Wat is het handelingsperspectief van de ruimtelijke ordening de komende twintig tot dertig jaar? Nu er geen nationale ruimtelijke context meer is lijken het Rijk, provincies en gemeenten in een gat gevallen. Lagere overheden zijn sterker naar binnen gericht, het Rijk kan meer sectoraal denken. Het Manifest 2040 probeert dit gat te vullen met uitgangspunten voor een nieuwe ruimtelijke agenda. Joost Schrijnen analyseert en blikt vooruit: een gelijkwaardig speelveld voor alle overheden is onontbeerlijk.
20 2015/05 S+ROThemaJaar van de RuimteGelijkwaardig speelveldruimtelijke opgave 2040Joost SchrijnenRuimte voor Ontwikkelingjoost@schrijnenvangastel.nlWat is het handelingsperspectief vande ruimtelijke ordening de komendetwintig tot dertig jaar? Nu er geennationale ruimtelijke context meer islijken het Rijk, provincies en gemeentenin een gat gevallen. Lagere overhedenzijn sterker naar binnen gericht, hetRijk kan meer sectoraal denken. HetManifest 2040 probeert dit gat tevullen met uitgangspunten voor eennieuwe ruimtelijke agenda. JoostSchrijnen analyseert en blikt vooruit:een gelijkwaardig speelveld voor alleoverheden is onontbeerlijk.Alleen ruimtelijke ingrepen die rekeninghouden met belangen op de verschil-lende schaalniveaus en met verschei-den stakeholders ? en daarmeemeerwaarde cre?ren ? zijn uiteindelijkmaatschappelijk duurzaam. Dewaardering voor de resultaten van eendergelijke aanpak is vrij algemeen,tenminste gemeten naar de waarderingvoor stedelijke of landschappelijketransities zoals we die nu zien.Bijvoorbeeld station RotterdamCentraal en Kop van Zuid, de stationsAmsterdam en Utrecht Centraal ,rivierverruiming bij Nijmegen, dezandmotor bij de kust van Zuid-Hol-land, boulevards van Scheveningen enKatwijk, de Pettense zeewering aan dekust, of de stedelijke vernieuwing vanDen Bosch, Maastricht of Amersfoortaan de Eem, enzovoort. Dit soortprojecten komt voort uit handelings-perspectieven van de jaren 1990 en2000, en is veelal ge?nstrumenteerd engefinancierd door samenwerkendeoverheden en private partijen.Na de economische recessie van delaatste tien jaar, de gelijktijdigebestuurlijke decentralisatie van deruimtelijke ordening en met een nieuweOmgevingswet in het vooruitzichtontstaat de vraag wat het handelings-perspectief voor de ruimtelijkeordening de komende twintig tot dertigjaar eigenlijk (nog) wel zal zijn. Rutte I`je gaat erover of niet' heeft dieduidelijkheid in elk geval niet gebracht.Naar de woorden van Leen Verbeek,Commissaris van de Koning in Flevo-land, is er een gat geslagen in hetprovinciale denken omdat er geennationale ruimtelijke context meerbestaat. Daarmee zijn de lagereoverheden sterker naar binnen gerichtgaan denken. En bij het Rijk zelf is deversterking van het primair functioneelsectoraal belang daarmee legitiemergeworden. De andere overhedenmoeten dan maar de integrerende rolgaan oppakken..Schijn bedriegt. Bij de trotse opleveringvan bovengenoemde projecten kan hetRijk het beeld doen ontstaan dat hetallemaal toch wel goed komt, enenthousiast de openingen verrichten.Maar bedenk: die projecten en pro-gramma's zijn de vruchten van devorige generatie plannen en hande-lingsperspectieven. De uitspraak vanRutte I, waarmee afscheid werdgenomen van nationale ruimtelijkordening, moet krachtig weersproken,en ook bij het Rijk zelf begint aarzelendduidelijk te worden dat het misschientoch anders moet. De vraag `hoe' dan isaan de orde.Gelijkwaardig speelveldS+RO 2015/05 21ThemaJaar van de RuimteGelijkwaardig speelveldruimtelijke opgave 2040ruimtelijke opgave 2040Zandmotor KijkduinFoto: Silvain de Munck CC BY-NC-ND 2.0Contouren nationaleruimtelijke agendaMet het Jaar van de Ruimte 2015 is eenvoorzichtige start gemaakt om tochweer de contouren van een nationaleruimtelijke agenda te schetsen. Met denieuwe Omgevingswet in de handwordt het interessant te onderzoekenof instituties die ruimtelijke activiteitenplegen ook voorbij het sectoralekunnen, willen en mogen denken. Daaris meer voor nodig dan een kerntaken-gesprek in hun organisaties; het vraagtom een revival van ruimtelijk denken enhandelen. En ook is het noodzakelijk datruimtelijke kwaliteit van sectoraleingrepen niet alleen de zorg van anderepartijen is. Er is moed voor nodig omweer wensen over de mogelijkeruimtelijke toekomsten te formulerenop alle schaalniveaus, en de instrumen-ten die we kennen daarvoor ook in tezetten, en zo nodig nieuwe instrumen-ten te ontwikkelen.In dit Jaar van de Ruimte wordt, naastterugkijken, bezien welke nieuweopgaven zich aandienen, en welkehandelingsperspectieven gewenst zijn.Wat vermogen ruimtelijke strategie?nin Nederland en wat kregen we voorelkaar met de Vierde Nota RuimtelijkeOrdening, Ruimte voor de Rivier, enandere relevante programmatischnoodzakelijke opgaven gekoppeld aanintelligente financieringsaanpakken?Kortom: welke oogst levert het Jaar vande Ruimte?Opgaven vragen nieuweinstrumentenVan de zeven opgaven uit het Manifest2040 is er een drietal helemaal nieuw.Zoals energietransitie en ruimte,gezondheid en ruimte, en stedelijkeinnovatie in samenwerking mettechnologische innovatie. Het zijn groteopgaven zoals uit bijvoorbeeld deinzendingen voor de Eo Wijers-prijs-vraag blijkt voor de energietransitie inde Stedendriehoek Deventer, Zutphen,Apeldoorn. Of zoals blijkt uit demobiliteitsscenario's van de Innovatie-centrale voor Smart Mobility Innovatiesin Helmond, een initiatief van het minis-terie van Infrastructuur en Milieu.De andere vier opgaven waren al eerderactueel, maar behoeven nieuweinstrumentatie. Zoals de opgave voorstedelijke netwerken (en nog steeds ininternationaal perspectief), voor waterals kwaliteitsimpuls (van een sectoraalDeltaprogramma naar gebiedsgerichteaanpakken), voor hergebruik enstedelijke verdichting als hoofdopgavevoor de stad en het vraagstuk vanruimte voor de agrarische productie dieop steeds grotere schaal voorkomt inons cultuurlandschap.De zeven hoofdopgaven zijn allemaalwel anders geformuleerd dan uit deperiode van de vier eerdere nationalenota's ruimte, en zelfs de Vijfde Nota.Deze nooit vastgestelde nota begonmet een fysieke claim voor alle functieszo groot als de gehele provincieZuid-Holland. Al was het maar omdaarmee aan te tonen hoe noodzakelijkruimtelijk ordenen wel niet is. >>22 2015/05 S+ROThemaJaar van de RuimteGelijkwaardig speelveldruimtelijke opgave 2040Ruimte voor de rivier, Nijmegen.Nieuwe oversteek en rivierverruimingFoto: Steven Vance CC BY 2.0ruimtelijke claims te honoreren, en tefinancieren, of juist niet. De echtepolitieke en maatschappelijke confron-tatie moet dus nog beginnen en helptdan deze agenda?Naast de zeven opgaven worden vijfhandelingsprincipes geschetst in hetmanifest. Het zijn goedbedoeldehandreikingen, maar in het hardebelangenspel zullen ze sneuvelen.Behalve als overheden en andereinvesteerders zich eigenaar voelen vandie principes. We mogen verwachtendat op projectniveau de wal het schipook zal keren, als investeerders niet instaat zijn om complexe maatschappe-lijke belangen en gebiedsbelangen meete nemen bij de noodzakelijke ruimte-lijke investeringen. De huidige opleve-ring van projecten kan dan stimulerendwerken en een voorbeeld zijn voornieuwe opgaven, mits overheden enandere ruimtelijk investeerdersdaarvan willen leren.Duiding ruitelijke toekomstHet blijft natuurlijk zo dat allereerst hetdoelbereik van de ruimtelijke ontwikke-ling van Nederland of van regio's engemeenten maatschappelijk moetworden gegrond. De Omgevingsvisie isdaarvoor het ge?igende instrument.Niet alles hoeft daarin naar mijnmening gefinancierd te zijn, zakenkunnen ook relevant zijn voor delangere termijn, en toch het huidigehandelen bepalen: dat is adaptiviteit.(Bij het Rijk ligt dat nu nog steedsmoeilijk, daar moet financiering hardgeregeld zijn). Een punt op de horizonhelpt enorm bij het jarenlang werkenaan nieuwe opgaven. Projecten lopenlang, en perspectieven veranderen.Maar dat ontslaat ons niet van de plichtom steeds opnieuw die ruimtelijketoekomst te duiden. Dat geeft richtingaan publieke en private investeringen.Succesvolle steden en regio's zijn bijvoortduring in staat om door dieduiding investeringen te richten.Wat moet er gebeuren? Een helder speelveldAls het Rijk niet meer voor alle ruim-telijke opgaven aan de lat wil staan,en dat is op zich begrijpelijk, danmoet op de eerste plaats duidelijkzijn voor welke opgaven wel, enwelke niet. En dan is een inspire-rend ruimtelijk perspectief heel ergbehulpzaam.Echte confrontatie moetnog beginnenHet karakter van de zeven opgaven uithet Manifest 2040 is dus echt andersdan de kwantitatieve opgaven die desectoren aanleverden voor eerderenationale ruimtelijke nota's. De vraag isnu aan de orde hoe de instrumentatiezou moeten worden vormgegeven bijeen meer gelaagd ruimtelijk beleid. Rijk,provincies, waterschappen en gemeen-ten of intermediaire organen alsmetropoolregio's moeten intergouver-nementeel samenwerken, maar ookieder voldoende ge?nstrumenteerd zijnom met hun eigen programma's en metmarktpartijen ruimtelijke kansen te(laten) benutten.Dat staat nog los van de vraag hoe desectorale belangenbehartigers naardeze agenda kijken. De NEPROM-lobbyvoor weilandbouwen, nu we weer vraagzien, is er al weer. De bouw- enwegenbouwlobby voor meer wegenook, zeker nu de files door het einde vande recessie weer toenemen. Of denatuurlobby voor meer aandacht voorde financiering van natuuropgaven.Deze en vele andere wensen vragen omgefundeerde opvattingen over hoeS+RO 2015/05 23ThemaJaar van de RuimteGelijkwaardig speelveldruimtelijke opgave 2040Boulevard ScheveningenFoto: Denise Vrolijk RijksopgavenBij opgaven die bij het Rijk liggen,moet geborgd zijn dat niet alleen deruimtelijke inpassing (wettelijk mini-mum) geregeld is, maar moet ook depotentie voor gebiedsontwikkelinglokaal of regionaal onderdeel zijn vande voorstellen en in het proces ruim-te krijgen. De uitdaging voor beterevoorstellen uit een regio, al dan nietvan burgers en de uitdaging voor co-financiering moet er zijn. De R in hetMeerjarenprogramma InfrastructuurRuimte en Transport (MIRT) moetge?nstrumenteerd zijn. Infrafonds =MIRT. Dat moet ook gaan gelden voorhet Deltafonds. OntwikkelvermogenGegeven de inhoudelijke decentrali-satie is het noodzakelijk dat pro-vincies instrumenten en financi?learmslag hebben, en ook ontwikkel-vermogen in hun personeelsbestand.Beide zijn nu zeer wisselend hetgeval. De provincies staan aan de latvoor ruimtelijke ordening en natuur,zo staat in vele bestuursakkoorden,maar niet alle provincies hebben definanci?le armslag om dat waar temaken. Daarom moet het lokaal enregionaal belastinggebied wordenvergroot, en/of gedacht worden aandecentralisatie van middelen. Ditgeldt overigens inmiddels ook vooreen aantal (soms ook grote) gemeen-ten die geen budgetruimte voorruimtelijke investeringenmeer hebben. DenkruimteEr is een vrije ruimte nodig om demedewerkers die nu in institutenwerken en hi?rarchisch of functi-oneel aangestuurd worden aan tesporen om over grenzen van de eigendiscipline en de eigen politieke kadersheen te mogen denken, op zoek naarmaatschappelijk initiatief. Uiteraardwordt die zoektocht geframed doorde perspectieven die in omgevings-visies zijn verwoord, en die richtinggeven aan investeringen en privaathandelen. Dat kan op verschillendemanieren. De `ruimtelijk denkers'die aan enkele MIRT-projecten zijntoegevoegd zijn goede voortekenenvan een open aanpak. Einde claimcultuurDe huidige claimcultuur in het In-frafonds, door overheden en allerleimaatschappelijke groepen die debal bij de Rijksoverheid leggen, moetdoor dat gelijkwaardiger speelveldworden verminderd. Als bij de pro-vincies de noodzakelijke financi?leruimte ontstaat, kan het Rijk ookgemakkelijker de bal daar leggen. Politici onderdeel participatievesamenlevingDe gekozen politici zijn zelf ookonderdeel van de participatie, en vande oproep tot bredere verkenning.Dat is ??n van de moeilijkste opgavenomdat in de bestuursorganen vanNederland de cultuur van controledominanter lijkt dan de cultuur vanambities. De rol van de pers maaktdat er ook niet gemakkelijker op. Departicipatiesamenleving vergt ookoverheidsparticipatie.Vertrouwen herwinnenKortom, de toekomstagenda van hetManifest 2040 is een mooi begin voorhet herwinnen van vertrouwen in deruimtelijke opgave. De op te stellen Om-gevingsvisies van het Rijk, provinciesen gemeenten kunnen er mee verder enook het formelere spel met maatschap-pelijke belangen starten. Maar dat kanniet zonder zicht op een gelijkwaardigspeelveld voor alle overheden. Joost Schrijnen is stedenbouwkundige.
Reacties