Privatisering van het publieke domein is een proces dat onder opiniemakers doorgaans op weinig instemming en sympathie kan rekenen. Dit themanummer van Ruimte en Wonen gaat over 'Maatschappelijk vastgoed en publieke waarde'. Twee ambigue, brede termen. De grote diversiteit aan bijdragen onderstreept dat: van wooncoƶperaties tot het herbestemmen van kerken en de maatschappelijke rol van broedplaatsen tot organische ontwikkeling van de stadswijk Oosterwold. Wat ze echter met elkaar gemeen lijken te hebben is de behoefte om weg te bewegen van individueel, privaat eigendom en ruimtegebruik. Begrippen als collectief, sociaal, publiek en maatschappelijk geven daar blijk van. Ze worden gemakkelijk door elkaar gebruikt, terwijl ze niet inwisselbaar zijn. Bovendien staan ze niet noodzakelijkerwijs op gespannen voet met private ruimtes, al kan dat wel. Het doel van deze bijdrage is om deze veel gebezigde begrippen te ontwarren en de samenhang en spanning ertussen te laten zien.
Ruimte moet ‘ruimte’ geven aan pluriformiteit, dat wil zeggen aan het samengaan van mensen met uiteenlopende ideeën over wat het ‘goede leven’ is. Heel vaak ligt daarbij de nadruk op de publieke of openbare ruimte, zoals in de bekende zoektocht van Maarten Hajer en Arnold Reijndorp (2001) naar het ‘publieke domein’. Zij constateerden echter ook dat veel van het publieke leven zich in private ruimtes afspeelt. Dat gebeurt, zo lijkt het, in toenemende mate. (Moroni & Chiodelli, 2016). De bedenkingen hierover lijken zich rond twee thema’s te concentreren: de toegankelijkheid (de eigendomsdimensie) en de betaalbaarheid. De vraag is in welke mate private ruimtes ontoegankelijk dan wel onbetaalbaar zijn voor sommige groepen. Hieronder verkennen we langs de eigendoms- en de betaalbaarheidsdimensie hoe privatisering zich verhoudt tot het publieke, collectieve, sociale en het maatschappelijke.
Reacties