244
" Wel 'next',
maar
niet heel
dichtbij.
"
Next Economy
" Wonen komt
bij het Rijk
weer door de
voordeur."
Next Living
Land zoekt minister: Nederland is op zoek naar
de persoon die vier jaar het voortouw neemt bij
de inrichting van het land. Charisma is een pré.
RUIMTE
+ W NEN
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
" Een boer
denkt in
perioden van
100 jaar."
Dirk Molenaar 60
" De ruimtelijke
ratificatie van
het klimaat
beleid
."
Next Energy 70
01/2017 Ruimte en Wonen Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
THEMA: OMGEVINGSVISIE
1/2017
Het kennisnetwerk Ruimte en Wonen organiseert dit jaar vier kennisnetwerken voor leden en partners. Tijdens deze events gaan we dieper in op één van de
thema´s en delen we de meest inspirerende verhalen met elkaar. We zorgen voor een actief programma met ruimte voor samenwerkingsspecialisten. Uiteraard af te sluiten met een netwerkborrel. Zet daarom nu alvast in je agenda:
Woensdag
5
juli
2017
thema: Tweedeling
Woensdag
27
september 2017
thema: Kwaliteit van leven
Woensdag
6
december 2017
thema: Energietransitie
Kijk voor meer informatie op ruimteenwonen.nl
Samenwerken en kennisdelen
vormt de rode draad bij alle
events. Daarom is er veel ruimte
voor samenwerkingsspecialisten.
Ruimte en Wonen is het resultaat van de samenvoeging van
RUIMTE
+ W NEN
kennisnetwerk
1 RUIMTE EN WONEN
1/2017
THEMA'S
4 Next Living
Ellen van Bueren,
Agnes Franzen,
Wouter van Gent
24 Next Economy
Oedzge Atzema,
Robbert Coops,
Ton van Rietbergen
50 Next Farming
Silke den Hartog-de
Wilde en Krijn Poppe
70 Next Energy
Dirk Sijmons met
een bijdrage van
Marco Vermeulen
REPORTAGES
14 Een tijdreis naar
Almere Haven
Tony Jacobs
42 Het Rijk moet
nu zijn verant-
woordelijkheid
pakken
Paul Gerretsen en
Robert Dingemans
60 Interview boer
Dirk Molenaar
Evamarije Smit
82 Energie is
ruimte
Christine van Eerd en
Jeroen Niemans
94 Schaduwspel
met de
toekomst
Jeroen Niemans
EN VERDER
2 The stage is set
Martijn Eskinasi,
Paul Gerretsen en
Evamarije Smit
38 In beeld
Hoe woont Nederland?
Frans van de Liefvoort in
Veghel
41 Column
De kerk of de kroeg
Miriam Notten
92 Column
Nieuwe omgevingswet
gigantisch onderschat
Aafke Osse
98 Boekenrecensie
'Planners and Builders' en
de 'De Paradijsmethode'
100 Colofon
Inhoud
92 94
" Schaduw
spel met de
toe komst."
Jeroen Niemans
" Nadenken
over onze
agrofood
s e c t o r."
Next Farming 50
" Nieuwe
omgevings
wet onder
schat."
Aafke Osse
THEMA OMGEVINGSVISIE
2 RUIMTE EN WONEN
1/2017
The stage is set
De verkiezingen zijn
geweest: op de departe-
menten zijn de fiches
voor de kabinetsformatie
geschud, de buitenwacht
roert zich met manifes-
ten en pamfletten, de
miljarden vliegen in het
rond, het spel kan begin-
nen. De spanning stijgt.
De nationale agenda, waar
het gaat om de inrichting
van ons land, is jaar na
jaar leger geworden. Ze
mist niet alleen zinvolle
projecten, maar veel meer
nog ideeën. Tegelijkertijd
is er een groeiend besef
dat de problemen zich aan
het opstappelen zijn en
dat een koersbepalende
nationaal verhaal wordt
gemist. De verkiezingen
vielen dit keer gunstig. In de luwte van een aflopen-
de beleidsperiode is een
stevige basis geformu-
leerd. Deel één van de Na-
tionale Omgevingsvisie,
met daarin de opgaven,
ligt klaar voor een nieuwe
ploeg. Nodig zijn dappere
keuzes en een duidelijke
nationale koers. Een nieu-
we ministersploeg kan de
komende jaren flink aan
de slag. Daar horen ook
nieuwe gezichten bij en
een nieuwe ambitie en ge-
drevenheid, want die is
hard nodig.
Ook voor dit vakblad
geldt een nieuw gezicht,
een nieuwe titel en een
nieuwe formule. Ruimte
en Wonen is een nieuw
kennisnetwerk over de
leefomgeving, waar u, als
ruimtelijk professionals en
woningmarktexperts, ook
toe behoort. Bedoeld voor
deze professionals bij
overheden, woningbouw-
corporaties, commerciële
partijen die begrijpen dat
integraal denken en werken
de sleutel is voor hun suc-
ces. De agenda voor de
nationale omgevingsvisie,
die in dit eerste nummer
Met deze titel spreken
we de diverse disciplines
aan; alle ruimtelijke
professionals en
woningmarktexperts." "
3 RUIMTE EN WONEN
1/2017
HOOFDREDACTIONEEL
centraal staat, illustreert
deze ontwikkeling in de
beroepspraktijk treffend:
de omgevingswet nodigt
mensen uit het oude los te
laten, anders te denken en
werkelijk samen te werken
met een grote(re) betrok-
kenheid van de eindge-
bruiker in een stad, regio
of dorp. De nationale om-
gevingsvisie moet de ver-
wezenlijking worden van
dit denken op de schaal
van het land. Een belang-
rijke missie voor de hele
beroepsgroep.
De vakbladen Tijdschrift
voor de Volkshuisvesting
(TvV) en Stedenbouw en
Ruimtelijke Ordening
(S+RO) groeiden de afge-
lopen jaren naar elkaar
toe. Op de redacties van
beide vakbladen, uitgege-
ven door Aeneas Media,
zagen we een grote be-
langstelling voor dezelfde
thema´s: Energietransitie,
Sociale tweedeling, Kwali-
teit van Leven, Agro-food,
Economie en Mobiliteit.
Parallel aan de recente
ontwikkeling richting inte-
graal denken en werken
leek ons dit een uitstekend moment de twee titels
weer samen te voegen,
zoals het ooit ook begon-
nen was. In de gedrukte
uiting, dit vakblad, staan
als altijd beschouwende
artikelen. Daarnaast is er
meer ruimte voor reporta-
ges, voor wat er op oog-
hoogte gebeurt; signalen
van de koude grond.
De nieuwe naam Ruimte
en Wonen staat voor Ruim-
telijke Omgeving en Wo-
nen. De titel maakt in een
klap duidelijk waarover
het gaat en waar Neder-
land zo goed in is: de
ruimtelijke ordening van
ons landschap, onze dor-
pen en steden met oog
voor gelijkwaardigheid
tussen culturele, maat-
schappelijke en economi-
sche belangen. Met deze
titel spreken we de diverse
disciplines aan; alle ruim-
telijke professionals en
woningmarktexperts.
Ruimte en Wonen is ook
een netwerk waar een
goed geïnformeerd debat
wordt gevoerd en waar
verhalen uit stad en regio
worden gedeeld. Elke edi-
tie van het vakblad (vier keer per jaar) krijgt een
thema waaraan een bijeen-
komst wordt gekoppeld.
Maar ook online ligt de
nadruk op het debat en de
interactie tussen de leden
van dit netwerk. Het is
altijd spannend iets nieuw
te doen. Om die reden
nodigen we u van harte uit
ons feedback te geven.
Alle suggesties om te ver-
beteren, aan te scherpen
en verder te ontwikkelen
zijn meer dan welkom. We
willen u graag persoonlijk
ontmoeten en ook u de
kans geven elkaar, buiten
de eigen vertrouwde vak-
jes, te ontmoeten. Dat kan
bij ons, bij Ruimte en Wo-
nen. We hopen u te zien
op een van onze bijeen-
komsten dit jaar. The stage
is set, the curtain rises and
we are ready to begin.
Paul Gerretsen,
Stedenbouw &
Ruimtelijke Ontwikkeling
Martijn Eskinasi,
Wonen & Kwalititeit van
de Leefomgeviing
en Evamarije Smit,
Conceptmanager
Ruimte en Wonen
Next
living
Introductie: wonen terug
op de agenda
Op de politieke agenda is wonen terug van
weggeweest. Druk op de woningmarkt -of
juist de afwezigheid daarvan- in combina-
tie met grote maatschappelijke transities,
heeft tot belangrijke sturingsvraagstukken
geleid. Ook de Rijksoverheid zal zich daar
niet langer afzijdig van kunnen houden. Na
een lange periode van terughoudendheid en
stilte op het gebied van Rijks Interventies in
de leefomgeving, staan we nu voor belang-
rijk moment. De Omgevingswet, waar de
Omgevingsvisie onderdeel van uitmaakt, zal
in 2019 in werking treden. De wet verplicht
overheden tot het schetsen van integrale vi-
sies op alle bestuursniveaus. Het gaat niet
alleen om ruimtelijke planning, maar ook om
gezondheid, veiligheid, burgerparticipatie,
milieu, landschap, economie en water. De
veelvoud van beleidsdomeinen en -doelen
zal onherroepelijk spanningen opleveren in
(ruimtelijke) planning. Na een lange periode
van stilte op het gebied van Rijks Interventies
en beperkte investeringen, staan we nu voor
een belangrijk moment.
Wonen komt bij het Rijk
weer door de voordeur
Tekst Ellen van Bueren en Agnes Franzen,
TU Delft, Wouter van Gent, Universiteit van
Amsterdam
Katendrecht in Rotterdam,
FOTO: IABR KIM BOUVY
5 RUIMTE EN WONEN
1/2017
THEMA
6 RUIMTE EN WONEN
1/2017
B
innen de omgevingsvisies zal
woningbouw de komende
jaren een belangrijke opga-
ve vormen. En meer nog dan
voorheen zal het woonvraag-
stuk niet alleen gedreven worden door re-
gionale dynamiek maar ook door nationale
en mondiale ontwikkelingen op het gebied
van economie, technologie, demografie, kli-
maat en milieu. Ontwikkelingen in 'wonen'
zijn verbonden met economische herstruc -
turering, grijze en groene druk, internatio -
nale migratie en nieuwe ontwikkelingen in
energie, vervoer en digitale dienstverlening.
Recentelijk zien we een steeds grotere druk
op het wonen in stedelijke regio's, dichtbij
werk en sociale- en culturele voorzieningen,
roepend om een verdere verdichting van
hoogstedelijke gebieden. Daarnaast biedt
de aantrekkingskracht van de stad de markt
nieuwe mogelijkheden voor de bouw van
nieuwe buurten aan de rand van de stad en
voor de herstructurering van buurten bui-
ten de oude stad en van verouderde haven-
en industriegebieden. Echter, bij deze opga-
ven zien we grote financiële tekorten. Zeker
in zwakkere marktgebieden leidt dit tot een
terughoudende inzet van private partijen.
De wenselijke ontwikkelingen zoals die in
omgevingsvisies (zullen) worden geschetst
en zullen hierdoor in de praktijk soms zeer
lastig te realiseren zijn. Een actuele vraag is hoe de kwaliteit van
bestaande en nieuwe woonmilieus gehand-
haafd kan blijven in zowel kansrijke als in
'kansluwe' gebieden en hoe toekomstige
uitdagingen effectief kunnen worden aan-
gepakt in heel Nederland. Om de komen-
de jaren voldoende brede en doelgerichte
investeringen te realiseren, zien wij in de
omgevingsvisies een duidelijke rol voor de
overheid; ook op Rijksniveau. Het hoe en waarom van deze herintredende overheid
zullen wij hieronder toelichten.
Woningmarkt als essentiële
factor in competitieve steden
In de afgelopen twintig jaar worden steden
steeds meer uitgedaagd met elkaar te con-
curreren, omwille van het aantrekken van
bewoners en bedrijvigheid en het bieden van
economische vooruitgang, welvaart en wel-
zijn. Deze concurrentiestrijd vindt plaats op
regionale of metropolitane schaal, maar ook
binnen regio's zien we vaak dat lokale over-
heden elkaar de loef proberen af te steken.
De transitie naar een duurzame economie
wordt gezien als een van de cruciale factoren
in deze competitie. Veelal wordt deze discus-
sie gevoerd vanuit het oogpunt van milieu-
technische duurzaamheid (energie, materia-
len,
resilience) of economische duurzaamheid
(transformatie van de op CO
2-gebaseerde
economie, met bijbehorende verdienmodel-
len). Aandacht voor wonen is er nauwelijks.
Woonmilieus zijn echter een belangrijke ves-
tigingsfactor, in alle segmenten, inclusief de
bovenkant en de onderkant van de markt.
In de next economy, waarin de transitie naar
een duurzame samenleving centraal staat,
zou 'wonen' juist een belangrijke succesfactor
kunnen worden. Een gezonde regionale en stedelijke eco-
nomie kan niet zonder een goed functione -
rende woningmarkt die ruimte biedt aan
verschillende doelgroepen en vice versa.
Waar we een aantal decennia dachten dat
geografische ontkoppeling van wonen en
werken een doorzettende trend was, lijkt
deze trend nu te keren. Juist in de stad zijn
sommige groepen burgers in staat om hun
eigen 'werkomgeving' te creëren. Aan de
zelfstandigen biedt de stad de mogelijkheid
om in kleine, losse verbanden met elkaar
7 RUIMTE EN WONEN
1/2017
"In de next
economy, waarin de transitie naar een duurzame samenleving
centraal staat,
zou 'wonen' juist een belangrijke succesfactor
kunnen worden."
THEMA
8 RUIMTE EN WONEN
1/2017
samen te werken, in nabijheid van veel po-
tentiële opdrachtgevers. Dit geldt voor de
zzp-ers maar ook voor de creatievelingen
die in start-ups aan nieuwe ideeën wer-
ken, vaak in nauwe samenwerking met de
gevestigde industrie en bedrijven. Ook de
groeiende groep werkenden met meerdere
banen of stapelbanen lijkt logischerwijze
beter af in de buurt van meerdere werkge-
vers. Voor het aantrekken en behouden van
deze flexibele en creatieve schil van de ar-
beidsmarkt is een toegankelijke, betaalbare
woningmarkt essentieel. Een kleine groep
kan en wil zelf investeren, maar voor de
meerderheid is dit onbetaalbaar.
Een andere vraag is of de nieuwe werk-
gelegenheid in de next economy aan andere
groepen mensen in de samenleving banen
en inkomen biedt. Smartgrids, slimme ste- den, robotisering en automatisering, de
circulaire economie en de deeleconomie
dragen bij aan een verdere digitalisering
en vernetwerking van de samenleving. Ze
veronderstellen vaardigheden, zoals een
bepaalde mate van digitale geletterdheid,
die lang niet bij alle groepen in de samen-
leving aanwezig zijn. Als groepen werkne-
mers inderdaad hun banen verliezen ten
gevolge van deze veranderingen, zal dat
ook gevolgen hebben voor de wo-
ningmarkt. Blijft hun woning be-
taalbaar? Kunnen zij nog steeds
wonen in de buurt van de banen?
Zo nee, waar kunnen zij dan te-
recht en kunnen zij hun woon- en
werkverkeer betalen?
Het belang van diverse
woonmilieus met
sociaal-ruimtelijke
samenhang
De kwaliteit van veel Nederland-
se steden heeft altijd gelegen in
de relatieve hoge sociale samen-
hang, goede betaalbaarheid,
hoge voorzieningenniveau en een
gelijkheid van kansen. Het zal
een uitdaging zijn om deze kwa-
liteiten te koesteren bij het plan-
nen en uitvoeren van de huidige
woningbouwopgave en transfor -
matieopgave.
In de stad dreigt een ongelijkheid tussen
meer aantrekkelijke buurten in het centrum
en nieuwgebouwde buurten aan de rand
aan de ene kant en de naoorlogse perife-
rie aan de andere. Dit geldt op dit moment
vooral voor de noordelijke Randstad maar
ook andere grote steden laten een veran-
dering zien. De zorgen om deze ruimtelijke
tweedeling bestaan al langer, maar het ge-
" De zorgen om deze
ruimtelijke tweedeling
bestaan al langer,
maar het gevolg van
de groter wordende
vraag betekent
een stedelijke
woningnood waar alle
sociale groepen mee te
maken hebben."
9 RUIMTE EN WONEN
1/2017
volg van de groter wordende vraag betekent
een stedelijke woningnood waar alle sociale
groepen mee te maken hebben. Marktpar -
tijen vinden het aantrekkelijk om te bou-
wen voor meer vermogende huishoudens
op populaire plekken. Ook gemeenten ac-
commoderen dat graag, mede om financië-
le redenen. De vraag is dan wie de belangen
van minder vermogende burgers behartigt.
De sociale huursector lijkt de aangewezen
actor hiervoor, maar deze sector geeft aan
op dit moment onder zware druk te staan
in het woonbeleid. Woningcorporaties zijn
ooit ontstaan om het marktfalen in de bouw
van woningen voor geschoolde arbeiders en
lagere middenklasse op te vangen en kun-
nen deze rol nog steeds vervullen, even-
tueel samen met nieuwe wooncoöperaties
gerund door burgers en bijvoorbeeld zor-
ginstellingen. Invulling van de nieuwe woonvraag door
transformatie van locaties in de binnen-
stad en van (voormalige) industriële ge-
bieden is een logische keuze. Het betreft
plekken waar mensen graag willen wonen
en die een dringend aan een drastische op-
knapbeurt toe zijn. Ondanks de eenvoud
van deze redenering, is het verre van een-
voudig om dit ten uitvoer te brengen. Het
versnipperde eigendom, hoge sanerings
-
kosten en de relatieve kleinschaligheid
dragen bij aan een 'onrendabele top' van
de investeringen. De investeringen wor-
den pas over lange termijn terugverdiend;
een termijn die voor vele investeerders te
lang en daardoor te risicovol is. Stedelijke
herverkaveling met betrokkenheid van de
diverse grondeigenaren, zoals het Cruqui -
usgebied, in Amsterdam, kan op sommige
locaties een goede aanpak zijn. Uit diver-
Het Cruquiusgebied in Amsterdam, FOTO: TONY KOOPMANSCHAP
THEMA
10 RUIMTE EN WONEN
1/2017
se onderzoeken blijkt echter dat er onvol-
doende binnenstedelijke capaciteit is om
de geschatte woningbehoefte te realiseren.
Zelfs als alle procedures worden versneld,
gestroomlijnd en er subsidie op gaat, zal dit
slechts in geringe mate (ca. 25-30%) in de
woningbehoefte voorzien. Al zien we deels
ook een verschuiving in de woningvraag,
zeker bij jongeren. 'De' overheid stelt zich
op het standpunt dat de markt het moet
oplossen, maar de markt kan dus slechts
beperkte bijdrage leveren. Het zou jammer
zijn als de kansen op deze binnenstedelijke
locaties onbenut blijven, onnodig ten koste
gaan van 'de groene wei'. Uitbreidingen aan
de rand van de stad bieden voor sommige
steden een passend alternatief. Hier ligt een belangrijke ruimtelijke ontwerpopgave om
te voorkomen, dat het koste gaat van de
stedelijke toegang tot het groen, een unieke
kwaliteit van Nederlandse steden.
Een andere belangrijke vraag is hoe om te
gaan met de groeiende de tegenstellingen op
regionaal niveau tussen de succesvolle steden
en omliggende gemeenten. Een aantal oude
groeikernen uit de jaren 1970 en 1980 zul-
len in de komende jaren fysieke en sociale
neergang meemaken. De verouderende wo-
ningvoorraad kan de concurrentie met nieu-
were buitenwijken in de regio niet aan en zal
onder druk van de stad meer concentraties
van armoede zien. Lage inkomens in een
buurt hoeven geen probleem te zijn, maar de
schaal van sommige van deze wijken zal een
Groeikern in Zoetermeer, FOTO: HARALD MOOIJ, TU DELFT
11 RUIMTE EN WONEN
1/2017
aanzienlijke beheersbaarheidsproblematiek
opleveren. Deze opgave is vergelijkbaar met
de vernieuwingsopgave van de naoorlogse
stadsbuurten eind jaren 1990, maar vele ma-
len groter en, vanwege de eigendomsverhou-
dingen, vele malen complexer. Ondanks deze
en eerder geschetste lastige punten tonen
sommige grote Nederlandse steden enkele
inspirerende voorbeelden voor succesvolle
transformatie. Zo maken Katendrecht in Rot-
terdam, het ZO! City gebied in Amsterdam
Zuidoost, de Binckhorst in Den Haag en het
Honigcomplex aan het Nijmeegse Waalfront
duidelijke dat inzetten op sociaalgemeng-
de woonmilieus mogelijk blijft. Dit vraagt
wel om publieke investeringen, ruimte voor
burgerinitiatief, het juiste schaalniveau van menging, oog voor innovatieve woon-werk-
milieus en een lange adem.
Kijkend naar de totale opgave, is de vraag
wanneer de provinciale overheid en samen-
werkende gemeentelijke overheden dit op
gaan pakken, in de context van de decentrali-
satie van de afgelopen jaren. Een rol van het
Rijk zou kunnen zijn regiopartners te verlei-
den of te dwingen om afspraken te maken
over nieuwbouwlocaties, koop en huur, en
doelgroepen. Sommige gemeenten maken
al afspraken in regionaal verband, maar een
noodzaak tot afstemming kan een gezonde
woningvoorraad waarborgen met homo-
gene buurten in gemengde wijken. Ook zal
de Rijksoverheid er niet onderuit komen om
mede te investeren in de komende vernieu-
wing van de naoorlogse woningvoorraad in
sommige regionale groeikernen, opdat deze
gemeenten duurzaam vitaal blijven. Hier lig-
gen grote kansen voor verduurzaming van de
naoorlogse woningvoorraad en de moderni-
sering van het Nederlandse woonmilieu. Opgaven op regionaal niveau brengt ons
ook bij de versterkte verschillen tussen de
succesvolle regio's in de Randstad en Noord
Brabant en de krimpgebieden aan de rand
van het land. Landelijk gezien, of als Neder-
land als een stadsstaat wordt bezien, dan
is dit ook een vorm van segregatie. Zonder
investeringen in economie en bedrijvigheid,
kan ruimtelijk en woonbeleid alleen de huidi-
ge trend van vergrijzing en krimp faciliteren.
Dit komt neer op het aanpassen van de wo-
ningvoorraad om de grijze druk op te vangen
en het voorkomen van leegstand en verval.
Een andere strategie is het investeren in nieu-
we vervoersinfrastructuur en modaliteiten
om de vraag naar woningen in krimpgebie-
den vergroten. Dit kan echter ook een bedrei-
ging vormen voor de bestaande bedrijvigheid
wanneer bedrijven zich liever vestigen in het
THEMA
12 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Nog te bouwen Fenixlofts in het Rotterdamse Katendrecht, FOTO: WAX & MEI ARCHITECTS AND PLANNERS
centrum van ons land. Het is daarom van be-
lang dat er een nationale woonvisie komt met
betrekking tot krimpregio's die samenvalt
met een economische strategie: bouw voor
nieuwe impulsen, of geleid de demografische
transitie. In beide gevallen hebben lokale
overheden richting en steun nodig.
Duurzaam samenleven nu en in
de toekomst
Naast mondialisering in de economie, is er
-vooral bij de hoger opgeleiden - een her-
nieuwde aandacht voor lokale ambachten
en producten. Dit maakt dat de kwaliteit
van wonen ook gerelateerd is aan het ni-
veau, beschikbaarheid en toegankelijkheid
van voorzieningen. Dit raakt tevens aan
werkgelegenheid. De beschikbaarheid van
banen voor met name laaggeschoolden
dreigt in snel tempo af te nemen met het toenemen van de automatisering en de ro-
botisering van de samenleving. Steden als
Rotterdam, Schiedam en Delft kampen nu
al met een zeer grote goedkope woning-
voorraad die groepen huisvesten waarvoor
nu al onvoldoende banen beschikbaar zijn.
Hierbij past een gesprek over de herpositio
-
nering van de regionale en lokale economie,
waarbij voorkomen wordt dat gemeenten
en regio's elkaar onderling gaan beconcur -
reren om werkgelegenheid - alhoewel dit
nooit helemaal kan worden voorkomen.
Een groeiend aantal gemeenten is zich hier-
van bewust en pakt dit gezamenlijk op. Een actueel voorbeeld is de Metropool-
regio Den Haag-Rotterdam, inclusief o.a.
Delft en de Drechtsteden, waar een regio
aanpak is ingezet. Gericht op werkgelegen -
heid stimulerende duurzame economie.
Door een gezamenlijke visie met bijbeho-
13 RUIMTE EN WONEN
1/2017
rend investeringsprogramma op te stellen,
waarbij de duurzame economische onder-
scheidende kracht van de steden benut
wordt om gericht in 150 projecten te inves-
teren. Denk naast transformatie van kanto-
ren en bedrijfsterreinen aan smartgrids en
energie infrastructuur met warmtenetten
en proeftuinen. Tot slot zullen ook met de omgevings-
visie er keuzes moeten worden
gemaakt. Denk aan het nieuwe
aandachtsveld gezondheid. Met
de decentralisatie van veel maat -
schappelijke zorg dient voorko-
men te worden dat juist gemeen-
ten met veel zorgvragers weinig
budget hebben voor de invulling
van die vraag, maar bovenal geen
geld meer over hebben voor de
bekostiging van andere sociale
en culturele voorzieningen die
bijdragen aan leefbaarheid, zoals
groenvoorziening en parken (juist
van belang voor klimaatadap -
tatie), zwembaden en andere
sportfaciliteiten. Dit kan via een
verdeling via het Gemeentefonds.
De omgevingsvisie gaat uit van
bijdragen vanuit diverse beleids-
velden. Naast eerder genoemde
punten is er ook aandacht voor
technologische ontwikkelingen.
De voordelen van de digitale sa-
menleving zouden de ongelijkheid tussen
buurten, wijken, steden en regio's kunnen
versterken en toegankelijkheid van voorzie- ningen verminderen; zeker daar waar basis
-
voorzieningen als contact met de gemeente
en aanbieders van andere voorzieningen op
gebied van wonen, werk en gezondheid in
sterke mate zijn gedigitaliseerd. Daarnaast
vereist de digitale infrastructuur, die ook
onze woonomgeving doordringt, een visie
op de verhouding publiek-privaat inzake
infrastructuur, data-analyse en databezit,
met het oog op toegankelijkheid van data,
veiligheid en privacy.
Kortom laten we voorkomen dat wonen
alleen wordt geadresseerd in aantallen,
tempo, dichtheden en locaties. 'Wonen',
verdient het om in samenhang met ande-
re ontwikkelingen in de maatschappij te
worden opgepakt, door politiek, publiek,
markt, bedrijven en burgers gezamenlijk.
"Sommige gemeenten maken al afspraken
in regionaal verband, maar een noodzaak tot afstemming
kan een gezonde
woningvoorraad waarborgen met
homogene buurten in gemengde wijken."
LEES MEER
Op ruimteenwonen.nl lees je het
uitgebreide essay van dit artikel,
inclusief de geraadpleegde literatuurlijst.
THEMA
14 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Een tijdreis
naar
Almere
Haven
15 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Een tijdreis
naar
Almere
Haven
Almere van uit de lucht bekeken. De lege stukken land zijn hierdoor goed zichtbaar.
REPORTAGE
16 RUIMTE EN WONEN
1/2017
N
a een korte stop op het ei-
gentijdse station, boort de
trein zich verder de stad in.
Het heeft wat weg van tijd-
reizen: Almere Stad maakt
er geen geheim van gebouwd te zijn in de
jaren '80. Een opvallend kenmerk van de
stad is dat de stadsdelen van elkaar worden
gescheiden door grote stukken groen. Geen
geplande parken, maar leeg land. Daarmee
lijkt de stad versnipperd, een verzameling
van eilandjes waarop Almeerders wonen.
Dat is geen toeval, vertelt Nico van Duijn,
een gepensioneerd huisarts, nu raadslid
voor Leefbaar Almere. "De grote stedenbouwkundigen heb-
ben die plekken nooit ingevuld. De stad
is doelbewust niet afgemaakt. Dat vind ik
briljant", als Almeerder van het eerste uur
steekt Van Duijn zijn liefde voor de stad niet
onder stoelen of banken: "De ingenieurs die
deze stad verzonnen hebben verdienen de
Nobelprijs!" Het gesprek met Van Duijn heeft plaats
in brasserie Bakboord, in het puntje van
waaruit het allemaal begon: Almere Haven.
Aan de rand van Haven kijk je uit over het
Gooimeer naar het 'oude land', zoals de pio-
niers het toen noemden. Vanaf dat moment, in de winter van '76, zou hier een compleet
nieuwe stad oprijzen, gebouwd door de Ha-
venaars zelf. "Daarom kwam je hier, zodat
je het in eigen hand had." Van Duijn blikt
terug: "Voor een deel waren dat mensen
die een leuk huis zochten en elders niet
meer terecht konden. Maar het waren ook
de
infrastructurele mensen, zoals ik, die het
vreselijk leuk vonden om binnen hun vak
eigen voorzieningen op te zetten: de poli-
tieagent, de bakker, de dokter, de journalist
enzovoort." Almere moest een samenleving worden
waar voor iedereen ruimte was. "De inge-
nieurs wilden een redelijke mix van inwo-
ners. Het was zeker niet alleen voor jonge
volwassenen. Doelbewust was de slogan:
'Kom naar Almere, neem je moeder mee'.
De kersverse huisarts (toen 27 jaar) zag hoe
van meet af aan de bewoners betrokken
waren bij hun wijk en elkaar: in een korte
tijd zetten een paar honderd mensen tallo-
ze verenigingen op. "Dat ging achter elkaar
door. Iedereen zat wel in een paar besturen.
Niet planmatig, maar op basis van een ge-
voel", zegt Van Duijn. Het nieuwe land, was
zo'n sterk sentiment: "Ik denk dat als je ons
op een kaal Ameland had neergezet, dan
hadden we precies hetzelfde gedaan."
Wie met de trein vanaf Utrecht naar Almere reist, treft eerst Almere
Poort. Een keurige nieuwbouwwijk (start bouw in 2005) aan de
rand van de stad, precies daar waar het water en de polder elkaar
ontmoeten. Een kaarsrechte grens, waarbij de eengezinswoningen
uitkijken over nog onbebouwde grond. Hier zie je de eerste
aanwijzingen dat een stad, en Almere in het bijzonder, nooit af is: in
het straatbeeld staan zandhopen en steigers.
Tekst Tony Jacobs Beeld Maarten Feenstra
17 RUIMTE EN WONEN
1/2017
"De
ingenieurs
die deze stad verzonnen hebben,
verdienen de Nobelprijs!"
NICO VAN DUIJN
REPORTAGE
18 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Jaren 70
Almere Haven werd voor het grootste deel
gebouwd tussen 1976 en 1990. De opzet was
kleinschalig, met ruimte voor het water en
de natuur. Compleet volgens de mode in de
jaren '70. Haven groeide uit tot tien wijken,
die bijna allemaal gebouwd zijn met kenmer-
kende naar binnen gerichte hofjes. Het moest
de nieuwe bewoners een dorpsgevoel geven.
"Een wijk die in een relatief hoog tempo uit
de grond gestampt is", zegt Tjeerd Herrema
(PvdA), wijkwethouder van Almere Haven
en wethouder Ruimte, Wonen en Wijken. "Al-
les in dezelfde architectuur en stedenbouw-
kundige opzet. Dat heeft voor- en nadelen.
Je versteent het denken van een bepaalde
periode in een wijk."
"Het hofjesdenken stond centraal", vertelt
Herrema. "Dat was het idee van hoe een
samenleving in elkaar moest zitten: klein-
schaligheid, herkenbaarheid en laagbouw."
Het leverde een eentonige woningvoorraad
op, met veel sociale huur. Van Duijn herin-
nert zich hoe in de eerste jaren alleen maar
sociale huurwoningen werden gebouwd.
"Het was een sociaal-democratische tijd en
dat zie je nog steeds terug in Haven."
Sociale huur
Wat begon met enkele tientallen inwoners,
is uitgegroeid tot een volwassen stadsdeel
met zo'n 22.000 inwoners, verspreid over
10.000 huishoudens. Het is het kleinste
stadsdeel van Almere (bijna 200.000 in-
woners) en de gemiddelde waarde van een
woning in Haven is 190.000 euro.
Op de landelijke Leefbarometer van de
overheid, scoort Almere Haven onder het
gemiddelde. Het centrum scoort 'voldoen -
de', en wijken als De Hoven en De Wierden,
zwak. Zij scoren het laagst op bewoners,
woningen en veiligheid. Voor het centrum van Haven ligt de score van voorzieningen en
fysieke ruimte wel boven het landelijk gemid-
delde. In de middenklassewijken is de verde-
ling van de woningen op sommige plekken
80 procent koop en 20 procent sociale huur,
maar in andere wijken ligt die verdeling an-
ders: de woningcorporaties bezitten in het
centrum van Haven meer dan de helft van
de woningen. Ook zijn er wijken waar dat
percentage rond de 70 procent ligt, en zijn er
clusters die volledig in het bezit zijn van de
corporaties. "De verhoudingen zijn een beetje
scheef in sommige delen van Haven", vindt
ook de wethouder.
Dit zorgt ervoor dat het stadsdeel op enkele
plekken op sociaaleconomisch niveau weinig
spreiding kent. En dat heeft z'n keerzijde. De
eenzijdige samenstelling van de woningvoor-
Almere Poort heeft
nog genoeg ruimte
om te bouwen
19 RUIMTE EN WONEN
1/2017
raad, merkt de gemeente op in een karakter-
schets van Haven, trekt 'selectieve migratie'
aan: wie kansen heeft vertrekt, wie geen kan-
sen heeft komt er wonen.
"Het meest in het oog springende pro-
bleem van Haven is de scheve economische
verdeling, met name in het centrum", zegt
Van Duijn. "Volledig gestuurd door de hui-
zenvoorraad." 'Een sociaaleconomische kuil in het land-
schap' noemt hij het: "Als je zoiets maakt,
dan stromen kansarme mensen daarnaar -
toe en gaan ook niet meer weg. Maar de vraag is of dat een probleem is." Van Duijn
vindt van niet. "Als de openbare ruimte ver-
waarloosd is, knap je het op. Gaat de ge-
meente binnenkort ook weer doen." Toch
zijn er extremen in de wijk waar de Have-
naar minder blij mee is. "Er zijn kleine con-
centraties in portieken en woningen waar
veel overlast is", ziet Van Duijn. "Herrie,
rommel, ruzies, drugsdealers, mishandelin-
gen. Dat soort ellende. Dat gaat op en neer.
Dan is het hier, dan ergens anders."
Het is ook de wijk waar de vergrijzing het
eerst toeslaat. "Dat speelt overal, maar hier
" Ik zeg altijd: neem de tijd, je bent nog
maar veertig jaar jong. Je hoeft niet
direct een concertgebouw te hebben."
TJEERD HERREMA, WETHOUDER ALMERE
REPORTAGE
20 RUIMTE EN WONEN
1/2017
wel in een omvang die de meeste steden niet
kennen", vertelt Herrema. "Alles wordt hier
tegelijkertijd oud. Dat geeft nieuwe uitdagin-
gen, anders dan een gemiddelde wijk waar
door de jaren heen dingen zijn veranderd."
Tot slot is Haven niet langer meer het
hart van de stad. Wat het begin was, is nu
het kleinste stadsdeel. En dat is zoeken naar
een nieuwe identiteit. "Na 40 jaar zie je dat
de functie van Haven verandert", zegt Her-
rema. "Haven was het begin en daar waren
vroeger alle voorzieningen. Langzamer -
hand is de stad groter geworden, met een
ander centrum, dan zie je dat er voorzienin -
gen weggaan en andere terugkomen."
Nieuw leven
Almere Haven is toe aan een nieuw leven,
volgens de wethouder. Naast een aantal sociale maatregelen zoals het inzetten van
een wijkteam, buurtsportcoach, woon-
coach, en het samenwerken met een aan-
tal sociaal-maatschappelijke organisaties,
zet de gemeente in op het divers maken
van de woningvoorraad. Want: "Haven is
wel gezellig, maar is ook toe aan een an-
dere invulling", volgens Herrema. "Kun je
daar niet wat meer variatie in aanbrengen?
Kun je die hofjes op en andere manier een
leukere uitstraling geven?" Die vragen legt
de gemeente onder andere neer bij jonge
architecten en het Woningbouwatelier, een
initiatief waarbij de overheid, marktpartij
-
leiders en initiatiefnemers samenwerken
aan nieuwe ontwikkelingen. De richting is helder. Herrema: "We moe-
ten woonproducten hebben waardoor an-
dere soorten groepen weer in Haven wil-
Nico van Duijn op de plek waar het allemaal begon: Almere Haven
21 RUIMTE EN WONEN
1/2017
len wonen. Nu valt er hier niet zoveel te
kiezen." Een belangrijke doelgroep zijn de
starters. Na 40 jaar heeft Almere veel jon-
geren uit de stad zelf die zich op enig mo-
ment ook definitief ergens willen vestigen.
Nu komen die maar moeilijk aan de bak. De
gerenoveerde woningen moeten daarom
meer voldoen aan de wensen van jonge ge-
zinnen. Een ander deel moet geschikt ge-
maakt worden voor ouderen. "De woningen
moeten bijvoorbeeld kleiner gemaakt wor-
den. Het is de wens van veel bewoners die
toen 50 waren en nu 80 zijn, dat ze hier
kunnen blijven wonen. Een oudere moet
binnen het buurtje terecht kunnen", vindt
Van Duijn. Om de diversiteit van woonmilieus een
grotere kans van slagen te geven, heeft de
gemeente het streven om de sociale woning -bouw evenredig over de wijken te verdelen
met een percentage van 35 tot 40 procent.
In Haven is dat percentage nog lang niet in
zicht. "Je kunt dat alleen fatsoenlijk terug-
brengen, als je ook fatsoenlijk bijbouwt. De
mensen die daar wonen, moeten wel een
ander plekje kunnen krijgen."
Almere 2.0
Almere is daarom druk aan het bouwen.
Maar niet alleen om mensen een andere
plek te kunnen geven. Het Rijk vraagt ook
om 60.000 nieuwe woningen in de stad, en
de druk op de sociale woningbouw is hoog.
"Omdat er over de hele stad zo weinig so-
ciale woningen zijn", vertelt Herrema. "We
zaten op 28 procent van de totale woning-
voorraad en we zakten de afgelopen jaren
naar 25 procent."
Sommige voorzieningen zijn in Almere Haven verdwenen, maar in de zon en op het water is het
er nog steeds goed vertoeven
REPORTAGE
22 RUIMTE EN WONEN
1/2017
" Een snelle bereikbaarheid van steden
waar mensen werken, is essentiëel."
TJEERD HERREMA, WETHOUDER ALMERE
Wethouder Tjeerd Herrema: "de gemeente kiest voor 'organische' groei''.
23 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Met de lessen van Haven en andere wijken
in het achterhoofd, kiest de gemeente voor
'organische' groei, wat voor hen betekent
'niet meer denken in grote blauwdrukken'.
Herrema: "We komen uit een traditie dat
we hele matjes met woningen neerlegden,
dan hadden we weer een wijk. Dat ging
heel hard. Maar we komen steeds meer tot
de conclusie dat een stad juist niet alleen
wordt bepaald door zijn woningen, maar
ook door de winkels, onderwijs en het cul-
turele leven. De grootste uitdaging is niet
te snel willen groeien. Ik zeg altijd: neem
de tijd, je bent nog maar veertig jaar jong.
Je hoeft niet direct een concertgebouw te
hebben."
Het groeiplan Almere 2.0 is volgens de
wethouder daarom ook niet per se gericht
op de woningmarkt. Ook andere 'elemen -
ten' worden versterkt, zoals het onderwijs,
toerisme, recreatie en de infrastructuur.
"De verbindingen zijn cruciaal voor de ont-
wikkeling van Almere", zegt de wethouder.
"Een snelle bereikbaarheid van steden waar
mensen werken, is essentieel." Naast de
aandacht voor de andere elementen lopen
er momenteel grote projecten als de Stads-
tuinen, aan de zuidkant van Almere Poort,
onder de spoorlijn, tot aan het centrum.
Daar moeten vijfduizend nieuwe woningen
verrijzen in een stedelijk milieu. Maar, zegt
Herrema, dan moet je niet denken aan Am-
sterdamse stedelijkheid. Wel aan Almeerse
stedelijkheid: minder dichtheid en minder
hoogbouw. De gemeente let goed op de mix
van het programma, zowel als het gaat om
betaalbaarheid als diversiteit. Herrema:
"Wat de samenleving is, moet je laten zien
in het aanbod." Wat betreft Almere Haven is de toe-
komst rooskleurig, volgens Van Duijn.
Het heden trouwens ook. Zonder de pro-
blemen weg te willen wuiven, valt het
eigenlijk allemaal wel mee: "Er zijn vier
hotspots met een concentratie van de so-
ciaaleconomische laagste laag, door het
hoge percentage sociale huur. Dat is alles.
Meer is het niet. Stel je voor dat je stad
egaal was, dat alle kerngetallen door de
hele stad hetzelfde zijn. Welke wijk je dan
ook inrijdt, daar zie je de voorgeschreven
twintig villaatjes staan! Zo wil ik helemaal
niet wonen." "Het zou prettig zijn als het winkelcen-
trum bruisend is, met allemaal kleine zaak -
jes en terrassen. Dat is nu niet zo. Maar als
het zonnetje schijnt en het is markt, dan is
daar niet zoveel aan de hand. Dan ga ik een
kop koffie drinken op de Brink, en klets ik
met wat buurgenoten. Is dat nou zo erg? En
de dertigers komen terug. De kinderen van
mijn generatie kopen uiteindelijk een huis
hier. Mijn dochter bijvoorbeeld. Zij ging
naar Poort, maar woont nu weer hier. In die
zin gaat het heel goed met Haven."
De variatie
van type
woningen in
Almere Poort
REPORTAGE
24 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Next
Economy
Wel 'next', niet dichtbij
Tekst Oedzge Atzema, Universiteit Utrecht, Robbert Coops,
Coops Public Affairs en Ton van Rietbergen, Universiteit Utrecht
25 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Wel 'next', niet dichtbij
Inleiding
Tijdens de Internationale Architectuur Biën-
nale Rotterdam 2016 jaar stond het on-
derwerp 'Next Economy' centraal. George
Brugmans, directeur van de IABR, typeert
de 'Next Economy' als 'de eigen schaduw die
voor ons uit beweegt'. Zo bezien, zullen we
de 'Next Economy' nooit inhalen. Dat zou
een gemiste kans zijn, want de urgentie om
dat wel te doen neemt met de dag toe. Niet-
temin is de 'Next Economy' vooralsnog een
noodzakelijk utopistisch begrip dat verwijst
naar een situatie die nog niet bestaat, maar
wel zou moeten bestaan. Het appelleert aan
een betere wereld. De sinds het begin van
de jaren tachtig bewandelde neoliberale weg van duurzame ontwikkeling gebaseerd op de
combinatie van economie en ecologie loopt
dood. Het is een weg die geplaveid is met
privatisering, deregulering, decentralisatie
en diverse 'bubbels'. De 'Next Economy' wil
daarvoor een alternatief bieden. Het is een
denkkader dat probeert nieuwe conceptue-
le, ruimtelijke en sectorale verbindingen te
leggen in een wereld die aan tegenstrijdighe-
den ten onder dreigt te gaan. Maarten Hajer,
curator van de IABR en tegenwoordig hoog-
leraar 'Urban Futures' aan de Universiteit
Utrecht, stelt dat we om de 'Next Economy'
te bereiken de bestaande economie moeten
re-configureren.
Expositie van
Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam,
FOTO HANS TAK, (WWW.IABR.NL).
THEMA
26 RUIMTE EN WONEN
1/2017
De 'Next Economy' markeert volgens hem
vier belangrijke trendbreuken met de eco-
nomie die achter ons ligt, namelijk een
economie die geen CO
2 uitstoot, functies
combineert in plaats van scheidt, het ge-
zamenlijk gebruik van de publieke ruimte
stimuleert en sociale innovatie stelt bo-
ven technologische innovatie. Hajer geeft
geen definitie van de 'Next Economy' maar
roept iedereen op zich een voorstelling te
maken van wat het zou kunnen zijn. Ook
andere thema's kunnen wat betreft Hajer
wel wat meer verbeeldingskracht gebrui-
ken. De titel van zijn oratie luidt niet voor
niets 'de macht van verbeelding' (Hajer
2016). In dit artikel belichten we enkele aspec-
ten van de 'Next Economy'. Anders dan
veel bijdragen aan de IABR doen we dat
niet via de toekomstgerichte en norma-
tieve (wat kunnen we willen?) methode
van het ontwerpend onderzoek. We zijn
geografen en daarom meer bezig met het
heden (wat gebeurt er?) en trekken van
daaruit een verbinding naar de toekomst
(wat staat er te gebeuren?). Doel van deze
verkenning is om een brug te slaan tussen
economisch geografische literatuur en de
inzichten rond het begrip 'Next Economy'.
IAB R
De Internationale Architectuur Biennale
Rotterdam is een tweejaarlijkse internationale
manifestatie over architectuur. Het richt zich
met name op de stedenbouw, op de toekomst
van de stad en de grote uitdagingen die dat
stelt aan ontwerpers.
27 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Atelier Productieve
Metropool In Brussel. Het doel van het Atelier is een
betere afstemming tussen de
veranderende economie en de organisatie van de ruimte voor
productieve activiteiten midden in de hoofdstad van Europa,
FOTO: BAS BOGAERTS
THEMA
28 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Over 'New' en 'Next
De documentaire 'Roger and Me' van Michael
Moore uit 1989 laat de overgang van de oude
naar de zogeheten nieuwe economie mooi
zien. Hij vertrekt uit zijn geboorteplaats Flint
in Michigan, waar General Motors de ene na
de andere fabriek sluit, en verhuist naar Cali-
fornië, waar het hart zou liggen van de 'New
Economy'. Bij een hippe koffietent kan hij
niet kiezen uit de talloze varianten koffie en
spreekt de onsterfelijke woorden: "Everybody
is busy but nobody seems to be working."
Ondanks deze ironie sprak men ook in Ne -
derland aan het eind van de vorige eeuw
enthousiast over de 'New Economy'. Er
zou echt iets nieuws aan de hand zijn. Zo
wees de Maastrichtse hoogleraar Luc Soete
(2005) erop dat de marginale productie -
kosten van bijvoorbeeld een digitale krant
nagenoeg nul zijn. Of je duizend of een
miljoen virtuele kranten drukt, het leidt
nauwelijks tot extra kosten noch tot meer gebruik van grondstoffen. Verder werkt de
markt anders in de 'New Economy'. Waar in
de oude economie vraag- en aanbodscurven
elkaar snijden op een punt nabij de kost-
prijs, bepalen in de nieuwe economie net-
werkexternaliteiten de kostprijs. Hoe meer
mensen op internet gaan, hoe waardevoller
internet wordt. Dit staat de komst van nieu-
we concurrenten in de weg. Kijk maar naar
Microsoft. Ofschoon de financiële crisis in
2008 voor velen aanleiding was om de 'New
Economy' weg te honen, zijn er parallellen
te trekken met de discussie over de 'Next
Economy'. Bijvoorbeeld dat het zou gaan
om een fundamentele omwenteling zoals
de re-configuratie gedachte van Hajer (zie
de inleiding van dit artikel). Nassim Taleb,
auteur van 'The Black Swan' (2011), toont
aan dat fundamentele doorbraken onge-
kend zijn. Belangrijke innovaties zoals com-
puter, laser en internet zijn niet gepland
noch verwacht. Het aantal onzekerheden
en technologische toevalstreffers lijkt in de
'Next Economy' alleen maar toe te nemen
in verband met de hoge ontwikkelingssnel-
heid en de variatie aan toepassingsmoge
-
Sociale Innovatie
ICT technologie maakt onlosmakelijk
deel uit van de 'Next Economy'.
De bekende wet van Moore dat
technologische mogelijkheden
exponentieel groeien, gaat nog steeds
op. Wel staat technologie in de 'Next
Economy' meer in het teken van het
bereiken van sociale doeleinden dan
de puur economische doeleinden
in de 'New Economy'. De overheid
intervenieert voornamelijk in het
sociaal-technologische systeem van
distributie en levering van goederen
en diensten (Swilling & Hajer, 2016).
Stimulering van schone energie en
effectief openbaar vervoer zijn daarbij
de belangrijkste doelen. Het aloude gezegde 'Think globally,
act locally' is daarom bij uitstek van
toepassing op de 'Next Economy'.
Producenten en consumenten opereren
op zowel lokale als op mondiale schaal
en alle schalen daartussen. In deze
wereld bepalen kostenverschillen steeds
minder de locatiekeuze van bedrijven en
huishoudens. Alles is overal mogelijk;
fysiek dan wel virtueel. Paradoxaal
genoeg betekent dit dat de 'quality of
life' van een plek steeds belangrijker
wordt bij de locatiekeuze van bedrijven
en huishoudens.
29 RUIMTE EN WONEN
1/2017
"De huidige dominante, op individueel bezit gerichte
leefwijze moeten we inruilen voor meer
gemeenschappelijke
toekomstperspectieven. We hebben een
economie nodig, die niet langer waarde onttrekt aan de
wereld, maar waarde toevoegt aan lokale gemeenschappen."
MAARTEN HAJER
THEMA
30 RUIMTE EN WONEN
1/2017
lijkheden. Markten worden heterogener en
producten complexer; er ontstaan steeds
meer nichemarkten.
Over 'global' en 'local'
De boeken van Jeremy Rifkin, zoals 'The
Third Industrial Revolution' (2011) en 'The
Zero Marginal Cost Society' (2014) onder-
bouwen het 'Next Economy' perspectief. Ze
gaan over technologische vernieuwingen,
zoals kleinschalige bronnen en opslag van
hernieuwbare energie maar ook over groot-
schalige zaken zoals het 'ínternet of things'.
Dit levert een beeld op van een verbonden
wereld van vooral stedelijke 'communities'.
Volgens Hajer is de eenentwintigste eeuw
zonder twijfel de eeuw van de stad. In de
'Next Economy' die bij deze eeuw hoort, gaan
grootschaligheid en kleinschaligheid hand in
hand. De derde globaliseringsgolf, gebaseerd op
de sterke groei van het aantal transnationa-
le ondernemingen, is volgens ons over zijn
hoogtepunt heen. Deze golf heeft inmiddels
de meeste uithoeken van de wereld bereikt.
Het is speculeren over wat dit gaat beteke-
nen voor de verschuiving van economische
zwaartepunten. De massale 'offshoring' lijkt
op z'n retour (geringe productiviteit en ge-
ringe toegevoegde waarde, lage kwaliteit van
dienstverlening). In westerse landen is zelfs
sprake van 're-shoring' (3D-printing). Tegelij-
kertijd is in de westerse landen op beide uit-
einden van het politieke spectrum een groei-
ende onvrede over globalisering te horen.
Vooral de 'winner takes it all' uitkomst van
globalisering is politici een doorn in het oog.
Het vrije verkeer van mensen, al dan niet als
vluchteling of economische migrant, is een
politieke twistappel. Protectionisme steekt
Op de TU/e in Eindhoven worden proeven gedaan om een 3D geprint huis te maken, FOTO: THEO SALET
31 RUIMTE EN WONEN
1/2017
steeds meer de kop op. Politieke doelstellin-
gen als democratisering, hyperglobalisatie
en instandhouding van de natiestaat lijken
niet meer tegelijkertijd bereikbaar (Rodrik,
2007).
Over clusters en netwerken
De ideeën van Rifkin liggen aan de basis van
de 'Roadmap Next Economy' in de metropool-
regio Rotterdam-Den Haag waarover in 2015
een city deal is gesloten tussen regio en rijk.
Deze overeenkomst biedt een handelingsper-
spectief voor de komende tien jaar gericht op de transformatie van de regionale economie
in de richting van meer internettechnologie,
meer schone energie, meer samenwerking en
meer hergebruik van reststoffen. Opvallend
is dat de uitwerking van de strategie bestaat
uit een investeringsprogramma voor sectoren
waarin de regio is gespecialiseerd: medische
zorg, voedingsindustrie, energieproductie en
maakindustrie. Afgezien van de consequente
nadruk op het vinden van innovatieve duur-
zame oplossingen en het continu stimuleren
van nieuwe bedrijvigheid is het verschil met
het huidige clusterbeleid (transport, energie
en ICT) minder groot dan het gebruik van de
term 'Next Economy' doet vermoeden.
Clusters zijn geografische concentraties
van gerelateerde bedrijven die niet noodza-
kelijkerwijs met elkaar samenwerken. Net-
werken is een vorm van initiatieven tussen
bedrijven die niet noodzakelijkerwijs gecon-
centreerd voorkomen. In de 'Next Economy'
zijn netwerken belangrijker dan clusters, om-
dat veel meer ingezet wordt op het delen van
informatie en kennis en veel minder op het
bereiken van (kosten)voordelen uit schaal
en specialisatie. Dit inzicht heeft belangrijke
beleidsconsequenties. Op nationaal niveau
vermoeden we dat het Topsectorenbeleid zijn
langste tijd heeft gehad. Dit beleid is gericht
op de bevordering van de concurrentiekracht
in Nederland door middel van stimulering
van bestaande sectoren en bedrijven. Ook
in de 'Next Economy' zal er sprake zijn van
rivaliteit, maar meer bij het oplossen van
maatschappelijke problemen dan bij het ver-
groten van het verdienvermogen. Het adagi-
um 'beter worden in waar je goed in bent' zal
worden vervangen door 'beter worden door
van anderen te leren'. Het overheidsbeleid
staat dan meer in het teken van het zoeken
naar crossovers dan naar het benutten van
specialisaties. De 'Next Economy' zal minder
Glocalisering
Glocalisering zal in de 'Next
Economy' nog gebruikelijker zijn
dan tegenwoordig. Bedrijfsleven en
eindgebruikers zullen zich stedelijk of
regionaal gaan organiseren, al of niet
in de vorm van een Economic Board,
een Regionale Innovatie Systeem of
Gebruikerscollectief (Biz-projecten:
samenwerkingsfondsen op basis van
de Wet Bedrijfsinvesteringszones). De
'Nect Economy' gedachte speelt hierop
in met stedelijke experimenten. De
kunst is om deze experimenten uit te
laten stijgen boven de lokale context.
Het succes van zulke experimenten is
afhankelijk van het vermogen om 'global
pipelines' gevuld met specifieke kennis
van geselecteerde buitenstaanders
zo goed mogelijk af te stemmen op
de 'local buzz' van gedeelde culturele
waarden en 'face2face' contacten in de
regio (Bathelt et al, 2004). Experimenten
die dat het beste kunnen, creëren
vestigingsvoordelen die elders niet
beschikbaar zijn.
THEMA
32 RUIMTE EN WONEN
1/2017
een clustereconomie zijn en vooral een net-
werkeconomie. Nieuwe aankomende spelers
zoals burgerplatforms en start ups zullen in
de 'Next Economy' het verschil gaan maken.
Over kennis en vaardigheden
Volgens menige sociaal wetenschapper be-
staat er een groeiende kloof tussen hoog- en
laagopgeleiden. Hoewel verstand en talent
ook in de 'New Economy' de kansen van
mensen op de arbeidsmarkt bepalen, staat
inclusiviteit hoog aangeschreven in de 'New
Economy' gedachte. Ook hier is sprake van
urgentie. Hajer schrijft: 'De stedelijke samen-
levingen van de Next Economy zullen sociaal
inclusiever zijn, of liever gezegd, moeten zijn,
want anders worden de sociale spanningen
Regionale Clubjes
De regio's gingen het rijk in deze ontwikkeling
naar cross-overs al voor. Zo meldt het
Financieel Dagblad van 21 november 2016
er minstens 350 voorbeelden zijn van
regionale initiatieven waarin ondernemers,
onderzoekers en de overheid gezamenlijk
werken aan innovatie. De Utrechtse
hoogleraar Ron Boschma stelt in hetzelfde
krantenartikel dat deze samenwerking weinig
echte innovatie oplevert. Volgens hem zijn
zulke 'regionale clubjes' goed voor het imago
en de reputatie van een gebied, maar niet
voor de productiviteit en innovatiegraad van
de plaatselijke economie. Samenwerking
is er vaak doel op zich, men praat elkaar
meestal naar de mond, de belangen van
voornamelijk gevestigde bedrijven worden
behartigd en echt innovatieve doorbraken zijn
zeldzaam. In de praktijk wordt het meest naar
samenwerking op lokale schaal gekeken en te
weinig naar mogelijke samenwerkingen buiten
de regio. Dat zorgt dan voor een 'lock-in'. De belangrijkste
onderzoeksvraag in
Rotterdam is: hoe
kunnen stad en regio de
maakeconomie stimuleren en
bijdragen aan een economie
die lokaal waarde toevoegt,
circulair en sociaal inclusief is?
FOTO: KIM BOUVY, IABR
33 RUIMTE EN WONEN
1/2017
THEMA
34 RUIMTE EN WONEN
1/2017
onhoudbaar en daar heeft niemand baat bij,
ook de winnaars niet. Uit zijn verhaal wordt
minder duidelijk hoe deze doelstelling be-
reikt gaat worden. Cruciaal lijkt daarbij hoe
de 'Next Economy' omgaat met de groeiende
kloof tussen hoog en laag opgeleiden. In de
'Next Economy' is permanente educatie van
levensbelang om verdere baanpolarisatie te-
gen te gaan. Bovendien zal kennis nog sneller
verouderen dan nu. De dagelijkse routines,
de organisatie van het werk en de aard van
de arbeidscontracten zullen veranderen. Niet
het management maar de medewerkers zelf
worden geacht hun kennis op peil te houden. 'Outsourcing' van werk zal een nog hogere
vlucht nemen. Werkgevers transformeren
naar opdrachtgever, werknemers naar con-
tractanten (zzp-er). Er wordt in dit verband
wel van een 'Gig Economy' gesproken, waar-
in steeds meer mensen moeten zien rond te
komen van het uitvoeren van wisselende op-
drachten. De variatie in maandelijks inkomen
zal daardoor toenemen, evenals het aantal
opdrachtgevers. In de 'Next Economy' wordt
de huidige trend naar meritocratie omgebo-
gen naar een samenleving waarin meer waar-
dering is voor niet-cognitieve vaardigheden.
De 'Derde Individuele Revolutie' is in dit ver-
Creatieve ideeën die ontstaan in een fablab
"
Groei zal niet langer louter gebaseerd
zijn op volume en productiviteit van het
bedrijfsleven, maar ook op het welzijn
van de bevolking."
35 RUIMTE EN WONEN
1/2017
band een interessant initiatief. De naam van
dit initiatief is ontleend aan het eerder ge-
noemde boek van Rifkin en brengt zijn idee-
en over de derde industriële revolutie naar
de werkvloer. Dit experiment stelt de maker
centraal en vraagt om hernieuwde liefde
voor ambachtelijk werk en autonoom onder-
nemerschap. In zogeheten 'fablabs' worden
nieuwe vaardigheden ontplooid, waarvan de
waarde-propositie bepaald wordt door wat
men al weet, het eigen initiatief en de wil
om verbindingen te leggen. Makers zitten als
het ware midden in de 'Next Economy'. Zij
opereren buiten de gevestigde partijen om en
vragen om meer experimenten in met name
het MBO-onderwijs.
Over welvaart en ongelijkheid
De nadruk in de 'Next Economy' op mense-
lijk kapitaal (kennis, vaardigheden, onder-
nemerschap) sluit aan op de huidige dis-
cussie over het verbreed welvaartsbegrip.
Welvaart is meer dan een puur financieel en materialistisch gegeven. Groei zal niet
langer louter gebaseerd zijn op volume en
productiviteit van het bedrijfsleven, maar
ook op het welzijn van de bevolking. In
de 'Next Economy' maken baanzekerheid,
onderwijs, gezondheid, milieukwaliteit,
huisvesting, veiligheid en zelfs geluk deel
uit van het welvaartsbegrip. Door deze ver-
breding zal mogelijk de economische kaart
van Nederland er anders uit gaan zien, al
blijft de ruimtelijke hoofdstructuur volgens
het vertrouwde gespreide Nederlandse me-
tropool concept waarschijnlijk intact. Het is
vooralsnog een open vraag of de verschillen
tussen stad en land en tussen steden onder-
ling in de 'Next Economy' zullen toenemen.
Wel is de verwachting dat de sociaalecono-
mische diversiteit binnen en tussen steden
en regio's in de 'Next Economy' groter zal
zijn dan nu het geval is.
Diversiteit is uiteraard iets anders dan
ongelijkheid, maar de lokale invalshoek
van de 'Next Economy' maakt het aanne-
melijk dat de sociale, economische en ruim -
telijke verschillen tussen plekken zullen
toenemen. Volgens sommigen valt er dan
tenminste wat te kiezen, maar volgens de
pleitbezorgers van de 'Next Economy' is het
tegengaan van de mogelijke ongelijkheid
die hiervan het gevolg is, juist één van de
pijlers onder de 'Next Economy' gedachte.
Ook dit punt sluit aan op een actuele dis-
cussie. Economisch ongelijkheid staat door
het werk van Piketty (2014) weer boven
aan de politieke agenda. Volgens hem is de
ongelijkheid op basis van vermogen veel
groter dan op basis van inkomen. Daarnaast
bestaat er ruimtelijke ongelijkheid, name-
lijk binnen steden of regio's (segregatie) en
tussen steden en regio's (welvaartsverschil-
len). In Nederland neemt nu al de ruimtelij -
ke ongelijkheid toe.
THEMA
36 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Ongelijkheid
Er is sprake van ruimtelijke ongelijkheid
wanneer er binnen en tussen plekken
verschillen bestaan in de mate waarin
bedrijven en bewoners toegang hebben
tot voor hen essentiële hulpbronnen
en dat zij daardoor fysieke en sociale
belemmeringen ondervinden. Zo opgevat
is ongelijkheid een onderwerp van
politieke afweging. Het is een normatieve
kwestie of men een verschil wel of niet
een ongelijkheid noemt. Sommige politici
zullen hameren op het hebben van
gelijke kansen, anderen op de nadelige
uitkomsten van ongelijkheid. Daarnaast
is ongelijkheid een beleidsmatige
opgave. Het verenigen van verschillende
ideologische uitgangspunten in concrete
regelgeving leidt vaak tot onlogische
uitkomsten en soms tot perverse prikkels
die ongelijkheden (sociaal, economisch,
ruimtelijk) eerder groter maken dan
kleiner. Ideologische blindheid en korte
termijn visie staan de spoedige komst
van de 'Next Economy' in de weg. Een
overheid moet alleen maatregelen treffen
die zijn uit te leggen en niet omdat er een
politieke groep of partij tevreden moet
worden gesteld. De 'Next Economy' brengt
logica en lange termijn weer terug in
het sociale, economische en ruimtelijke
beleid. Beleid maken wordt weer een zaak
van ter zake deskundigen en minder van
procesmanagers.
LEES MEER
Dit stuk is gebaseerd op een essay
voor de Vereniging Deltametropool. Op
ruimteenwonen.nl lees je het uitgebreide
essay van dit artikel, inclusief de
geraadpleegde literatuurlijst.
THEMA
Over bestuur en besluitvorming
In hun bijdrage aan de IABR geven Swilling
& Hajer (2016) een historisch overzicht van
maar liefst zes vormen van stadsbestuur. Uit
dit overzicht is niet goed op te maken wel-
ke vorm het beste past bij de 'Next Economy',
maar de laatstgenoemde vorm, getypeerd
met 'entrepreneur', komt waarschijnlijk het
meest in de richting. Hoe dan ook, volgens
ons moet het bestuur in de 'Next Economy'
zo dicht mogelijk bij direct belanghebbenden
georganiseerd worden. De nu gevoerde poli-
tieke discussie over meer directe democratie
is feitelijk al achterhaald door de maatschap-
pelijke en technologische ontwikkeling. Deze
vorm van democratie, die vele varianten kent,
zal in de 'Next Economy' gebruikelijk zijn. Vol-
gens de Amerikaanse politiek filosoof Barber
(2013) kan daadwerkelijke participatie van
burgers en bedrijven alleen op lokaal niveau
worden georganiseerd. Kenmerkend voor zijn
zienswijze is dat hij tegelijkertijd op mondia-
le schaal pleit voor een 'Global Parliament of
Mayors'. Bestuurders zullen in de 'Next Eco-
nomy' dus op minstens twee borden moeten
schaken. Zij zullen in de haarvaten van de
samenleving moeten kruipen en met andere
gemeenten in binnen- en buitenland moeten
samenwerken om hun strategische doelen te
bereiken. Omgekeerd zal de samenleving zich
fundamenteel moeten willen bezig houden
met de dilemma's van het openbaar bestuur.
Decentralisering van bestuur is nodig om het
contact met de samenleving niet definitief te
verliezen. Daarmee krijgt de belofte van een
'participatiemaatschappij' een meer herken-
bare structuur. Wetten en beleid moeten op
korte termijn 'Next Economy proof ' gemaakt
worden. De centrale lemma's daarbij zijn de-
regulering, decentralisatie en flexibiliteit. Die
slag is noodzakelijk om 'Next Economy' ruim-
te te geven zich te ontwikkelen.
METROPOOL
F
2017
VERENIGING DELTAMETROPOOL
JUNI 22, AMSTERDAM
DE NEDERLANDSE METROPOOL
IN ACTIE
Vereniging Deltametropool nodigt je uit een bijdrage te leveren aan het
zesde publieke forum over de metropolitane ontwikkeling in Nederland.
In de afgelopen jaren is in visies en studies uitgebreid gestudeerd op a\
ctuele metro -
politane vraagstukken
aantreed is het tijd voor actie. Deze
op de vraag hoe metropoolvorming praktisch gestalte kan krijgen.
Stuur je onderzoek, pitch of projectidee in en krijg
reactie op uw werk van een brede groep professionals: www.deltametropool.nl/nl/metropoolforum_2017
Toegang is gratis voor leden, studenten en auteurs van bijdragen in het \
programmaboekje. Anderen dragen euro 10,- bij.
Inzendingen tot 15 mai 2017.
Uitnodiging_MetropoolForum2017.indd 4 3/31/2017 1:59:32 PM
38 RUIMTE EN WONEN
1/2017
In beeld
Hoe woont Nederland?
39 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Hoe woont Nederland?
LEES VERDER OP PAGINA 40
40 RUIMTE EN WONEN
1/2017
Frans van de Liefvoort (1953) is geboren
en getogen in Veghel. Hij herinnert zich
Veghel nog als een klein dorp, omgeven
door veel weilanden.
Hij woonde in de
volkswijk Oranjewijk en wanneer er destijds
iemand de wijk in kwam en vertelde naar wie
hij op zoek was, wist Van de Liefvoort precies
te vertellen waar de persoon woonde. "Je
kende alles en iedereen. Het was gemoede-
lijk, toen. De wethouder, die je op straat aan-
sprak met zijn voornaam had ook tijd voor
een gesprek. Nu is alles anders maar zeker
niet slechter", vindt Van der Liefvoort. Sinds
januari jongstleden is de gemeente gefuseerd
met Sint Oederode, illustratief voor de verre-
gaande verzakelijking. Veghel transformeer-
de steeds mee met de tijd; in 1962 kwam
Mars, wat een enorme boost gaf aan de groei
van het dorp. Nog altijd zijn grote levensmid-
delen concerns in Veghel gevestigd maar "stil-
staan is veel slechter", zegt Van de Liefvoort,
nu gepensioneerd. Hij woont in een bijzonder
gebouwencomplex De Peppelhof, speciaal
voor ouderen. Hij herinnert zich nog precies
wanneer het gebouwd werd, in 1973, toen
ook al bedoeld voor ouderen. In 2012 was het
complex er zo slecht aan toe dat de woning-
bouwcorporatie Area het wilde slopen. Mede
door de crisis werd dit voornemen ter discus-
sie gesteld en Van der Liefvoort nam direct
plaats in de werkgroep die in het leven werd
geroepen. Eigenaar Area, aannemer en be-
woners gingen om tafel en al gauw zat ieder-
een op een lijn: hier moet toch iets moois van
Hoe woont Nederland?
te maken zijn. Belangrijkste motivatie was de
locatie, die prachtig is, met veel groen. Bo-
vendien zou nieuwbouw een huurverhoging
van tenminste 250 euro per maand beteke-
nen, een forse verhoging van de gebruikelijke
400 euro per maand. Het werd een grote re-
novatie met energiezuinige maatregelen.
Voorzichtig werd voorspeld dat de energiere-
kening substantieel zou dalen. Voor Van de
Liefvoort werd het een grote verrassing. In
het eerste jaar na oplevering ontving hij 786
euro terug van het energiebedrijf. "Een ge-
weldig bedrag dat ik meteen weer geïnves-
teerd heb in de woning", aldus Van der Lief -
voort. Omdat veel maatregelen vielen onder
het kopje achterstallig onderhoud, is de huur
met slechts enkele tientjes omhoog gegaan.
Bovendien is er een videofoon aangebracht in
de bovenwoningen. Een bijzondere voorzie-
ning waarvoor Van de Liefvoort zich hard
heeft gemaakt. Na een zeer geweldige over-
val in zijn vorige woning is het leven voor
hem veranderd. Tot zijn grote opluchting wa-
ren alle bewoners van de bovenwoningen
bereid mee te betalen aan een dergelijk sys-
teem. Van der Liefvoort voelt zich in De
Peppelhof veilig en hoopt hier nog een kleine
25 jaar te wonen, waarmee hij ook aangeeft
dat hij de volgende renovatie niet meer hoeft
mee te maken. De renovatie was ingrijpend
maar, en dat is een mooie bijvangst, de be-
trokkenheid tussen bewoners onderling is
sterk toegenomen. "Er is hier niemand een-
zaam", aldus Van de Liefvoort.
VERVOLG VAN PAGINA 39
IN BEELD
41 RUIMTE EN WONEN
1/2017
De kerk
of de kroeg
De Nieuwe Omgevingswet
zal veel professionals in
nieuwe situaties brengen.
Zij zullen op zoek moeten
naar nieuwe wegen om te
bewandelen. We zijn alle-
maal wel eens naar iets of
iemand op zoek; nieuwe
ideeën, medewerkers,
baan of opdracht.
In ons privédomein zoeken
we een fijne woonomgeving,
vrienden en mensen met
wie we onze hobby's delen.
Bij een verhuizing word je
geconfronteerd met een
blanco bladzijde. In je nieu-
we woonplaats kent geen
hond je. Zo verhuisde ik naar
Goedereede. Bij toeval ei-
genlijk, maar toen ik begreep
dat Goedereede 'veilige an-
kerplaats' betekent, was ik
om. Als oud-zeevarende ging
mijn hart er sneller van klop-
pen. In zo'n kleine gemeen-
schap heb je twee keuzes als
je wilt inburgeren. Je gaat
naar de kroeg óf de kerk.
Voor mij en mijn geliefde
Martin, werd het de kroeg.
Op kerstavond nog wel. Het
kan ook dubbel gestikt, want
de lokale stoffeerder gaat
naar de kroeg en zijn vrouw naar de kerk: daar halen ze
beiden de opdrachten van-
daan voor hun zaak.
De jonge ondernemer (v)
van de kroeg stelde ons voor
aan haar vader die actief is in
de klaverjasclub en ik werd
uitgenodig
Reacties