34TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ANALYSEDOOR HUGO PRIEMUS, OTB ? ONDERZOEK VOOR DE GEBOUWDE OMGE-VING, FACULTEIT BOUWKUNDE, TU DELFTHet Energieakkoord van augustus 2013 is erop gericht omhet energieverbruik in Nederland per jaar met 1,5% tereduceren en de transitie van fossiele naar hernieuwdeenergiebronnen een impuls te geven: van 4% duurzameenergie nu naar 14% in 2020. Dat moet leiden tot een sub-stanti?le verlaging van de CO2-uitstoot. Vastgoed heeft een groot aan-deel in de uitstoot van broeikasgassen. Het ligt dan ook voor de handdat eraan wordt gewerkt om de energieprestaties van vastgoed, endaarbinnen van woningen, aanzienlijk te verbeteren.Medio 2012, dus al een jaar voordat het Energieakkoord werd onderte-kend, sloten rijk, Aedes, Vastgoedbelang en Woonbond het ConvenantEnergiebesparing Huursector om in de sociale huursector het energie-verbruik terug te dringen. Volgens artikel 2 van dit convenant `beogenAedes en Woonbond met dit convenant in 2020 tenminste een gemid-delde Energie-Index van 1.25 (gemiddeld energielabel B) te bereikenvoor de totale huurwoningvoorraad van de corporaties' en `beoogtVastgoed Belang de realisatie van een verbetering van de woningvoor-raad van haar leden, leidend tot een woningvoorraad in 2020 waarvan80% label C of beter'. Om dit doel te bereiken is afgesproken dat de ver-huurders energiebesparende maatregelen nemen die `na de ingreep(op complexniveau) tot lagere woonlasten voor de huurders leiden'.Deze afspraak impliceert dat na een energiebesparende ingreep dehuren niet meer worden verhoogd dan de mate waarin de energiekos-ten zullen dalen. De totale woonlasten (huur + energiekosten) zullenper saldo dus niet toenemen.Door middel van een effectverkenning probeert Kromhout (2013: 32-37)in te schatten welke effecten het behalen van de doelstelling kan heb-ben op de woonlasten van huurders. Zijn betoog volgend, kijken we inde eerste plaats naar de effecten op het energieverbruik en de energie-kosten, vervolgens naar de huuruitgaven en ten slotte naar het totalewoonlastenplaatje. Vervolgens staan we stil bij de woonlastenwaar-borg en presenteren we de aanpak van de Stroomversnelling (Nul-op-de-meter). De hoofdschotel van deze bijdrage wordt gevormd door eenaantal kanttekeningen bij de Stroomversnelling. Daarbij wordt voort-gebouwd op uitspraken die eerder in het digitale tijdschrift Renda zijngedaan (Priemus, 2013).ENERGIEGEBRUIK EN ENERGIEBESPARINGIn figuur 1 schat Kromhout (2013) per woningtype en energielabel hetgemiddelde gasverbruik per vierkante meter, waarbij gecontroleerd isvoor het aantal kamers, het aantal personen in het huishouden en hetbruto huishoudeninkomen. Op basis van deze gemiddelden is perWarmtekoudeopslag(WKO)indewijkOudWoenselinEindhoven(FotoJosLammers/HollandseHoogte)NUL-OP-DE-METER:WOONLASTENBESPARINGOF RECLAMESTUNT?Dankzij het Convenant Energiebesparing Huursector en het Energieakkoord wordt er nu in toenemendemate gewerkt aan de verbetering van de energieprestaties in de sociale huursector. DeStroomversnelling (`Nul-op-de-meter') is in dit verband een ambitieus initiatief, maar wel eentje die teveel als top-down aanpak is uitgewerkt.35TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014woningtype de reductie van het gasverbruik per vierkante metergeschat wanneer het energielabel van een woning dankzij energiebe-sparende maatregelen verbeterd wordt.Figuur 1 Gemiddeld gasverbruik per vierkante meter van huurders, naar woningtypeen energielabel, 2012Bron: WoON 2012, ECN 2011, bewerking RIGO; Kromhout, 2013: 33.Vervolgens heeft Kromhout (2013) berekend wat het betekent voor hetgemiddelde gasverbruik wanneer corporatiewoningen met energiela-bel C t/m G conform het Convenant Energiebesparing worden verbe-terd tot label B en overige huurwoningen met energielabel D t/m Gworden verbeterd tot label C. Het gemiddelde gasverbruik van huur-ders neemt in dit scenario af met ruim 19%. De potenti?le afname vanhet gasverbruik is voor alle inkomensgroepen ongeveer gelijk.Wanneer we uitgaan van de raming van de energieprijzen in 2017 zoude geraamde afname van het gasverbruik uiteindelijk een maandelijk-se besparing van gemiddeld 18 op de energierekening opleveren. Inpercentages gemeten profiteren huurders uit de primaire doelgroephet meest van lagere energielasten, maar de verschillen tussen deinkomensgroepen zijn klein.De gemiddelde besparing op de energielasten is het grootst bij huur-ders van woningen met een energielabel F en G: 28 per maand. Zijbesparen 18% van de energierekening.Figuur 2 Raming van gemiddelde energielasten van huurders van gereguleerdehuurwoningen, naar energielabel, in 2017 (prijspeil 2012)Bron: WoON 2012, ECN 2011, bewerking RIGO; Kromhout, 2013: 34.Kromhout (2013) laat zien dat ook huurders van woningen met label Aof B in 2017 nog een forse energierekening zullen hebben (figuur 2).Dit geldt niet voor huurders van woningen die daadwerkelijk energie-neutraal zijn (A++++). Bij renovatie van bestaande woningen is ener-gieneutraliteit moeilijker te realiseren dan bij nieuwbouw. Toch zijn erwel praktijkvoorbeelden. Om energieneutrale woningen te realiserenzijn naast energiebesparende maatregelen ook duurzame energiebron-nen nodig. Denk aan het plaatsen van zonnepanelen. Volgens interna-tionale afspraken zullen alle nieuwe woningen vanaf 2020 bijna ener-gieneutraal moeten zijn. Dit is voor Nederland (en vermoedelijk alleEuropese landen) een ambitie met een uiterst beperkt realiteitsgehal-te, een schoolvoorbeeld van wishful thinking.Majcen et al. (2013) laten zien dat er een groot verschil is tussen hettheoretisch energieverbruik uit de Energielabeldatabase vanAgentschap NL en het werkelijke verbruik uit deEnergiegebruikdatabase van het CBS. Het theoretische en het werkelij-ke gasverbruik (per m2) nemen af naarmate een woning een beter ener-gielabel heeft, maar de verschillen zijn bij het werkelijke verbruik veelkleiner dan bij het theoretische verbruik. Blijkens figuur 2 is het ver-bruik bij label A hoger dan bij label B; het verbruik bij label G is ietslager dan bij label F. Een verklaring hiervoor is dat bewoners van min-der energiezuinige woningen genoegen nemen met een lagere tempe-ratuur en minder ruimtes verwarmen. Bij het elektriciteitsverbruik iser geen duidelijke samenhang met het energielabel.EFFECTEN OP DE HURENVerhuurders zullen (een deel) van hun investeringen in energiebespa-ring willen terugverdienen door hogere huren te vragen. De matewaarin verhuurders dit zullen doen, is afhankelijk van de maximalehuur en het huurbeleid van de verhuurder.De maximale huur die verhuurders bij mutatie kunnen vragen, wordtmomenteel mede bepaald door het aantal punten volgens het woning-waarderingsstelsel. Thans krijgen woningen meer punten naarmate zijeen beter energielabel hebben. Zo krijgt een eengezinshuis met ener-gielabel B 32 punten meer dan een eengezinshuis met label G.Woningen die na energiebesparende maatregelen een beter energiela-bel krijgen, scoren dus ook meer punten in het woningwaarderings-stelsel (zie figuur 3).Stel dat de ambitie om alle woningen van corporaties naar label B tetillen en woningen van particuliere verhuurders naar label C wordtgerealiseerd, dan stijgt de maximale huur van gereguleerde huurwo-ningen door de extra punten met gemiddeld 81. Bij de woningen metenergielabel E, F en G bedraagt de gemiddelde stijging zelfs meer dan 100, aldus Kromhout (2013).Figuur 3 Gemiddelde maximale huur van gereguleerde huurwoningen zonder enmet extra labelpunten, 2012Bron: WoON 2012, ECN 2011, bewerking RIGO; Kromhout, 2013: 35.De daadwerkelijke huurverhoging is niet alleen afhankelijk van demaximale huur, mar ook van het huurbeleid van de verhuurders. Hetis niet te verwachten dat verhuurders de stijging van de maximaleANALYSE36TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ANALYSEhuur volledig zullen doorberekenen aan de huurder. De meeste ver-huurders vragen immers nu ook niet de maximale huur. Daarom laatKromhout (2013: 36) de uitkomsten van een scenario zien waarin deverhuurders het huidige percentage van de maximale huur gelijk hou-den en dit toepassen op de nieuwe maximale huur na bijtelling vanextra energielabelpunten (figuur 4).Figuur 2 Gemiddelde huurlasten van zittende huurders van gereguleerde huurwo-ningen per inkomensgroep in 2017, met en zonder extra labelpuntenBron: WoON 2012, ECN 2011, bewerking RIGO; Kromhout, 2013: 36.Uit figuur 4 valt af te lezen dat ook wanneer verhuurders hun streef-huurpercentage constant houden, de huren fors stijgen door de extraenergielabelpunten. Veel gereguleerde huurwoningen zouden bovende huurtoeslaggrens komen, waardoor de huurtoeslag de stijging vande huurlasten voor de primaire doelgroep nauwelijks dempt. Alleenwanneer de verhuurder de huur aftopt op de huurtoeslaggrens kan denetto huurstijging voor de primaire doelgroep beperkt blijven.Kromhout (2013) vergelijkt de geraamde huurstijging (bij constantestreefhuurpercentages) met de eerder geraamde energielastenbespa-ring (in 2017). Hieruit blijkt dat de energielastenbesparing nietopweegt tegen de extra huur die een huurder in dit scenario moetbetalen. Huurders van gereguleerde huurwoningen zouden gemiddeld 45 in de maand meer moeten betalen.De huurstijging die verhuurders na energiebesparende maatregelenals gevolg van de extra energielabelpunten kunnen doorvoeren,bedraagt in het algemeen dus meer dan de besparing op de energielas-ten.WOONLASTENWAARBORGIn het Convenant Energiebesparing Huursector is een instrumentopgenomen om huurders bij energiebesparende maatregelen tegeneen stijging van de woonlasten te beschermen: de Woonlastenwaarborg.Daarbij krijgen huurders de garantie dat hun integrale woonlasten(huur + energiekosten op complexniveau gemeten) niet stijgen.De daadwerkelijke besparing wordt een jaar na de maatregelen geme-ten, op basis van gebruiksgegevens van de netbeheerder. Vervolgenswordt op complexniveau de gemiddelde besparing op de woonlastenper woning berekend. Daarbij worden het prijspeil voor de huur enenergiekosten, de buitentemperatuur en het stookgedrag constantgehouden. Als de woonlasten gemiddeld op complexniveau nietgedaald zijn, vindt een eenmalige compensatie en herberekening vande huurverhoging plaats.De Woonlastenwaarborg is inmiddels in enkele Nederlandse gemeen-ten toegepast. Kromhout (2013) noemt de gemeente Montfoort waareen huurverhoging van 29 na een energielabelsprong van E naar Aruimschoots is gecompenseerd door een daling van de energiereke-ning. Dit voorbeeld laat zien dat het mogelijk is om met ambitieuzeenergiemaatregelen en een zeer gematigde huurverhoging per saldolagere woonlasten voor huurders te cre?ren. De Woonlastenwaarborgis overigens alleen van toepassing op zittende huurders. Om ook voornieuwe huurders lagere woonlasten te waarborgen zullen verhuurdersna energiebesparende maatregelen een zeer gematigd streefhuurbeleidmoeten (blijven) hanteren.Op termijn lopen de woningcorporaties grote financi?le risico's,omdat de waarborg is gebaseerd op twee meetpunten die niet ondub-belzinnig vastliggen: de prestatiewaarborg die het uitvoerend bouwbe-drijf verleent (maar moeilijk handhaafbaar is) en het energiegebruikvan de huurders (dat afhankelijk is van grootte en inkomen van hethuishouden, de aanwezigheid van energievergende attributen, hetwoongedrag van de bewoners en het veranderend klimaat).Als in de toekomst moet worden bepaald of huurstijgingen al dan nietworden gecompenseerd door besparingen aan energie-uitgaven, is hetaanbevelenswaardig dat normaal bedrijfseconomisch gedrag van ver-huurders en financiers wordt verondersteld en dat niet van marktcon-traire garanties en subsidies wordt uitgegaan. In een dergelijke con-text zullen de woonlasten (huur + energie) na een ambitieuze energie-besparing in het algemeen stijgen.STROOMVERSNELLINGOp 20 juni 2013 ondertekenden vier bouwbedrijven (BAM, VolkerWessels, Ballast Nedam en Dura Vermeer) en zes grote woningcorpora-ties (Portaal, Lefier, Woonwaard, Stadlander, TIWOS en WonenLimburg) een overeenkomst waarbij over enkele jaren 111.000 socialehuurwoningen energiezuinig zullen zijn. Het gaat om ingrepen vangemiddeld circa 60.000 per woning en een totale investering vancirca 6,5 miljard. Het idee is dat een kwart miljoen Nederlanders in2020 geen energierekening meer hoeven te betalen (K?nig, 2013).Aanvankelijk werd het initiatief aangeduid als `energienotaloze wonin-gen'. Al snel werd de aanduiding `Nul-op-de-Meter' (NOM) ingevoerdals doelstelling van het initiatief `De Stroomversnelling'. Minister Blokjuicht deze afspraak van harte toe.Het gaat om een combinatie van hoogwaardige isolatie, slimme instal-laties en de inzet van lokale duurzame energie. Aan de corporatiewordt gevraagd om een woonlastenwaarborg te geven. De corporatiesbetalen uiteraard de renovatie. De bouwers leveren duurzaam gereno-veerde woningen per saldo zonder energiekosten. Het idee is dat huur-ders van energetisch soms relatief slechte woningen met een hogeenergierekening zo een comfortabele en duurzame woning krijgentegen ongeveer de zelfde of lagere totale woonkosten. De corporatiesmikken op verhoging van de waarde van hun vastgoed en de leefbaar-heid van wijken, zonder overheidssubsidies. Volgens de initiatiefne-mers levert de deal dus een bijdrage aan klimaat- en energiedoelen encre?ert dit programma veel bouwwerkgelegenheid.De Stroomversnelling richt zich primair op grote aantallen in seriegebouwde woningen uit de jaren 50, 60 en 70. De nieuwsbrief van derijksoverheid meldt: `Door het bouwproces te industrialiseren kunnende kosten omlaag'. De nadruk ligt op de aanpak van naoorlogse etage-bouw en hoogbouw.Drie fasen zijn gepland:Fase 1. Prototyping: 1000 woningen, september 2013 t/m december2014.Fase 2. Industrialisatie: 10.000 woningen, januari 2015 t/m december2016.Fase 3. Opschaling: 100.000 woningen, januari 2017 t/m 2020.37ANALYSETIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014De deal is tot stand gekomen in het kader van het Innovatieprogram-ma Energiesprong, gefinancierd door het ministerie van BZK.Platform 31 voert het programma uit, in opdracht van dit ministerie.Energiesprong wil alle partijen in de gebouwde omgeving in bewegingzetten om innovatief het energiegebruik te reduceren. Dat moet leidentot een sprong naar grootschalige toepassing van duurzame energie eneen forse reductie van het verbruik van fossiele brandstoffen, aldus denieuwsbrief van de rijksoverheid.Inmiddels zijn de eerste prototypen van energieneutrale woningenopgeleverd, merkwaardigerwijze alle in de vorm van een eengezinsrij-enhuis. De fase van de industrialisatie staat nu voor de deur. Daarnaastgaan binnenkort vijftien aannemers in het kader van deStroomversnelling met de ontwikkeling van hun concepten voor deverbetering van particuliere woningen beginnen (Sint Nicolaas, 2014).KANTTEKENINGENOver de stroomversnelling kunnen allereerst enkele positieve opmer-kingen worden gemaakt. Er worden ambitieuze plannen gemaakt vooreen aanzienlijke verbetering van de energieprestatie van woningen inde voorraad, die nu ? voor een deel ? een povere energiekwaliteit heb-ben. Daarmee wordt de CO2-uitstoot beperkt, het verbruik van fossielebrandstoffen gereduceerd, het wooncomfort verbeterd en ? last but notleast ? een impuls gegeven aan het innoverend vermogen van hetbouwbedrijfsleven in de ruimste zin. En dat alles in beginsel zondereen grote stijging van de totale woonlasten voor de huurders.Er zijn echter ook een aantal kritische kanttekeningen te maken bij dewijze waarop de Stroomversnelling nu is uitgewerkt en wordt gepre-senteerd.RECLAMETEKSTEN IN PLAATS VAN OBJECTIEVE VOORLICHTINGEen eerste algemene opmerking betreft de zonnige, ongecompliceerdevoorlichting die vanuit de Stroomversnelling wordt gegeven: devrucht van een intensieve public relations campagne, waarbij tal vanzekerheden en garanties worden gesuggereerd en consequent risico'sen onzekerheden worden verzwegen. Leen van Dijke, voorzitter vanhet Kernteam van de Stroomversnelling: `Wat hier gebeurt, is trend-settend voor de bouw. De stroomversnelling bepaalt de norm' (SintNicolaas, 2014). Volgens hem is de hoofdgedachte achter deStroomversnelling: `meer presteren tegen minder kosten'. DePR-campagne is kennelijk vooral vanuit het bouwbedrijf ingestoken.Het Ministerie van BZK doet daar vrolijk aan mee. De voordelen van,prototypes, industri?le processen, prefabricage, grote series en v?r-gaande standaardisatie worden bejubeld. De Stroomversnelling miktop duurzame partnerschappen (partnering) tussen de bouwactoren.Aan de rol van huurders en huurdersorganisaties worden nauwelijkswoorden vuilgemaakt.De invloed van bewonersgedrag en wooncomfort op het energiever-bruik in de woning wordt onderschatTen tweede: de energiekosten worden niet alleen bepaald door de tech-nische specificaties van de warmte-isolatie, maar ook door het gedragvan de huurders. In algemene zin streven bewoners naar een prettigwooncomfort. Dat is voor een groot deel een subjectieve aangelegen-heid: ouderen houden vaak van een wat hogere temperatuur dan jon-geren, in een slaapruimte wenst men veelal een wat lagere tempera-tuur dan in een hoofdwoonvertrek. In de warme zomer schakelen som-mige bewoners een air conditioner in om de temperatuur te verlagennaar een prettiger niveau. 's Nachts mag het wat koeler zijn dan over-dag. De omvang van de energiekosten wordt, gegeven de woningken-merken, het verwarmingssysteem, en het ventilatiesysteem, bepaalddoor de huurders (Guerra-Santin & Itard, 2010). Of een woning nul opde meter scoort, hangt niet zozeer af van bouwtechnische factoren enenergielabels, maar vooral van het woningtype, de huishoudensamen-stelling en het bewonersgedrag (NIBUD, 2013; zie tabel 1, 2 en 3).Tabel 1 Gemiddeld gasverbruik van huishoudens naar woningtypeWoningtype Gemiddeld m3per jaar Kosten per maand ()Flat 900 67Tussenwoning 1.350 92Hoekhuis 1.590 1052 onder 1 kap 1.670 110Vrijstaand huis 2.220 140Totaal gemiddeld 1.440 97Bron: NIBUD, 2013, Budget Handboek 2013, Utrecht (NIBUD): 53.Tabel 2 Gemiddeld stroomverbruik van huishoudens naar omvang huishoudenAantal inwonendepersonenGemiddeld kWh-verbruik per jaarKosten per maand ()1 2.010 302 3.360 563 4.120 714 4.580 795 5.450 966 5.790 102Totaal gemiddeld 3.340 56Bron: NIBUD, 2013, Budget Handboek 2013, Utrecht (NIBUD): 54.Zoals eerder geconstateerd blijkt uit onderzoek van Majcen et al. (2013)dat het theoretische energiegebruik (blijkend uit energielabels) en hetfeitelijke energiegebruik (blijkend uit metingen) vooral aan de boven-en onderzijde van het prestatiespectrum fors van elkaar afwijken.Hertz (1996) heeft jaren geleden de milieuprestaties van duurzaam-bouwenprojecten gemeten en constateerde dat deze prestaties veelslechter waren dan de ambities van ontwerper en ontwikkelaar.Bewoners zetten ramen open, maken ventilatieroosters niet schoon,en schaffen air conditioning installaties aan, waardoor het energiege-bruik niet daalt maar per saldo zelfs toeneemt. Bewoners gebruikenstroom via domotica, het opladen van iPhones, iPads, laptops en com-puters, en straks meer en meer door het opladen van elektrische fiet-sen en auto's.Woningcorporaties die een energiewaarborg geven aan huurders,komen in de knel tussen huurder en nutsbedrijf, respectievelijk tussenbouwbedrijf en nutsbedrijf, en lopen potentieel zeer grote financi?lerisico's. Het is de vraag of op basis van het Besluit Beheer SocialeHuursector (BBSH) of straks de Herziene Woningwet het betalen vanenergie namens de huurders wel als een kerntaak van woningcorpora-ties mag worden beschouwd. Bouwbedrijven geven een prestatiega-rantie voor maar liefst veertig jaar en zullen beweren dat zij degevraagde bouwkundige specificaties hebben geleverd en huurderszullen betogen dat de hogere energierekening het gevolg is van eenontoereikende bouwkwaliteit en/of gebreken bij het woningbeheerdoor de corporaties. Voor juristen doemt hier een lucratieve arena opvan conflicten en geschillen: als de becijferde besparing van energie-kosten niet wordt gerealiseerd, wie moet dan worden aangesproken?38TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ANALYSETigchelaar en Leidelmeijer (2013) gingen na welke hoofdfactoren hetgasverbruik van huishoudens in woningen verklaren (zie tabel 3).Tabel 3 Aandeel van situering, grootte en energiegedrag in de verkla-ring van de verschillen in gasverbruik tussen huishoudens inNederlandVerklaring voor gasverbruik Aandeel in verklaring (%)Aantal buitenzijden34Grootte (gebruiksoppervlak en aantal kamers) 25Energielabels (driedeling) 25Energiegedrag (mate van onzuinig gedrag) 16Noot: Totaal verklaarde variantie in deze analyse: 50%.Bron: Tigchelaar en Leidelmeijer, 2013: 74.Naast technische eigenschappen van de woning is ook volgensTigchelaar en Leidelmeijer (2013) het gedrag van de bewoner van groteinvloed op het energiegebruik in woningen. De analyses laten zien dater een grote variatie is in opvattingen over wooncomfort en dus inenergiegedrag. Veel van die verschillen zijn begrijpelijk vanuit de wen-sen, behoeften en gewoonten van bewoners. Ouderen hebben behoefteaan een hogere temperatuur, bewoners van niet-westerse herkomstdouchen veelvuldiger dan autochtonen, gezinnen met kleine kinderenmaken meer gebruik van het bad en niet-werkenden zijn vaker thuisen stoken daardoor meer.Inkomen heeft vooral een relatie met het elektriciteitsverbruik. Veelvan het onzuinige energiegedrag is specifiek voor (combinaties van)huishoudens en woningen. Nadere analyses lijken er op te duiden datzowel het energiegedrag, de grootte van de woningen als interactiesvan beide met de energetische kwaliteit van de woning de verschillenverklaren.AMBITIENIVEAU KOSTENEFFECTIEF?Een derde kritische kanttekening heeft betrekking op het extreemhoge ambitieniveau: energiegebruik = nul. Als geen duurzame energiewordt ingezet, zal dit doel alleen (op papier) kunnen worden gereali-seerd door steeds verder oplopende bouw- en installatiekosten. Mendenkt aan een investering van gemiddeld 60.000,- per woning. Hetis de vraag of de marginale investering opweegt tegen de marginaleenergiereductie. De eisen die aan het bewonersgedrag worden gesteldworden steeds strenger naarmate het ambitieniveau hoger is.Hasselaar (2006) laat zien dat er grote gezondheidsproblemen bijbewoners kunnen ontstaan, als binnenlucht wordt hergebruikt en deventilatie niet zorgvuldig wordt ingeregeld. Er treden rebound-effec-ten op doordat de bewoners thuis in zomerkleding lopen (ook als hetwinter is), meer elektrische apparaten inzetten en (waar mogelijk) deramen vaker openzetten. Het is zeer de vraag of de nagestreefde ener-gie-investeringen in alle gevallen kosteneffectief zijn.NAAR DUURZAME ENERGIE. SMART GRIDSEen vierde kritische kanttekening betreft de grote nadruk die aanvan-kelijk is gelegd op de reductie van fossiele energie. Lokale duurzameenergie wordt wel genoemd, maar stond in het begin niet centraal.Mede dankzij het Energieakkoord neemt de aandacht voor hernieuw-bare energiebronnen toe. Juist een Energiesprong of eenStroomversnelling zou primair gericht moeten zijn op de energietran-sitie naar duurzame energie, inclusief smart grids. Smart grids zijngeavanceerde energienetwerken waarin vraag naar en aanbod vanenergie permanent in balans worden gebracht. Hoe meer elektrischefietsen en auto's in of om de woning energie opladen, des te essenti?-ler is een smart grid. De Stroomversnelling komt in overwegende mateuit de koker van relatief grote uitvoerende bouwbedrijven, die vangrote series houden, van bouwkundige ingrepen en die niet allemaalvoldoende expertise hebben op het terrein van zonnepanelen, wind-energie, geothermie en smart grids. Het is van essentieel belang dat deexpertise van nutsbedrijven voldoende wordt benut.De nadruk op industrialisatie en seriegrootte weerspiegelt de wijzewaarop de meeste woningcomplexen tot stand zijn gekomen: door sys-teembouw, grote series, arbeidsbesparing op de bouw en v?rgaandestandaardisatie (Van Elk en Priemus, 1970; Thijssen, 1990). Deze aan-pak heeft tot grote bouwtechnische en bouwfysische problemengeleid: lekkages, condens, geluidshinder en tocht. De problemen waar-toe de arbeidsbesparende bouw in de jaren 1950-1970 heeft geleid,moeten niet worden binnengehaald door een soortgelijke aanpak vande renovatie. Delen van de naoorlogse woningcomplexen zijn al gere-noveerd. In menig geval is de energiebesparing al fors verbeterd.Als renovatie-investeringen nodig zijn en als een verhoging van hurenen/of servicekosten dreigt, is van te voren volgens de huidige regelge-ving de instemming nodig van tenminste 70% van de huurders.Minister Blok is over deze regelgeving niet enthousiast, maar hij kanzich niet aan deze regel onttrekken. Alleen al deze (zinvolle) spelregelindiceert vooral een kleinschalige, gedifferentieerde aanpak. In dezesector kunnen vooral kleine bouwbedrijven, kleine installateurs, klei-ne consortia en zzp'ers een concurrerende en creatieve bijdrage leve-ren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) maakt zich in dit ver-band zorgen over een gebrek aan concurrentie.In vele opzichten (bouwkundige variatie, variatie in bewonersgedragen variatie in institutionele aanpak) is een kleinschalige, gedifferenti-eerde, procesmatige en adaptieve aanpak ge?ndiceerd die juist nietzozeer in het teken staat van seriegrootte, opschaling en industrialisa-tie.In alle gevallen moet de relatie tussen bewoners en nutsbedrijf onver-kort in tact blijven en zal de nadruk primair moeten liggen op een toe-nemende energiereductie, niet op een permanente energienota-nul.PORTEMONNEE VAN DE HUURDERSEen vijfde kritische kanttekening betreft de portemonnee van de huur-ders. Linksom (energienota) of rechtsom (huurverhoging) is het altijdde huurder die de rekening van de renovatie betaalt. Op dit moment isde deal tussen Aedes en kabinet van kracht, waarbij de komende jarende verhuurdersheffing zal oplopen tot 1,7 miljard per jaar en geheelof grotendeels zal worden afgewenteld op de huurders. Zij betalen derekening via extra huurverhogingen (Lijzenga, 2013). Daar zouden dande kosten van de ingrepen volgens de Stroomversnelling boven opkomen. Ook zonder Stroomversnelling is voor vele bewoners deInstallatievanzonnepanelenophetdakvaneenwoonhuisinOpmeer(Foto:BasBeentjes/HollandseHoogte)39TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ANALYSEbetaalbaarheid van de huisvesting in toenemende mate een probleem.Voor de minima biedt de huurtoeslag ? binnen bepaalde grenzen ?soelaas. Maar de huurtoeslag is niet van toepassing op energiekosten.De indruk wordt gewekt in het programma `De Stroomversnelling' datde energie niets kost (energienota = nul) (zie K?nig, 2013), maar deinvesteringen in een betere isolatie, slimmere installaties en zonnepa-nelen vergen rentebetalingen, zullen moeten worden afgelost en moe-ten in rekening worden gebracht. Juist nu, in crisis- en bezuinigings-tijd, komt deze lastenverzwaring voor vele huurders uiterst ongelegen.CONCLUSIESSamenvattend kan worden geconcludeerd dat de Stroomversnellingvooral als top-down-aanpak is uitgewerkt. Een globaal kader dat wordtingevuld door bottom-up initiatieven verdient de voorkeur. De nadrukzou voluit moeten worden gelegd op de energietransitie van duurzamenaar hernieuwbare energie, waarbij de aanpak en de bouwkundige uit-werking gevarieerd en overwegend kleinschalig zouden kunnen zijn.De overzichtelijke verantwoordelijkheidsverdeling op renovatiemarkt,woondienstenmarkt en energiemarkt moet niet worden verstoord, bij-voorbeeld door een woonlastenwaarborg van woningcorporaties of deverwachting dat de woningcorporaties over de investeringen in ener-giebesparing nauwelijks een rendement zullen eisen en zullen volstaanmet een uiterst bescheiden huurverhoging. Er zal meer rekening moe-ten worden gehouden met draagkrachtproblemen van een deel van dehuurders die thans meerjarig worden geconfronteerd met uitzonder-lijk hoge huurverhogingen. Het valt toe te juichen dat recentelijk deStroomversnelling zich ook richt op de koopsector en de vrije huur-sector. Dat verbreedt de scope en versterkt de noodzaak van een klein-schalige aanpak.In het algemeen is een procesmatige aanpak ge?ndiceerd waarbij deenergienota niet in ??n keer naar nul terugloopt, maar waarbij hetenergieverbruik geleidelijk wordt gereduceerd en waarbij vooral detoepassing van hernieuwbare energie centraal staat. Als energie 100%hernieuwbaar is (zoals zon en wind) en als alleen naar de energie-effecten wordt gekeken, is de energie-isolatie strikt genomen van min-der belang. Wel zullen ook dan hoge eisen worden gesteld aan hetwooncomfort. In alle toe te passen varianten zullen het gedrag en degezondheid van de bewoner en het wooncomfort meer op de voor-grond moeten worden geplaatst. De aard van de bouwtechnische eninstallatietechnische ingrepen komt op de tweede plaats. Kortom: hetis hoog tijd voor Stroomversnelling 2.0.LiteratuurElk, R.S.F.J. van en H. Priemus, 1970, Niet-traditionele woningbouwmethoden inNederland, Alphen aan den Rijn (Samsom).Guerra-Santin, O. & L. Itard, 2010, Occupants' behaviour: determinants and effectson residential heating consumption, Building Research & Information, 38 (3): 318-338.Hasselaar, E., 2006, Health Performance of Housing. Indicators and Tools, Delft(Delft University Press), dissertatie TU Delft.Hertz, B., 1996, Bewonersgedrag in Duurzaam Bouwenprojecten, Milieu, nr. 4: 161-169.K?nig, Eppo, 2013, De huurder betaalt voor gratis stroom, NRC Handelsblad, 20 juni:25.Kromhout, Steven, 2013, Woonlasten van huurders, Huur- en energielasten in degereguleerde huursector, Amsterdam (RIGO), 31 juli.Lijzenga, Jeroen, 2013, Feiten en achtergronden van het huurbeleid 2013, Arnhem(Companen), 22 oktober.Majcen, C., L.C.M. Itard & H. Visscher, 2013b, Energielabels en werkelijk energiege-bruik, TVVL Magazine, nr. 1: 2-7.NIBUD, 2013, Budgethandboek 2013. Kerncijfers huishoudfinanci?n, Utrecht(NIBUD), maart.Priemus, Hugo, 2013, Wat de Stroomversnelling wil, is lichtjaren verwijderd van dehuidige praktijk, 18 november. http://renda.nl/kwestie-stroomversnelling.SCP en CBS, 2012, Armoedesignalement 2012, The Hague (SCP/CBS), December.Sint Nicolaas, Jan, 2014, Achtergrond De Stroomversnelling: `Radicaal andere aan-pak in de bouw', Cobouw, 10 april.Thijssen, C.C.F., 1990, Technische kwaliteit van etagewoningen (2 delen), Delft(Delftse Universitaire Pers), dissertatie TU Delft.Tigchelaar, Casper and Kees Leidelmeijer, 2013, Energiebeparing. Een samenspelvan woning en bewoner. Analyse van de module Energie WoON 2012, Petten/Amsterdam, ECN/RIGO, augustus.De Stroomversnelling moet worden beschouwd als een innovatief leer-proces, waarin ten opzichte van de aangekondigde opzet de volgendeaccenten dienen te worden gelegd (Priemus, 2013):- de financi?le relatie tussen huurder en nutsbedrijf dient volledig intactte blijven. De huurder moet geconfronteerd worden met de kosten vanzijn woongedrag. Daar moet de corporatie niet tussenkomen met eengarantie of een impliciete subsidie, op straffe van te grote financi?lerisico's;- de aanpak moet veel meer rekening houden met het gedrag, respectie-velijk het wooncomfort en de gezondheid van bewoners;- de kosteneffectiviteit van het ambitieniveau dient een belangrijke rol tespelen in de afweging van kosten en prestaties;- het accent moet voluit worden gelegd op de transitie van fossiele naarhernieuwbare brandstoffen, met name de installatie van zonnepanelen;- kleinschaligheid van initiatieven dient meer centraal te wordengeplaatst. Differentiatie is belangrijker dan uniformiteit en grote series.Bottom-up activiteiten verdienen de voorkeur boven een top-down aan-pak;- de aandacht dient niet alleen te worden gelegd op de sociale huursec-tor, maar ook op de koopsector en de vrije huursector.
Reacties