Woningschaarste zorgt al een aantal jaren voor een crisis op de woningmarkt. De groei van de woningvoorraad houdt geen gelijke tred met de groei van het aantal huishoudens. Ook lukt het niet jaarlijks 100.000 woningen bij te bouwen. Het almaar groeiende woningtekort en de relatief lage rente zorgen voor sterke prijsstijgingen in de koopsector. Vooral starters en huishoudens tot een middeninkomen zoeken daarom noodgedwongen hun heil in de particuliere huursector. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland bestaat deze constellatie al langer. Wat vertellen die landen ons? En wat mogen we verwachten van de uitbreiding van de huurregulering naar het middenhuur-segment?
Groei van de particuliere huursector staat sinds de kabinetten Rutte hoog op de politieke agenda. Niet alleen ging toenmalig minister Stef Blok naar internationale vastgoedcongressen om Nederlandse huurwoningen bij buitenlandse investeerders aan te prijzen, ook namen tijdelijke huurcontracten een vlucht en werden huurniveaus meer marktconform. Het beleid werd ondersteund door daling van de huizenprijzen, als gevolg van de financiële crisis in de periode 2009-2013. Deze lagere huizenprijzen, evenals de lage rente nodigden beleggers uit tot nieuwe investeringen met aantrekkelijke rendementen. In 2021 passeerde de particuliere huur de grens van één miljoen woningen, komend van een diepterecord van iets meer dan een half miljoen huurwoningen in 2012; per saldo een stijging van 10,5 procent naar ruim 13 procent van de woningvoorraad. De groei werd volledig gerealiseerd in het geliberaliseerde segment, hetgeen ook de beleidsintentie was. Intussen is de particuliere woningmarkt verworden tot het stoutste jongetje van de klas, vanwege onder meer de betaalbaarheidsproblemen met een woonlastenquote van gemiddeld meer dan 40 procent (2021, CBS) en het wegkapen van woningen voor de ogen van koopstarters.
Reacties