RUIMTE
+ WONEN
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
22
Corporaties
zijn cruciale
partners
Bouwen niet
verboden
02/2018
THEMA WONINGMARKT DRAAIT DOOR
02/2018
108
66 14
Snelle geld
niet welkom
Beweging
klein bouwen
THEMA
DE WONINGMARKT DRAAIT DOOR
Enorme opgaven en onwennige partners
RUI MTE
+ W NEN
Partners van
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Evamarije Smit via telefoonnummer 073-2051010 of via e-mail e.smit@ae\
neas.nl
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
1
EN VERDER
ARTIKELEN
6 Corporaties in
een spagaat
Johan Conijn
22 Bouwen niet verboden
Edwin Buitelaar
Maarten van Schie
34 Middenhuur mist
loods
Vera Beuzenberg
Fons Lustenhouwer
Frank Wassenberg
44 De achterkant van
de stad
Frank van Dam
Femke Daalhuizen
66 Beweging door
klein bouwen
Suzan Breedveld 2
Hoofdredactioneel
Paul Gerretsen, Martijn
Eskinasi en Evamarije Smit
32 Column
Marja Elsinga
128 Column
Hans van der Ploeg
130 In de etalage
Grijstinten in tussenmaat
134 Boekrecensies
THEMA WONINGMARKT
DRAAIT DOOR
Karakter
nieuwe bouwproductie
1 miljoen
woningen?
Onmogelijk!
Buy-to-let
andere spelregels
98 60128
78 Het kind en het
badwater
Jos Koffijberg
86 De stadsrand
Like Bijlsma
Leo Pols
Marnix Breedijk
Maarten van Schie
98 Andere spelregels
door buy-to-let
Maartje Martens
108 Snelle geld niet
welkom
Evamarije Smit
Martijn Eskinasi
120 Bouwen in de
historische binnenstad
Vincent Kompier 32
Kajsa Ollongren
Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties
60 Liesbeth van der Pol
Oprichter van Dok
architecten INTERVIEWS
Inhoud
2
De woningmarkt draait
door: een luchtige ver-
wijzing naar het tv-pro-
gramma blijkt de harde
realiteit te zijn. Nu ik alle
bijdragen aan dit thema-
nummer van Ruimte en
Wonen over de woning-
markt doorlees, begint
mijn sluimerende onge-
mak over enkele lastige
dilemma's steeds meer
te knagen.
Allereerst de woningcorpo-
raties. In het boek van de
volkshuisvesting is het
hoofdstuk "ver van huis"
afgesloten en neemt de plot
een nieuwe wending. Mi -
nister Ollongren zegt: cor -
poraties zijn cruciale part -
ners voor de grote
opgaven. Gedane zaken
nemen geen keer en de
handen moeten uit de mou -
wen. Er is investeringsca -paciteit, wel moet die wor
-
den herverdeeld. De
verhuurderheffing gaat niet
van tafel, deal er maar
mee, suggereert ze tussen
de regels door. Johan Conijn becijfert
die investeringscapaciteit
en doet een stevige voorzet
voor prioritering: eerst
verduurzaming en dan
sociale nieuwbouw. That's
all, folks. Geen huurverla -
ging, die helpt huurders
met een betaalrisico toch
niet. En geen middenseg -
ment bij corporaties. Maar
hoe leidt 4 miljard dividend
uit niet-DAEB tot 6 miljard
investeringsruimte voor de
kerntaak? En knijpt het
WSW de borgingsruimte af
om de risico's voor Rijk en
gemeenten laag te houden? Marja Elsinga benoemt
het maatschappelijke gat:
Verduurzaming, leefbaar -
heid, langer zelfstandig
wonen: er blijven zaken
liggen. Die kunnen het best
op lokaal niveau verdeeld
worden, bepleit ze, en dat
moet in de evaluatie van de
woningwet een plek krij -
gen. Volgens Jos Koffijberg
De oude opgaven zijn
enorm en de nieuwe al
helemaal."
De woningmarkt
draait door
3
zit het toezicht op corpora-
ties bovenop de financiële
risico's, maar toetsen we
nauwelijks of corporaties
de juiste inhoudelijke keu -
zen maken. Dan de nieuwbouw. Er is
geen kraan die de Rijks -
overheid à la minute kan
openzetten, stellen Edwin
Buitelaar en Maarten van
Schie. Dat bouwen een
complex proces is, blijkt uit
het feit dat er minstens
honderdduizend woningen
-ondanks een hard bestem -
mingsplan of een bouw ver -
gunning - ergens op een
stalled site in de pijplijn
blijven haken. Wat gaan we waar bou -
wen, tegen welke prijs?
Offeren we groen in de stad
op voor laagwaardige open
ruimte, vraagt Hans van
der Ploeg zich af. Dat hangt
af van de rode verstedelij -
kingsdruk en de groene
tegendruk, betogen Like
Bijlsma cs. In de Noord -
vleugel is er stevige groene
tegendruk, in de versnip -
perde Zuidvleugel ont -
breekt die, maar zet de
Verstedelijkingsalliantie in op binnenstedelijk bouwen
bij hoogwaardig OV. Dan
heb je nieuwe woningtypen
nodig, die aansluiten bij de
leefstijl van moderne stads
-
gezinnen, vindt Liesbeth
van der Pol. En ook kun je
betaalbare tiny houses
realiseren, leerden we op
de BouwExpo in Almere. Natuurlijk het midden -
segment: er blijft een gat
tussen de mogelijkheden
van middeninkomens en de
oververhitte markthuren,
betogen de auteurs van
Platform 31. Want het mid -
densegment moet eigenlijk
al onder de liberalisatie -
grens beginnen. Dan schudt Maartje Mar -
tens ons wakker uit het
oude denken: it is the buy-
to-let sector stupid! Privaat
vermogen zoekt naar ren -
dement: goedkope koop -
woningen worden dure
huurwoningen. We weten
praktisch niks van buy-to-
let, laat staan dat we effec -
tief beleid hebben. En we
moeten sowieso scherpere
keuzen maken wat we in
binnensteden nastreven,
betoogt Vincent Kompier. Zowel in Zuid-Holland als
in Parkstad Limburg is het
momenteel alle hens aan
dek, maar hun opgaven zijn
diametraal tegenge
-
steld. Femke Daalhuizen en
Frank van Dam betogen dat
de rurale idylle van stads -
bewoners suburbaan is én
dat er op het platteland
verschillen zijn tussen vita -
le en problematische woon -
kernen. De oude opgaven zijn
enorm en de nieuwe al hele -
maal. Er is investeringsca -
paciteit teveel en te weinig
tegelijkertijd. Veel partijen
krijgen langzaam in beeld
welke rol ze kunnen pak -
ken, maar moeten nog wen -
nen aan nieuwe partners.
De woningmarkt draait
steeds verder door en wie
het weet mag het zeggen.
Martijn Eskinasi
Wonen & Kwaliteit van
de Leefomgeving
Evamarije Smit
Conceptmanager
Ruimte en Wonen
Paul Gerretsen
Stedenbouw &
Ruimtelijke Ontwikkeling
HOOFDREDACTIONEEL
4
Aan dit thema Woningmarkt draait door werkten mee:
Auteurs
Vera Beuzenberg
Platform 31 Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving Edwin Buitelaar
Planbureau voor de
Leefomgeving
Marnix Breedijk
Planbureau voor de
Leefomgeving Suzan Breedveld
Studio Breedveld Johan Conijn
Ortec Finance
Femke Daalhuizen
Planbureau voor de
Leefomgeving Marja Elsinga
TU Delft Frank van Dam
Planbureau voor de
Leefomgeving
5
RUIMTE + WONEN NETWERK
Maartje Martens
Woningmarktdeskundige Vincent Kompier
Textour
Hans van der Ploeg
VBO Makelaars
Suzanne Lipsch
Stadsregio Parkstad
Limburg
Fons Lustenhouwer
Platform 31
Jos Koffijberg
Stichting Visitatie
Woningcorporaties
Jan Rademaker
Stadsregio Parkstad
Limburg Annemiek Rijckenberg
Zelfstandig adviseur
stedelijke ontwikkeling
Leo Pols
Planbureau voor de
Leefomgeving
Wim Sniedt
Provincie Limburg Frank Wassenberg
Platform 31
Maarten van Schie
Planbureau voor de Leef-
omgeving
6
Corporaties
in een spagaat
7
Wat mogen we de komende
jaren van woningcorporaties
verwachten? De ambities zijn
hoog. Zowel van de sector zelf
als ook van de verschillende
belanghouders. Het gaat daarbij
met name om de betaalbaarheid
en de duurzaamheid van het
bestaande corporatiebezit. Het
gaat ook om nieuwbouw van
huurwoningen, niet alleen in het
sociale segment, maar ook in
het middensegment. Zijn deze
ambities realistisch? Kunnen ze
binnen de beschikbare financiële
mogelijkheden worden uitge-
voerd? De strekking van dit
artikel is dat de financiële kaders
het niet mogelijk maken al deze
ambities te realiseren. De sector
doet er goed aan, in het kader
van het managen van verwach-
tingen, keuzes te maken, waarop
ze wel aangesproken wil worden,
en waarop niet.
Tekst Johan Conijn, Ortec Finance en
Amsterdam School of Real Estate
8
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
V
an corporaties wordt veel
verwacht. En ook de eigen
ambities zijn fors. In de eer-
ste plaats gaat het om het
verbeteren van de duur -
zaamheid van de corporatievoorraad. Me -
dio dit jaar zal het kabinet naar verwach -
ting komen met de concrete maatregelen
per sector, waaronder ook de corporatiesec -
tor, die in een Klimaatwet zullen worden
vastgelegd. Al eerder is in een brief aan de
Tweede Kamer verkend welke wettelijke
verplichtingen aan de corporatiesector op -
gelegd kunnen worden. In de Woonagenda
2017 ? 2021 van Aedes staat duurzaamheid
ook centraal. Corporaties zullen op sector -
niveau met een inhaalslag in 2021 gemid -
deld uit komen op label B. Op dit moment
vindt met de routekaart van Aedes de in -
ventarisatie plaats van de investeringen die
nodig zijn om in 2050 CO2-neutraal te zijn.
Op voorhand is duidelijk dat het om een om -
vangrijk pakket aan investeringen gaat. De betaalbaarheid van de corporatiewo -
ningen is onlangs weer geagendeerd door
de Woonbond met de actie om de huren met
10% te verlagen. De kosten hiervan bedra -
gen circa ? 1,5 miljard. Deze ambitie zou
volgens de Woonbond gefinancierd kunnen
worden uit het exploitatie-overschot van
? 3,3 miljard. Echter, het exploitatie-over -
schot heeft al een bestemming. Het over -
schot is gegaan naar investeringen en het
aflossen van leningen. Dat neemt niet weg
dat de betaalbaarheid van het wonen voor
veel huurders problematisch is. Dit is ook
gebleken uit onderzoek van het Planbureau
van de Leefomgeving. Van de huurders ver -
keert 18% in de situatie dat er sprake is van
een betaalrisico. Dit houdt in dat het be -
steedbaar inkomen onvoldoende is voor de
netto huur plus de minimaal noodzakelijke
uitgaven voor levensonderhoud. De oor -zaak hiervan ligt vooral aan de inkomens
-
kant bij huishoudens met een laag tot zeer
laag inkomen. Een generieke huurverlaging
van 10% lost dat probleem niet op. Verder is er ook de ambitie om met nieuw -
bouw in de sociale huursector het woning -
tekort te bestrijden. In de Woonagenda van
Aedes is de ambitie opgenomen om aan het
einde van de kabinetsperiode uit komen op
34.000 nieuwe sociale huurwoningen. Dat
is een verdubbeling ten opzichte van de rea -
lisatie in 2015. Tot slot wordt van corporaties ook ver -
wacht dat ze een bijdrage leveren aan de
nieuwbouw in het middensegment. In het
eindrapport van het traject Samenwer -
kingstafel middenhuur, worden concrete
aanbevelingen geformuleerd om het voor
corporaties gemakkelijk te maken om in het
middensegment actief te worden. Dit is op -
merkelijk in het licht van de DAEB-schei-
ding, die mede bedoeld was om corporaties
meer te richten op de kerntaken. Een markt -
toets diende er ook voor te zorgen dat
corporaties bij de nieuwbouw van huurwo -
ningen in het middensegment een markt -
conform aanvangsrendement realiseren
ten behoeve van een gelijk speelveld met
marktpartijen. Op basis van een aanbeve -
ling uit het rapport van Van Gijzel is bij de
markttoets het vereiste bruto aanvangsren -
dement verlaagd naar 0%. Dit is bedoeld als
stimulans voor corporaties om meer in het
middensegment te bouwen.
Financiële beperkingen
Veel ambities , maar uiteraard zijn de finan -
ciële mogelijkheden van de corporatiesec -
tor beperkt. Er zijn twee invalshoeken om
een beeld te geven van de lengte van de
financiële polsstok van de corporatiesector.
De eerste is de indicatieve bestedingsruim -
te (IBW) en de tweede is het borgings -
9
"Er is nog
ruimte om meer te
investeren."
JOHAN CONIJN
THEMA HIER INVULLEN
10
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
ben ingerekend. Verder laat de tabel zien
dat de ruimte om de huren te verlagen ten
opzichte van de voorgenomen huurstijging,
zeer bepekt is. Slechts ? 0,51 miljard, over
-
eenkomend met 3,8% van de huursom in de
DAEB-tak. Als deze verlaging zou worden
doorgevoerd, is daarmee tevens de weerge -
geven ruimte om extra te investeren in de
DAEB-tak ook opgesoupeerd. In de niet-DAEB tak is ook ruimte om extra
te investeren. De beschikbare ruimte in de
niet-DAEB tak kan ook benut worden voor
een extra bijdrage ineens aan de DAEB-tak.
In dat geval wordt in feite investeringscapa -
citeit van de niet-DAEB tak overgeheveld
naar de DAEB-tak, zodat de investeringsca -
paciteit in de DAEB-tak kan worden ver -
groot. De mogelijke, extra bijdrage ineens
van ? 4,04 levert een extra investerings -
ruimte in de DAEB-tak op van ? 6,01 mrd. In
dat geval is er echter geen ruimte meer om
via de niet-DAEB tak te investeren in het
middensegment van de huursector. De tweede invalshoek is gebaseerd op de
sectorale analyse van het WSW. Het WSW
staat borg voor de leningen die corporaties
op de kapitaalmarkt aantrekken. Deze
borgstelling brengt risico's met zich mee
voor de situaties dat corporaties hun beta -
lingsverplichtingen aan de financier niet
kunnen nakomen. In het borgingsstelsel
staan in laatste instantie Rijk en gemeenten
als achtervangers garant om via renteloze
leningen eventuele financiële problemen op
te vangen. De risicobereidheid van de ach -
tervangers is dan ook uiteindelijk bepalend
voor de mate waarin het WSW borg kan
staan voor leningen. De achtervangers heb -
ben bepaald dat met een zekerheidsmarge
van 99% er geen beroep behoeft te worden
gedaan op financiële steun van de achter -
vangers. Het WSW heeft dit uitgangspunt
opgenomen in zijn financieel risicomodel.
plafond van het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw (WSW) voor de sector.
Al drie jaar op een rij publiceert het mi-
nisterie van BZK de indicatieve bestedings -
ruimte van corporaties. Deze indicator
geeft per corporatie aan in welke mate ex -
tra activiteiten mogelijk zijn binnen de fi -
nanciële kaders van de Autoriteit woning -
corporaties (Aw) en het WSW. Onderstaande
tabel geeft de recente uitkomsten van de
IBW voor 2018. De ruimte voor extra financiële activitei-
ten is berekend ten opzichte van de voorne -
mens die de corporaties eind vorig jaar via
de meerjarenprognoses hebben aangele -
verd. Verder is van belang dat de bedragen
binnen de DAEB-tak, resp. binnen de niet-
DAEB tak niet optelbaar zijn. Het is of/of. De tabel laat zien dat er in de DAEB-tak
nog ruimte is om meer te investeren, zowel
bij de nieuwbouw van huurwoningen als bij
de verbetering van huurwoningen. Hierbij
dient te worden bedacht dat niet alle corpo -
raties de benodigde investeringen om in
2021 gemiddeld label B te realiseren al heb -
DAEB-tak
Niet-DAEB tak
Nieuwbouw16,239,79
Verbetering 13,94
Niet
berekend
Huurmatiging 0,51
Niet
berekend
Bijdrage ineens aan DAEB Niet van
toepassing 4,04
Tabel 1: De omvang van de financiële ruimte voor
extra activiteiten, alle corporaties tezamen, 2018,
in ? mrd.
11WONINGMARKT DRAAIT DOOR
De uitkomsten van de analyses, die betrek
-
king hebben op vorig jaar, laten het volgen -
de beeld zien:
? Op het niveau van de corporatiesector
was de ruimte om extra te investeren
ten opzichte van de voornemens
? 13,6 miljard.
? Voor het realiseren van de doelstelling
om in 2021 gemiddeld label B te halen,
zijn extra investeringen van ? 9,4 miljard
nodig.
? Een grote groep van 58 corporaties heeft
onvoldoende extra investeringscapaciteit
om gemiddeld label B te halen; het gaat
hierbij om een benodigd investeringsbe -
drag van ? 2,8 miljard.
De hoogte van het borgingsplafond dat het
WSW met zijn risicomodel heeft bepaald,
geeft aan dat voor de sector in zijn geheel er
minder ruimte is om extra te investeren dan
de som van de indicatieve bestedingsruimte
van de afzonderlijke corporaties.
De IBW van vorig jaar gaf aan dat
alle corporaties samen ruimte had -
den voor extra nieuwbouw van
? 22 miljard; het WSW komt op
een borgingsplafond voor de sec -
tor van ? 13,6 miljard. Dit verschil
tussen de bestedingsruimte op ba -
sis van het sectorale borgingspla -
fond en de IBW-uitkomsten die
zijn gebaseerd op de indicatieve
bestedingsruimte van elke corpo -
ratie afzonderlijk, is van belang
naarmate meer corporaties met extra activi-
teiten de grens van de eigen bestedingsruim -
te bereiken. In dat geval zal het WSW naar
verwachting de financiële normen op corpo -
ratieniveau aanpassen om overschrijding
van het sectorale borgingsplafond te voorko -
men. Uiteindelijk is het sectorale borgings -
plafond de beperkende factor voor de mate
waarin corporaties extra kunnen investeren. Belasting en heffingen
Ondertussen wordt de investeringscapaci-
teit van corporaties bedreigd door een mo -
gelijke stijging van de verhuurderheffing en
van de vennootschapsbelasting, waarmee
nog geen rekening is gehouden bij de weer -
gegeven analyses. De verhuurderheffing is
momenteel 0,591% van de WOZ-waarde.
Het percentage staat vast; de WOZ-waarde
zal de komende jaren naar verwachting
sterk stijgen. Hierdoor zal de verhuurder -
heffing toenemen. Een stijging van de ver -
huurderheffing heeft een relatief groot ef -
fect op de investeringscapaciteit omdat
deze heffing een structurele kostenpost is
waardoor de bedrijfswaarde (en ook de be -
leidswaarde) daalt. Bij de vennootschapsbelasting zijn twee
ontwikkelingen van belang. Een sterkte
stijging van de 'reguliere' vennootschapsbe -
lasting en de mogelijke invoering van ATAD
(Anti Tax Avoidance Directive). Tot heden
heeft de vennootschapsbelasting die in
2008 is ingevoerd, tot nagenoeg geen belas -
tingbetaling geleid. De meerjarenprogno -
ses van corporaties laten zien dat daar naar
verwachting de komende jaren verandering
in komt. Er wordt door corporaties een stij -
ging van belastingbetaling verwacht oplo -
pend tot in totaal ? 600 miljoen.
"Corporaties
worden door de
ATAD oneven redig zwaar getroffen."
12
Daarbovenop komt dan nog het voorstel van
het kabinet om de ATAD ook van toepassing
te laten zijn op corporaties. ATAD is een uit-
vloeisel van internationale afspraken om de
belastingontwijking door internationale on -
dernemingen in te dammen. Een belangrijk
onderdeel van ATAD is het verminderen van
de aftrekbaarheid van rentelasten. De ach -
tergrond van de voorgestelde maatregel is
dat internationale bedrijven via interne le -
ningen de winst laten neerslaan in het land
waar de belastingheffing het laagst is, en niet
waar de winst feitelijk wordt gerealiseerd. De
voorgestelde maatregel om de aftrekbaar -
heid van rentelasten te verminderen is ook
opgenomen in het regeerakkoord van het ka -binet en is ook onverkort van toepassing op
corporaties. Corporaties worden hierdoor
onevenredig zwaar getroffen. De totale op
-
brengst is in het regeerakkoord geschat op
? 1.347 mln. per jaar. De corporatiesector
neemt hiervan via hoger vennootschapsbe -
lasting naar verwachting ? 300 mln (22%)
voor zijn rekening. Dit is een merkwaardige
gang van zaken: een maatregel gericht op be -
lastingontwijking van internationale onder -
nemingen treft een binnenlandse bedrijfstak
waarvoor de ATAD niet bedoeld is. Stijgende verhuurderheffing en stijgende
vennootschapsbelasting liggen in het ver -
schiet. De toch al beperkte investeringsca -
paciteit zal daardoor verder afnemen.
Wijk in Den Haag.
13
Heldere keuzes
Het voorafgaande heeft laten zien dat de fi-
nanciële ruimte in de corporatiesector naar
het zich laat aanzien onvoldoende is om alle
ambities te realiseren. Het is van belang dat
er geen irreële verwachtingen bestaan over
de mogelijkheden van de corporatiesector.
Daar kunnen heldere keuzes ook een bijdra -
ge aan leveren. Een voorzet waar de priori-
teit zou kunnen liggen, zou er als volgt uit
kunnen zien.
? De duurzaamheidsambitie staat met stip
op 1. Tot op heden heeft de sector afspra -
ken niet gerealiseerd. De beschikbare
investeringscapaciteit dient vooral ge -
richt te worden op het leveren
van de noodzakelijke bijdrage
om de 'Parijse doelstellingen'
te realiseren
? Voorzover er nog investerings -
capaciteit resteert kan deze
het beste benut worden voor
nieuwbouw in het sociale
segment waar er nog te korten
zijn.
Ambities die beter in de ijskast ge -
plaatst kunnen worden:
? Het verlagen van de huren om
de betaalbaarheid te verbete -
ren heeft een grote negatieve
impact op de investeringsruim -
te van corporaties. De investe -
ringsprioriteit staan niet toe
dat ook het huurniveau wordt
verlaagd.
? Activiteiten van corporaties in het
middensegment gaan ten koste van de
schaarse investeringscapaciteit die
nodig is voor de duurzaamheidsambi-
tie en voor nieuwbouw in het sociale
segment. Heldere keuzes impliceren
dat corporaties zich alleen richten op
hun kerntaken. Bij deze keuzes kunnen tot slot nog twee
kanttekeningen worden geplaatst:
?
De financiële ruimte van de corporatie -
sector is sterk af hankelijk van de ver -
huurderheffing en de vennootschapsbe -
lasting. Uiteraard is veel meer mogelijk
als deze heffingen geschrapt worden.
Voor zo lang dat niet is gebeurd, en er
zijn geen aanwijzingen dat dit op korte
termijn het geval is, dienen de keuzes op
deze realiteit te worden gebaseerd.
Voor het realiseren van met name de duur -
zaamheidsambitie is het noodzakelijk dat
er een herverdeling tussen corporaties tot
stand komt. Beschikbare investeringscapa -
citeit is niet altijd aanwezig waar de inves -
teringsnoodzaak is. De verhuurderheffing is
een instrument waarmee de herverdeling
gerealiseerd kan worden.
"Het is van belang dat
er geen irreële
verwachtingen
bestaan over de
mogelijkheden van de corporatiesector."
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
LEES MEER
Lees dit artikel, en meer, ook online
op www.ruimteenwonen.nl/artikelen
14
KAJSA OLLONGREN
Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties
15
"Corporaties
zijn cruciale
partner"
De afgelopen maanden is minister Kajsa Ollongren van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al diverse keren in
het nieuws geweest. Heel bewust om 'aan te jagen en op te
zwepen'. Want nu is het momentum om de woningmarkt in
beweging te krijgen, zo gelooft de D66 bewindsvrouw. Waarbij
corporaties haar cruciale partners zijn om de grote opgaven
die op ons afkomen het hoofd te bieden.
Tekst Evamarije Smit en Martijn Eskinasi
ME: We weten dat u met een nieuw sociaal huurakkoord bezig bent.
Hoe loopt dat proces?
"De partijen Woonbond, Aedes, IVBN en Vastgoed Belang hebben gezegd dat zij
met elkaar een voorstel uitwerken. Dat hebben we ook met elkaar vastgelegd in de
Nationale woonagenda. Ik heb aan de voorkant gezegd dat betaalbaarheid voor
ons een heel belangrijk thema is. De afgelopen twee jaar hebben we een gematigd
huurbeleid gezien maar er moeten veel zaken gebeuren. Corporaties hebben een
hele grote opgave in de verduurzaming en ze moeten ook gaan bouwen. Dat op de
een of andere manier bundelen, is niet makkelijk maar ik geef hen nu de ruimte om
samen te kijken hoever ze kunnen komen."
ME: Wanneer wilt u iets horen van de partijen?
"Als ik ze nu heel streng ga toespreken, een datum noem en een deadline roep,
helpt dat niet. Maar ik heb wel gezegd dat ze moeten aankloppen als het helpt dat
ik meepraat."
INTERVIEW
16
ES: Praten met elkaar is nog niet zo makkelijk, met name voor de Woon-
bond en Aedes.
"Ik vind het belangrijk en goed dat ze toch met elkaar praten en dat gebeurt geluk -
kig ook. De Woonbond zit op de woonlasten, Aedes op hun investeringsopgaven. Ik
probeer duidelijk te maken dat het en-en is."
ME: Corporaties worstelen met hun investeringsruimte. Ze hebben
moeite met de verhuurderheffing en laten weten dat het bijna onmoge -
lijk is de grote opgaven te financieren.
"Er is nog investeringsruimte. Corporaties en Aedes bevestigen dat, en de indicatie -
ve bestedingsruimte laat dat ook zien. Alleen is het niet gelijk verdeeld. Wat mij be -
treft is een van de oplossingsrichtingen de herverdeling van die investeringsruimte.
We moeten in kaart brengen hoe de investeringsruimte bij corporaties, de volkshuis -
vestelijke ambities uit het regeerakkoord, de nationale woonagenda en het Kli-
maatakkoord zich tot elkaar verhouden. Denk hierbij aan betaalbare woningen,
meer nieuwbouw en natuurlijk verduurzaming. Dat staat ook zo in de Woonagenda. De verhuurderheffing blijft bestaan. Dat is gewoon afgesproken. Let's deal with
it, maar we willen en we moeten samen verder. Wat ons nu te doen staat is om
de opgaven, de investeringscapaciteit en de verminderingen van de verhuurder -
heffing slim aan elkaar te knopen. Ik zou zeggen, pak flink door en stel voor hoe
we dat kunnen verrekenen. Daarover kunnen we altijd afspraken maken. Wij heb -
ben bijvoorbeeld ook toegezegd uit de verhuurderheffing 100 miljoen extra te gaan
inzetten voor de verduurzaming en corporaties hebben zich verplicht om gemid -
deld naar label B te gaan."
ES: Ik proef een beetje uit uw woorden dat u vindt dat het nu wel mooi
geweest is, dat 'de plaat een beetje blijft hangen'.
"Zo zou ik dat niet willen zeggen. Ik vind veel corporaties erg constructief. Gelukkig
hoor ik ook het geluid 'dat we verder moeten'. Corporaties willen ook verder. Toch
hoor je ze wel vaak deze vraag over de verhuurdersheffing opwerpen. Zelf weten ze
heel goed dat ze er niet zijn voor zichzelf, maar voor die mensen die daar willen en
moeten wonen. Ze beseffen heel goed dat ze er zijn om passende woningen te bie -
den voor de juiste doelgroepen. Volgens mij moeten we gewoon het totaal een keer
goed bekijken en over en weer erkennen dat corporaties elkaar nodig hebben."
ME: U noemde al even de 100 miljoen die wordt uitgetrokken voor de
verduurzaming. Stel dat dat een miljard wordt, zou dat erg helpen om
de middelen op de juiste plek te krijgen. Want niet alle corporaties heb -
ben de middelen om te verduurzamen met grote stappen zoals u graag
zou willen.
"Nogmaals, er is nog investeringscapaciteit. Dat is een positieve noot. De ambitie
en de afspraak om te verduurzamen naar gemiddeld label B zijn er ook. Dus moe -
ten we nu op zoek gaan naar een slimme manier om deze zaken aan elkaar te kno -
KAJSA OLLONGREN
"De
verhuurder heffing
?
let's deal
with it."
18
pen. Ik zie dat er corporaties zijn met heel weinig armslag. Dus dan moeten we
kijken hoe we daar toch samen uit komen. Volgens mij kan dat."
ME: Door uw voorganger Blok is een aantal zaken geschrapt wat corpo-
raties mogen doen. Op het terrein van de leef baarheid lijkt er een gat
gevallen te zijn dat niet lijkt opgevuld te worden. Wat kunt u daaraan
doen?
"Leef baarheid is een belangrijk punt. Als het gaat om prettige wijken, het bestrijden
van armoede, het begeleiden van verwarde personen enzovoort moeten gemeenten
en corporaties echt samen optrekken. Ik heb in Amsterdam gezien dat dat kan. Wo -
ningbouwcorporaties kunnen hierin nog steeds veel betekenen, zoals bij toewijzing,
het zorgen voor een veilige en schone woonomgeving en het voorkomen van overlast
rondom de woningen. Ze mogen ook van gemeenten vragen om regie te nemen in het
gesprek rondom dit soort vraagstukken. Denk bijvoorbeeld aan het maken van geza -
menlijk afspraken tussen gemeente, corporatie en zorg- en welzijnsinstellingen."
ES: Veel gemeenten kloppen juist bij corporaties aan omdat zij 'achter
de voordeur komen'.
"Er is iets anders aan de hand. Mensen blijven steeds vaker zo lang mogelijk zelf -
standig thuis wonen. Bovendien zijn er gewoon nieuwe groepen bijgekomen, zoals
bijvoorbeeld vluchtelingen met een verblijfsvergunning. De vraag is hoe je de juis -
te mix van kunt vinden en niet teveel problematiek op een plek stapelt. Woning -
bouwcorporaties hoeven de problematiek als zodanig niet op te lossen, daar zijn ze
niet voor. Ze moeten dus afspraken maken met die gemeenten en zorg- en welzijn -
sinstellingen en daar mogen ze ook wat voor vragen."
ES: De gemeente voelt zich veelal geen probleemhouder. Die zegt: het
zijn jullie bewoners.
"Tot op zekere hoogte is dat ook zo, maar als het echt niet meer gaat zal de gemeen -
te wat moeten doen. Hier ben ik misschien beperkt en ken alleen de Amsterdamse
praktijk en daar werkte dat echt best goed. Corporaties moeten gemeenten duide -
lijk durven aanspreken. De prestatieafspraken helpen hierbij."
ES: Veel gemeenten verwijzen inwoners door naar corporaties omdat
zij zelf geen geld en geen mensen hebben.
"Ik vind dat gemeenten dat moeten vrijmaken. Die moeten daarin hun verantwoor -
delijkheid nemen. Dat vind ik echt. We evalueren dit jaar de nieuwe Woningwet en
ik wil oproepen om met dit type voorbeelden te komen. Laat ons weten wat er pre -
cies speelt, want de verschillen in ervaringen zijn heel groot. Sommigen gemeen -
ten en corporaties worstelen precies met dit punt, andere herkennen het niet."
ME: U heeft zich eerder uitgesproken over zogenoemde 'sleutelprojec -
ten' die binnen de NOVI aangewezen gaan worden. Ik neem aan dat
19
ook de woningmarkt hierin thuis hoort?
"Dat is een reële verwachting. Je kunt geen krant opslaan of het gaat over de wo-
ningmarkt. We kennen allemaal iemand of zijn zelf op zoek is naar een passende
woning. De krapte op de woningmarkt maar ook de omgekeerde situatie, de krimp -
gebieden, staat zo hoog op de agenda dat het zijn weg moet vinden in de NOVI. Wat
we eerder sleutelprojecten hebben genoemd hebben we half april in een brief aan
de Tweede Kamer perspectiefgebieden genoemd. Dat zijn gebieden op nationaal
niveau waar hele grote opgaven bij elkaar komen. Neem bijvoorbeeld de energie -
transitie. In een bepaalt gebied kan die transitie een enorme rol spelen.
Tegelijkertijd spelen daar zaken als wonen, bereikbaarheid en leef baarheid. In een
dergelijk perspectiefgebied moet veel aan elkaar geknoopt worden. De NOVI is het
ruimtelijk kader waarin we alle ambities vastleggen. Denk daarbij heel breed; naast
wonen en infrastructuur gaat dat ook over natuur en bijvoorbeeld erfgoed. Er zijn
heel veel dingen die we in de schaarse ruimte die we in Nederland hebben moeten
gebeuren. Mijn ambitie is dat die NOVI een echt een afwegingkader voorstelt om -
dat je niet alles kunt doen op een plek. Zonneparken zijn nu een trend. Iedere boer
kan nu een berekening maken en wanneer het financieel interessant is om zijn land
met zonnepanelen vol te leggen, verbouwen we niks meer. Dat is een extreme situ -
atie die niet zal voorkomen, maar daar wil je een afwegingskader voor hebben. Zo
kun je altijd aan mensen uitleggen waarom iets wel en waarom iets niet kan."
ES: Onderstreept u dat de gebieden die het meest weten te verknopen,
de diverse opgaven het slimst aan elkaar weten te koppelen, de 'win -
naars' worden? Of wel, worden dat de perspectiefgebieden?
"Je kunt je wel voorstellen welke dynamiek er gaat ontstaan. Ieder gebied wil een
nationaal perspectiefgebied worden. Dat wordt bijna een spel. Als liberaal houd ik
daarvan. Er mag best een beetje concurrentie ontstaan. Dat leidt tot goede resulta -
ten. Maar het moet ook nog wel nationaal zijn. Je krijgt straks ook provinciale, loka -
le en gemeentelijke gebiedsvisies en daarom selecteert het zich straks voor een deel
zelf uit. Dat wil niet zeggen dat deze gebiedsvisies minder belangrijk, innovatief of
integraal zijn, maar daar hoef je niets over af te spreken op nationaal niveau. Dat is
de eerste selectie. Dan hebben we een aantal belangrijke thema's zoals energietran -
sitie en wonen, die gaan optellen voor het land, de economie, de nationale waarden
en leef baarheid. Dat pel je af en dan kom je uiteindelijk tot een aantal perspectief -
gebieden. We gaan niet vooraf een aantal noemen. Het kunnen er 5 of 20 worden;
we beschrijven het kwalitatief en dat moet uiteindelijk leiden tot keuzes."
ME: Het middensegment was recent weer in het nieuws: in de grote
steden hebben de prijzen het plafond bereikt, nu worden ook de mid -
delgrote steden met forse prijsstijgingen geconfronteerd. Men ver -
wacht nu echt dat u gaat ingrijpen. Wat gaat er komen?
"Ik herken die vraag. Vergroting van het middensegment is een speerpunt van het
kabinetsbeleid en keer op keer blijkt dat ook echt nodig. Het zal echt uit nieuw -
INTERVIEW
"Corporaties moeten
gemeenten duidelijk
durven
aanspreken."
KAJSA OLLONGREN
21
bouw en beter benutten van de bestaande voorraad moeten komen. Bij nieuwbouw
hebben de gemeenten publieke en private mogelijkheden om woningen als mid-
denhuur te bestemmen en daar ook te behouden. Bovendien verduidelijk ik de
Huisvestingswet, zodat de middenhuurwoningen ook terecht komen bij de juiste
doelgroep. Corporaties kunnen ook meer doen, zeker als de markttoets straks ver -
eenvoudigd wordt. De Woningwet biedt hen daarvoor ook ruimte in het niet-
DAEB-segment, zij het zonder staatssteun en onder marktconforme condities. Voor
de wat langere termijn moeten gemeenten ook echt een strategie voor de midden -
huur ontwikkelen in hun woonvisies."
ES: Maar is het niet hoog tijd om de huurprijzen te gaan reguleren? Rob
van Gijzel heeft dat wel aanbevolen.
"Rob van Gijzel heeft aanbevolen om daar waar lokale partijen afspraken willen
maken, maar waar regels in de weg zitten, ruimte te maken voor maatwerk. Ik volg
zijn redenering dat er alleen meer woningen bijkomen als partijen er op lokaal ni-
veau samen uitkomen. Waar ik kan helpen, zal ik dat zeker overwegen. De kaders
voor de 'noodknop', zoals het ook genoemd is, worden nu uitgewerkt. Er ligt hier -
over vanuit de Kamer ook een motie. Omdat het voor alle partijen werkbaar moet
blijven, wil ik daar ook expliciet met gemeenten en marktpartijen over praten. Nog
een broedende kip dus."
ES: Wat wilt u corporaties tot slot meegeven?
"Ik zie corporaties echt als belangrijke partners. De afgelopen jaren is er een hoop
in en met de sector gebeurd: economische crises en een grote, noodzakelijke her -
vorming. De sector staat er op alle vlakken weer beter voor. Nu is het momentum
om de schouders eronder te zetten. We willen weer aandacht besteden aan de wo -
ningmarkt, we willen weer bouwen, verduurzamen van de voorraad, doorpakken
in wijken waar leef baarheid onder druk komt te staan. Corporaties zijn daarin een
cruciale partner. De moeilijke fase voor corporaties is achter de rug. Nu moeten we
samen naar de toekomst kijken. Het moet niet blijven bij mooie plannen maar we
moeten het echt gaan doen en elkaar de hand toesteken. Juist planologen, steden -
bouwkundigen, architecten, ontwikkelaars, bouwers enzovoort hebben de laatste
jaren ervaren dat hun plannen niet gerealiseerd konden worden. Nu kan het wel.
Ik roep op om vooral vanuit de gebruiker te denken, vanuit al die Nederlanders die
een passende woning zoeken. Het is geweldig om te zien hoe al die stedelijke re -
gio's in opkomst zijn en hoe iedereen snapt dat een verandering nodig is en dat in -
vesteren in duurzaamheid ook een investering is in de kwaliteit van (bestaande
woningen). Er liggen enorme kansen en ik hoop dat men die ook pakt."
LEES MEER
Lees dit artikel, en meer, ook online op www.ruimteenwonen.nl/artikelen
INTERVIEW
22
Bouwen
niet verboden
Een onderzoek naar onbenutte plancapaciteit voor woningbouw
23
De ruimtelijke ordening wordt
veelal als de boosdoener aan
gewezen voor de achterblijvende
woningproductie. Planologische
capaciteit is weliswaar een
noodzakelijke voorwaarde voor
(tijdige) woningbouw, het is niet
voldoende. Dit artikel laat zien
dat er voor vele duizenden wo
ningen al enige tijd planologi
sche goedkeuring bestaat die
(nog) niet is benut. Dit worden
in Engeland ook wel stalled sites
genoemd. Er is een veelheid aan
factoren, naast de ruimtelijke or
dening, verantwoordelijk voor
dat 'stallen'. Deze complexiteit
moet in ogenschouw worden
genomen bij het zoeken naar
effectieve oplossingen.
Tekst
Edwin Buitelaar en Maarten van Schie
Luchtfoto OverhoeksMARCO VAN MIDDELKOOP LUCHTFOTOGRAFIE
24
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
D
e komende jaren moeten
vele woningen worden ge-
bouwd om het tekort eraan
in te lopen. Het probleem is
alleen dat de productie
minder groot en trager is dan we zouden
willen. Bij het zoeken naar verklaringen en
oplossingen wordt vaak naar de ruimtelijke
ordening gekeken. Alhoewel planologische
goedkeuring een noodzakelijke voorwaar -
de is om te kunnen bouwen, is het maar
zeer de vraag of een exclusieve toedeling
van de problemen aan de ruimtelijke orde -
ning terecht is. Ten eerste zijn er regio's ? en
niet alleen regio's met een kleine woningbe -
hoefte ? waar meer planologische capaciteit
gecreëerd is dan woningbehoefte. En ten
tweede zijn er locaties waarvoor relatief
lang geleden planologische goedkeuring is
afgegeven, maar waar, om wat voor reden
dan ook, nog geen woningen zijn opgele -
verd. In Engeland worden dit stalled sites
genoemd. Een stalled site is een plangebied
dat shovel-ready is, oftewel klaar voor de
bouw, met planologische goedkeuring,
maar waar van de start van de bouw, laat
staan de oplevering van woningen nog geen
sprake is. Er wordt geschat dat er zich voor
ongeveer 450.000 tot 600.000 woningen
aan stalled sites in Engeland bevinden. In
voorliggend artikel vragen we ons in hoe -
verre het fenomeen van stalled sites ook in
Nederland voorkomt en welke redenen
daarvoor zouden kunnen zijn.
Aanpak van het onderzoek
Kijkend naar de hierboven aangehaalde de -
finitie van stalled sites, is het cruciaal om te
bepalen waar zich in het ontwikkelproces
vertraging voor kan doen en vervolgens
wat dan 'abnormale' vertraging is. Er zijn in
het Nederlandse ontwikkelproces grofweg
drie fasen met drie planologische beslismo -menten waarna vertraging plaats zou kun
-
nen vinden. Ten eerste is dat tussen infor -
mele goedkeuring via indicatieve ('zachte')
plandocumenten zoals visies, programma's
van eisen, masterplannen, etc. en het juri-
disch-bindende plannen bestemmingsplan.
Ten tweede is dat tussen het bestemmings -
plan en de verlening van de bouw vergun -
ning (formeel: de omgevingsvergunning).
En ten derde tussen verlening van de bouw -
vergunning en de oplevering van de bouw.
Alleen van de laatste twee momenten be -
schikken we over betrouwbare en groten -
deels landsdekkende informatie. Daar zul -
len we ons dan ook op richten. We baseren
ons hierbij op informatie uit de basisadmi-
nistratie adressen en gebouwen (BAG) en
van ruimtelijkeplannen.nl.
Vergund maar niet gebouwd
Tussen het verlenen van de vergunning en
de bouw van woningen verstrijkt enige tijd:
de woning moet worden gebouwd. Maar er
kunnen ook kinken in de kabel komen die
voor uit- of afstel van die bouw zorgen. In
de periode 2012-2017 varieerde de gemid -
delde doorlooptijd van een woning tussen
vergunning en het formele moment van op -
levering voor ingebruikname tussen 21 en
24 maanden (CBS). Dus als we maart 2017
als peilmoment nemen, dan kunnen we
zeggen dat een locatie, waarvoor in 2015 en
eerder een woningbouwvergunning is ver -
leend maar waar die woning(en) nog niet is
opgeleverd, stalled is. Als we nagaan welke
panden tussen maart 2010 en maart 2015
zijn aangemeld met de status 'vergunning
verleend' en die nog niet zijn afgemeld als
gereedgekomen, dan komen we uit op circa
22.500 woningen. Dit is 7 procent van het
totaal aantal vergunde woningen in de peri-
ode 2010-2015. Woningen vergund in de
jaren 2013 en 2014 hebben het meest ver -
25
"In totaal gaat het om ruimte voor meer
dan 100.000 woningen."
EDWIN BUITENLAAR EN MAARTEN VAN SCHIE
THEMA HIER INVULLEN
26
traging opgelopen, respectievelijk 14 pro-
cent en 12 procent van alle vergunningen
van dat jaar heb nog niet tot opgeleverde
woning geleid. We nemen aan dat records
van vóór 2010 waarschijnlijk niet meer tot
woningen zullen leiden. Dit betreft in totaal
iets minder dan 3.000 woningen. Van de vertraagde woningen uit de perio -
de maart 2010 ? maart 2015 ligt 72 procent
binnen bevolkingskernen (CBS bevolking -skernen 2011) en ongeveer 10 procent in
stadsranden. De grootste aantallen bevinden
zich in de grootste steden: zo'n 2.200 in de
regio Groot-Rijnmond (Rotterdam), 1.500 in
de regio Utrecht, en 1.400 in de zowel regio
Arnhem-Nijmegen als Groot-Amsterdam.
Bestemd maar niet vergund
Van de bestemmingen die vóór maart 2017
zijn ingevoerd op ruimtelijkeplannen.nl, is
Jaar
Vergunning verleend In aanbouw Totaal niet geëffectueerde vergunningen Totaal vergund
2010 1.559529 2.08861.028
2011 4.073320 4.39355.804
2012 3.565281 3.84637.370
2013 3.719611 4.33026.184
2014 4.7471.489 6.23639.365
2015 1.269274 1.54353.533
Totaal 18.9323.504 22.436273.284
Tabel 1: Verleende en niet geëffectueerde vergunningen voor woningbouw 2010-201\
5. BRON: BAG, BEWERKING AUTEURS
Figuur 1.
27WONINGMARKT DRAAIT DOOR
circa 100.000 hectare voor wonen bestemd;
dit betreft zowel conserverende als nieuwe
bestemmingsplannen. Zo'n 3 procent (3.550
hectare) van deze vlakken telt op dat mo
-
ment geen enkele BAG-registratie in het ka -
der van wonen. Dit duidt erop dat de be -
stemming niet is gerealiseerd. Voor een
gevoel voor de orde van grootte: dat komt
bij een dichtheid van 25 woningen per hec -
tare (de gemiddelde Vinex-dichtheid voor
uitbreidingslocaties) op bijna
90.000 woningen. Circa 90 pro -
cent hiervan (3.290 hectare) is in
de periode 2010 tot en met 2016
bestemd. Dat ten minste ruim
een jaar na vaststelling van die
bestemmingsplannen nog geen
vergunning is verleend is opval-
lend omdat die twee vaak
gelijktijdig plaatsvinden (met ge -
bruikmaking van de coördinatie -
regeling op grond van artikel
3.30 Wro) of ten minste snel na
elkaar. Bestemmingplannen
voor woningbouw worden na -
melijk doorgaans pas vastgesteld wanneer
er een concreet bouwplan ligt.
Van de bestemmingsplannen die tussen
2010 en 2016 zijn vastgesteld (en nog zon -
der BAG-woningregistratie zijn) ligt 60 pro -
cent buiten de bevolkingskernen. Binnen -
stedelijk springen de grote stedelijke regio's
eruit, met de provincie Utrecht als uitschie -
ter (150 hectare). Dit betreft o.a. een deel
van Amersfoort Vathorst en Bunschoten,
maar ook aan de westzijde van Culemborg
(plan Parijsch Zuid). Noord-Overijssel valt
op vanwege landelijk gelegen uitbreidings -
gebieden, met name door een gebied van
100 hectare onder Kampen (plan IJsseldel-
ta-Zuid), die nog niet tot realisatie zijn ge -
komen. Partieel verleend en
onderbenut
De bestemmingsplanvlakken die op deze
manier zijn gevonden, zijn een onderschat -
ting van onbenutte plancapaciteit voor wo -
ningbouw. Er zijn ook bestemmingsplange -
bieden die al gedeeltelijk bebouwd zijn,
maar waar nog niet de volledige plancapa -
citeit gebouwd is. Deze vlakken zijn echter
moeilijker uit te filteren, omdat er ook
woongebieden zijn die simpelweg voor la -
gere dichtheden bedoeld zijn. Een extreem
voorbeeld hiervan zijn landgoederen, die
wel bestemd zijn voor wonen en grote vlak -
ken kunnen beslaan, maar in dichtheden
van soms nog minder dan 1 woning per hec -
tare (ten opzichte van het bestemmings -
vlak). Om toch een inschatting van deze
vlakken te geven (voor de periode sinds
2010), is gekeken naar bestemmingsplan -
nen waar ná het moment van bestemmen
nog is gebouwd; en waar toch minder dan
10 woningen per hectare zijn gerealiseerd.
Op basis van de nabijheid tot bevolking -
skernen is toch een inschatting te maken
van de onderbenutting van deze vlakken.
Een dergelijke analyse levert nog eens 300
hectare binnenstedelijk terrein op en 325
"Dat ruim een jaar
na vaststelling
bestemmingsplan nog geen vergunning is
verleend is opvallend."
28
hectare onderbenut terrein in stadsranden,
met in beide gevallen gemiddeld circa 5 wo-
ningen per hectare. In het landelijk gebied
betreft dit nog eens 580 hectare, maar daar
zijn dergelijke dichtheden waarschijnlijker.
Verklaringen voor stalled sites
Nu resteert de vraag hoe het kan dat deze be -
schikbare plancapaciteit niet of sterk ver -
traagd wordt benut. Er zijn verschillende ver -
klaringen waarom bestemmingsplannen
niet of vertraagd worden gevolgd door bouw -
vergunningen en waarom bouwvergunnin -
gen niet of vertraagd tot woningen leiden. Op
basis van bestaande literatuur en verschil-
lende provinciale planmonitoren onderschei -
den we vier categorieën van factoren.
Beleid en regelgeving
In Nederland kunnen na vaststelling van het bestemmingsplan weinig beleidsfacto
-
ren nog voor vertraging zorgen. Het be -
stemmingsplan is het culminatiepunt van
vele omgevingsrechtelijke bepalingen, zo -
als ten aanzien geluidhinder, parkeren,
luchtkwaliteit, water, cultuurhistorie, etc.
Vergunningaanvragen die worden getoetst
aan dergelijke bestemmingsplannen en
daarbinnen passen, dienen te worden geho -
noreerd. Toch kunnen er nog enkele belem -
meringen optreden na vaststelling. Zo kan
er beroep worden aangetekend tegen het
bestemmingsplan bij de Afdeling bestuurs -
rechtspraak van de Raad van State en later
eventueel ook nog bij de rechtbank tegen de
bouwvergunning.
Ook is er nog een aantal omgevingsrechtelij -
ke beperkingen dat buiten het bestemmings -
plan om geldt. Zo kan het voorkomen dat er
BRON HOLLANDSE HOOGTE
29WONINGMARKT DRAAIT DOOR
een vastgesteld en zelfs onherroepelijk be
-
stemmingsplan ligt, waarvoor nog geen ont -
heffing in het kader van de Wet natuurbe -
scherming (Wn) is verleend. Een voorbeeld
daarvan is bestemmingsplangebied Oude
Tempel in Soest. Daar bevindt zich een das -
senfamilie. Dassen staan op de Rode Lijst
van de Wn. Om ontheffing op grond van de
Wn te krijgen moeten mitigerende maatre -
gelen worden genomen door middel van de
verplaatsing van de familie. Ook welstands -
eisen gelden vaak (deels) in aanvulling op
bestemmingsplanvoorschriften.
Haalbaarheid
Haalbaarheidsproblemen, met name van fi -
nanciële aard, kunnen optreden waardoor
de vastgestelde bestemming en/of de afge -
geven bouwvergunning niet gerealiseerd
kunnen worden. Dit kan verschillende oor -
zaken hebben aan zowel de opbrengsten-
als de kostenkant van grondexploitaties. Zo
kan het zijn dat het gekozen wo -
ningprogramma niet aansluit op
de lokale vraag, door een verkeer -
de inschatting, dan wel verande -
rende behoeften onder woning -
zoekenden. Ook kunnen
ontwikkelkosten in verband met
bouw- en woonrijp maken of res -
terende grondverwervingen ho -
ger uitvallen dan verwacht. En
ook later, gedurende de bouw,
kunnen zich de nodige proble -
men voordoen zoals een tekort
aan arbeidskrachten, te weinig
bouwmaterialen en hoge bouwkosten.
Onder het kopje haalbaarheid kan, gezien
de onderzoeksperiode (2010-2016), het be -
lang van de nasleep van de financiële crisis
en de economische recessie niet onge -
noemd blijven. Locatieproblemen
Na planologische goedkeuring kunnen er
specifieke problemen op de locatie spelen
die voor vertraging zorgen. Zo kan de bo
-
dem onverwacht (meer) vervuild zijn, kun -
nen zich archeologische vondsten aandie -
nen of kunnen er problemen zijn met de
grondwaterstand. Ook kan vertraging op -
treden wanneer op een locatie bewoners en
omwonenden zich tegen een plan keren.
Grondeigenaren en ontwikkelaars
Ook grondeigenaren en ontwikkelende par -
tijen kunnen de belemmerende factor zijn.
Zo kunnen er (passieve) grondeigenaren
zijn die niet willen ontwikkelen maar ook
niet willen verkopen aan partijen die dat
wel willen. Daarnaast kunnen er ontwikke -
lende partijen zijn die wel willen maar niet
(meer) kunnen. Zo hebben de financiële
problemen bij ING ertoe geleid dat deze par -
tij grondposities moest overdragen aan an -
dere partijen. Dit gebeurde bijvoorbeeld met
een deelgebied dat ING in Overhoeks in be -
zit had en heeft overdragen aan Amvest. In
2008 lag daar al een onherroepelijk bestem -
mingsplan dat (hierdoor) uiteindelijk niet is
gerealiseerd. Het wachten is daar nog altijd
op de oplevering van de eerste woningen.
"Ook grond eigenaren en ontwikkelende partijen kunnen
de belemmerende factor zijn."
30
Bij ontwikkelende partijen kan echter ook
sprake zijn van vertragend strategisch
grondbeleid en land banking. Land banking
is gericht op het verwerven van een zodani-
ge grondhoeveelheid dat de bouwproductie
voor langere tijd wordt veiliggesteld. Het is
daarmee dus niet gericht op het zo snel mo-
gelijk tot ontwikkeling brengen van alle
grond. Het kan zelfs vanuit een portefeuil-
lestrategie meer rendement opleveren wan -
neer grondvoorraden geleidelijk tot ont -
wikkeling worden gebracht. Ook vanuit het
perspectief van individuele grondposities
kan wachten of vertragen een efficiënte
strategie zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval
wanneer (verdere) prijsstijgingen van vast -
goed worden voorzien of wordt gehoopt op
een financieel aantrekkelijker politiek kli-
maat, zoals bijvoorbeeld sommige ontwik -
kelaars in Amsterdam lijken te doen.
Deze grondstrategieën zijn niet uitsluitend
voorbehouden aan private partijen, ze kun -
nen evenzogoed gelden voor gemeenten
wanneer zij de grondontwikkeling en -uit -
gifte op zich nemen. Sterker nog, gemeen -
ten zijn de grootste grondeigenaren op de
door ons geïdentificeerde stalled sites. On -
geveer 50 procent van alle bestemde maar
niet bebouwde grond is in handen van ge -
meenten, 20 procent van natuurlijke perso -
nen, 6 procent van bouwers en ontwikke -laars, 4 procent van woningcorporaties, en
het restant van (circa) 20 procent is in han
-
den van andere rechtspersonen zoals beleg -
gers (situatie 31 december 2016).
Conclusies en discussie
We hebben laten zien dat planologische ca -
paciteit een noodzakelijke voorwaarde is
voor tijdige woningbouw, maar geen vol-
doende voorwaarde. Het bestaan van stal-
led sites en het complexe samenspel van
factoren dat daarachter zit, geven hier blijk
van. Ons doel is geweest om een eerste indi-
catie te geven van de orde van grootte van
het fenomeen. In totaal gaat het om ruimte
voor meer dan 100.000 woningen waarvoor
al langer geleden een bestemmingsplan is
vastgesteld dan wel een bouw vergunning is
verleend (peildatum 1 maart 2017).
Wanneer we dat afzetten tegen de bouw -
productie van vorig jaar (62.500 woningen
op grond van het CBS), dan is dat geen
'klein bier'. Bovendien, het gaat zonder
meer om een voorzichtige inschatting. Zo
richten we ons alleen op data van de twee laatste, formele fasen; ook eerder
kan vertraging optreden. Daar -
naast kijken we alleen naar mon -
ofunctionele woonbestemmin -
gen en niet naar plannen waarin
wonen onderdeel uitmaakt van
een gemengde bestemming. Ook
onderschatten we onderbenut -
ting omdat die moeilijk te bepa -
len is. Om die reden hebben we
alleen extremen/evidente onder -
benutting meegenomen. Tot slot gaan we
bij de bepaling van de orde van grootte in
termen van woningaantallen uit van rela -
tief lage (Vinex-)dichtheden, terwijl werke -
lijke stedelijke dichtheden doorgaans (fors)
hoger liggen.
"Met name
gemeenten spelen
een sleutelrol."
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
31
Beleidsimplicaties
Elke locatie, al dan niet stalled, heeft zijn
eigen dynamiek en zijn eigen complexe sa-
menspel tussen draagvlakverwerving, het
programma, het ontwerp (tekenen), de ex -
ploitatie (rekenen) en de kaders van het om -
gevingsrecht. Elk project zijn eigen pijplijn.
Voor zover die individuele pijplijnen verkort
kunnen worden, ligt de oplossing daartoe
doorgaans op lokaal niveau, bij de directbe -
trokkenen zoals gemeenten, grondeigena -
ren, woningcorporaties, ontwikkelaars en
omwonenden. Met name gemeenten, niet
alleen in hun rol als ruimtelijke ordenaar
maar ook als grootgrondbezitter van stal-
led sites spelen hierbij een sleutelrol. In die
laatste rol kan spoedige gronduitgifte hel-
pen bij de woningbouw versnelling.
De mogelijkheden voor de nationale over -
heid voor het versnellen van de vastgelopen
woningproductie lijken beperkt. Extra ver -
snelling kan nauwelijks worden bereikt
door aanpassingen van wet- en regelgeving.
De Wro (2008), de Wabo (2010), de Crisis- en herstelwet (2010), de aanstaande Omge
-
vingswet (2016, inwerkingtreding 2021) en
vele tussentijdse wetswijzigingen hebben
dit al beoogd. Als die al tot tijdwinst hebben
geleid ? dat valt moeilijk te meten - dan valt
niet te verwachten dat daar bovenop nog
eens extra tijdwinst te behalen is. Daar -
naast kan nog gedacht worden aan extra fi -
nanciële stimuleringsmiddelen in de vorm
rijkssubsidies, maar ook die zijn niet zonder
kanttekeningen en bijwerkingen. Er is geen
eenvoudige nationale kraan die a al de mi-
nute verder opengezet kan worden.
Met dank aan Lianne van Duinen,
Martijn Eskinasi, Janet Askew,
Raimond Mooij, Frans Schilder,
Marc Hanou, Jan-Jaap Visser en
Dorien Manting voor hun hulp bij de
totstandkoming van dit artikel.
LEES MEER
Lees dit artikel, en meer, ook online
op www.ruimteenwonen.nl/artikelen
Woonwijk inbaanbouw
BRON TYPICALMEDIA
32
De nieuwe Woningwet is
helder over de rol van wo-
ningcorporaties, zo con-
cludeert de huidige minis-
ter van Wonen Ollongren
elders in dit nummer. Te-
rug naar de kern, huisves-
ting voor lage inkomens-
groepen, verder geen
franje en niet zeuren over
de verhuurderheffing. Wo-
ningcorporaties zijn er
voor betaalbaar residenti-
eel vastgoed voor de min-
derbedeelden. De ruimte
voor uitgaven voor leef-
baarheid van dit residenti-
eel vastgoed is beperkt
tot 174 euro per woning
per jaar. De taak voor wo-
ningcorporaties is daar-
mee helder geworden!
De Parlementaire Enquête-
commissie Woningcorpora -
ties onderbouwt de nood -
zaak tot helderheid.
Woningcorporaties zijn te ver gegaan: de tunnel in
Deventer en het stoomschip
in Rotterdam zouden met
de kennis van nu niet meer
worden goedgekeurd als
investeringen voor leef
-
baarheid. Een interessant
gegeven is wel dat wethou -
ders en het ministerie ver -
antwoordelijk voor wo -
ningcorporaties, destijds
blij waren met deze brede
interpretatie van wonen.
De vraag is hoe het anno
2018 staat met de verwach -
tingen van met name lokale
partners ten aanzien van
woningcorporaties?
Het is helder dat de tunnel
en het stoomschip niet
meer tot het domein van
woningcorporaties beho -
ren. Maar hoe zit het met
allerhande leef baarheidsac -
tiviteiten gericht op kwets -
bare groepen en kwetsbare
wijken. Wie pakt al die
zaken op die woningcorpo -
raties niet meer doen sinds
de nieuwe Woningwet. Zijn
gemeenten in staat om dit
"maatschappelijk gat " te
dichten zoals minister Ol-
longren voorstaat?
Als het gaat om de zorg -
transitie en het streven
De taak voor woning
corporaties is daarmee
helder geworden!
Van maatschappelijk
gat naar speelveld
33
Marja Elsinga
Hoogleraar Housing Institutions & Governance Faculteit Bouwkunde, TU Delft
Vicevoorzitter College van Deskundigen SVWN en vicevoorzitter Nederlandse Woonbond
naar "langer zelfstandig
wonen" van ouderen en
bijzondere doelgroepen,
wordt er vaak een voor -
beeldrol verwacht van
woningcorporaties! Ook
als het gaat om de ener -
gietransitie, dan wordt er
een "startmotorfunctie"
van woningcorporaties
ver wacht. Het klimaatak -
koord vraagt grote "start -
motor investeringen". Het
gaat hier om rollen die niet
omschreven staat in de
Woningwet. De (implicie -
te) verwachtingen over
zorg en energie ten aan -
zien van woningcorpora -
ties staan op gespannen
voet met de nieuwe hel-
derheid die de Woningwet
uitstraalt.
De vraag is hoe dit maat -
schappelijk gat al dan niet
gevuld wordt in de lokale
prestatieafspraken. In hoe -
verre blijven woningcorpo -
raties binnen het landelijk
kader van de Woningwet
en voldoen ze aan de ver -
wachtingen van alle nieu -
we controleurs die in stel-
ling zijn gezet. In hoeverre
komen ze tegemoet aan de
(impliciete) verwachtingen van gemeenten en bewo
-
ners in de lokale prestatie
a fspra ken?
De energie- en zorgtransi -
tie staan voor de deur en
betekenen een grote opga -
ve voor lokale overheden.
Ook van burgers wordt het
nodige verwacht in de
participatiesamenleving
anno 2018. Wat is in deze
context de ver wachte
maatschappelijke meer -
waarde (public value ge -
noemd door Jos Koffijberg
in dit nummer) van wo -
ningcorporaties? Als het
gaat over de goede dingen
doen gaat het dus niet
alleen over wonen, maar
vooral ook over zorg en
energie. De organisatie
van wonen is cruciaal voor
het realiseren van zorg- en
energieambities en dus
niet alleen een zorg voor
minister Ollongren, maar
ook voor de ministers De
Jong en Wiebes!
Er zijn twee oplossingen
voor het dichten van het
maatschappelijke gat: zor -
gen dat lokale verwachtin -
gen zich aanpassen aan de
wet of zorgen dat de toe -
passing van de wet zich aanpast aan de lokale ver
-
wachtingen. Ik ben voor -
stander van de laatste optie
omdat lokaal maatwerk de
kern is van de maatschap -
pelijke meerwaarde van
woningcorporaties. De
experimenten met het visi-
tatiestel voor woningcorpo -
raties waarin de opinie van
lokale stakeholders cen -
traal staat, bieden moge -
lijkheden om de lokale
opgave meer deel uit te
laten maken van het ver -
antwoordingssysteem.
Benoem het maatschappe -
lijk gat: de zaken die corpo -
raties niet meer doen sinds
de Woningwet 2015 en hoe
belangrijk die zijn voor de
kwaliteit van de stad of het
dorp. Maak vervolgens
afspraken over wie ze op -
pakt; gemeente, bewoners,
woningcorporaties of con -
cludeer dat andere lokale
partners zoals zorginstel -
lingen en investeerders in
het middensegment hier -
voor nodig zijn. De focus
dient te liggen op wat er
lokaal nodig is: opdat het
maatschappelijk gat een
maatschappelijk speelveld
mag worden!
COLUMN
34
Midden-
huur mist
loods
Drie kapiteins op het schipDe behoefte aan méér middenhuurwoningen wordt
alom erkend. Ze zorgen voor meer doorstroming,
minder marktschommelingen, meer flexibiliteit en
meer snel beschikbare woonruimte. Middenhuur is
als smeerolie voor de woningmarkt. Het realiseren
van meer middenhuur is echter als een stuurloos
schip. Vertrouwen, transparantie, einddoelen en koers
zijn termen die niet samen worden gedeeld. De drie
belangrijkste spelers op de middenhuurmarkt ?
gemeente, markt en woningcorporaties ? werken
los van elkaar. Het schip komt de haven niet uit. De
toeschouwers op de wal kijken lijdzaam toe. Dat zijn
de mensen met een (laag) middeninkomen. Woningen
die voor hen betaalbaar zijn, tussen de pakweg ?600
en ?800, worden nauwelijks aangeboden. Voor meer
middenhuur moet het schip wel een beetje doorvaren.
Het Middenhuurschip heeft een loods nodig.
Tekst Vera Beuzenberg, Fons Lustenhouwer en Frank Wassenberg
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
35
BEELD FRANK WASSENBERG
36
WONINGMARKT DRAAIT DOOR
H
et schuurt op de woning-
markt. Neem Juri. Hij heeft
zijn opleiding in Gronin -
gen afgerond en kan met -
een in Haarlem aan de slag
als elektrotechnicus, een tijdelijke functie.
Hij schrijft zich netjes in bij de lokale wo -
ningcorporatie, maar hoort dat de wacht -
tijd minstens vijf jaar is, ook in een buiten -
wijk. Om te kopen heeft hij geen geld. Zijn
ouders wonen in Drenthe, dus heen en weer
reizen is geen optie. En particuliere huur -
woningen zijn schaars en te duur. Om zich
heen ziet Juri allerlei soorten mensen die
net als hij naarstig op zoek zijn: een ge -
scheiden vader, een buitenlandse onder -
zoeker aan de Universiteit, een jong stel,
een gezin dat het oude huis al had verkocht,
maar waarbij de nieuwbouw is vertraagd,
een leraar Engels, een groepje arbeidsmi-
granten, een ex-student. Allemaal concur -
renten. Juri weet niet of hij wel kan begin -
nen op deze manier. Misschien blijft hij
maar in Groningen. Dat woningen in steden als Amsterdam
en Utrecht niet aan te slepen zijn, is inmid -
dels wel bekend. Uit recente cijfers van Pa -
rarius blijkt dat vrije sector huurwoningen
ook in middelgrote steden in een gespan -
nen woningmarkt steeds duurder, schaar -
ser, en nog onbereikbaarder worden. Deze
trend wordt veroorzaakt door ontwikkelin -
gen die in meer landen waarneembaar zijn:
de trek naar de stad, toename van het aan -
tal kleine huishoudens, groei van de dien -
sten- en kennissector, economische voor -
spoed en de (her)waardering van het
stedelijk leven. Het middenhuursegment is te klein in de
meeste gemeenten van ons land. Oók bui-
ten de Randstad. In dit artikel kijken we
naar behoefte en aanbod op de woning -
markt. We constateren een disbalans waar -van mensen met een lager middeninkomen
de dupe zijn, en verkennen mogelijkheden
om het middenhuursegment te vergroten.
Daarbij kijken we vooral naar de partijen
die dat moeten doen: gemeenten, markt
-
partijen en woningcorporaties. Alleen of
samen.
Het tekort aan middenhuur
in beeld
De Nederlandse woningmarkt is vanuit eco -
nomisch perspectief een wonderlijk feno -
meen. Eigenlijk is sprake van een imperfec -
te markt. Op een reguliere markt zoeken
vraag en aanbod elkaar op en er wordt gele -
verd waar de meeste vraag naar is, maar de
woningmarkt functioneert anders. De vraag
moet vooral binnen de bestaande woning -
voorraad worden geaccommodeerd, want
door de lange realisatietijd van nieuwe wo -
ningen (ca. 7 jaar) reageert het aanbod
traag op de vraag uit de markt. Ruimtelijke
beperkingen, huurprijsregulering en seg -
mentering (in een sociaal en een geliberali-
seerd huursegment) voorkomen dat aanbod
en prijs van huurwoningen snel aan een wij -
zigende marktvraag worden aangepast. Bo -
vendien worden de sociale huur- en de koop -
sector door de overheid sterk financieel
gesteund in tegenstelling tot de vrije huur -
sector. Dit maakt het voor marktpartijen las -
tiger om concurrerend middenhuurwonin -
gen te realiseren. Figuur 1 laat daarvan de gevolgen zien.
Links zien we de inkomensverdeling, sche -
matisch weergegeven. In het middelste pla -
tje staat de woningmarkt zoals die geldt
voor steden als Leiden, Amsterdam of
Utrecht. Met veel goedkope (vaak sociale
huur-) woningen, of dure (vaak koop-) wo -
ningen. De groep middeldure (vaak parti-
culiere huur-) woningen is klein. In het
rechterplaatje staan ze over elkaar gete -
37
"Investeren
in een winkel- centrum in
Maleisië. Dat
is een gemiste kans."
VERA BEUZENBERG, FONS LUSTENHOUWER,
FRANK WASSENBERG
38
0%10% 20%30%40%50%60%70%80%90%100%
Hoge inkomens
Hoge middeninkomens Middeninkomens
Lage middeninkomens Sociale doelgroep
Corporatie < ?711 Particulier < ?711 Vrije sector > ?711 Koop
Inkomen
Inkomen
Goedkoop
Middel
Duur Aantal woningen
Drie sectoren
Aantal personen
Goedkoop
Middel
Duur Aantal woningen
Drie sectoren
kend. Het tekort aan middeldure (huur-)
woningen is in een oogopslag zichtbaar.
Wanneer heb je een
middeninkomen?
Als we spreken over het middensegment,
kunnen we doelen op mensen met een mid -
deninkomen, of woningen met een middel-
dure huur- of koopprijs. Qua doelgroep on -
derscheiden we huishoudens met een laag,
midden of hoog inkomen. Anderhalf mil-
joen huishoudens behoren tot de midden -
groep, 21% van alle huishoudens. In dit ar -
tikel focussen we op deze middengroep en
delen hen daartoe in drieën in (met inko -
mensgrenzen, prijspeil 2018, van ?36.798 -
?41.056 - ?44.360 - ?52.500). In figuur 2
zien we hoe de verschillende inkomens -
groepen over de woningvoorraad zijn ver -
deeld. Alle drie groepen middeninkomens wonen het vaakst in een koopwoning, (op
afstand) gevolgd door een sociale huurwo
-
ning. Slechts een beperkt deel woont in een
vrije sector huurwoning. Dat kan ook niet
anders, want dat marktaandeel is maar
klein (ca. 6%).
Wat is middenhuur?
Qua woningen focussen we op midden -
huur, maar wat is dat? Rob van Gijzel
spreekt in zijn rapport Samen bouwen aan
middenhuur over 'huurprijzen tussen ?700
en ?1000'. Woningcorporaties en Aedes on -
derscheiden goedkope, betaalbare en dure
huurwoningen. De laatste groep begint bij
de tweede aftoppingsgrens van ?640
(prijspeil 2018). Het Ministerie van BZK
doet er in een themahoofdstuk in Staat van
de Woningmarkt 2017 geen uitspraken
ove r.
Figuur 1. De imperfecte Nederlandse woningmarkt
Figuur 2.
Inkomensgroepen naar
woonsituatie
39WONINGMARKT DRAAIT DOOR
Is het middensegment wel
betaalbaar voor midden
inkomens?
Door aanscherping van de toewijzingsregels
voor sociale huurwoningen en strengere hy -
potheekeisen zijn steeds meer huishoudens
met een laag middeninkomen aangewezen
op woningen in het middenhuursegment.
Uit het onderzoek van Platform31 Ruimte
voor middeninkomens blijkt dat een deel
van deze huishoudens geen huren van ?711
of meer kan betalen. Weliswaar kan de
groep met een inkomen tot circa ? 40.000
tijdelijk tot 2021 in de sociale huursector te -
recht, maar dit biedt alleen soelaas voor
huishoudens met kinderen. Uit het onder -
zoek blijkt dat gezinnen
met dat inkomen over
onvoldoende financiële
r
Reacties