De Vereniging Deltametropool bestaat dit jaar 20 jaar. In de Houtloods in Tilburg gaan Paul Gerretsen, Agent van Vereniging Deltametropool, en Desirée Uitzetter, directeur Gebiedsontwikkeling bij BPD én lid van het Algemeen Bestuur van Vereniging Deltametropool, met elkaar in gesprek op zoek naar antwoorden op de nieuwe opgaven van Nederland. Hoe staat onze deltametropool er eigenlijk voor?
Paul: Veel van waar we nu trots op zijn, is het resultaat van beslissingen die meer dan 20 jaar geleden genomen zijn, van voor de decentralisering. De aanleiding voor ons gesprek is natuurlijk het 20 jaar jubileum van Vereniging Deltametropool, opgericht door Dirk Frieling en de wethouders van de G4: Stadig, Noordanus, Kombrink en Rijckenberg. In hun verklaring lees je dat zij echt het gevoel hadden samen op te trekken, dat er samen iets te winnen valt. Hun verhaal blijkt behoorlijk actueel: internationale oriëntatie; internationale concurrentie positie; relatie markt overheid; andere manier van samenwerken. Ik vraag me dan af: hebben we in 20 jaar wat voor elkaar gekregen, is er wat veranderd?
Desirée: Er is heel veel veranderd. Het ruimtelijk beleid is door de jaren versnipperd geraakt. Ook partijen en onderwerpen zijn versnipperd: we hebben het of over energie of over infrastructuur. En doordat alles op een lager schaalniveau gebeurt, is het lastig om de samenhang op het hogere schaalniveau te bewaken en ook om de opgaven efficiënt aan te pakken. We zouden het beter kunnen hebben over de integraliteit van deze opgaven: alles hangt namelijk met elkaar samen. Het zou mooi zijn als we de komende 20 jaar wél keuzes maken om de grote opgaven aan te pakken. Verstedelijking op een nieuwe manier, waarin alle trends en opgaven van nu een plek krijgen. Onze huishoudingssamenstelling is ten opzichte van de VINEX periode sterk veranderd en veel meer divers. Daar moet rekening mee worden gehouden.
Verder, laten we ervoor zorgen dat we woongebieden creëren met een mix aan functies en juist ook bedrijvigheid. Dit zorgt ervoor dat het niet eenzijdige woongebieden worden maar dat het nieuw stedelijk weefsel wordt. Ik zou het een uitdaging vinden om op een paar plekken in Nederland verstedelijking opnieuw te gaan invullen. Laten we daarmee een nieuw exportproduct voor ons land ontwikkelen.
P: We zijn nu met ‘De stad van de toekomst’ bezig, dat gaat over heel hoog stedelijke gebieden. Daarin zeggen we: laten we 5 plekken uitkiezen en kijk hoever je kunt komen met klimaatadaptatie, energietransitie, mobiliteitsvraagstukken en alle andere vraagstukken. Maar jij zegt dat we het ook gewoon kunnen proberen om het uit te voeren. Zie je al plekken waar dat zou kunnen gebeuren?
D: Ja, er zijn plekken waar dit goed mogelijk is. Als Rijk moet je de keuze maken om een aantal nieuwe stedelijke gebieden te creëren in Nederland. Het gaat dan om de kwalitatieve opgave waar versterking van de stad en het landschap centraal staan. Deze plekken liggen deels in bestaand stedelijk gebied, maar kunnen ook tegen de stad aan liggen.
In het huidige tempo halen we de 1 miljoen woningen die er nodig zijn tot 2030 niet. Daarmee komt de betaalbaarheid van wonen nog verder onder druk te staan en dreigt een luxeproduct te worden. Daarom pleit ik er voor dat er wordt gekeken hoe we op een economisch verantwoorde manier een aantal plekken kunnen aanwijzen in Nederland om ervoor te zorgen dat iedereen straks voor een betaalbare prijs kan blijven wonen.
De verstedelijkingsopgave vraagt naar mijn idee om vier acties of aanpakken. De eerste is de transformatie van bedrijventerreinen naar woongebieden: hoe kunnen we dit slimmer en efficiënter organiseren, kijkend naar de lange termijn. De tweede is ‘verdichting en inbreiding’, het verstedelijken en verduurzamen van de jaren ‘60 wijken, veelal in samenwerking met woningcorporaties. De derde is de verstedelijking van stadsranden: zorgen dat deze niet verrommelen en zo maar verschuiven, maar dat alles wat er gebeurt aan de stadsranden kwalitatief en met beleid wordt afgemaakt. En de vierde aanpak is de nieuwe stedelijkheid. Creëer dit op een aantal plekken en kies die plekken zorgvuldig.
P: De verklaring van Vereniging Deltametropool was er een van de vier grote steden. We hebben nu een actief nieuw lid erbij in Eindhoven en Zwolle wil graag meedoen. Deze steden voelen de dynamiek van de randstad uitstralen. Is dat een plannersdroom of is dat ook realiteit?
D: Ja dat is een feit en terecht, daar mag je wel trots op zijn. De economische kerngebieden van Nederland breiden zich al enige tijd uit richting het Zuiden en het Oosten. Als je het vanuit internationaal perspectief bekijkt, is Nederland natuurlijk maar een klein land. Je zou ons eigenlijk als stad moeten gaan beschouwen en zo moeten omgaan met de inrichting van onze ruimte en de verdeling tussen wonen, werken, de natuur en mobiliteit.
P: Als we naar het maatschappelijke kader kijken, heb ik het gevoel dat de urgentie er is om met andere dingen bezig te zijn dan met welvaart. De ontwikkeling van economische groei vertaalt zich steeds moeilijker naar een welstandsontwikkeling. Misschien omdat ons welvaartsniveau zo goed is dat andere dingen belangrijk worden maar misschien ook omdat de urgenties groter zijn, bijvoorbeeld klimaatverandering: daar móet je iets mee. Denk je dat er een maatschappelijke verandering van motivatie is van een welvaartgerichte naar een veel bredere transitiegerichte agenda?
D: De vraag is of het een andere motivatie is want als bijvoorbeeld grondstoffen onbetaalbaar worden, is dit ook economisch gedreven. Daarbij is de vraag wie de opgave gaat betalen ook heel belangrijk. Ik mis dit aspect in de huidige gesprekken. Hoe is de financiering van de integrale woningopgave? Door het niet te bespreken, dreigt de rekening bij de burgers terecht te komen, maar wat betekent dat? Wat houdt dat in voor het welvaartsniveau in Nederland? Dit punt moet op tafel komen.
P: Ik vind dat de rijksmiddelen verkeerd geïnvesteerd worden. Ik vind dat er heel veel investeringen in ruimte op afstand van waar de ‘heart of the matter’ gedaan worden. Je ziet het bijvoorbeeld bij infrastructuur investeringen, dit zijn echt investering van 20 jaar geleden. Er is maar weinig ruimte om daar op een slimmere manier mee om te gaan. Er worden publieke middelen verspild voor oplossingen uit het verleden, terwijl we behoefte, ideeën en gedachten hebben voor de toekomst. Bij onze omringende landen is het anders, daar gebeurt het wel.
D: Het gaat erom dat we gezamenlijk optrekken: overheden, natuurorganisaties, OV bedrijven, bouwers, ontwikkelaars, corporaties. En dat we gezamenlijk werken aan langjarig aantrekkelijk investeringsklimaat, in plaats van te focussen op de korte termijn ingrepen. Daarnaast kun je klok niet terugdraaien en moet je bezien hoe je zo goed mogelijk inspeelt en omgaat met oplossingen uit het verleden. Ik ga niet te ver mee in het ideologische wensdenken, daar ben ik te nuchter voor. Ingrepen die we voordragen, moeten bijdragen aan de kwaliteit van onze leefomgeving, maar ook uitvoerbaar en realistisch zijn en uiteraard voorzien in een behoefte.
P: Wat er na de hoofdlijnen van het klimaatakkoord is gebeurd, vind ik teleurstellend. Eigenlijk hoop je dat het antwoord van de overheid zou zijn: “Ok, dit is hoever jullie kunnen komen, maar wij gaan daar een stap overheen zetten”. Het tegenovergestelde is gebeurd. Daar hebben we de overheid niet voor, die moet wél verantwoordelijkheid nemen.
Een heleboel mensen voelen dat zij het straks op hun bordje krijgen. En de realiteit is dat dat gebeurt. Er is een deel van de bevolking die dit goed kan dragen maar er is ook een groep waarbij dit niet zo is. De Rijksoverheid heeft de mogelijkheid en plicht om dit op een verantwoordelijke manier te doen.
Maarten Hajer heeft de ‘Places of hope’ tentoonstelling in Leeuwarden gemaakt, hij beschrijft de grote transitievraagstukken en daarbij het belang van de maatschappelijk kracht die, als je terugkijkt, altijd belangrijk is geweest. We beschouwen het als iets vervelends: orde verstoring, maar het heeft altijd iets teweeg gebracht waar we toch iets aan hebben gehad. Interessant dat in de Urgenda-zaak juridisch klimaatregels worden afgedwongen door het volk. Misschien moeten we hopen op meer maatschappelijk opstand.
D: Het zou mooi zijn als er weer meer wordt geïnvesteerd in Nederland, om het land in zijn geheel er beter van te laten worden. Ik bedoel daarmee dat er meer in de verbondenheid van onze steden, in het opleidingsniveau, de kennis en het innovatieve karakter van Nederland kan worden geïnvesteerd. Ervoor te zorgen dat Nederland een open en aantrekkelijk land blijft, waar mensen graag willen wonen en werken.
P: We hebben heel wat te bieden, we hebben een kwaliteit van leven die waanzinnig is, ook op wereldschaal is dat ongekend. Dat vergeten we, we vergeten het te zeggen en ons daarin te positioneren. Nederland is ontwerpland. Kleine steden, goed verbonden hebben economische kracht. Dat zou het uitgangspunt moeten zijn.
Is het geloof bij de overheden verdwenen dat ze daadwerkelijk iets voor elkaar kunnen krijgen? Als ik nu deze verklaring aan de 4 huidige wethouders zou laten zien, in hoeverre zouden ze zich hier nog verbonden mee voelen? Zouden ze deze missie onderschrijven en is die motivatie er nog wel? In hoeverre zouden ze hier richting, vorm en inhoud aan willen geven? De goede initiatieven zijn er wel en het netwerk is er, maar de centrale grondslag om iets voor elkaar te krijgen ontbreekt.
D: Innovaties in de bouw zijn bijna altijd door de overheid afgedwongen in het verleden. Kennelijk werkt het zo dat als de overheid regels stelt, de bouwsector zich begint te reorganiseren. De regels mogen meer aangehaald worden.
P: Dat zou ook de belangrijkste functie van de NOVI moeten zijn, we kunnen het en we gaan alle knoppen die we ter beschikking hebben inzetten zodat het ook gebeurt en alle marktpartijen en kennispartijen leveren zoals ze moeten.
Ik ben zelf in mijn genen teveel een ontwerper dus ik denk: we kunnen dit toch voorzien, we kunnen dit toch maken, waarom doen we het niet gewoon? Dat is ook de motivatie die bij mij heel sterk in het werk bij de vereniging zit. De functie van de vereniging is dat er innovatie uit samenwerking komt. Wij laten zien dat het kan. We hebben met ‘Energie en Ruimte’ een poging gedaan om te kijken wat nou de consequenties zijn: is het wel of niet voorstelbaar. En dan komt er een perspectief, misschien niet tot in de finesse uitgewerkt maar zeker hoop voor de toekomst.
Daarnaast moeten we meer naar wethouders en ook daar het debat terug te leggen. Er is een momentum dat de druk toeneemt en zo groot wordt dat er beweging volgt. Ik heb daar wel vertrouwen in: het netwerk is niet zo groot en het kennisniveau hoog. Mooie voorbeeld komen uit de waterhoek. Bijvoorbeeld bij ‘Ruimte voor de rivier’: dit is zo goed gedaan!
Dan kom je uit op het Nederlandse kunnen: de integratie is mogelijk! En zelfs met de vaak ingewikkelde en noodzakelijke regelgeving die daarbij hoort. Een heel mooi voorbeeld vind ik Noordwaard waar een groot poldergebied is ontpolderd doordat de dijken zijn verlaagd, bij nood is dat overstromingsgebied. Het is een prachtig gebied geworden, uitgevoerd op een manier waarop je de beleving van het land helemaal mee krijgt. Misschien is het een klein voorbeeld maar alles komt samen: dat kunnen we met elkaar. En zo voel ik het ook dat we dat op alle andere vraagstukken ook echt in de vingers hebben om dat voor elkaar te krijgen.
Reacties