Om een beeld te krijgen van de omvang en het belang van de nieuwe generatie gebiedsontwikkelingen rondom stationsknopen helpt de lijst van de veertien grootschalige verstedelijkingslocaties uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Maar liefst 41 treinstations vormen de basis voor grootschalige verdichting gericht op vooral betaalbare woningbouw en gesteund door de Woningbouwimpuls of Versnellingsgeld vanuit het Rijk. Welke type ontwikkelingen zijn dit eigenlijk, welke kenmerkende inhoudelijke vraagstukken spelen erbij en wat zijn do's and dont's in het ontwikkelproces om dit soort projecten daadwerkelijk van de grond te krijgen?
46
Een nieuwe
generatie
gebieds
ontwikkelingen
47
Geurt van Randeraat
Om een beeld te krijgen van de omvang en het belang van de
nieuwe generatie gebiedsontwikkelingen rondom stationsknopen
helpt de lijst van de veertien grootschalige verstedelijkingslocaties
uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Maar liefst 41 treinstations
vormen de basis voor grootschalige verdichting gericht op vooral
betaalbare woningbouw en gesteund door de Woningbouwimpuls
of Versnellingsgeld vanuit het Rijk.
Welke type ontwikkelingen zijn dit eigenlijk, welke kenmerkende
inhoudelijke vraagstukken spelen erbij en wat zijn do's and dont's
in het ontwikkelproces om dit soort projecten daadwerkelijk van
de grond te krijgen?
Spoorzone GroningenFOTOGRAAF: MARTIJN NIJENHUIS
48
PUBLIEKE WAARDE VAN STATIONSOMGEVINGEN
De Sleutelprojecten
We kunnen niet naar de nieuwe generatie
projecten kijken, zonder kort te spreken
over de vorige generaties: de eerste en
tweede generatie Sleutelprojecten. De
tweede generatie betrof stationsknopen:
Amsterdam Zuidas, Rotterdam, Utrecht,
Arnhem, Den Haag en Breda. Bij de eerste
Sleutelprojecten zaten onder meer de stati-
onsgebieden van Groningen en Amers -
foort. Het waren grootschalige Rijks-
programma's, gesteund met groot geld en
met ambitieuze doelstellingen gericht op
de verbetering van de internationale con -
currentiepositie van onze grote steden.
Achterliggende doelstelling bij deze pro -
jecten was het stimuleren van publiek-
private samenwerking en private mede-
financiering. Dit was nieuw, er bestond
geen format. Het type private partijen
waar deze samenwerkingen mee werden
aangegaan betrof grote banken, bouwbe -
drijven en institutionele investeerders.
Ook het Rijksvastgoedbedrijf heeft een be -
langrijke rol
gespeeld door in veel van
deze ontwikkelingen grote programma-
onderdelen risicodragend tot ontwikke -
ling te brengen. Deze rijksgebouwen zoals
kantoren en rechtbanken waren vaak de
katalysatorprojecten, vooraan in de fase -
ring en daarmee zorgend voor risicoreduc -
tie aan de ene kant en marktvertrouwen
aan de andere. De drijvende programma's
achter deze gebiedsontwikkelingen waren
vooral grootschalige monofunctionele
kantoorontwikkelingen, gestimuleerd
door een sterk groeiende dienstenecono -
mie en wens van multinationals om zich te
vestigen in zogenoemde Central Business
Districts. Woningbouw was niet, zoals nu,
de hoofdmoot van het programma. Zo be -
vatte bijvoorbeeld het Masterplan Zuidas
in 1998 twee keer zoveel kantoorvolume als woningbouw. De klantwens van grote
kantoorhuurders van destijds was ook
nauwelijks gericht op menging met wo -
ningbouw en ook aan levendige plinten
werd nog nauwelijks aandacht besteed.
Een nieuwe generatie
De huidige gebiedsontwikkelingen rondom
stations zijn in grofweg vier categorieën te
verdelen. Te weten: de centrale stations van
de grotere steden, nieuwe hoogstedelijke
subcentra in de grootste steden, de hoofd -
stations van middelgrote steden en de
stationsomgevingen van kleinere steden in
een ring rond de grotere steden. De eerste categorie gebieden zijn de
voormalige Sleutelprojecten. Deze ont -
wikkelingen zijn al twintig jaar op gang,
maar er wordt nog steeds volop gebouwd,
nu vooral woningen. Zo worden op de
Zuidas vele spectaculaire nieuwe woon -
concepten toegevoegd, worden in Rotter -
dam nog grote tenders voor mix-use-
gebouwen op de markt gebracht en moet
Utrecht de Jaarbeurszijde nog tot ontwik -
keling brengen. Alhoewel deze projecten
niet meer in de Nationale Omgevingsvisie
(NOVI) of stimuleringslijstjes van de nieu -
we minister voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening (VRO) staan, zijn ze
in omvang en aanzien nog steeds toonaan -
gevend. De governance van de gebieds -
ontwikkeling is op orde en men is in de
uitvoeringsmodus. Toch is ook zichtbaar
dat deze gebiedsontwikkelingen zich pro -
beren aan te passen aan de veranderende
tijdsgeest. Amsterdam heeft door de jaren
heen veel meer woningbouw in de plan -
nen gemengd dan ooit bedacht. Er is op
een veel kleinere schaal menging tussen
wonen en werken ontstaan. Al jaren wordt
geprobeerd om de dodelijk saaie plinten
van de eerste grote kantoorvolumes te
49
PUBLIEKE WAARDE VAN STATIONSOMGEVINGEN
herstellen met levendige voorzieningen
en groene pleinen, omdat de kennis-
werkers behoefte hebben aan een interac -
tieve omgeving. In Rotterdam worstelt
men ook nog met een omslag in denken
ten aanzien van kantoorgebruik en nieu -
we opkomende economie. Ooit zou er op
de plek van het Schieblok ruim 200.000
m
2 aan kantoorvolume komen, maar in de
tussentijd is dit een broedplaats van crea -
tieve en innovatieve economie gewor -
den. Niet alle verdichting wordt meer als
kans gezien. De studie die recent door ge -
meente Utrecht in samenwerking met NS,
ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf is uit -
gevoerd naar bouwen op en nabij de spo -
ren op Utrecht CS heeft inzicht gegeven in
de grens van verdichting op deze plek en
de noodzaak om vanuit langetermijn-
perspectief robuust te blijven voor ruim -
tevraag vanuit spoor en station. De tweede categorie betreft ontwikke -
lingen in onze grootste steden die direct te
maken hebben met bovenstaande worste -
ling. De recente Omgevingsvisies van zo -
wel Amsterdam, Rotterdam als Utrecht
tonen een strategie die gericht is op het
spreiden van stedelijke drukte. In Amster -
dam wordt dat gedreven door onder meer
de overlast die ervaren wordt door de gro -
te en nog steeds toenemende toeristen -
stroom, de verdringing van het wonen in
het hart van de stad en de toenemende on -
betaalbaarheid van het vastgoed in het
centrum. In Utrecht heeft de groei van de
stad en het succes van de fiets gezorgd
voor toenemende problemen tussen voet -
gangers, fietsen en auto's, met nieuwe
fenomenen als langzaamverkeer-
opstoppingen en fietsfiles. De nieuwe ruimtelijke langetermijn-
strategie van deze steden is gericht op het
creëren van hoogstedelijke subcentra. Utrecht wil het centrum van Leidsche Rijn
tot een belangrijkere ov-knoop maken en
zoekt naar plekken om zelfs hele nieuwe
IC-stationsknopen te maken. Arena Poort
in Amsterdam Zuidoost was tot voor kort
een plek waar de stad haar grootschalige
kantoor en leisureprogramma's situeerde,
net zoals de Alexanderknoop in Rotter -
dam. Beide knopen worden nu ingezet in
een spreidingsstrategie om complete ge -
mixte hoogstedelijke subcentra te maken.
Dit betekent in de praktijk vooral het toe -
voegen van heel veel woningen, het be -
bouwen van de grootschalige maaiveld -
parkeerterreinen, het transformeren van
economisch verouderde kantoorpanden
naar stedelijke woonvormen en het her -
ontwikkelen van de bestaande winkel- en
leisurecentra tot meer gemixte gebieden
met een wat kleinere stedelijke korrel. De
complexiteit van de gebiedsontwikkeling
ligt in deze gebieden vooral in het versnip -
perde private eigendom. De winkelcentra
en leisureprogramma's zijn eigendom van
Langetermijn-
strategieën van steden zijn
gericht op het creëren van
hoogstedelijke subcentra
50
grote institutionele beleggers. De kanto-
ren zijn veelal in privaat eigendom, waar -
bij een deel van de eigenaars tot transfor -
matie en herontwikkeling over wil gaan
en een deel gewoon langjarig willen ver -
huren. De verbeteringen die nodig zijn in
deze gebieden liggen veelal in de openba -
re ruimte, de te grootschalige ruimtelijke
structuren, gebrek aan parken en samen -hangende langzaamverkeerverbindingen.
Allemaal zaken waar samenwerking en
regie op gebiedsniveau nodig is. Een hard -
nekkige inhoudelijke complicerende fac -
tor in dit type gebieden is de grote autoge -
richtheid, met veel programma dat voor
de businesscase af hankelijk is van goed -
kope autobereikbaarheid. Het nieuwe
woonprogramma is vooral gericht op de
Spoorzone Utrecht CS FOTOGRAAF: MARCELO CAMPI
51
dynamische stedelijke doelgroep met le-
vendige, gemixte en voetgangersvriende -
lijke straten, pleinen en parken te maken,
waarbij autoluwe of liefst autovrije gebie -
den wenselijk zijn. Een niet eenvoudig op
te lossen tegenstelling. De derde categorie zijn gebiedsontwikke -
lingen rond de hoofdstations van een groot
aantal middelgrote steden in het land. Voorbeelden zijn er te over, zoals Eind-
hoven, Groningen, Zwolle, Nijmegen,
Enschede, Hengelo, Apeldoorn en ook het
Central Innovation District rond de drie
hoofdstations van Den Haag valt hieronder.
Het zijn steden die nog bezig zijn om 'meer
stad' te worden door sterk te verdichten in
het hart van de stad. De stationsgebieden
kennen vaak een niet-stadse zijde, de oude
'achterkant', die nu een tweede voorkant
moet worden. Hier liggen kansen om een
nieuw type stedelijkheid toe te voegen die
nieuwe stedelijke doelgroepen aantrekt.
Meer stad worden gaat ook over het realise -
ren van meer stedelijke voorzieningen,
horeca en cultuur. Echter, een van de meest
in het oog springende overeenkomsten bij
dit type ontwikkelingen is de ambitie om
aantrekkelijke omgevingen te maken voor
kenniswerkers in de nieuwe stuwende eco -
nomische sectoren zoals high tech, life
sciences en artificial intelligence. De vraag
bij deze zogenoemde interactie-economie is
een stedelijk gebied gericht op ontmoeten,
zowel in de openbare ruimte op pleinen en
in parken, als in gebouwen in lobby's, huis -
kamers en co-workingplekken. Opvallend
bij deze gebiedsontwikkelingen is dat het
moeilijk blijkt om het woonprogramma
eens niet als belangrijkste onderdeel van de
ontwikkeling te zien, maar de economische
programma's voorop te stellen. We zijn in -
middels zo gewend om het wonen als drij -
Wat zijn de do's
and dont's in het
ontwikkelproces?
52
Een nieuwe generatie
gebiedsontwikkelaars
met ervaring in de
uitvoering, kennis
van publieke en
private zijde en een
feilloos gevoel voor
samen werking
PUBLIEKE WAARDE VAN STATIONSOMGEVINGEN
vende kracht van een ontwikkeling te zien,
dat we vaak het economische en culturele
programma onder de ongemakkelijke noe -
mer 'niet-wonen' schrijven. We weten vaak
onvoldoende hoe economische vraag zich
ontwikkelt, wat de ruimtelijke wensen zijn
van gebruikers in deze interactie economie,
hoe het mixen van deze functies met wonin -
gen gerealiseerd kan worden en vooral ook,
hoe en met wie we nieuwe allianties en net -
werksamenwerking moeten aangaan om
deze nieuwe programma's te realiseren. De
opgave is om deze kennisachterstand snel
in te lopen. Een vierde categorie gebiedsontwikkelin -
gen van stationsknopen betreft de kleinere
steden en groeikernen rondom de grote
stad. De druk op de bestaande steden, de
grote tekorten aan woningen en de toe-
nemende onbetaalbaarheid ervan leidt tot
kansen op plekken die goed met ov ontslo -
ten zijn en relatief dichtbij die grote centra -le steden liggen. Voorbeelden hiervan zijn
Hoofddorp, Alkmaar, Hoorn, Heerhugo -
waard, Schieveste in Schiedam, Baren -
drecht, Woerden. Grootschalige woning -
bouw verdichting is leidend in deze
gebieden. In veel hogere dichtheden dan
gebruikelijk in die plaatsen, voor meer ste -
delijke leefstijl dan gebruikelijk, meer ap -
partementen, met nieuwe mobiliteitscon -
cepten zoals deelauto's. De
uitdaging hier is om in pu -
bliek-private samenwerking een
balans te vinden tussen stedelijke
ambitie en realistische marktver -
wachtingen. Veel van deze ge -
biedsontwikkelingen hebben te
maken met stevige politieke en
maatschappelijke vraagtekens bij
het op stand houden van de leef -
baarheid op lange termijn en bij
de transitie van een suburbaan
naar een dichter en stedelijker
centrumgebied.
Kritische succesfactoren
Voor de nieuwe generatie gebieds -
ontwikkelingen rondom stations -
knopen kunnen enkele inhoudelij -
ke en procesmatige aandachts -
punten worden benoemd.
In alle gevallen wordt er gewerkt aan
nieuwe gemengde woon-werkgebieden in
hoge dichtheid. Er is te weinig kennis van
de diverse gebruikerswensen in deze stede -
lijke leef vorm. Alleen 'Metromix' van het
College van Rijksadviseurs biedt een hand -
vat voor een vergaande mix van wonen en
werken, maar niet voldoende. Er is ook te
weinig kennis van de wensen van bedrijven
en hun medewerkers in de nieuwe stuwen -
de economieën. Het recente onderzoek 'De
plek van de economie' van Vereniging Del-
tametropool is hierin een hoopgevende
53
aanzet. Ons palet aan interactiemilieus zo-
wel in gebouwen als openbare ruimten
dient te worden vergroot en ons begrip van
noodzakelijke voorwaarden voor innova -
tieve bedrijven in termen van datacapaci-
teit, labs etc. is nog onder de maat. Ook
dient de interne samenwerking tussen ge -
meentelijke diensten te worden verbeterd
teneinde de beleidsschotten tussen wonen,
werken en ontwikkeling te doorbreken. In financiële zin gaan we spannende tij -
den tegemoet. De gebiedsprojecten rondom
stations hangen in grote mate af van groot -
schalige woningbouw. De bouwkosten van
deze ingewikkelde projecten zullen onver -
anderd hoog blijven en de rijksbijdragen
beperken zicht tot een 50% cofinanciering
van het publieke tekort op de grondexploi-
tatie. De wens om meer dan de helft van het
woonprogramma betaalbaar te houden in
combinatie met toenemende regulering van
het middensegment, maakt dat de haal-
baarheid onder druk staat en de ruimte om
te compenseren met duurder vrije sector -
programma beperkt is. Toch liggen er veel
marktkansen op toekomstige waardegroei,
vooral in de gebieden rond knopen op enige
afstand van onze grote steden. Daar lijkt de
langetermijnwaarde-ontwikkeling nog een
stevige stap te kunnen maken. Voor extra's
zoals tunnels of ondergrondse autoparkeer -
plaatsen is hier geen financiële ruimte. Tot slot blijkt dat veel van de huidige ge -
biedsontwikkelingen rondom stationskno -
pen een veelvoud aan privaat grondeigen -
dom kent, partijen van verschillend
pluimage, vaak zonder al te veel ervaring in
grootschalige complexe gebiedsontwikke -
ling. Hier is zeker coördinatie nodig. Op
veel plekken is er een stevig onbegrip tus -
sen deze private investeerders en de ge -
meentelijke overheid en onbegrip leidt tot
wantrouwen. De samenwerkingsvorm die veel voorkomt in nieuwe binnenstedelijke
gebiedsontwikkelingen is de zogenaamde
'developing apart together' zoals benoemd
in het handboek Zo werkt gebiedsontwikke -
ling . Kenmerkend hiervoor is een hybride
sturing waarbij op sommige onderdelen
nauw wordt samengewerkt en partijen hun
eigen verantwoordelijkheid nemen. De co -
o rdinerende en regisserende rol van een
onaf hankelijke specialist om al die ver -
schillende belangen bij elkaar te brengen is
onontkoombaar, bijvoorbeeld om de kwali -
teit van openbaar gebied te borgen. Waar in
de vorige generatie gebiedsontwikkelingen
van stationsknopen overheidsregie logisch
was vanuit grondeigendom, actieve grond -
politiek en stevige subsidies, moeten ge -
meenten vandaag de dag vanuit een meer
faciliterende rol op deze kwaliteiten zien te
sturen. Om private partijen achter geza -
menlijke ambities, openbare ruimte inves -
teringen en onderlinge afstemming te krij -
gen, zijn intensieve processen van co-creatie
nodig, waarbij gedeelde verlangens in geza -
menlijk gemaakte ambitiedocumenten
worden beschreven en in convenanten vast -
gelegd. Succes wordt daarbij niet behaald
vanuit afdwingen, maar vanuit continue
verleiding en energie te organiseren. Dit sturingswerk vraagt een nieuwe ge -
neratie gebiedsontwikkelaars met ervaring
in de uitvoering, kennis van publieke en
private zijde en een feilloos gevoel voor sa -
menwerking. Deze alleskunners zijn zeer
schaars en het versneld opleiden van deze
onmisbare schakels in onze stadsontwikke -
ling is mijns inziens een verantwoordelijk -
heid voor onze gehele vakgemeenschap.
Zonder hen zullen de hoge ambities om wo -
ningtekorten in te lopen en ontwikkelpro -
cessen te versnellen onhaalbaar zijn.
PUBLIEKE WAARDE VAN STATIONSOMGEVINGEN
Reacties