45TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014ONDERZOEKSDOSSIERDOOR KIRSTEN VISSER, FACULTEIT GEOWETENSCHAPPEN, UNIVERSITEITUTRECHT1Het opgroeien in een achterstandsbuurt zou een negatieveinvloed hebben op onder andere onderwijsuitkomsten,gedrag, ambities en kansen van jongeren. Aangenomenwordt dat jongeren in achterstandsbuurten het slechterdoen dan hun leeftijdsgenoten in `betere' buurten vanwe-ge sociale disorganisatie, negatieve rolmodellen en de invloed vanslechte vrienden2. Ondanks dat in de Nederlandse context het bestaanvan dit soort buurteffecten nog niet overtuigend is aangetoond, vor-men ze de basis voor de buurtgerichte aanpak, zoals het sociale mix-beleid.Het onderzoek naar buurteffecten heeft echter een aantal tekortko-mingen. Ten eerste wordt er nauwelijks aandacht besteed aan de bele-ving van plaats. Vaak wordt er gekeken naar objectieve buurtkenmer-ken, zoals inkomen, etnische samenstelling of werkloosheidscijfers.Veel minder aandacht wordt besteed aan hoe bewoners hun buurt zelfervaren en gebruiken. De vraag hoe buurten op verschillende manie-ren worden beleefd door verschillende groepen en individuen blijftvaak onbeantwoord. Ten tweede wordt er te veel gelet op de veronder-stelde tekortkomingen: de mogelijke sterke punten die ook aanwezigzijn in een achterstandsbuurt worden vaak over het hoofd gezien.Een groep waarvan de buurtbeleving vooral ontbreekt in zowel weten-schappelijke studies als stedelijk beleid zijn jongeren. Jongeren wor-den vaak gezien als `minder-dan-volwassenen', die niet de kennis enervaring hebben om hun wensen onder de aandacht te brengen. Alsgevolg hiervan worden vaak volwassen proxies ? zoals de mening vanouders of leraren ? gebruikt om de ervaring van jongeren te meten.Het probleem is echter dat jongeren hun buurt heel anders kunnenbeleven dan volwassenen, omdat hun sociaal-ruimtelijk gedrag enbelevingswereld anders zijn. Begrijpen hoe jongeren betekenis gevenaan hun buurt en hoe dit van invloed is op hun sociaal-ruimtelijkgedrag is echter cruciaal wanneer we buurt als invloedrijke contextwillen onderzoeken. In dit artikel besteden we daarom aandacht aanhoe jongeren (13-18 jaar) in de deelgemeente Feijenoord in Rotterdamhun buurt beleven en wat zij zien als negatieve en positieve aspecten.DE BELEVING VAN PLAATSIn de literatuur over de beleving van plaats staan twee aspecten cen-traal. Ten eerst het idee dat plaatsen gecre?erd worden door socialeinteractie en, ten tweede, dat plaatsen meerdere betekenissen kunnenhebben. Zo toont een studie van Spencer3in de Verenigde Staten aanhoe individuele en contextuele kenmerken de beleving van een buurtbe?nvloeden. Zo wordt de aanwezigheid van politie door meisjes erva-ren als iets positiefs ? omdat het hun gevoel van veiligheid vergroot ?terwijl het door jongens wordt gezien als iets negatiefs ? omdat hethun vrijheid beperkt. Lynch4illustreert daarnaast dat er geen een-op-een relatie is tussen de fysieke buurtkenmerken en de beleving van debuurt. Jongeren in een Argentijnse buurt, met slechte kwaliteitwoningen en naast de vuilnisbelt en gevangenis, ervaren hun buurt alsMAAR HET ISWEL MIJNPROBLEEMBUURT!Het opgroeien in een achterstandsbuurt is slecht voor jongeren. Althans dat is de publieke opinie. Maarwat vinden jongeren eigenlijk zelf van `hun' probleembuurt? Terwijl jongeren zich zeker bewust zijn vanproblemen, zoals criminaliteit en overlast, is de buurt voor hen ook een plek met instrumentele enaffectieve waarde. Buurtonderzoek en beleid zouden zich meer moeten richten op de beleefde positieveaspecten van de buurt in plaats van alleen te focussen op de tekortkomingen.46TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014ONDERZOEKSDOSSIERfijn, beschermd en vriendelijk. Ze voelen zich er veilig en thuis.Ondanks deze bevindingen wordt er in veel buurteffectonderzoek noguitgegaan van zogeheten `deficit modellen' die veronderstellen datsociaal-economische achterstand per definitie samen gaat met eengebrek aan sociaal kapitaal en sociale cohesie en afwijkende normenen waarden. In reactie hierop introduceren Aber en Nieto5de zogehe-ten `pluralistische' buurttheorie, die ervan uit gaat dat zelfs in debuurten met de meeste sociaal-economische achterstand er sprake kanzijn van positieve processen.Een belangrijk concept in deze context is emotionele binding met eenplaats. Deze plaatsbinding kan refereren naar zowel de fysieke plaatsals de gemeenschap die aanwezig is op deze plaats en daarmee helpt deidentiteit van die plaats te defini?ren. Twigger-Ross en Uzzell6verbin-den plaatsbinding aan identiteitsvorming. Personen voelen zich ver-bonden met een bepaalde plaats als deze voorziet in ten minste ??nvan de volgende vier menselijke behoeften: onderscheidingsvermo-gen, continu?teit, eigenwaarde en zelfredzaamheid (zie box 1).Onderscheidingsvermogen: personen gebruiken plaatsen omzich te onderscheiden van anderen, zoals mensen in een anderestad (een Rotterdammer zijn) of een andere wijk (uit Rotterdam-Zuid komen)Continuiteit: plaatsen kunnen refereren naar eerdere gebeurte-nissen en ervaringen. Dit leidt tot een gevoel van continuiteit.Eigenwaarde: personen voelen zich verbonden met een bepaal-de plaats wanneer dit leidt tot meer eigenwaarde of socialewaardeZelfredzaamheid: personen voelen zich verbonden met eenplek wanneer ze in staat zijn daar de dingen te doen die ze graagwillen doenIs er ook een verschil tussen buurtbinding in achterstandsbuurten en`betere' buurten? Het gevoel van eigenwaarde en zelfredzaamheid zouwel eens lager kunnen zijn in achterstandsbuurten, vanwege respec-tievelijk stigmatisering en onveiligheid. Onderzoek in het VerenigdKoninkrijk7toont aan dat buurtbinding lager is in achterstandsbuur-ten dan in `betere' buurten, vooral vanwege het gebrek aan socialecohesie. Veel onderzoekers stellen dat de etnische samenstelling eenbelangrijke rol speelt voor de sociale cohesie in de buurt. Zo steltPutnam8dat bewoners in etnisch gemengde buurten in de VerenigdeStaten de neiging hebben zich terug te trekken uit het publiekedomein en hun buren te wantrouwen. Sturgis en collega's9tonen inhet Verenigd Koninkrijk echter aan dat een lage sociaal-economischestatus een belangrijkere rol speelt dan etnische diversiteit.Deze studies geven een eerste inzicht in de relatie tussen verbonden-heid met de buurt en de mate van achterstand voor volwassenen, voorjongeren blijft dit echter grotendeels onbeantwoord.METHODOLOGIEHet onderzoek is uitgevoerd in de deelgemeente Feijenoord inRotterdam. Binnen Feijenoord is er gekozen voor de buurtenAfrikaanderwijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord en Vreewijk. Dezebuurten worden gekenmerkt door een lage sociaal-economische sta-tus, een laag gemiddeld opleidingsniveau en hoge werkloosheid.Hiernaast hebben de buurten te maken met problemen als onveilig-heid en jongeren- en drugsoverlast.We hebben de jongeren geworven via jongerenorganisaties, middelba-re scholen en MBO-scholen. Er is gebruik gemaakt van een combinatievan een sneeuwbalsteekproef en een gemakssteekproef. De onder-zoeksgroep bestond uit 14 jongens en 12 meisjes met verschillendeetnische achtergronden (Nederlands, Turks, Marokkaans, Surinaams,Oost-Europees, Antilliaans, Afghaans en Pakistaans). Het empirischonderzoek bestond uit drie componenten:1. Foto-opdracht: de jongeren is gevraagd foto's te maken van plekkendie belangrijk voor hen zijn en plekken die ze fijn en niet fijn vin-den. Deze methode heeft een aantal voordelen: het geeft de jongerende mogelijkheid te laten zien wat zij belangrijk vinden, en niet watde onderzoeker belangrijk vindt; het kan gebruikt worden als startvan het interview en helpt het gesprek te structureren; en het is eenmethode die de jongeren zelf aanspreekt.2. `Mental mapping': de jongeren is gevraagd een kaart te tekenen vanhun leefomgeving en hierop aan te geven welke plekken belangrijkvoor hen zijn, en de plekken die ze als fijn en minder fijn ervaren.Het voordeel van deze methode is dat het de respondent de vrijheidgeeft zich te uiten met beperkte invloed van de onderzoeker.Hiernaast is het een goede manier om inzicht te krijgen in het rela-tieve belang van bepaalde plekken. De mental maps kunnen gezienworden als een aanvulling op de foto's: vaak tekenden de jongerenmeer plekken dan op de foto's te zien waren, ook buiten de buurt, entijdens het proces was het mogelijk voor de onderzoeker om vragente stellen over de getekende plekken.3. Diepte-interview: er is met de jongeren gesproken over hun buurt,wat ze fijn en niet fijn vinden aan hun buurt, belangrijke plekken,waarom deze belangrijk zijn, wat ze daar doen, met wie en hoe vaak.Personen voelen zich verbonden met een bepaaldeplaats als deze voorziet in ten minste ??n van devolgende vier menselijke behoeften:onderscheidingsvermogen, continu?teit,eigenwaarde en zelfredzaamheidBEVINDINGENDe interviews met jongeren tonen aan dat ze zich bewust zijn vanzowel de positieve als negatieve aspecten van hun buurt. De buurtenin de deelgemeente Feijenoord worden voor buitenstaanders veelalgezien als gebieden met een breed scala aan problemen, zoals lageinkomens, werkloosheid, overlast, criminaliteit en drugsgebruik. Uitonze interviews blijkt dat de mening van jongeren tot op zekere hoog-te overeenkomt met deze algemene discourse: ze zijn zich zekerbewust van de problemen in hun buurt, zoals kan worden gezien in deeerste paragraaf. Echter, de meerderheid van de jongeren vindt datdeze problemen gecompenseerd worden door de hoge mate vaninstrumentele en affectieve waarde in de buurt, wat wordt ge?llus-treerd in de tweede paragraaf.`Wat ik niet leuk vind aan mijn buurt'Ten eerste verwijst een groot deel van de jongeren naar de slechte staatvan de gebouwde omgeving, vandalisme en het gebrek aan onder-houd. De slechte fysieke kwaliteit maakt dat sommige jongeren onte-vreden zijn over hun buurt, zoals de volgende quote van Christian (19jaar, Nederlands) illustreert:47TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014ONDERZOEKSDOSSIERIk weet niet wat het is, maar het wordt slechter. Een tijdje geleden is erhier een huis afgebrand en het staat daar nu nog steeds zo, afgebrand,dichtgetimmerd ... Ik denk dat ze van plan zijn het te slopen, dat iswaarom ze het doen, maar nu is het geen leuke plaats meer om tewonen.Plaatsen met gebrek aan overzicht en weiniglicht worden vaak als onprettig ervaren doorjongerenTen tweede geven veel jongeren aan zich onprettig te voelen op som-mige plaatsen in hun buurt vanwege de aanwezigheid van bepaaldemensen in de openbare ruimte. Op de meerderheid van de foto's en`mental maps' komen plekken voor waar volgens de jongeren vaak ver-velende of `enge' mensen rondhangen: van een groep jongens totdrugsdealers. Specifieke plekken die worden genoemd zijn parken,metrostations, caf?s of coffeeshops. Tegelijkertijd blijkt ook dat som-mige plekken juist worden vermeden vanwege de afwezigheid vanmensen, of in andere woorden, het gebrek aan `eyes on the street'.Plaatsen met gebrek aan overzicht en weinig licht worden vaak alsonprettig ervaren door de jongeren. Hiernaast spelen de eerdere erva-ringen en de verhalen van anderen een rol. Sommige jongeren gevenaan dat ze bepaalde plekken onprettig vinden en zelfs vermijdenomdat ze gehoord hebben over geweld of criminaliteit op die bepaaldeplek.Ondanks dat de jongeren in Feijenoord zich op een aantal plekkenonprettig voelen, zien we ook dat ze manieren ontwikkelen om hunbuurt op een strategische manier te gebruiken en vervelende plekkente vermijden. Emine (18 jaar, Turkse) vertelt bijvoorbeeld het volgende:Wanneer we naar de stad zijn geweest 's avonds, dan neem ik liever de metrodan de tram naar huis ... wanneer ik de metro neem dan hoef ik niet het dijkjeover te steken (een plek waar ze zich onveilig voelt). Als ik de tram neem danmoet ik wel het dijkje oversteken, dus dan neem ik liever de metro.Tot slot dient echter opgemerkt te worden dat de mening van de jon-geren over hun buurt meer een kwestie is van `niet leuk vinden' danechte angst. Dit kan zijn omdat jongeren gewend zijn aan de gevarenin hun buurt en geleerd hebben er mee om te gaan.`Wat ik leuk vind aan mijn buurt' ? De buurt als bron van instru-mentele en affectieve waardeOndanks het feit dat jongeren zich bewust zijn van de problemen inhun buurt is de meerderheid van hen over het algemeen positief overhun leefomgeving. Alle jongeren weten ook leuke plekken in hunbuurt te noemen en bij twintig van de 26 jongeren overheersen depositieve ervaringen. Boris (17 jaar, Oost-Europees) beschrijft dit alsvolgt:Wanneer je hier woont, is het een leuke buurt. Leuke mensen. Maar er zijnook slechte jongens, die willen stoer zijn, maken problemen. Maar verder ishet een leuke buurt. Ze zeggen dat het gevaarlijk is, maar of ik heb er meeleren leven, of het is gewoon een normale buurt.Hoe kunnen we deze positieve buurtbeleving verklaren? De meerder-heid van de jongeren wijst op verschillende hulpbronnen, waardoor zehet een `goede en leuke buurt' vinden. De buurt heeft voor de jongerenzowel een instrumentele als een affectieve waarde.Figuur 1, 2 en 3: Plekken die ik leuk vindXandra (17 jaar, Surinaamse): Dit is het Afrikaanderpark. Daar gaan wij joggen alswe gezond willen doen (...) maar meestal lopen we daar gewoon. Het is best wel mooieigenlijk. (...) O, hier gaan we ook wel vaak eten, Meram, daar hebben ze echt heel lek-ker eten. Ik ga daar vaak heen met m'n moeder of m'n vriendinnen. En ook vlakbij. Ende bibliotheek, voor school meer. Want we moeten echt veel boeken lezen de laatste tijd.En dan haal ik ze hier, gewoon makkelijk vlakbij. Je loopt gewoon de straat uit en je zitmeteen daar.Younous (18 jaar, Marokkaans): Dat is om de hoek hiero, om zo maar te zeggen.Wij noemen dit `Hoekje Boom'. Omdat als je hier goed kijkt dan zijn daar allemaalboompjes op getekend. Eh, enne, ja hier hangen wij de meeste van onze vrije tijd rondzomers, in de winter wat minder, maar... In de zomer eh, komen we gewoon allemaal bijelkaar en de buren gooien barbecue naar buiten.48TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014ONDERZOEKSDOSSIERIrmak (18 jaar, Turkse): 's zomers zit ik daar heel vaak , ik vind het gewoon leukdaar (...) gelijk hier voor de deur (...) ik vind het gewoon 's zomers, dan hebben we ookgewoon een lekker weertje dan is het lekker om daar te zitten. Allerlei mensen bekijken(...) meestal met mijn zusje, af en toe met mijn vriendinnenInstrumentele waardeVeel buurteffecttheorie?n ? zoals sociale disorganisatietheorie ? gaaner vanuit dat bewoners in achterstandsbuurten minder kansen hebbenom in contact te komen met hulpbronnen die hun vooruit kunnen hel-pen in het leven. Uit de interviews blijkt echter dat jongeren dit heelanders ervaren. De meerderheid beschrijft de buurt als een plek waarveel mensen elkaar kennen en meer dan de helft geeft aan dat buurtge-noten wel eens hebben geholpen met dingen als een baantje vinden,huiswerk of als oppas. Mitchell (18 jaar, Nederlands/Surinaams)beschrijft bijvoorbeeld dat hij een bijbaantje heeft gevonden door zijnbuurtnetwerk:Een neef van een vriend van mij, zijn moeder heeft een bar, hier inAfrikaanderwijk. Het is een Latino-bar. Ik studeer voor beveiliger en dat wisthij ... en toen zei zij [de moeder] waarom kom je niet hier werken?Ook wanneer dingen niet zo goed gaan komt het regelmatig voor datburen naar elkaar omkijken. Yvette (16 jaar, Surinaamse) vertelt bij-voorbeeld dat ze naar haar buren gaat als ze ziek naar huis gaat vanschool. Hier leert ze ook koken en huishoudelijke taken:Ik ben vaak ziek en mijn ouders kunnen niet altijd thuiskomen van hun werkvoor mij. Dus als ik ziek ben en ik kan niet naar school dan ga ik naar deburen. Ik ga naar hun huis en ze leren mij heel veel dingen: koken, huishou-den, beauty tips enzo...Hiernaast beschrijven de jongeren verschillende organisaties die toe-gang tot hulpbronnen mogelijk maken. Veel Amerikaanse buurteffect-studies veronderstellen dat in achterstandsbuurten er sprake is vanweinig institutionele hulpbronnen. In Rotterdam is dit anders. Ietsmeer dan de helft van de jongeren geeft aan dat ze (soms) gebruikmaken van de faciliteiten in de buurt, zoals buurthuizen, jongeren-centra en sportclubs (zie figuur 1) en veel van hen wijzen ook op dekansen die deze bieden, zoals lichamelijk beweging, werken aan zelf-verdediging en zelfvertrouwen, hulp met huiswerk en kookcursussen.Tegelijkertijd houdt het de jongeren van de straat. Ook religieuze plek-ken, zoals moskee?n en kerken, kunnen deze functie vervullen. Selami(16 jaar, Turks) beschrijft bijvoorbeeld dat er via de moskee activiteitenworden georganiseerd als voetbaltoernooitjes, filmavonden en eengezamenlijk ontbijt. Hij stelt het volgende:Als we hier niet was geweest [in de Moskee], dan zouden we buiten rondhan-gen, en buiten zijn `slechte dingen' en als we `slechte dingen' gaan doen danraken we echt in de problemen.Echter, terwijl het grootste deel van de jongeren tevreden is met defaciliteiten in de buurt, is er ook een aantal jongeren dat aangeeft dater maar weinig te doen is in de buurt voor hen. Een mogelijke redenvoor deze ontevredenheid zou kunnen zijn dat het aanbod van activi-teiten niet overeen komt met de interesses van de jongeren.Voor veel van de jongeren is de buurt een van hunfavoriete plaatsen in RotterdamAffectieve waardeEen tweede thema wat naar voren komt uit de interviews is de emotio-nele buurtbinding. Uit de verhalen van de jongeren blijkt dat voor demeerderheid van de jongeren de buurt voorziet in de vier behoeften,zoals beschreven in het theoretisch gedeelte: onderscheidingsvermo-gen, continu?teit, eigenwaarde en zelfredzaamheid.Voor veel van de jongeren is de buurt een van hun favoriete plaatsen inRotterdam (zie figuur 2). Bijna de helft van de jongeren verwijst expli-ciet naar het feit dat ze zich er thuis en veilig voelen, vooral omdat zeveel van de bewoners kennen. Mitchell (18 jaar, Nederlands/Surinaams), vertelt:Ja, ik probeer het liefst in Rotterdam-Zuid te blijven want het is gewoon mijnbuurt. Ik ken Hillesluis uit mijn hoofd en Vreewijk, Afrikaanderplein,Bloemhof, Millinx, ik ken al die buurten wel uit mijn hoofd, ik kan het wel dro-men. Ik heb hier alles wat ik wil, dus waarom zou ik weg gaan. Heel simpel!Deze trots komt ook naar voren in de identificatie met de RET-metrocode (5314) en de postcodes van de verschillende buurten. Dezecodes worden vaak gezien in graffiti tags, op de muren van het school-toilet en in Facebookstatussen. Dit kan gerelateerd worden aan dedimensie onderscheidingsvermogen, jongeren willen zich afzettentegen andere wijken of buurten door het gebruik van deze codes. Dit isvooral het geval onder jongens. Mitchell beschrijft dit als volgt:Ik kom van Rotterdam-Zuid en de ander komt van West ofzo en dan heb jegewoon ruzie. Met 5314 is om te laten zien waar je vandaan komt, ik denk dathet voor de jeugd een beetje identiteit zoeken is, om te laten zien van hier komik vandaan. Gewoon Rotterdam-Zuid dat ga ik op de kaart zetten... dat ga ikde hele dag roepen, dat soort dingen.De meerderheid van de jongeren is zich er van bewust dat buiten-staanders niet zo positief zijn over de buurten binnen Feijenoord alszijzelf. De volgende quote van Selami illustreert hoe hij de perceptievan buitenstaanders ervaart. Het toont ook aan hoe verbondenheidmet een plek gerelateerd is aan eigenwaarde: omdat de identiteit van dejongere is verbonden aan de buurt worden vooral de dingen die goedgaan in de buurt benadrukt.49TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014ONDERZOEKSDOSSIEREn de slechte dingen komen meestal voor de goede dingen: je doet tien goededingen en je doet ??n slecht ding en dat slechte ding onthouden ze. Je moet hetgoede zien. We hebben hier zulke goede dingen gemaakt man, maar die zien zenooit. Alleen maar slechte dingen, rellen, schietpartij, steekpartij, maar dat isallemaal van 2009, 2008, we hebben laten zien dat Bloemhof niet meer zo is,maar nog steeds denken mensen over Bloemhof als een slechte wijk. Maar datis het niet.Hiernaast heeft de binding van jongeren te maken met familiariteit.De meerderheid van de jongeren woont hun hele leven al in de buurten kent de plek en de bewoners. We kunnen dit in verband brengenmet de dimensie continu?teit, zoals eerder beschreven. De buurt refe-reert naar vroegere ervaringen en op deze manier zorgt het voor conti-nu?teit in de identiteit van de jongere. In verschillende interviewskomt naar voren dat jongeren juist andere buurten waar ze minderbekend zijn als onveilig ervaren. Xandra (17 jaar, Surinaamse) verteltbijvoorbeeld het volgende:Natuurlijk omdat ik hier best wel lang woon, ik woon hier 11 of 12 jaar, ben ikhet gewend. Veel mensen zeggen van ja, echt een drukke wijk, heel, heelgevaarlijke wijk, maar omdat ik hier woon zelf, merk ik dat niet.Omdat het merendeel van de jongeren hun hele leven al in de buurtwoont, kennen ze ook veel van de buren(zie figuur 3). Een deel van dejongeren verwijst ook naar de sociale controle in hun buurt. Zo'n twee-derde van de jongeren geeft expliciet aan dat buren elkaar en de jonge-ren in de buurt kennen en in de gaten houden. Dit leidt tot een gevoelvan veiligheid. Jenna (17 jaar, Marokkaanse) vertelt bijvoorbeeld:Nee, om eerlijk te zijn ik ben nooit bang als ik hier op straat loop ... ik heb vijfbroers en die zijn best wel bekend hier in de buurt. Mensen kunnen mij moei-lijk wat aandoen. Ook als ik op straat loop, die buurt is van 'heej Alloui', diekennen mijn voornaam niet eens, maar allemaal `heej zusje van Alloui, zusjevan Alloui'.De verhalen hierboven tonen aan dat ook de dimensie zelfredzaamheidwordt vervuld voor de meeste jongeren in Feijenoord.Zelfredzaamheid betekent in deze context dat de omgeving de jonge-ren niet hindert in hun dagelijkse activiteiten. De familiariteit met debuurt en de sociale controle maakt dat de geen van de ge?nterviewdejongeren het gevoel heeft dat ze echt beperkt worden in hun dagelijksruimtegebruik. Toch kan de familiariteit met de buurt ook negatievegevolgen hebben. Omdat veel van de respondenten al hun hele leven indezelfde buurt wonen, er naar school gaan en er hun vrienden hebben,hebben ze weinig ervaring met andere buurten. Dit betekent dat zeweinig vergelijkingsmateriaal hebben over de situatie in `betere' buur-ten en eventuele sociale uitsluiting als normaal zijn gaan ervaren.Terwijljongerenzichgoedbewustzijnvandepro-blemeninhunachterstandsbuurt,isdemeerder-heidtochpositief.OpdefotodeAfrikanerwijk(FotoHansvanRhoon/HollandseHoogte)505050TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 6 DECEMBER 2014ONDERZOEKSDOSSIERCONCLUSIETerwijl jongeren zich goed bewust zijn van de problemen in hun ach-terstandsbuurt, is de meerderheid toch positief. Hoe kunnen we ditverklaren? Waar het in buurteffectstudies gebruikelijk is de proble-men toe te wijzen aan een gebrek aan sociale cohesie en hulpbronnen,blijkt dat de meeste jongeren geen tekort aan instrumentele en emoti-onele hulp ervaren. Hiernaast vormt de buurt een belangrijk deel vande identiteit van de jongeren. De meerderheid van de jongeren voeltzich verbonden met hun buurt omdat het hun behoefte aan onder-scheidingsvermogen, continu?teit, eigenwaarde en zelfredzaamheidvervult ? of in ieder geval niet hindert. Ze lijken ook positiever overhun buurt dan volwassenen. Wanneer we kijken naar het wijkprofiel10van de buurten in onze studie zien we dat de ? onder volwassenengemeten ? subjectieve cijfers voor sociale binding en leefomgeving inde meeste buurten (ver) onder het Rotterdams gemiddelde liggen, ter-wijl we dit niet terug zien in de ervaringen van de ge?nterviewde jon-geren.De meerderheid van de jongeren is zich er vanbewust dat buitenstaanders niet zo positief zijnover de buurten binnen Feijenoord als zijzelfHet verschil tussen jongeren en volwassenen kan mogelijk verklaardworden door het feit dat voor jongeren de activiteiten en sociale net-werken meer in de buurt plaatsvinden, waardoor ze meer `gewend'zijn aan hun buurt. Wel is het van belang met een kritische blik te kij-ken naar dit `gewend zijn'. Het kan namelijk ook zo zijn dat jongeren ?vanwege weinig ervaring met andere buurten ? de eventuele socialeuitsluiting en achterstand in hun buurt als normaal zijn gaan zien.Onze bevindingen leiden ertoe dat we met kritisch moeten kijken naarde zogenaamde `deficit' modellen die gangbaar zijn in buurteffecton-derzoek en -beleid. Deze modellen gaan er vanuit dat bepaalde `slechte'buurtkenmerken, zoals een lage sociaal-economische status, automa-tisch een negatief effect hebben op het leven van jongeren, bijvoor-beeld door zaken als een gebrek aan hulpbronnen of door stigmatise-ring met een lage eigenwaarde als gevolg. We hebben kunnen conclu-deren dat dit niet altijd het geval is ? tenminste vanuit het perspectiefvan de jongeren zelf. In plaats daarvan zou er meer aandacht besteedmoeten worden aan de zogenaamde `pluralistische' buurttheorie?n.Deze theorie?n stellen dat zelfs achterstandsbuurten bepaalde inhe-rente krachten hebben. Ondanks sociaal-economische achterstandkunnen er nog steeds positieve processen plaatsvinden.Hiernaast toont de studie aan dat het cruciaal is om de subjectievebeleving van een buurt mee te nemen in onderzoek en beleid. Dezepercepties kunnen verschillen tussen individuen, bijvoorbeeld tussenjongeren en volwassenen. Jongeren worden echter nog weiniggehoord. Het is van belang jongeren meer te betrekken bij het makenvan beleid en hen ook te erkennen als capabele actoren in plaats vaneen groep die alleen maar de problemen veroorzaakt. De uitdaging ligtin het ontwikkelen van aantrekkelijke en innovatieve methoden omjongeren enthousiast te maken om mee te denken over hun buurt enhun idee?n en beleving te communiceren naar beleidsmakers en ste-delijke planners.Literatuur1 Dit onderzoeksdossier is deels gebaseerd op Visser, K., Bolt, G. en VanKempen, R. (2014) `Come and live here and you'll experience it': youths talkabout their deprived neighbourhood, Journal of Youth Studies2 Leventhal, T. and BrooksGunn, J. (2000). The neighborhoods they live in: Theeffects of neighborhood residence on child and adolescent outcomes.Psychological Bulletin, 126(2), 309337.3 Spencer, M.B. (2001). Resiliency and fragility factors associated with the con-textual experiences of low-resource urban African-American male youth andfamilies. In: Booth, A. and Crouter, A.C. (eds.), Does It Take A Village?Community Effects on Children, Adolescents, and Families (51-77). Mahwah,NJ: Lawrence Erlbaum.4 Lynch, K. (1979). Growing Up in Cities: Studies of the Spatial Environment ofAdolescence in Cracow, Melbourne, Mexico City, Salta, Toluca and Warsaw.Cambridge, MA: MIT Press.5 Aber, M.S. en Nieto, M. (2000) Suggestions for the investigation of psychologi-cal wellness in the neighborhood context: Toward a pluralistic neighborhoodtheory. In: D. Cicchetti, J. Rappaport, I. Sandler and R. Weissberg, (eds.) Thepromotion of wellness in children and adolescents. Washington, D.C.: ChildWelfare League of America, 185-219.6 Twigger-Ross, C.L. en Uzzell, D.L. (1996). Place and identity processes. Journalof Environmental Psychology, 16(3), 205-220.7 Bailey, N., Kearns, A. en Livingston, M. (2012). Place attachment in deprivedneighbourhoods: The impacts of population turnover and social mix. HousingStudies, 27(2), 208-231.8 Putnam, R.D. (2007). E pluribus unum: Diversity and community in the twenty-first century. Scandinavian Political Studies, 30(2), 137-174.9 Sturgis, P., Brunton-Smith, I. Read, S. en Allum, N. (2011). Does ethnic diversityerode trust? Putnam's `hunkering down' thesis reconsidered. British Journal ofPolitical Science, 41(1), 57-82.10 wijkprofiel.rotterdam.nl/nl/rotterdam/feijenoord
Reacties