen. De
onderzoekers adviseren om de mogelijke
aanpak van en randvoorwaarden voor
'meer clustering' in fase 2 bij voorrang uit
te werken. 4. Heeft stadslandbouw als groene drager:
Stadslandbouw wordt gewaardeerd, maar
de uitvoering lijkt weerbarstig. Als drager
en borger van een open en landschappelijk
gebied (en niet per se als groene drager) is
de stadslandbouw van groot belang, maar
de productiedoelstelling is discutabel/on -
haalbaar. Met name als productieopgave
voor een grotere regio. Ook de realiseer -
baarheid in relatie tot de wateropgave/wa -
teropvang roept vragen op. Naar welke
landbouwzone gaat in droge zomers de
prioriteit uit? Heeft het verdelingsvraag -
stuk gevolgen voor de ambitie of inrichting
van Oosterwold? Uitkomsten enquête: On -
geveer één derde van de initiatiefnemers
geeft aan dat niet altijd de helft van de ka -
vels wordt ingevuld met stadslandbouw.
Ook geeft het overgrote deel van de res -
pondenten aan dat het moeite kost om
stadslandbouw goed in te vullen. In de toe -
lichting hebben veel mensen genoemd dat
zij het als een probleem ervaren dat het
bouwen van schuurtjes en kassen ten koste
gaat van de bebouwingsmogelijkheden
(voor de woning). 5. Is duurzaam en zelf voorzienend : Het
principe, dat kavels verregaand zelf voor -
zienend zijn is volgens de onderzoekers nu
nauwelijks sturend en onderscheidend en
moet worden aangescherpt. In de praktijk
zien ze geen echte vernieuwende en inno -
vatieve oplossingen. Er is aanvullend aan -
dacht nodig voor de wijze waarop Ooster -
wold kan bijdragen aan de Regionale
Energie Strategie. Bij de aanleg en beheer
van nutsvoorzieningen en afvalwatersy -
steem kan worden voortgeborduurd op de lessen uit fase 1a, waarbij een duidelijk
onderscheid wordt aangebracht tussen rol
en verantwoordelijkheid: voor de hoofd -
infrastructuur ligt deze eenduidig bij de
overheid en de nutsbedrijven, incl. techni-
sche uitwerking, realisatie en be -
heer; voor de invulling van aansluiting op
de hoofdinfrastructuur en op eigen ter -
rein nog steeds bij bewoners. 6. Is financieel stabiel : Doordat er door
de overheid pas wordt geïnvesteerd op het
moment dat de noodzaak er ook daadwer -
kelijk is, wordt er geen financieel risico
gelopen. Dit geeft ruimte om het tempo
door de initiatiefnemers te laten bepalen,
zonder dat dit meteen een financieel na -
deel oplevert voor de overheid. Conclusie koersdocument: "Wij achten
het verantwoord om 'Co-creatie moet je sa -
men leren' expliciet als aanvullende ambi-
tie op te nemen, om daarmee te borgen dat
dit aspect van de 'maximale vrijheid' voor
zowel overheid als initiatiefnemers een
volwaardige plek in het geheel van de ge -
biedsontwikkeling en de samenlevingsop -
bouw krijgt. In dit verband is het mogelijk
om te zoeken naar verankering van 'vrij -
heid en eigen verantwoordelijkheid' voor
en na de pioniersfasen in Oosterwold."
Publieke ruimte en public spirit
De uitgangspunten leken zo simpel: "In
Oosterwold bouwt iedereen zijn eigen
huis. We bouwen samen aan een wijk.
Richten met elkaar de publieke ruimte in.
Met kavelwegen, verspreid groen en door -
waadbare stroken rond je kavel behalve
aan de zijde waar je kavelweg ligt". In de praktijk hebben deze regels tot on -
duidelijkheid, wrevel en conf licten ge -
leid. De kavelwegverenigingen, die over -
al zijn opgericht, waren niet altijd
opgewassen tegen de verschillen tussen
33
OosterwoldFOTO ANNEMIEK RIJCKENBERG
34
bewoners, in achtergrond, motivatie e.a.
Ivan Nio schrijft er het volgende over: "In Oosterwold zijn verschillende groe -
pen neergestreken met een uiteenlopend
economisch en cultureel kapitaal. Er is
een geromantiseerd beeld van de echte
Oosterwolder die idealistisch is, niet zo -
veel geld te besteden heeft, maar wel over
voldoende tijd beschikt om een eigen huis
te bouwen en die zich aan stadslandbouw
wijdt en die collectief is ingesteld. Dat
beeld wordt graag en vaak uitvergroot.
Maar Oosterwold is vanaf het begin af
aan diverser geweest, onder andere door
CPO's als de Eco-projecten en projectma -
tige ontwikkelingen als Buitenplaats, en
de komst van mensen die wel een eigen
woning hebben gebouwd, maar zich ook
al hebben laten ontzorgen. Dat is alleen
maar verder toegenomen door de bouw
van projecten van ontwikkelaars. Er lijkt
een tweedeling te zijn tussen de 'echte'
Oosterwolder die zelf bouwt en bewoners
in projecten en in cataloguswoningen op
individuele kavels." (p .55) "De doorwaadbaarheid garandeert het ka -
rakter als buitengebied. Maar vrijwel ieder -
een vindt het onzinnig dat dezelfde generie -
ke regel van doorwaadbare zones geldt voor
zowel grote als kleine kavels. Het is zelfs on -
duidelijk wat er precies bedoeld wordt met
de doorwaadbare zones (alleen wandel- of
ook fietspaden) en hoe ze moeten worden
onderhouden. Ooster wolders zouden geza -
menlijk met elkaar opnieuw moeten bepalen
hoe ze deze regel willen invullen. Bewoners
(Platform Oosterwold) zouden samen met
de gemeente initiatieven kunnen uitlokken
om de doorwaadbare zones en de stadsland -
bouw nog meer een vanzelfsprekend onder -
deel van Oosterwold te laten zijn." (p.79) Eén jaar later lijken deze aanbevelingen
gehoor te krijgen. In de bijeenkomsten met het bewonersplatform, de gebiedsorgani-
satie en de gemeenteraad is gezocht naar
constructieve oplossingen. "In de praktijk
blijkt dat sommige bewoners het moeilijk
vinden deze doorwaadbare en publieke
ruimte (gezamenlijk) goed in te vullen.
Wat nu? Handhaven of het eerst nog een
kans geven? Met de werkgroep 'Pilot door -
waadbare zones' is daarom een actieplan
gemaakt om groepen buren te helpen met
het leggen van verbindingen. Door met el-
kaar te werken aan routes en publieke
functies en ruimtes kunnen voorbeelden
ontstaan en worden uitgerold over heel
Oosterwold. Indien nodig worden de uit -
gangspunten en regels over doorwaad -
baarheid en publieke ruimtes aangepast,
al dan niet met een herziening van het be -
stemmingsplan en met ( juridische en fi -
nanciële) zekerheid voor bewoners en bor -
ging voor de toekomst. Wie uiteindelijk
niet meedoet valt terug op de huidige re -
gels en kan worden gehandhaafd."[3]
Stadslandbouw is een vak
"Wat Oosterwold als samenleving uniek
maakt is een combinatie van factoren: de
gemeenschappelijke ervaring van het
bouwen van een huis en inrichting van de
kavel; veel gelijkgestemden met vergelijk -
bare interesses en leefstijl; gezamenlijk
maken, delen en onderhouden van een
collectieve ruimte; stadslandbouw, waar -
door mensen veel in de tuin werken, en
gereedschap en oogsten delen. De groeps-
apps zorgen ervoor dat er makkelijk con -
tact met elkaar wordt gelegd. Bewoners
zijn sterker georiënteerd op hun dagelijk -
se omgeving dan in andere wijken in Al-
mere. Er wonen veel praktisch ingestelde
en daadkrachtige mensen." (Nio, p.48) Stadslandbouw is duurzaam, de grond
onder Oosterwold is van topkwaliteit, en
35
de regel om 50 procent van de kavels voor
stadslandbouw te bestemmen biedt een
garantie voor het doel van openheid, een
continu groen landschap. Het ideaal was
om in tien procent van de voedselvraag in
de twee gemeentes te voorzien. Nu is dat
tussen april en oktober niet zo moeilijk,
dan kan de koude grond teelt en de kas
veel opleveren. Maar voor heel Almere en
Zeewolde? De bureaus PAU en Over Mor -
gen adviseerden om dit doel los te laten,
vanwege het ontbreken van enig perspec -
tief op realisatie. De bedenkers van dit
doel hebben wel zeer romantische noties
van Gods water over Gods akker in hun
achterhoofd gehad. Groente en
fruit telen is een tijdrovende be -
zigheid. De verspreide fruitbo -
men, karpervijvers, wijnstok -
ken en moestuinen laten zien,
dat veel mensen hun best doen,
maar er is geen sprake van
grootschalige productie. Wel
van grote belangstelling, groot -
schalige aanplant van bomen,
en veel nog kleine initiatie -
ven. Het effect van deze regels
is ook ultiem suburbane woningbouw: ik
zag ook veel gazon op de grote kavels.
Publieke voorzieningen
Nio: "Het verdwijnen van de overheid als
hoeder van de openbare ruimte heeft gro -
te consequenties voor Oosterwold. (?)
Een gemeenschap heeft ook publieke
ruimten en voorzieningen nodig. Het is
bekend dat bijvoorbeeld speeltuinen lei-
den tot onderlinge contacten tussen ou -
ders. Maar hoe ontwikkel je dat orga -
nisch? Filosoof Maurice Specht vroeg zich
af waar de Meent van Oosterwold blijft.
Oosterwolders zijn allemaal hun particu -
liere droomwereld aan het bouwen, maar waar komen de gemeenschappelijk be
-
heerde gronden, de 'commons'? Ook be -
woners missen openbare ruimten als een
parkje en een speeltuin. In tuinen staan
trampolines en er zijn schommels, maar
dat is niet voldoende. Er zijn geen openba -
re ontmoetingsplekken in de vorm van
groen, speeltuinen en sportveldjes en de
vraag is of bewoners die gezamenlijk nog
kunnen aanleggen." (p.64 en 65) Ook dit probleem gaat worden aange -
pakt. Door andere regels ten aanzien van
de kavelinrichting en mogelijkheden van
clustering van versnipperde publieke
ruimte. Door in nieuwe uitgiftegebieden
het ontwikkel
proces meer in te richten op
collectieve voorzieningen. In het uitgifte -
beleid voor archeologische vindplaatsen
komen goede randvoorwaarden en opties
voor bewoners om deze te huren of kopen.
De gemeente wil algemene middelen in -
zetten ten behoeve van wijkvoorzienin -
gen. De planning van de wijkvoorzienin -
gen door de gemeente gaat in co-creatie
met bewoners
Reacties