THEMA DE BALANS VAN HET WONEN
#1/2019
THEMA
De balans
van het wonen
#1/2019
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
VAKINFORMATIE
EEN BELANGRIJKE SECUNDAIRE ARBEIDSVOORWAARDE?
Sluit bij ons een licentie af voor toegang tot de content
van Ruimte en Wonen voor iedere medewerker.
Uw medewerkers zijn met deze licentie welkom op onze bijeenkomsten, geni\
eten korting bij
betaalde masterclasses en hebben te allen tijde online toegang tot alle \
content op de website,
waaronder het bijna 100 jaar oude en unieke archief (van SRO en TVV).
Interesse? Bel onze collega Stefan op 070-2051023 of mail naar S.Terpstra@aeneas.nl
RUIMTEENWONEN.NL
Ruimte en Wonen_R+W 03 2018 91 08-10-18 12:02
Ruimte en Wonen Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
THEMA DE BALANS VAN HET WONEN
#1/2019
Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers, duurzaamheidstrategen en architecten?Kijk op www.ruimteenwonen.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 205 10 23
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Martine van Harten via telefoonnummer 073-2051012 of via e-mail e.smit@aeneas.nl
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
Wijken
zonder gas
Op weg naar integrale
wijkvernieuwing
EN VERDER
4 Hoofdredactioneel
Annemiek Rijckenberg en
Martijn Eskinasi
52 Column
Karin Schrederhof
55 Recensie
Flourishing foodscapes
115 Recensie
De Groene Stad
ARTIKELEN
16 Kansen voor
schimmelwoning
Eefje Stutvoet en Koen
Laarman
42 Rendement
particuliere verhuur
Paul de Vries
56 Druk op de stad
Jan Ritsema van Eck en
Frans Schilder
80 De spannende hoekjes
van het WoON2018
Martijn Eskinasi en Frank
van Dugteren
90 Regio als garderobe
Sako Musterd et al.
104 Krimp valt nu nog mee
Berry Blije en Michael
Stuart-Fox
REPORTAGE
100 Tijdelijkheid is een
essentie
Een beeldessay
INTERVIEW
26 Interview met
Jeroen Olthof
THEMA DE BALANS
VAN HET WONEN
Een
verloren
generatie?
De positie van starters op
de woningmarkt
De stad van
de toekomst
Een nieuwe visie op
Nederland
6 32 66
COVER
Ruimte + Wonen wil jonge ontwerpers een podium
geven. Esmay Groot Koerkamp won een van de
Fiep Westendorp Stimuleringsprijzen voor jonge
illustratoren.
Inhoud
2
Berry Blije
ABF Research
Fokke de Jong
Atrivé Rik Damhuis
Universiteit van Amsterdam
Koen Laarman
Atrivé Frank van Dugteren
Ministerie van BZK
Sako Musterd
Universiteit van Amsterdam
Jan Ritsema van Eck
Planbureau voor de
leefomgeving Martijn Eskinasi
Ministerie van BZK Wouter van Gent
Universiteit van Amsterdam
Paul Gerretsen
Vereniging Delatmetropool Flotentijn Hofman
Kunstenaar Cody Hochstenbach
Universiteit van Amsterdam
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Joost Wegstapel
Atrivé
Anne-Jo Visser
Gemeente Utrecht
Annemiek Rijckenberg
Zelfstandig adviseur
stedelijke ontwikkeling Frans Schilder
Planbureau voor de
leefomgeving Karin Schrederhof
Gemeente Delft
Evamarije Smit
Ruimte + Wonen
Matthijs Uyterlinde
Platform31
Kevin Vijftigschild
Atrivé
Michael Stuart-Fox
ABF Research
Paul de Vries
Kadaster Eefje Stutvoet
Atrivé
Joost Zonneveld
Ruimte + Wonen
4
Ook starten we een serie
over de evaluatie van de
Woningwet met een ge-
sprek met een lid van de
commissie-Van Bochove.
De actualiteit komt terug in
artikelen over de energie -
transitie: aardgasv rije wij -
ken en verduurzaming van
schimmelwoningen. We
hebben artikelen over star -
ters, de particuliere ver -
huur en een column van
Karin Schrederhof, wet -
houder in Delft, over de
middenhuur. Voor onze
ruimtelijke lezers hebben
wij artikelen over compacte
verstedelijking, de stad van
de toekomst en de regio als
garderobe door Sako Mus -
terd.
Visie en
herbezinning
Half maart presenteerde de
ChristenUnie het vijfpun -
tenplan 'van woningmarkt
naar volkshuisvesting'.
Het gaat echt
ergens over!
Veel ruimte voor wonen
in dit nummer en dat
weerspiegelt de toene-
mende maatschappelijke
onrust over de woning-
markt. Maar er is ook een
heel praktische reden: de
uitgever van Ruimte en
Wonen, Aeneas Media, is
door het ministerie van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties ge-
vraagd om met onze re-
dactie een katern te
maken voor het driejaar-
lijkse WoON-onderzoek,
dat op 4 april wordt ge-
presenteerd. Een deel
van die artikelen treft u
ook aan in dit nummer
van Ruimte en Wonen.
Een oproep tot visie en
herbezinning"
5HOOFDREDACTIONEEL
Het is een oproep tot visie
en herbezinning, met daar
-
in heel veel praktische
suggesties, gericht op doel -
groepen als jongeren en
ouderen. Als eerste rege -
ringspartij bindt de Chris -
tenUnie de kat de bel aan:
ze wil dat een volgend ka -
binet de verhuurdershef -
fing afschaft. En wie weet biedt een
eventuele CO2-belasting
straks extra mogelijkheden
voor investeringen in ver -
duurzaming zonder de
woonlasten te verhogen.
Vertrouwen in
corporaties
Het politieke en maat -
schappelijke vertrouwen in
corporaties is weer aan het
toenemen, en de dominan -
tie van het marktdenken
zwakt af. Maar er is nog
een hoop te doen. De posi-
tie van huurders is ver -
sterkt in de Woningwet, net zoals de burger meer
partij wordt in de Omge
-
vingswet. Maar daarmee is
de bewoner of burger nog
niet geïnformeerd of on -
dersteund.
De vraag van niet-koop -
krachtige jongeren, zonder
vast inkomen, wordt door
nog geen enkele partij in de
volkshuisvesting geadop -
teerd. Studenten- en star -
terswoningen, die wil ie -
dereen wel bouwen, maar
wat is daarna het perspec -
tief van deze groepen?
Wachttijden voor huur wo -
ningen, stijgende koopprij -
zen, meer particuliere ver -
huur: allemaal
onderwerpen, waar we op
terug gaan komen!
Martijn Eskinasi
Wonen & Kwaliteit van
de Leefomgeving
Ruimte en Wonen
Annemiek Rijckenberg
Stedelijke ontwikkeling &
Duurzaamheid
6
N
u we vaart gaan maken met
de energietransitie keert de
wijkaanpak terug op de be-
leidsagenda. In zeker een
derde van de zevenentwin -
tig wijken die najaar 2018 door het Rijk zijn
aangewezen als proeftuin aardgasvrij, is de
Tekst Anne-Jo Visser, gemeente Utrecht en Matthijs
Uyterlinde, Platform31
Rutte III wil deze kabinetsperiode vijftigdui-
zend bestaande woningen aardgasvrij ma-
ken. De burger is bezorgd over gedoe en
hoge kosten. In veel gevallen stuurt de ge-
meente van bovenaf, maar er zijn ook wij-
ken waar de burger het initiatief neemt.
Soms draait het maar om één doel: zo snel
mogelijk van het aardgas af. In andere wij-
ken wordt breder ingezet op een meer toe-
komstbestendige woonomgeving. op weg naar integrale wijkvernieuwing?
Wijken
zonder
gas
7
Elektrisch kokenLIZE KRAAN VIA KLIMAATSTICHTING
HIER
8
energietransitie niet de enige opgave. In
sommige wijken kampen bewoners met so-
ciaaleconomische achterstanden (armoede,
schulden, werkloosheid) of gezondheids -
problemen (eenzaamheid, verslaving, on -
gezonde leefstijlen). De openbare ruimte is
sleets en de woningvoorraad deels verou -
derd. Ook spelen soms problemen met de
leef baarheid en veiligheid. We spraken met de trekkers in vier proef -
tuinenwijken die een Rijksbijdrage ontvan -
gen van het Programma Aardgasvrije Wij -
ken. Hoe kijken zij aan tegen sturing van de
aanpak en de breedte van de opgave? In
drie wijken ligt het initiatief bij de gemeen -
te en haar partners: de Utrechtse wijk Over -
vecht-Noord, het Groningse Selwerd en
Zwanenveld in Nijmegen. Hier spelen meer
vraagstukken dan enkel het aardgasvrij
maken van woningen. In de Benedenbuurt
in Wageningen vervullen bewoners juist
een centrale rol. Lange beleidstraditie
Nederland kent een lange beleidstraditie
van wijkvernieuwing, die teruggaat tot hal-
verwege de vorige eeuw. Na de wederop -
bouw werd eind jaren zestig de stadsver -
nieuwing ingezet om de verkrotting van de
binnensteden een halt toe te roepen. Mid -
den jaren negentig kwamen de naoorlogse
wijken aan de beurt. Sociale huurwoningen
werden op grote schaal vervangen door
huur- en koopwoningen, met als doel meer
gemengde woonmilieus te creëren. De ste -
delijke vernieuwing (1995-2015) was niet
alleen ingegeven door de constatering dat
deze wijken verloederden. Ook de bo -
demsaneringsopgave zorgde voor kansen
om investeringen te combineren. Van een fysiek gedreven vernieu -
wingsoperatie, verbreedde de stedelijke
vernieuwing zich tot een integrale soci-
aal-f ysieke aanpak van wonen, woonomge -
ving en bewoners. Gaandeweg groeide het
besef dat investeren in mensen nodig was
om kwetsbare wijken naar een hoger ni-
veau te tillen. In 2007 selecteerde het Rijk
veertig wijken die ? met een integrale inzet
op wonen, werken, leren en opgroeien, vei-
ligheid en integratie ? in tien jaar moesten
uitgroeien tot 'krachtwijken'. Onder druk van de economische crisis en
een andere politieke wind, is het krachtwij -
kenbeleid in 2012 vroegtijdig stopgezet.
Toen in 2014 ook het doek viel voor het In -
vesteringsbudget Stedelijke vernieuwing
(ISV), moest de wijkaanpak zichzelf op -
nieuw uitvinden. Maar in veel gemeenten
belandde de aandacht voor kwetsbare wij -
ken op een zijspoor. In het merendeel van
de buurten die deze eeuw benoemd zijn als
kwetsbaar of problematisch, stagneert van -
af 2012 de ontwikkeling van de leef baar -
heid, blijkt uit onderzoeken van Platform31
en Rigo.
Benedenbuurt
Wageningen
Sinds 2016 zoeken bewoners van de Bene-
denbuurt samen met de Gemeente en de
Woningstichting naar alternatieven voor
aardgas. Men onderzoekt of en hoe een
collectief warmtenet gerealiseerd kan
worden. In de Benedenbuurt zijn 490
woningen uit de jaren 40-50, waarvan 170
sociale huur, 220 koop en 108 appartemen-
ten verenigd in 18 VVE's. Aanleiding is dat
riool, bestrating en aardgasnet aan
vervanging toe waren. De bewoners
hebben diverse onderzoeken gedaan naar
duurzame bronnen van een warmtenet en
betaalbare oplossingen voor bewoners.
9
"Transitie
slaagt alleen
als deze
betaalbaar is"
WETHOUDER VAN HOOIJDONK
10
In theorie biedt de transitie naar aardgas-
vrij grote kansen om ? net als pakweg twin -
tig jaar geleden ? integraal aan de slag te
gaan. Om van het aardgas los te komen
gaan gemeenten en samenwerkende partij -
en immers in gesprek met bewoners. En ze
gaan gebiedsgericht investeren in infra -
structuur, in de gebouwde omgeving en in
de openbare ruimte. Koppelkansen liggen
voor het grijpen, zodat wijken niet alleen
duurzamer, maar ook leef baarder en veili-
ger worden. Alleen vraagt dit van alle par -
tijen om verder te kijken dan hun eigen sec -
torale doelstellingen. Dat ziet ook Jos van Dalen, kwar
-
tiermaker en aanjager van het in -
terbestuurlijk programma aard-
gasvrije wijken: "Gemeenten
hebben jarenlang een infrastruc -
tuur opgebouwd voor de wijkaan -
pak. Maar kennelijk is het toch
complex wanneer ook andere
thema's, zoals groen of de veilig -
heid om aandacht vragen. Het sectorale
doel van het Rijk is aardgasvrij, maar ge -
meenten kunnen dat wel volgens de stede -
lijke vernieuwingsmethode aanpakken.
Dus werk met werk maken. Het Rijk wil dit
graag samen met gemeenten ontdekken."
Integraal is ingewikkeld
Een integrale benadering is al snel duurder,
ingewikkelder en tijdrovender dan een
technische operatie, legt Martin Klooster,
projecteider wijkgerichte energie-aanpak
in het Groningse Selwerd uit: "Het koppe -
len van de energietransitie aan andere op -
gaven is natuurlijk een kans voor open doel.
Als je de straat openmaakt voor de aanleg
van een warmtenet, kun je gelijk maatrege -
len nemen voor klimaatadaptatie, betere
verkeersroutes en een mooiere openbare
ruimte. Zodat bewoners elkaar makkelijker
ontmoeten, meer bewegen en kinderen fij -
ner kunnen spelen. Dat pakken we in Sel-
werd samen met bewoners op. Het gevaar is
alleen dat je zoveel gaat koppelen en stape -
len dat niemand het meer snapt." Niet alleen bij gemeenten sloeg na de ste -
delijke vernieuwing de verkokering toe.
Ook bij het Rijk is er geen integrale blik
meer op de wijk. Van Dalen: "De kunst is,
ook bij het Rijk, schotten weg te krijgen en
per wijk te kijken wat de totale opgave is.
Ook voor wethouders onderwijs, werk & in -
komen en werkgelegenheid biedt deze tran -
sitie grote kansen. Dit is de tijd om van el-
"Vooral bij groene
colleges zie ik haast"
Overvecht-Noord Utrecht
Eind 2017 kondigden de gemeente Utrecht,
netbeheerder Stedin, warmtebedrijf Eneco,
corporaties Mitros, Portaal en Bo-Ex en
bewonerscoöperatie Energie-U aan te
onderzoeken of Overvecht-Noord in 2030
aardgasvrij kan zijn. Aanleiding was het
grootschalige renovatieprogramma van
corporaties, de vervangingsopgave van
aardgasleidingen en het lopende soci-
aaleconomische programma. In Over-
vecht-Noord staan ruim 8.200 woningen,
waarvan 4.300 woningen al stadsverwar-
ming hebben. De lastigste opgave ligt bij
de 1.200 koopwoningen die nog op
aardgas aangesloten zijn.
11
kaar te leren en uit te vinden wat werkt.
Want ? zoals de Utrechtse wethouder Lot
van Hooijdonk het formuleerde tijdens de
onderhandelingen voor het Klimaatak-
koord ? op een gegeven moment moeten we
opschalen. We kunnen niet bij alle 8 mil-
joen woningen aanbellen."
Waarom wij?
Juist in wijken waar veel bewoners rond het
bestaansminimum leven, en waar de leef -
baarheid en veiligheid te wensen overlaten,
kan het investeren in het leef klimaat hel-
pen om draagvlak te winnen onder bewo -
ners. Dat bewoners argwanend kunnen
staan tegenover de transitie naar aardgas -
vrij, ondervond de gemeente Utrecht. Eind
2017 ging men aan de slag in één van de
meest kwetsbare wijken. Wethouder Van
Hooijdonk: "Wij zijn gestart in Over -
vecht-Noord. De corporaties hebben daar
een groot renovatieprogramma, we waren al bezig met een sociaal en veiligheidspro
-
gramma en de aardgasleidingen zijn aan
vervanging toe. Bewoners snappen best dat
we van het gas af moeten, daarover is eigen -
lijk nooit discussie. De vraag die ze ons wel
stellen is: waarom wij? En waarom hier?
Daarom hebben we als gemeente afgespro -
ken dat de transitie naar duurzame energie
alleen kan slagen als het haalbaar en be -
taalbaar is voor alle Utrechters."
Tom Beek, projectleider warmtetransitie
voor de Nijmeegse wijk Zwanenveld, vertelt
dat er recent veel negatieve media-aan -
dacht was over de aanleg van het bestaande
warmtenet. Aanleiding is een rapport waar -
in de Nijmeegse rekenkamer kritische kant -
tekeningen plaatst bij de besluitvorming in
2012. Omdat in Zwanenveld het vertrou -
wen in de overheid toch al laag is, vindt
Beek het belangrijk om te investeren in ver -
trouwen. "Vanuit het programma Leef baar
Zwanenveld is al veel contact met actieve
Overvecht, Utrecht. Foto: Renzo Gerritsen
12
bewoners. Wij willen daar zoveel mogelijk
bij aansluiten, zodat we samen een plan
voor de buurt kunnen maken." Koppelkan-
sen in Zwanenveld liggen volgens Beek on -
der meer in een gezamenlijke aanpak van
de openbare ruimte, want ook de riolering
is aan vervanging toe en veel bewoners heb -
ben last van zwerf vuil. Een kwart van de
bewoners vindt de buurt achteruitgaan.
Reis door de wijk
Tegelijkertijd beseft Beek dat zich mis -
schien geen grote groep bewoners meldt
om actief mee te denken. "Dan is het nodig
dat we bewoners straks een duidelijk, aan -
trekkelijk aanbod kunnen doen. We moeten
Selwerd Groningen
'Alles wat we doen in Selwerd draagt bij
aan de gezondheid en het welbevinden van
de bewoners', luidt de gezamenlijk
geformuleerde ambitie voor de wijkver-
nieuwing. Omdat Selwerd - een stempel-
wijk uit de jaren zestig met ruim 4.000
woningen - sociaal kwetsbaar is en de
woningvoorraad en de openbare ruimte
verouderd zijn, startte de gemeente met
wijkvernieuwing, waarbij Selwerd ook van
het gas af gaat. Over tien jaar is het
energiegebruik in woningen gehalveerd en
vergroend, zijn de woonlastenniet gestegen
en hoef je de wijk niet uit als je op zoek
bent naar een betere woning.
13
vooral laten zien in welk opzicht mensen
erop vooruitgaan. Aardgasvrij moet niet als
een hindernis worden ervaren, maar als
kans op verbetering." Dit onderschrijft wet-
houder Van Hooijdonk: "In veel deelbuur -
ten van Overvecht-Noord zien we dat bewo -
ners graag ontzorgd willen worden. Zij
wachten op een aanbod. Maar er speelt in
deze wijk veel meer. Daarom verkennen wij
als gemeente of we de aanpak voor de be -
woners integraal kunnen doen in een nieuw
programma Samen Overvecht. Gericht op
veiligheid, sociale vraagstukken, meer
werkgelegenheid, meer menging van wo -
ningen, maar ook aardgasvrije woningen."
Ook Jos van Dalen benadrukt dat gemeen -ten een gedegen analyse van wijken moeten
maken en bewoners goed moeten betrek
-
ken bij de aanpak. "Je moet een reis door de
wijk maken. Wie wonen er, wat is het inko -
men, hoe is de sociale cohesie, de kwaliteit
van het groen en de woningvoorraad? Wel-
ke andere issues spelen er? Vervolgens kun
je bepalen wat voor aanpak nodig is."
Zeggenschap
In de Wageningse Benedenbuurt was de
transitie naar duurzame warmte een drijf -
veer voor bewoners om samen aan de slag
te gaan. Initiatiefnemer Wanka Lelieveld
kwam in 2016 in de Benedenbuurt wonen
en raakte meteen betrokken bij het Kli-
maatstraatfeest. Binnen zes weken leerde
hij iedereen in zijn straat kennen. Toen hij
ontdekte dat de gemeente het riool moet
gaan vervangen, bedacht hij dat dit mis -
schien te combineren is met een duurzame
warmtevoorziening. Na een aantal buur -
tavonden volgde een haalbaarheidsonder -
zoek. In 2018 is de coöperatie Warmtenet
Oost Wageningen opgericht, waarmee be -
woners hun eigen warmtenet willen organi-
seren en exploiteren. Lelieveld, die inmid -
dels door de gemeente is aangesteld als
projectleider: "Wij willen graag zeggen -
schap en keuze over welke duurzame bron
onze woningen straks gaat verwarmen.
Ook omdat het goed is voor de waardeont -
wikkeling van onze woningen." Voor het
indienen van de proeftuinaanvraag gingen
bewoners langs de deuren met een intentie -
verklaring. Maar liefst vierenveertig pro -
cent tekende het document. Toch maakt
ook Lelieveld zich zorgen over draagvlak:
"Met nieuwsbrieven en buurtavonden be -
reik je ongeveer de helft van de mensen."
De bewoners zetten onder meer in op story -
telling: "Een kind uit de wijk gaat bijvoor -
beeld de oudste bewoner interviewen over
Selwerd in Groningen
14
hoe zij in 1948 in de wijk kwam wonen toen
men nog op steenkool stookte. Hoe zij toen
de transitie van kolen naar gas meemaakte
en nu naar duurzame bronnen. En we gaan
workshops zonnekoken houden. Mensen
moeten het kunnen zien en voelen." In de
buurt spelen geen andere grote knelpunten.
"Ik denk dat hondenpoep ons grootste pro-
bleem is" zegt Lelieveld lachend. Drie typen wijken
De rondgang langs vier wijken laat zien dat
er geen uniforme procesregie is. In sommi-
ge wijken zeggen bewoners: wij kunnen het
niet betalen en wij willen het ook niet. Dat
vraagt iets anders van gemeenten, dan in
wijken waar bewoners meer te besteden
hebben en positiever tegenover aardgasvrij
staan. Grofweg zien wij drie typen wijken,
die elk om een andere benadering vragen.
Ten eerste wijken die we kennen uit 'oude
lijstjes' van Krachtwijken, GSB-wijken of
ISV-wijken. Wijken waar vaak meer dan vijf
grote maatschappelijke vraagstukken spe -
len en waar de energietransitie onderdeel is
van een bredere aanpak. Doorgaans is het
merendeel van de woningen corporatiebe -
zit. Bij bewoners van deze wijken staat het
aardgasvrij maken van hun woning niet in
de top drie van urgente vraagstukken. De
kans dat bewoners van deze wijken zelf ini-
tiatief nemen is minder groot. Daarom is
gemeentelijke sturing nodig. Essentieel is
wel dat de gemeente in interactie met be -
woners tot een aanpak komt. Door met hen
in gesprek te gaan en hun dromen en wen -
Zwanenveld in Nijmegen
Zwanenveld Nijmegen
Zwanenveld is een woonerfwijk met bijna
5.000 woningen, grenzend aan het
stadsdeelwinkelcentrum Dukenburg. De
gemeente werkt aan plannen voor
aansluiting op een warmtenet met
restwarmte van de nabijgelegen afvalver-
brandingscentrale. Sociaal is Zwanenveld
een kwetsbare buurt. Begin 2019 startte
het programma Leefbaar Zwanenveld,
waarin gemeente, corporaties en politie de
komende twee jaar extra inzet leveren. De
warmtetransitie zoekt samenwerking en
afstemming met Leefbaar Zwanenveld.
15
sen op te halen, wordt duidelijk op welke
fronten winst te behalen is, wat bewoners
belangrijk vinden en waarvoor ze zich wil-
len inzetten. Met een brede aanpak van
wijkverbetering kan meerwaarde worden
gecreëerd voor bewoners, en kunnen in de
toekomst hopelijk maatschappelijke kosten
worden bespaard. Ten tweede zijn er wijken waar minder
pregnante vraagstukken spelen. Ook hier
komt het aan op een goede en brede analy -
se van de wijk en de bewoners, zodat be -
paald kan worden en een verbinding kan
worden gelegd met andere opgaven. En of
de nadelen van integraal werken
opwegen tegen de voordelen, zo -
als meer draagvlak en het beter
aansluiten bij de logica en urgen -
tie van bewoners omdat ook de
woonomgeving wordt opge -
knapt. In het derde type wijken
staat een groter deel van de be -
woners positief tegenover de
energietransitie en beschikken veel bewo -
ners ook over de nodige hulpbronnen. Hier
liggen vooral kansen in het slim koppelen
van technische uitvoeringsvraagstukken,
zoals ingrepen in riool, water en warm -
te -i n f r a st r uc t uu r. Vooral in de laatste twee typen wijken
ligt het voor de hand dat bewonersgroepen
een trekkende rol spelen, zoals in de Bene -
denbuurt in Wageningen. Daar zijn best
persons zoals Wanka Lelieveld in staat om
samen met buurtgenoten een zorgvuldig
proces op te tuigen. Gemeenten staan dan
voor de taak om deze initiatieven te onder -
steunen en waar nodig te professionalise -
ren. Af hankelijk van de lokale situatie,
moeten gemeenten bepalen welke regierol
nodig is. Uiteindelijk moeten partijen toe -
werken naar een betere wijk: dat komt het
draagvlak van aardgasvrij ten goede. Neem je tijd
De trekkers in deze vier proeftuinen waar -
schuwen voor te hoge verwachtingen. De
transitie is razend ingewikkeld, ook omdat
nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan
die nog op elkaar ingespeeld moeten raken.
Martin Klooster is blij met de steun van het
Rijk voor de aanpak in Selwerd, maar hij be -
nadrukt dat veel knelpunten nog vragen om
een oplossing: "Als gemeente willen wij
heel graag, maar goede wil en subsidies
voor de onrendabele top zijn niet genoeg.
De techniek moet goedkoper worden, en fa -
ciliterende wet- en regelgeving én geld van
bovenaf zijn hard nodig." Vooral over de
particuliere voorraad maakt Klooster zich
zorgen. Jos van Dalen, die als kwartierma -
ker de transitie moet aanjagen, vindt dat
gemeenten niet overhaast te werk moeten
gaan: "Vooral bij steden met relatief groene
colleges zie ik veel haast. Gaan we niet te
snel? Het hoeft niet morgen af. Het gaat ook
nog even duren voordat alles randvoor -
waardelijk is geregeld. We moeten de ener -
gietransitie in wijken stap voor stap gaan
realiseren.
"De techniek moet
goedkoper worden"
LEES MEER
Lees dit artikel ook online.
16
Koppel aanpak vochtige woningen aan energietransitie
Kansen voor
schimmel-
woning
17
Vooral oudere corporatie- woningen kampen met
vocht en tochtproblemen
JEROEN MUL
Tekst Eefje Stutvoet en Koen Laarman
Donkere vlekken op de slaapkamermuren, druppels op het plafond in
de badkamer; veel Nederlanders zijn bekend met de gevolgen van
een vochtige woning. Schimmel kan niet alleen gezondheidsproble-
men veroorzaken, maar ook duiden op slechte isolatie of ventilatie
van een woning. De oplossingen voor vocht- en schimmelproblemen
zijn goed te combineren met een grotere opgave: de energietransitie
voor bestaande woningen.
18
E
en zekere mate van vocht in
een woning is normaal. Vocht
wordt echter een probleem
wanneer het binnenmilieu
meer waterdamp bevat dan de
atmosfeer toelaat. De verhouding van wa -
terdamp in de atmosfeer ten opzichte van
de totale capaciteit wordt de relatieve lucht -
vochtigheid genoemd. Als deze relatieve
luchtvochtigheid hoger is dan de capaciteit
ontstaat er condens. Deze condens is bij -
voorbeeld te zien als de relatief warme
lucht vanuit een douche in aanraking komt
met een relatief koude spiegel. Een consis -
tent hoge relatieve luchtvochtigheid van
tachtig procent of hoger kan ook een ander
gevolg hebben: de vorming van schimmel.
De aanwezigheid van vocht en schimmel in
een woning is niet zonder negatieve gevol-
gen. Mensen die in een huis met vocht of
schimmel wonen hebben significant vaker
luchtwegklachten dan mensen die in een
droog huis wonen. Daarnaast kan een voch -
tig huis leiden tot het ontstaan van astma of
verergering daarvan, vooral bij jonge kin -
deren (GGD Amsterdam, 2018). Ook voor
de woning zelf kan schimmel voor proble -
men zorgen. Houtproducten kunnen wor -
den aangetast en behang en stucwerk zul-
len door vocht sneller loslaten. Daarnaast
scoort een vochtig huis slecht op duurzaam -
heid: het kost meer energie om ruimtes met
een hoge luchtvochtigheid op temperatuur
te houden. De negatieve invloed van vocht
is ook de Nederlandse politiek niet ontgaan.
Luchtvochtigheid
Eind 2018 nagelde de landelijke fractie van
de SP de tien woningcorporaties met de
meeste schimmelklachten aan de schim -
melschandpaal. De Utrechtse fracties van
PvdA en D66 hebben in januari 2019 schrif -
telijke vragen gesteld over de schimmelpro -blematiek van corporatie Mitros en ook wo
-
ningkoepel Aedes heeft al in 2017 een
handleiding gepubliceerd om vochtproble -
men in woningen aan te pakken. De schim -
melproblematiek wordt daarnaast ook in de
Tweede Kamer geagendeerd. SP-kamerlid
Sandra Beckerman stelde Kamervragen
over schimmelhuizen in de Groningse ge -
meente Bedum.
Schimmelproblematiek
Uit de meest recente onderzoekscijfers die
het RIVM aanhaalt blijkt dat Nederland
een half miljoen tot een miljoen woningen
telt met schimmelproblematiek. Dat is on -
geveer negen procent van de totale wo -
ningvoorraad. De woningen met het hoog -
ste risico op schimmel zijn gebouwd vóór
1992. Doordat de sociale woningvoorraad
van Nederland voor een groot gedeelte uit
woningen bestaat van voor 1967, is de pro -
blematiek in de sociale huursector extra
hoog. Het genoemde percentage van het
RIVM berust echter op twaalf jaar oude ge -
gevens en het risico bestaat daarmee dat
de data verouderd zijn. In het nieuwe
Woononderzoek (WoON2018) wordt voor
het eerst aan respondenten gevraagd of ze
last hebben van vocht en schimmel in hun
woning. De grootte van de steekproef van
het WoON2018 (ruim 62 duizend respon -
denten) biedt daarmee de kans om naast
actuele cijfers over schimmelproblematiek
ook klachten te verbinden met verschillen -
de woningkenmerken en duurzaamheids-
attitudes.
Groot vochtprobleem
Cijfers uit het recente woononderzoek im -
pliceren dat de schimmelproblematiek on -
der Nederlandse huishoudens groter is dan
het RIVM twaalf jaar geleden publiceerde.
In de enquête van het WoON geven 1.5 mil-
DE BALANS VAN HET WONEN
19
Figuur 2: Huishoudens met schimmelklachten
naar stedelijkheidsgraad
WoON2018
Figuur 1: Huishoudens met schimmelklachten naar bouwjaar
WoON2018
DE BALANS VAN HET WONEN
20
joen huishoudens aan last te hebben van
schimmel. Dit is ongeveer 19% van alle Ne-
derlandse huishoudens.
Van deze 1.5 miljoen huishoudens woont
38% in een koopwoning, 41% in een sociale
huurwoning en 21% in een particuliere
huurwoning. Als er naar het totaal aantal
woningen per sector wordt gekeken, is
zichtbaar dat vocht en schimmel vooral
voorkomen in de huursector. In zowel de
particuliere als de sociale huursector geeft
ongeveer 28% van de huishoudens aan last
te hebben van vocht in de woning, tegen -
over 12% van de huishoudens in een koop -
woning. Dit komt neer op ongeveer 608.000
huishoudens in de sociale huur, 314.000 in
de particuliere huur en 554.000 in de koop -
sector. Dit valt deels te verklaren vanuit het
type woning en het bouwjaar. Huurwonin -
gen zijn vaker appartementen en zijn vaak
wat ouder. Van het totale aantal huishou -
dens in meergezinswoningen heeft 22%
last van schimmel en in eengezinswonin -
gen betreft dit 17%. Van de sociale huurwo -
ningen geeft 32% van de inwoners van een -
gezinswoningen last te hebben van
schimmel, tegenover 26% van de inwoners
van meergezinswoningen. Hoewel er geen
eenduidige relatie is tussen bouwjaar en
mate van schimmel kan in het algemeen ge -
steld worden: hoe ouder een woning, des te
vaker mensen last hebben van vocht en/of
schimmel (zie Figuur 1). Daarnaast zijn regionale verschillen
zichtbaar. Vooral huishoudens in de vier
grote steden (G4) geven aan last te hebben
van schimmel: 29% van de G4-huishoudens
geeft aan schimmelproblemen te hebben,
tegenover 17% van de huishoudens buiten
de G4. In de sociale huursector ligt dit per -
centage hoger: 34% van de huishoudens
geeft aan woningschimmel te ervaren, te -
genover 26% buiten de G4. Wat schimmel betreft geldt dus ook: hoe meer verstede
-
lijkt het gebied, des te groter het aantal
huishoudens met schimmelklachten (zie
Fig uu r 2).
Naast het bouwjaar en het woningtype
heeft de mate van isolatie ook invloed op
het ervaren van vocht. Van de huishoudens
die last hebben van vocht en schimmel
geeft 61% aan dat zijn of haar woning niet
energiezuinig is. Voor mensen die geen last
hebben van vocht en schimmel, vindt een
veel lager percentage (31%) de eigen wo -
ning niet energiezuinig (WoON2018).
Oorsprong
De correlatie tussen bouwjaar en vocht/
schimmel wordt voor een deel bepaald door
veranderende bouwnormen. Spouwmuren
in nieuwbouwwoningen worden pas vanaf
1974 geïsoleerd en de galerijen van flats en
appartementen van voor de jaren zeventig
vormen vaak 'koudebruggen'. De jaren
tachtig zijn de periode van grootschalige
stadsvernieuwing, waarin energiebespa -
ring een belangrijke rol speelt. Tegelijker -
tijd wordt in die periode door de economi-
sche crisis zo goedkoop mogelijk gebouwd.
Daarnaast kan het bouwbeleid tot het eer -
ste Bouwbesluit in 1992 per gemeente ver -
schillen, met regionale verschillen in bouw -
kwaliteit als gevolg. Daarnaast heeft het
Bouwbesluit van 1992 verschillende extra
eisen aan isolatie met zich meegebracht. In het thans geldende Bouwbesluit wor -
den verschillende eisen ten aanzien van
nieuwbouw en bestaande bouw gesteld.
Voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw
zijn voorschriften opgenomen voor water -
opname door scheidingsconstructies van
vochtige ruimtes. Voor nieuwbouw geldt als
aanvullende eis dat de binnenzijde van de
woningschil een relatieve luchtvochtigheid
van minder dan tachtig procent dient te
DE BALANS VAN HET WONEN
21DE BALANS VAN HET WONEN
hebben om schimmelvorming te voorko
-
men. Bestaande bouw heeft daarmee een
groter risico op een hogere relatieve lucht -
vochtigheid dan nieuwbouw.
Slechte ventilatie
Vocht en daarmee ook schimmel kan tevens
ontstaan als gevolg van slechte ventilatie.
De meeste bestaande woningen, twee der -
de van de Nederlandse huizen, worden al-
leen geventileerd door natuurlijke ventila -
tie. Schone lucht komt binnen door open
ramen of via roosters. De vervuilde lucht
kan er via af voerkanalen op basis
van natuurlijke trek uit. Vanaf de
jaren zeventig wordt mechani-
sche ventilatie toegepast. Eerst in
de hoogbouw en later ook in een -
gezinswoningen.
De effectiviteit van ventilatie
wordt ook sterk bepaald door het
woongedrag. Door onwetend -
heid, tocht- of geluidsklachten
wordt mechanische ventilatie
nog wel eens in een te lage stand of hele -
maal uit gezet, waardoor er te weinig venti-
latie plaatsvindt in de woning. Ook dienen
filters regelmatig schoon gemaakt te wor -
den om de mechanische ventilatie goed te
laten functioneren.
Isolatie en verduurzamen
Zoals in het klimaatakkoord wordt aange -
kondigd staan we aan de vooravond van
een grote verbouwing. Een transformatie
van circa zeven miljoen woningen, veelal
matig geïsoleerd en vrijwel allemaal ver -
warmd door aardgas, zullen getransfor -
meerd moeten worden tot goed geïsoleerde
woningen, die we met duurzame warmte
verwarmen. Hiermee kunnen we niet al-
leen onze woningen CO2-neutraal maken,
maar gelijktijdig vocht- en schimmelproble -men grotendeels verhelpen in de Neder
-
landse woningvoorraad. Een deel van de oorzaken van vocht- en
schimmelproblemen kan worden weggeno -
men door goede isolatie van de woning.
Door isolatie wordt de binnenmuur minder
koud, waardoor er minder snel vocht op
neerslaat. Het plaatsen van HR++-glas
neemt voor een groot deel de koudeval bij
ramen weg. Vloerisolatie kan optrekkend
vocht tegenhouden en het gevoel van koude
voeten wegnemen, waardoor vooral het
wooncomfort verbetert. Maar het isoleren
van de woning en het dichten van alle kie -
ren zorgen er ook voor dat al het vocht dat
in de woning geproduceerd wordt er niet
meer zo makkelijk uit kan. In de jaren tach -
tig is met de eerste grote isolatiegolf en 'de
nationale kierenjacht' al duidelijk gewor -
den dat isolatie negatieve invloed kan heb -
ben op het binnenmilieu.
Daarnaast kost het zelfs extra energie om
vochtige lucht op te warmen. Het verduur -
zamen van woningen is daarom niet alleen
een kans om oorzaken van vochtproblemen
weg te nemen. Aandacht voor goede venti-
latie om andere problemen in het binnen -
milieu te voorkomen, is daarbij essentieel.
Verduurzamingsopgave
In de verduurzamingsopgave vanuit het kli-
maatakkoord hebben woningcorporaties
"Vocht en schimmel
komen vooral voor in de huursector"
22
een sleutelpositie. Zij moeten de startmotor
vormen in de energietransitie van de ge-
bouwde omgeving. In de komende drie jaar
moeten ze honderdduizend extra sociale
huurwoningen aardgasvrij maken. Dit kan
op verschillende manieren gebeuren. Bij al
deze oplossingen is het ook van groot be -
lang dat de warmtevraag van de woningen
door middel van betere isolatie flink gere -
duceerd wordt. Gemeenten moeten in 2021 een Transitievisie Warmte hebben, waarin
staat beschreven wanneer welke wijk van
het aardgas afgaat en hoe.
Het aardgasvrij maken van de bestaande
woningen heeft een grote impact. Het moet
niet alleen haalbaar zijn, maar mensen
moeten het ook willen. Hierbij kan geleerd
worden van de eerdere energietransitie,
van kolen naar aardgas. Om zoveel moge
-
lijk huishoudens aan te sluiten op aardgas
Badkamer in een oude corporatiewoning
23
werd het gas gepromoot omdat het schoner
was en meer comfort kon opleveren. Men-
sen hoefden niet meer met kolen te slepen
en centrale verwarming was voor steeds
meer mensen weggelegd. Bij deze volgende
energietransitie, waarbij we juist van het
aardgas af willen, kunnen de woorden
schoon en comfortabel weer gebruikt wor -
den en kunnen we het aanvullen met ge -
zond. Schone energie, zonder uitstoot van CO2, comfortabel door een goed geïsoleer
-
de woning en gezond door bij de verduurza -
ming rekening te houden met een goed bin -
nenklimaat.
Prioriteit
Als de woningen dan toch aangepakt moe -
ten worden, blijken vocht- en schimmel-
klachten een goede aanleiding om te ver -
duurzamen. Zo vindt 76% van de huurders
die aangeven last te hebben van schimmel
dat hun woning energiezuiniger moet wor -
den, tegenover 52% van de huurders die
geen last zeggen te hebben van schimmel.
Huurders die last hebben van vocht of
schimmel zijn ook meer bereid om meer
huur te betalen voor het verduurzamen van
hun woning. Van de huurders die last heb -
ben van vocht of schimmel gaf 52% aan be -
reid te zijn tot een huurverhoging voor een
energiezuinige woning tegenover 40% van
de huurders die hier geen last van hebben.
Wel geeft zo'n 90% hierbij aan alleen extra
huur te willen betalen, als ze dit ook kun -
nen terugverdienen door een lagere ener -
gierekening (WoON2018). Het is ook moge -
lijk dat andere woning- of
huishoudenskenmerken bij kunnen dragen
aan dit percentage. Uit statistisch vervolg -
onderzoek kan de precieze invloed van
schimmel bepaald worden.
Wat nu?
Dat corporaties aandacht hebben voor
vocht- en schimmelproblemen blijkt uit de
"Schimmelwoning biedt kans op slag
in energietransitie"
DE BALANS VAN HET WONEN
24
"Schimmel-
problematiek groter dan
eerder
gemeten"
EEFJE STUTVOET EN KOEN LAARMAN
25
verschillende initiatieven. Zo hebben de
Haagse corporaties een online platform ge-
lanceerd onder de titel gezondwonen.nl
waarop huurders vocht- en schimmelpro -
blemen kunnen melden. Huurders kunnen
een onaf hankelijk onderzoek aanvragen als
zij er met de corporatie niet uitkomen. Dat
voorkomt dat zij dure juridische procedures
moeten doorlopen.
Challenge
De Utrechtse woningcorporatie Mitros, die
in januari van dit jaar nog raadsvragen
kreeg over haar schimmelwoningen, is juist
ook hard bezig met de vraag hoe ze er met
verduurzaming van woningen voor kan zor -
gen dat bewoners geen vocht- en tochtklach -
ten meer hebben. Eind 2017 schreef Mitros
de '100%GZNDwonen Challenge' uit waar -
mee ze naar oplossingen zoekt om huurders
na renovatie een gezond en aangenaam bin -
nenklimaat te garanderen. In de Challenge
wordt gezocht naar integrale oplossingen
waarbij bewoners geen koude tochtstroom
meer ervaren in hun woningen, verlost zijn
van vocht- en schimmelproblemen én geen
geluidsoverlast van installaties hebben. Mi-
tros zocht met name oplossingen voor haar
vooroorlogs bezit, portiekflats uit de jaren
1945-1970, flats van tien verdiepingen hoog
uit de periode 1960-1975 en voor de wonin -
gen uit de stadsvernieuwing uit de jaren ze -
ventig en tachtig.In totaal kreeg Mitros 28
innovatieve oplossingen binnen, waarvan
Mitros er twee test. Dit zijn een slim, breed
toepasbaar ventilatiesysteem in de gevel dat
in één dag geplaatst kan worden en een ven -
tilatiesysteem met luchtmenging boven de
binnendeuren.
Gezondere woningen
Vocht en schimmel blijken een groot pro -
bleem te zijn in Nederlandse woningen. Meer dan een kwart van de bewoners van
huurwoningen geeft aan hier last van te
hebben. Dit is niet alleen het gevolg van de
bouwtechnische kenmerken van de wo
-
ning, maar ook van het gedrag van de be -
woners. Vocht en schimmel kunnen leiden
tot gezondheidsproblemen en een hoger
energiegebruik. Nu we al onze woningen
CO2-neutraal willen maken is hét moment
om ons gelijk ook van het vocht- en schim -
melprobleem te verlossen. Gezond, comfor -
tabel en energiezuinig in plaats van vochtig
en schimmelig met een hoge energiereke -
ning. Huurders die vocht ervaren geven
vaak ook aan dat hun woning niet energie -
zuinig is. Zij zijn ook vaker bereid een hoge -
re huur te betalen voor verduurzaming van
hun woning dan huurders die deze klachten
niet hebben. Gezondheid is waarschijnlijk
een veel betere trigger om mensen mee te
krijgen voor verduurzaming dan een beter
milieu. Schimmelwoningen bieden daarom
de kans om grote slagen te maken in de
energietransitie.
DE BALANS VAN HET WONEN
LEES MEER
Lees dit artikel ook online.
26
INTERVIEW
JEROEN OLTHOF
directeur van de zorginstelling
De Jutters Lucertis
27INTERVIEW
Is de Woningwet 2015 een succes? Zijn de doelen behaald?
"De Woningwet 2015 was een compromis tussen twee politieke partijen met zeer
uiteenlopende visies, en combineerde het beperken en controleren van de corpora
-
ties na alle schandalen met het meer ruimte geven aan de markt. Blok heeft veel
wijzigingen voor elkaar gekregen en is op een aantal punten zeker succesvol ge -
weest, maar duidelijk is ook dat de regels nu beginnen te knellen. In de evaluatie
van de Woningwet, die in opdracht van de minister is uitgevoerd, wordt dat ook
erkend, maar het systeem moet wel in stand blijven volgens de minister."
Wat zijn de belangrijkste knelpunten?
"De kern is dat de wet een confectiepak is, terwijl lokaal maatwerk nodig is. De
inkomensgrens van 38.000 euro werkt heel anders uit in Amsterdam dan in Em -
men, hetzelfde geldt voor definities van markthuur. Er wordt nu geen rekening ge -
houden met de omvang van huishoudens bij het bepalen van de bestedingsruimte.
Passend toewijzen is heel goed, om mensen met een laag inkomen niet een te hoge
huur te laten betalen, maar het leidt daarmee ook tot een concentratie van arme
mensen, die vooral aan het overleven zijn. Dit vermindert de ontwikkelingskansen
voor kinderen. Nu is ook gebleken, dat de corporaties de mogelijkheid om tien pro -
cent van het woningbezit aan andere groepen toe te wijzen niet gebruiken. Dat hangt
Tekst Annemiek Rijckenberg
Jeroen Olthof is directeur van de zorginstelling De Jutters
Lucertis en tot vorig jaar wethouder Wonen in de gemeente
Zaanstad. Hij was lid van de commissie-Van Bochove, die op
verzoek van Aedes onafhankelijk onderzoek deed naar de
effecten van de Woningwet, en met name de maatschappelijke
opgave van woningcorporaties.
Minder controle,
meer lokale
oplossingen
28
INTERVIEW
samen met de angstcultuur die is ont
-
staan. Net als in de zorg is de angst voor
fouten immens geworden. Door de uit -
gebreide externe controle ligt alles on -
der een vergrootglas, en protocollen
zetten gezond verstand op nul. Geluk -
kig trekt ook de Autoriteit Woningcor -
poraties die conclusie, en wil zich meer
richten op risico's en op de kwaliteit van
de lokale driehoek van gemeente, cor -
poraties en huurders. De verbetering
van het interne toezicht heeft ook wel
degelijk effect gehad. Woningcorpora -
ties worden nu te zeer beperkt door de
wet, die conclusie is duidelijk, en kun -
nen daarmee onvoldoende bijdragen
aan de leef baarheid van wijken, duur -
zaamheid en huisvesting jongeren en
middengroepen, allemaal zaken, die de
markt helemaal niet oppakt."
Herkent u de aanbevelingen van
de commissie -Van Bochove in de
nu aangekondigde beleidsaan -
passingen?
"Het vliegt nog erg boven over, veel
van de praktische uitwerking moet
nog komen. Het pleidooi voor meer be -
voegdheden voor de lokale driehoek is
niet echt overgenomen, maar wel af te
leiden uit de intentie meer naar de
principes achter de wet te kijken. Met
echte decentralisatie kunnen lokaal de
landelijke verschillen worden opgelost. Lokaal maatwerk is nodig, de ruimte om
eigen oplossingen te vinden. Dat is een proces van vallen en opstaan, waarbij de
huurders in de driehoek nog een zwakke partij zijn, overspoeld met vragen en
stukken, zonder veel ondersteuning. Sommige gemeenten zitten nog in de oude
modus van het overvragen van de corporaties. De rol van de raad om op de eigen
bijdragen van de gemeente aan de prestatieafspraken te letten wordt niet altijd zo
opgepakt. Dat is ook iets wat de Autoriteit Woningcorporaties zou kunnen monito -
ren: speelt ieder zijn rol naar behoren? Dat lijkt me nuttiger dan al die opsporing
van mogelijke grensoverschrijdingen, daardoor durven veel corporaties niet meer
lokaal te acteren en nieuwe dingen te ondernemen." Aanbevelingen
commissie-Van Bochove
? Landelijk wat moet, lokaal wat kan
Stel generieke grenzen vast met ruimere
kaders (bandbreedtes), bied de (versterkte)
lokale driehoek meer mogelijkheden om lokaal
maatwerk af te sprekente leveren,
? DAEB volgt opvatting kerntaak
Als landelijk een ruimere bandbreedte wordt
toegestaan, dan kan lokaal een ruimere
kerntaak worden vervuld. Maar dan moet die
taak ook volgens de wet een kerntaak (en dus
DAEB) zijn. Met andere woorden: stapel geen
uitzondering op uitzondering (plakbandwetge-
ving) in het niet-DAEB-domein, maar betitel de
activiteit als DAEB. De huidige knelpunten in
de woningmarkt kunnen hiermee worden
opgelost.
? Toezicht vanuit verdiend vertrouwen in
plaats van gestold wantrouwen
Wat lokaal tussen drie partijen wordt
afgesproken, wat in het intern toezicht al is
gecontroleerd, hoeft niet nog eens landelijk te
worden overgedaan. Dan kan extern toezicht
iets meer risico toestaan, door achteraf te
beoordelen in plaats van goedkeuring vooraf.
Het devies is: voortbouwen op elkaar, in plaats
van stapelen.
29INTERVIEW
Geeft de Woningwet genoeg ruimte voor taken van corporaties?
"Per dossier zijn er eigenlijk verschillende belemmeringen. Nu praat ik ook vanuit
mijn eigen ervaringen als wethouder in Zaanstad. Ook daar hebben veel corpora
-
ties veel zogenoemd gespikkeld bezit, waarbij woningen zijn verkocht aan nieuwe
eigenaren met te weinig geld voor groot onderhoud en verduurzaming. Er moest
een woningblok worden vervangen vanwege funderingsproblemen, terwijl eige -
naar-bewoners geen cent te makken hadden, maar de betrokken corporatie niet
mag helpen door een renteloze lening te verstreken, tijdelijke woningen aan te bie -
den of met gezond verstand problemen te helpen oplossen. Voor funderingen is
blijkbaar nog eerst een schandaal nodig om de regels te kunnen veranderen. Voor
duurzaamheid geldt dat het financiële voordeel van energiebesparing ten goede
moet komen aan de huurders, maar duurzaam opgewekte energie terugleveren
aan het net mag een corporatie niet, hetzelfde geldt voor zelf energie opwek -
ken. Wanneer het gaat om de leef baarheid van buurten en complexen heb ik in
Zaanstad gebruik gemaakt van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke
problematiek. Deze zogenoemde Rotterdamwet heeft vanwege de angst voor dis -
criminatie als toewijzingsinstrument een slechte naam. In de wijk Poelenburg was
er na veel politieke discussie toch draagvlak voor, omwille van de toekomst van de
kinderen, die rolmodellen nodig hebben. Op het moment dat er te veel huurders
met problemen in dezelfde wijk worden geplaatst, vertrekken de mensen die niet
alleen hoeven overleven. De ruimte om buurten gemengd te houden moet worden
gevonden door verhoging van de toewijzingsruimte van tien naar twintig procent.
En ook door het realiseren van middenhuurwoningen, met een huur tussen 700 en
900 euro. Dat moet in feite weer terug naar de kerntaken van de corporatie."
Wanner het over belemmeringen in de Woningwet gaat, wat is dan uw
ervaring op het terrein van wonen en zorg?
"Ouderenhuisvesting vind ik een tekenend voorbeeld. Alle politieke partijen wil-
len nu een convenant ouderenhuisvesting, maar daar liggen al kasten vol mee. Nog
meer seniorenwoningen bouwen is een fakeoplossing, het gaat om generatiebe -
stendigheid. Politiek opkomen voor senioren is populair, maar net als een starters -
woning is een seniorenwoning vooral klein en voor alle alleenstaanden geschikt.
In woonprogramma's staan te veel regels en types, en wordt het belangrijkste ver -
geten: ouderen willen hun netwerken en hun bestedingsruimte niet verliezen bij
verhuizing. Bij wonen en zorg gaat veel aandacht naar fysieke mogelijkheden van
mensen met beperkingen, maar wordt de vraag naar het recht op zorg voor men -
sen met lage inkomens, met een rugzak, meervoudige problematiek, psychische
problemen of schulden, niet beantwoord."
Hoe denkt u over collectieve voorzieningen, inloophuiskamers, lichte
hulpverlening en eenzaamheid verminderen door ontmoeting?
"Ook daarbij wordt de rol van corporaties onderschat. Het in woonbuurten onder -
brengen van mensen met psychiatrische problemen (de extramuralisering sinds
30
INTERVIEW
"De angst voor
het maken van fouten is bij
corporaties
immens
geworden"
JEROEN OLTHOF
31INTERVIEW
2015) is een zeer waardevolle ontwikkeling, maar vraagt veel meer kennis bij toe
-
wijzing. De psychiatrie draagt mensen over aan corporaties, als volgende fase in
het zorgtraject, maar dat moet wel passen. Ik vergeet nooit het voorbeeld van een
vader, die weer met zijn zoon ging samenwonen en een goede woning kreeg, maar
die wel op de verkeerde plek stond, namelijk op de drukste kruising van Zaanstad.
Dat werkte niet. Die jongen heeft een vorm van autisme, een woning in een dorp
was wat hij nodig had! Het grote probleem bij wonen en zorg zijn gemeenschappe -
lijke ruimtes. Hoe ga je daarmee om? Gemeenten zijn verantwoordelijk voor zorg
en welzijn, maar wat is er precies nodig? Veel voorzieningen zijn verdwenen, waar -
door mensen onder de radar blijven als gevolg van vereenzaming en omdat zij de
zorg niet kennen of mijden. Na de decentralisatie van de zorg wordt gezocht naar
een integrale benadering, door te ontschotten, en dat levert zowel goede als slech -
te voorbeelden op. Daar raakt het domein van het wonen natuurlijk ook. Minister
Ollongren verwijst alle hulpverlening door naar gemeenten, zorg voor huurders
ziet zij niet als taak van de corporaties. Corporaties mogen geen Florence Nightin -
gale spelen, maar moeten wel de deur openhouden voor samenwerking. In mijn
werk voor de psychiatrische zorg in de Rijnmond is de kloof tussen tekentafel en
praktijk confronterend. Ook in de zorg zie ik een angstcultuur, het terugtrekken in
regels en protocollen. Vertrouwen in professionals en gezond verstand heb ik wel,
maar de gemeenten nog niet. Het is een fascinerend leerproces."
Is er niet nog steeds een verschil van mening over kerntaken en de rol
van corporaties?
"Door alle toezicht wordt de verleiding om de taken te beperken tot duurzaamheid
en woningkwaliteit met een sluitende exploitatie groot bij corporaties. Sommige
corporaties gebruiken de Woningwet ook als excuus om niets te hoeven onderne -
men en alleen te beheren. Door die discussie komt het nooit tot een echt goede wet,
die vastlegt waarom corporaties op aarde zijn."
Wie kan het vastgeroeste systeem openbreken?
"Wie dat kan? Op landelijk niveau eigenlijk de VNG, Aedes en de Woonbond sa -
men, maar die houden ook allemaal vast aan eigen standpunten. Aedes is net als de
VNG gebonden aan haar leden; ze moet iedereen vertegenwoordigen. De systeem -
wereld loslaten en de leefwereld betreden, dat kunnen corporaties toch beter dan
de overheid of marktpartijen. De belangenbehartigers houden elkaar gevangen,
waardoor de opgaven van de toekomst zo niet worden opgepakt. Er is eigenlijk
weer een commissie zonder politieke kleur nodig om tot herziening te komen,
maar dit zeg ik geheel voor eigen rekening!"
LEES MEER
Lees dit artikel ook online.
32
De positie van starters op de woningmarkt
Tekst Fokke de Jong, Joost Wegstapel, Kevin Vijftigschild
Een verloren
generatie?
Starters kunnen steeds moeilijker een woning vinden, zo is de alge-
mene teneur. Peter Boelhouwer, hoogleraar woningmarktbeleid aan
de TU Delft, sprak tijdens het OTB | Platform31 Wooncongres op 4
december 2018 zelfs van een 'verloren generatie'. De wachttijden in
de huursector nemen toe, de prijzen in de koopsector rijzen de pan
uit en de woningproductie blijft achter bij de huishoudensgroei, wat
vooral de starters treft. Een factcheck.
33
Starters in hun woning. KnaapenGroep
34
DE BALANS VAN HET WONEN
I
n een artikel in NRC Handelsblad
van 16 september 2018 is wordt de
noodklok voor starters geluid.
'Waar je de cijfers ook opvraagt,
alle data tonen hetzelfde: het aantal
starters dat een hypotheek aanvraagt of
een huis koopt, neemt elk kwartaal af. Pro -
blematisch, want starters zijn onmisbaar
voor een goed werkende woningmarkt. Met
hun geld kopen doorstromers hun tweede
huis'. Een verkenning aan de hand van re -
cente publicaties en databronnen laat zien
wat er aan de hand is. Wat gaat er goed en
waar zit de mismatch? En wat valt hieraan
te doen?
Verschillende starters
Als eerste blijkt uit de publicaties dat het be -
grip starters tot verwarring leidt. De één
denkt aan jongeren die het ouderlijk huis
verlaten, de ander heeft het over mensen
die voor het eerst een woning kopen. Star -
ters zijn te onderscheiden in drie groepen.
De eerste is de startende huurstarter, perso -
nen met een verhuiswens die het ouderlijk
huis of onzelfstandige kamer verlaten voor
een zelfstandige huurwoning. De volgende
groep is de startende koopstarter: personen
met een verhuiswens die het ouderlijk huis
of onzelfstandige kamer verlaten voor een
zelfstandige koopwoning. De laatste groep
is de doorstromende koopstarter, huishou -
dens die in principe al gestart zijn in de
huursector, maar voor het eerst een woning
gaan kopen.
Grootte doelgroep
Volgens het nieuwste WoonOnderzoek Ne -
derland 2018 (WoON2018), waren er in
2018 in totaal ruim 900.000 personen of
huishoudens die aangaven beslist binnen
twee jaar te willen verhuizen ('beslist ver -
huisgeneigd'). Daarnaast gaven circa 340.000 personen of huishoudens aan wel
te willen verhuizen, maar dit om de een of
andere reden niet te kunnen ('wil wel, maar
kan niet'). Deze groep is relevant, aange
-
zien starters vanwege hun financiële situa -
tie soms geen mogelijkheden zien. Geza -
menlijk betreft het circa 1,25 miljoen
personen of huishoudens die graag willen
verhuizen ('wil graag verhuizen'). Deze
groep bevat bijna 260.000 startende huur -
starters, ruim 145.000 startende koopstar -
ters en 223.000 doorstromende koopstar -
ters. Dit aantal is door de jaren heen relatief
snel gegroeid, ten opzichte van de overige
doorstromers op de woningmarkt. De sterk -
ste groei is zichtbaar bij de doorstromende
koopstarters. Sinds het dieptepunt van de
crisis in 2012 nam hun aantal toe met 78
procent. Daarnaast is opvallend dat de laat -
ste drie jaar de groep 'wil wel, maar kan
niet' sterk is gegroeid, met name onder de
twee groepen koopstarters.
Leeftijd starters
De samenstelling van de huishoudens die in
de twee jaar voor hun bevraging in het
WoON2018 als starter zijn verhuisd geeft
hiervoor een indicatie. De gemiddelde leef -
tijd van zowel de recent gestarte huur- en
koopstarters als van de doorstromende
koopstarter is gestegen. In 2009 bedroeg de
gemiddelde leeftijd van de gestarte koop -
starter 28,5 jaar. Inmiddels is dit gestegen
tot 31,0 jaar. De leeftijd van de doorstro -
mende koopstarter is over dezelfde periode
toegenomen van 35,4 tot 36,6 jaar. Koop -
starters zijn met name de laatste jaren, toen
de woningmarkt in rap tempo aantrok,
steeds later verhuisd. Ook in de huursector
neemt de gemiddelde leeftijd toe van 27,5
jaar in 2009 tot 28,8 in 2018. De gemiddel-
de leeftijd van de starters die graag willen
verhuizen is over dezelfde periode minder
35
DE BALANS VAN HET WONEN
Figuur 1 (boven): Personen die graag willen verhuizen en personen die recent zijn verhuisd
Figuur 2 (onder): Ontwikkeling woonquote van recent verhuisde doelg\
roepen 2009-2018
BRON: WOON2006, WOON2009, WOON2012, WOON2015, WOON2018
36
DE BALANS VAN HET WONEN
hard toegenomen dan die van de recent ge
-
starten. Dit is een indicatie dat starters er
langer over doen om hun verhuiswens te
realiseren. Dit geldt overigens niet voor de
doorstromende koopstarters.
Slaagkans
De leeftijd van recent gestarte huishoudens
is de laatste jaren dus toegenomen. Maar
betekent dit ook dat zij er minder goed in
slagen om hun verhuiswens te realiseren?
In de Staat van de Woningmarkt die recent
is verschenen, staan de slaagkansen van
verschillende verhuisgeneigde doelgroe -
pen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de
WoON-verhuismodule waarbij deelnemers
van het WoON2015 via CBS-registraties
twee jaar zijn gevolgd in hun gedrag op de
woningmarkt. Van alle personen die in
2015 aangaven te willen verhuizen, heeft
31 procent dit in de twee jaar hierna (2015-
2017) ook daadwerkelijk gerealiseerd.
Starters slagen relatief vaak. Onder de star -
ters naar zowel een huur- als een koopwo -
ning bedroeg dit aandeel namelijk 53 pro -
cent. De slaagkansen van de startende
huurstarters zijn door de tijd licht afgeno -
men, terwijl die van de startende koopstar -
ters juist licht zijn gestegen. De Staat van de
Woningmarkt concludeert dat starters op
de woningmarkt een hardere verhuiswens
hebben dan doorstromers en zich maar wei-
nig hebben laten beïnvloeden door de eco -
nomische crisis. Dit in tegenstelling tot de
doorstromers naar een koopwoning. Daar is
duidelijk een terugval te zien is als gevolg
van de crisis, waarna de verhuiskans inmid -
dels weer aanzienlijk is toegenomen.
Starters en de koopmarkt
De recente prijsstijgingen zouden ertoe lei-
den dat er steeds minder betaalbare koop -
woningen zijn. Ondanks deze prijsstijgin -gen is de slaagkans van starters in de
koopsector dus gestegen, blijkt uit de Staat
van de Woningmarkt. Ook de meest actuele
cijfers uit het WoON2018 lijken dit beeld te
bevestigen. Het aantal recent gestarte huur-
en koopstarters is door de tijd heen redelijk
constant, terwijl de doorstroming van koop
naar koop na een enorme dip in de crisisja
-
ren van de woningmarkt een fors herstel
laat zien. Inmiddels heeft het aantal door -
stromers binnen de koop bijna het niveau
van voor de crisis bereikt. Hetzelfde pa -
troon, zij het minder uitgesproken, verto -
nen de doorstromende koopstarters. Wel zien we bij de huurstarters als meest
recente ontwikkeling dat de doelgroep die
graag wil verhuizen toeneemt, terwijl de
groep recent verhuisde starters in de huur
licht is gedaald. Voor de koopstarters kan niet zonder
meer gesproken worden van een verdrin -
ging. Ook zij wisten sinds 2015 vaker dan
voorheen hun voorkeur voor een koopwo -
ning te realiseren. Door de explosief toege -
nomen concurrentie van de doorstromers
zijn de kansen van starters sinds 2015 in
relatieve zin wel afgenomen: starters heb -
ben niet meer het rijk alleen, zoals geduren -
de de crisis.
Betaalbaarheid
Starters vinden dan wel een koopwoning,
maar hoe betaalbaar is deze? De woonquo -
te, het aandeel van het inkomen dat huis -
houdens aan hun woning kwijt zijn (inclu -
sief lasten voor energie en gemeentelijke
lasten), ligt voor starters vanouds hoger
dan voor doorstromers. Maar er is een ten -
dens zichtbaar dat de woonquote van koop -
starters sneller daalt dan die van doorstro -
mers in de koop. Starters lopen ook minder
risico dan voorheen. Terwijl in 2009 nog 78
procent een hypotheek afsloot van meer
37DE BALANS VAN HET WONEN
dan 100 procent van de aankoopwaarde,
was dit voor de recent gestarte huishoudens
in 2018 gedaald tot 27 procent. De aange
-
scherpte hypotheekregels zijn voor starters
met nog onvoldoende startkapitaal een
doorn in het oog. Daarentegen wijzen eco -
nomen op de noodzaak van deze aanscher -
ping, vanwege de enorme schuldenlast van
Nederlandse huishoudens. Het huursegment vertoont een ander
beeld. Hierin liep de gemiddelde woonquo -
te van starters tot 2015 op, om sindsdien
min of meer te stabiliseren. Zij zijn gemid -
deld ongeveer 36 procent van
hun inkomen aan woonlasten
kwijt. Hierbij moet wel worden
opgemerkt dat bij de berekening
van de woonquotes die huishou -
dens met een inkomen lager dan
90 procent van het sociaal mini-
mum niet zijn meegenomen. Deze
groep bestaat met name uit zz -
p'ers, ondernemers en jonge stu -
denten. Als we deze groep meere -
kenen komt de gemiddelde woonquote voor
de huurstarters uit op 48 procent.
Grote steden
Landelijk gezien lijken starters er tegen -
woordig niet minder goed in te slagen hun
woonwensen te verwezenlijken dan voor -
heen. Wel zien we een omslag in de gebieden
met een gespannen woningmarkt. Zo blijkt,
volgens de WoON-verhuismodule, de slaag -
kans voor een koopwoning van recent ver -
huisde koopstarters in 'zeer sterk verstede -
lijkt gebied' de laatste jaren af te nemen. Het
betreft hier de totale groep, dus zowel de
gestarte als doorgestroomde koopstarters.
Ook uit de ontwikkeling van het aantal re -
cent gestarte huishoudens in het WoON2018
blijkt dat het aantal starters in de vier grote steden (G4) sinds 2012 daalt, zowel in het
koop- als het huursegment. Bij de huurstar
-
ters blijven de G4 onverminderd populair.
De (startende en doorstromende) koopstar -
ters zoeken in toenemende mate hun eerste
koopwoning buiten de G4. In de overige gemeenten is het aantal star -
ters dat naar een koopwoning verhuisde, na
een dip in 2015, op basis van de meest recen -
te cijfers weer toegenomen. Het aantal star -
ters dat een huurwoning betrok bleef in de
periode 2009-2018 constant.
Deze cijfers betreffen zelfstandige wonin -
gen. Vooral in de G4 en de studentensteden
is bovendien een aanzienlijk aantal onzelf -
standige woningen. Volgens de Staat van de
Woningmarkt gaat het in heel Nederland
om ongeveer 500.000 wooneenheden,
waarvan het grootste deel bestaat uit pan -
den met een woonfunctie waar op hetzelfde
adres meerdere huishoudens staan inge -
schreven. Bijna de helft van deze huishou -
dens is jonger dan 30 jaar en 45 procent
woont er korter dan een jaar. Dat betekent
dat jaarlijks een aanzienlijk aantal starters
in de grote stad zo een eerste woonplek kan
vinden. Starters en ( jonge) mensen die door
een verbroken relatie een nieuwe woning
zoeken maar geen woning achterlaten, strij -
den om een plekje op de woningmarkt en
zijn daarin inventief. Joshua is zo iemand,
die na een verbroken relatie op zoek moest
"Starters vinden
vaker hun gewenste
koopwoning"
38
naar een nieuwe woning. Een zoektocht op
sociale media leerde dat honderd reacties op
een oproep voor woningdelen geen uitzon-
dering is. Uiteindelijk heeft hij geluk gehad:
zijn 'hospiteren voor volwassenen' bleek al
snel succesvol. De verhuurder van zijn ge -
deelde woning is alleen niet op de hoogte.
Joshua heeft dan ook geen contract en als
zijn medebewoner besluit te verhuizen,
heeft hij in feite geen poot om op te staan. Deze traditionele houding van verhuur
-
ders is aan het veranderen. Zo kunnen huur -
ders met zogeheten 'friendscontracten' meer
zekerheid krijgen. In de Utrechtse wijk Kana -
leneiland wordt inmiddels geadverteerd met
een impliciete oproep aan woningdelers om
voor ongeveer ? 1.300 en circa 90 m² de kos -
ten te delen. Bedragen die voor de jonge doel-
groep moeilijk alleen zijn op te hoesten, maar
gedeeld een acceptabele prijs opleveren.
Nieuwe bewoners in Bodegraven, BAM
39
Een voor de hand liggende verklaring
voor de verslechterde positie van starters in
de G4 ligt in de sterke stijging van de trans -
actieprijzen. Ten opzichte van het derde
kwartaal van 2008 lagen deze gemiddeld
30 procent hoger in het derde kwartaal van
2018. Landelijk steeg de gemiddelde trans -
actieprijs in deze periode met 3 procent, zo
blijkt uit de Staat van de woningmarkt
2018. Deze prijsstijgingen kunnen, via een stijgende WOZ-waarde ook doorwerken in
de huurprijs van vrijkomende huurwonin
-
gen in de G4. Recent gestarte huurders in
de grote steden blijken het slechtste af te
zijn. Zij besteden gemiddeld 39 procent van
hun inkomen aan wonen. Als we ook de
groep meerekenen die minder dan 90 pro -
cent van het sociaal minimum verdient (bij -
na een derde van de huurstarters in de G4)
komt deze woonquote uit op 53 procent.
Meer starterswoningen?
Voor de geconstateerde knelpunten zijn
maatregelen gewenst. Maar welke? Van -
zelfsprekend zal het aanjagen van de
nieuwbouwproductie enige verlichting
kunnen bieden voor de krapte op de huur -
markt voor starters in de G4. Dit is echter
een proces van lange adem. Bovendien heb -
ben woningcorporaties last van een relatief
snelle stijging van de bouwkosten. Voor de koopmarkt geldt dat nieuwbouw
zich uit de markt dreigt te gaan prijzen. De
prijzen stijgen sneller dan die van bestaan -
de woningen. In de G4 is, volgens make -
laarsvereniging N VM, inmiddels de daling
van de gemiddelde verkooptijd recent weer
omgeslagen naar een stijging. Willen we
starters meer ruimte bieden om een betaal-
bare woning te verwerven, dan moeten we
vooral kijken naar de bestaande voorraad.
Kunnen we deze beter benutten en verde -
len? Denk bijvoorbeeld aan friendscontrac -
ten voor kleinere huishoudens. Met een
friendscontract kunnen meerdere personen
"Honderd reacties
voor woningdelen
geen uitzondering"
DE BALANS VAN HET WONEN
40
"In de grote
steden vinden starters
moeilijker een woning"
FOKKE DE JONG, JOOST WEGSTAPEL, KEVIN VIJFTIGSCHILD
41
die geen gezamenlijk huishouden vormen,
toch samen een woning huren en officieel
regelen dat ieder een deel van de huur be-
taalt. Dit woonconcept wordt soms zo opge -
zet dat het later flexibel aan te passen is tot
woningen voor gezinnen.
Voor een woonruimteverdeling die gunsti-
ger uitpakt voor huurstarters zijn er meer -
dere opties. Loting voor woningtoewijzing,
direct-te-huurwoningen en woningen labe -
len voor jongeren tot een bepaalde leeftijd
worden al op verschillende plekken in het
land toegepast. Daarnaast zijn er mogelijk -
heden om de betaalbaarheid van
de nieuwbouw voor starters te
vergroten. Zo wordt in de Bra -
bantse gemeente Landerd een
concept toegepast waarbij nieu -
we bewoners een woning kunnen
huren, met de mogelijkheid deze
later te kopen.
Geen ver
Reacties