Steden en regio’s kunnen meer economische groei realiseren door versterking van hun concurrentieposities. Dit is niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van deze stedelijke regio’s, maar ook voor de economische ontwikkeling van een land. Veel regionaal-economische beleidsstrategieën richten zich daarom op concurrentiekracht, stellen Mark Thissen en Frank van Oort. Wat zijn binnen een polycentrisch netwerk van steden de agglomeratievoordelen als je kijkt naar clusters van bedrijvigheid, specifieke bedrijfsrelaties en borrowed size?
16 2015/01 S+ROThemaAgglomeratiekrachtConcurrentiekracht vanpolycentrische stedenFrank van OortErasmus Universiteit Rotterdam,Universiteit UtrechtF.G.vanOort@uu.nlZuidas Amsterdam, financi?le enzakelijke dienstverlening.Foto: Peter Hilz/HHMark ThissenPlanureau voor de LeefomgevingMark.Thissen@pbl.nlConcurrentiekrachtvan polycentrischestedenS+RO 2015/01 17ThemaAgglomeratiekrachtConcurrentiekracht vanpolycentrische stedenWij beperken ons hier echter tot han-delsnetwerken en verwijzen naar VanOort et al. (2015) voor een besprekingvan deze andere netwerken.2Stad en regio in internatio-nale netwerkenVestigings- en beleidsfactoren verschil-len in belang voor steden en voor deregio's waarin deze steden liggen. Ditkomt doordat binnen stedelijke regio'seconomische groei zich uitsorteertnaar verschillende concurrentiepositiesvan hoogstedelijke en minder hoogste-delijke locaties. Er zijn veel benchmarkstudies waarin steden en regio's onder-ling worden vergeleken. Het probleemis alleen dat de regio's vaak wordenvergeleken op onduidelijke gronden; zehebben in economische zin weinig metelkaar te maken. Daarom is in 2013 doorhet Planbureau voor de Leefomgeving(PBL) een op waargenomen concur-rentie gebaseerde nieuwe methodiekontwikkeld die tegemoet komt aandeze kritiek. Met behulp van dezetechniek wordt alleen het bedrijfslevenin die regio's met elkaar vergeleken diedaadwerkelijk met elkaar concurreren.In deze methodiek wordt gekeken naardaadwerkelijke concurrenten, omdatalleen ten opzichte van hen de concur-rentiepositie versterkt kan wordenen daarmee marktaandeel gewonnenkan worden. Omdat iedere regio enstad zijn eigen concurrenten heeft kanhet functioneren van een regio alleenworden weergegeven ten opzichte vanregio- en sectorspecifieke concurren-ten, en elke regio heeft dus zijn eigenbenchmark voor zijn functioneren.In een recente studie voor Platform313is specifiek gekeken naar de concur-rentiepositie van de grootste stedenvan Nederland in relatie tot hun regio.Als voorbeeld gaan wij hier dieper in opde steden Amsterdam en Eindhoven.Twee steden die met de financi?le enzakelijk dienstverlening in Noord-Holland en de technologische industriein Noord-Brabant een duidelijk ver-schillend economisch profiel hebben.Bovendien valt op dat een regio alsNoord-Brabant zich duidelijk onder-scheidt van de stad Eindhoven. Eind-hoven, zoals de meeste steden, heefteen sterker dienstverlenend karakter,waardoor de bedrijvigheid in de stadandere internationale concurrentenheeft dan de bedrijvigheid in de regio.In tabel 1 op pagina 18 zien we dan ookdat het export percentage van de stadEindhoven (27 procent) kleiner is dan inNoord-Brabant (38 procent) of voor detechnologische industrie in Eindhoven(33 procent). Tevens zien we grote ver-schillen in de bestemmingen van dezeexporten waarbij het Verenigd Konink-rijk (UK) bijvoorbeeld van veel minderbelang is als exportbestemming voorde technologische sector in Eindhovendan voor de overige sectoren en detotale export van Noord-Brabant. Dezeverschillen in het economisch profielvan stad, regio en sector zijn belangrijkom een passend beleid te maken. Nietalle regio's en sectoren zijn namelijkgebaat bij hetzelfde beleid.Uit de European regional competitive-ness scoreboard (Thissen 2014)4, eenwebapplicatie die aansluit bij het metenvan concurrentieposities in Europa,blijkt dat Duitsland de grootste afzet-markt voor Nederland is, dat bedrij-ven uit Duitse regio's de belangrijksteconcurrenten voor de (technische)industrie zijn en dat de dienstenecono-mie concurreert met de grote Europeseagglomeraties. Terwijl Brabant zich dusvoornamelijk moet richten op Duitseregio's om de concurrentiepositie teversterken, moet Amsterdam zichrichten op grote Europese steden. Doorde sectorale verschillen en daardoorverschillen in regio's waarmee wordtgeconcurreerd, is het voor Noord-Holland belangrijk om zich in algemenezin te richten op agglomeratievormingterwijl Brabant zich meer moet richtenop technologische concentratie, eenverdere inbedding van de lokale econo-mie binnen de technologische industrieen een goede bereikbaarheid. >>Steden en regio's kunnen meereconomische groei realiseren doorversterking van hun concurrentiepo-sities. Dit is niet alleen belangrijk voorde ontwikkeling van deze stedelijkeregio's, maar ook voor de economi-sche ontwikkeling van een land. Veelregionaal-economische beleidsstrate-gie?n richten zich daarom op concur-rentiekracht, stellen Mark Thissen enFrank van Oort. Wat zijn binnen eenpolycentrisch netwerk van steden deagglomeratievoordelen als je kijkt naarclusters van bedrijvigheid, specifiekebedrijfsrelaties en borrowed size?Internationaal is er steeds meer aan-dacht voor het belang van de economi-sche ontwikkeling van regio's en stedenvoor nationale economische groei.1 Aldeze beleidsgerichte studies stellen hetbelang van de regio en zijn omgevingvoorop bij toekomstige economischeontwikkeling. Voor concurrentie-kracht zijn veel verschillende regio-nale factoren zijn van belang ? van deomvang van agglomeratievoordelen totbereikbaarheid en concentraties vankenniseconomie. Het gaat echter nietalleen maar om lokale factoren die deconcurrentiekracht van steden be?n-vloeden. Het gaat ook om de plaats vande stad in (inter)nationale netwerkenvan functies, handel, kennis en inves-teringen. Deze netwerken kunnen deconcurrentiekracht van steden verster-ken doordat zij tekortkomingen van destad kunnen aanvullen. Steden die kleinzijn kunnen daarbij soms functies lenenvan goed bereikbare nabij gelegen ste-den (borrowed size). Hiernaast kunnenzij via handelsnetwerken aansluitenop specifieke clusters van bedrijvig-heid (toeleveranciers en afnemers) ofgespecialiseerde industri?le sectoren(specialisatie). Steden concurrerenhiernaast met andere steden in hetaantrekken van een beperkte beschik-bare hoeveelheid van investeringen,terwijl kennisontwikkeling in dezesteden concurreert met de beschikbarekennis in een internationale pool vantopwetenschappers en kenniswerkers.20,015,010,05,00GermanyBelgiumIrelandRest of EuropeMiddle andSouth AmericaItalySwedenNorwayCzech RepublicFinlandStructurele en vraagbepaalde groeiEindhoven (27%)Eindhoven technolgosicheindustrie (33%)Noord-Brabant (38%)Tabel 1: Internationale bestemmingenvan productie in Eindhoven en Noord-BrabantDeze grote concurrenten zijn vaakregio's met grote agglomeraties diehun succes te danken hebben aan eenlange historische ontwikkeling. Het isechter ook van belang om te kijken naarveranderingen over de tijd aangeziendat aangeeft wie wint of verliesten van wie men dus kan leren om deconcurrentiepositie te versterken.Het roept eveneens de vraag op of deNederlandse polycentrische steden hunconcurrentiekracht kunnen versterkenten opzichte van grote agglomeratiesin Europa door `van elkaar te lenen' ofdoor het hebben van een sterk clusterof bedrijfsnetwerk.Veranderend belang vanstedenMet de European competitiveness sco-reboard kan aan de hand van regionaledatavisualisatie de (internationale)concurrentiepositie van alle regio's inEuropa worden geanalyseerd. Met dezedoor het PBL voor de Europese com-missie ontwikkelde tool komen de con-currenten van bedrijven in een regioin beeld, de positie van deze bedrijvenin de interregionale en internationalehandel, en het functioneren van eenregio ten opzichte van concurrerenderegio's. Uniek aan deze tool is dat wede concurrentiepositie over een lan-gere tijdsperiode kunnen analyseren.In deze tool kijken we dus niet alleennaar die factoren die belangrijk zijngeweest voor de concurrentiepositievan de sterkste regio's, maar vooralnaar die factoren die steeds belangrij-ker zijn geworden over de laatste tienjaar. Tevens worden alle interregio-nale handelsrelaties tussen Europeseregio's de relaties met de rest van dewereld in beeld gebracht.Als we bijvoorbeeld in meer detail naarde financi?le en zakelijke dienstver-lening in Noord-Holland kijken, danconcurreert deze internationaalinderdaad voornamelijk met de groteagglomeraties in Europa. Het grootstedeel van de productie in deze sectorblijft echter in Nederland; de sector isdus voornamelijk op de Nederlandseeconomie gericht. De disbalans tus-sen de exporten en importen in dezesector is opvallend, en neemt toe nahet uitbreken van de financi?le crisis.Het internationale karakter van definanci?le en zakelijke dienstverleningin Noord-Holland lijkt daarom voor-namelijk voort te komen uit grote im-porten uit buitenlandse internationalefinanci?le centra en niet uit exporten.Is er daarom sprake van een structu-rele verandering na de crisis of mist definanci?le en zakelijke dienstverleninghier een kans?Voor de regio Noord-Brabant wordtde technologische industrie veelalals de belangrijkste sector gezien. Debelangrijkste regionale factor waardeze sector op steunt is de private18 2015/01 S+ROThemaAgglomeratiekrachtConcurrentiekracht vanpolycentrische stedenS+RO 2015/01 19ThemaAgglomeratiekrachtConcurrentiekracht vanpolycentrische stedenkenniseconomie. De regio scoort ech-ter zwakker dan de concurrentie opveel andere regionale factoren. Veelalwordt hierbij gewezen op de publiekekennisontwikkeling als een belangrijkecounterpart van de private kennisont-wikkeling. Over de tijd zien wij echtervoornamelijk een toenemend belangvan clusters en concentratie terwijlhet belang van publieke kennis juistafneemt. Is kennisontwikkeling al-leen daarom wel voldoende voor dezesector, of is er daarnaast toch eensterkere concentratie van hoogtech-nologische bedrijven en een ster-kere inbedding in de lokale economie(clustering) noodzakelijk? Wat betreftde handelsrelaties tussen bedrijvenvan dezelfde (technologie)sector blijktook dat Noord-Brabant wel onderdeeluitmaakt van een sterk handelscluster.Het tekortschieten voor wat betreftclustering ligt dus vooral aan de inbed-ding van deze sectoren (medium- enhightech) in de rest van de regionaleeconomie.Polycentriciteit, clustersen internationale netwerkenUit de concurrentie-analyse blijkt datNederlandse regio's en steden vaakkleiner zijn dan hun concurrenten ensoms tekort schieten op basis van degrootte van clusters of de mate vanspecialisatie van regio's. Agglomera-tievoordelen (voordelen door arbeids-markt, matching, sharing en learning) eneconomische massa en dichtheid vangrotere, monocentrische steden lijkenonlosmakelijk met elkaar verbonden ?maar netwerken van kennis en functio-nele relaties kunnen zich binnen regio'sover meerdere middelgrote stedenspreiden. Hierbij dient daarom de vraagzich aan in hoeverre aan deze tekortko-mingen tegemoet kan worden gekomendoor deze te `lenen' van naburige ste-den of regio's via goede netwerkverbin-dingen. Uit een econometrische analysein de studie van Platform31 blijkt dat ersterke indicaties zijn dat polycentrischeregio's van goed verbonden regio's vanmin of meer gelijke grootte inderdaadvaak even goed of zelfs beter preste-ren dan grotere regio's in termen vaneconomische groei. De som van kleinesteden en regio's kan dus meer zijndan de afzonderlijke optelling van deindividuele steden. Polycentrisme hoeftdus geen beletsel te zijn voor economi-sche groei vergelijkbaar met stedelijkeregio's van gelijke omvang met eenmonocentrische stedelijke structuur, enmiddelgrote nabijgelegen steden lijkenfuncties en performance van elkaar tekunnen lenen om zodoende groeipoten-ties waar te maken.Het belang van lokaal beleidEconomische groei staat gelijk aan hetproduceren en verkopen van meer enbetere producten en diensten. Dezegroei kan het gevolg zijn van een toene-mende vraag vanuit andere groeienderegio's, of van structurele groei doorversterking van de concurrentiekrachtwaardoor de productiviteit toeneemt.Deze toenemende concurrentiekrachtzorgt voor een vergroting van hetmarktaandeel ten koste van bedrijvig-heid in andere regio's. Regionaal-econo-misch beleid gericht op locatiefactorenkan mede bepalend zijn voor dezestructurele groei. Door het opsplitsenvan de groei van alle Europese regio'sin een vraagbepaald en een structureeldeel is het mogelijk het economischefunctioneren van regio's in tijden vanvoor- en tegenspoed te beoordelenen in te schatten hoe groot de rol vanregionaal beleid zou kunnen zijn. Im-mers, de groei van een regio kan onderdruk komen te staan door wegvallendevraag in andere regio's zonder dat ditiets te maken heeft met het lokalebeleid of met lokale locatie factoren.De economische crisis van de afgelopenjaren is een voorbeeld van een dergelijknegatief vraageffect.Om een beeld te krijgen van de invloedvan regionaal beleid en regionale locatiefactoren introduceren we in de publica-tie De concurrentiepositie van Neder-landse steden: van agglomeratiekrachtnaar netwerkkracht5 een decompositie-methode om de groei in toegevoegdewaarde op te delen in een structurele eneen vraagbepaalde component. >>Hightech Campus Eindhoven,technologische industrie in Noord-Brabant. Foto: Corbis/HH20 2015/01 S+ROThemaAgglomeratiekrachtConcurrentiekracht vanpolycentrische stedenFiguur 2 geeft de decompositie invraagbepaalde groei en structurelegroei weer van een exporterende regioi naar een marktregio j. Het marktaan-deel van regio i in j is aangegeven metde blauwe taartpunt. De vraagbepaaldegroei van regio i wordt weergegevendoor het meegroeiende blauwe deel metde groei van marktregio j van de licht-grijze cirkel naar de donkergrijze cirkel.Deze vraagbepaalde groei is het gevolgvan het groter worden van de taart. Eris sprake van marktaandeelwinst enstructurele groei als regio i een groterdeel van de markt in j in handen weet tekrijgen. Dit is weergegeven met de rodetaartpunt. Zowel vraagbepaalde groeien structurele groei verschillen permarktniche en regio, zijn soms positiefen soms negatief, en tellen bij definitieop tot de totale economische groei ineen regio.Over de periode 2000 tot 2010 blijkt datregionale economische groei (gemetenin de toegevoegde waarde) voor Euro-pese regio's voor ongeveer een kwarttoe te wijzen valt aan structurele groeien voor driekwart aan vraagontwik-kelingen elders. Aangezien regionaalbeleid voornamelijk invloed heeft opde structurele component van de groeiconcluderen wij daarom dat alhoewelregionaal beleid niet allesbepalend isvoor de economische ontwikkelingen ineen regio deze wel een substantieel deelvan de groei bepaalt. Lokale omstandig-heden zijn, hoewel dus relatief beperktvan invloed, wel zeer belangrijk voorde concurrentieposities en daarmeede structurele groei van regio's. VoorNederlandse steden is de organisatie instedelijke netwerken van cruciaal be-lang, waarbij de potenties van polycen-triciteit voor het `lenen' van economi-sche kracht worden verzilverd. Noten1 World Bank, World Development Report:Reshaping economic geography, WorldBank, Washington, DC, 2009. En: OECD,Regions matter: economic recovery,innovation and sustainable growth, OECD,Parijs, 2009. En: Barca, F.; McCann, P. enRodriguez-Pose, A., `The case for regionaldevelopment intervention: place-basedversus place-neutral approaches', in:Journal of Regional Science 52, 2012, pp.134-152. En: Glaeser, E.L., Triumph of thecity, MacMillan, Londen, 2012.2 Van Oort, F.; Meijers, E., Burger, M.;Thissen, M. en Hoogerbrugge, M., Deconcurrentiepositie van Nederlandsesteden: van agglomeratiekracht naarnetwerkkracht, Platform 31, Den Haag, 2015.3 Van Oort, F.; Meijers, E., Burger, M.;Thissen, M. en Hoogerbrugge, M., Deconcurrentiepositie van Nederlandsesteden: van agglomeratiekracht naarnetwerkkracht, Platform 31, Den Haag,2015.4 Thissen, M., Het Europese scoreboard vanregional concurrentievermogen: regionaal-economische beleidsstrategieontwikkelinggebaseerd op de concurrentiekracht, PBL,Den Haag, 2014. http://themasites.pbl.nl/eu-trade/5 Van Oort, F.; Meijers, E., Burger, M.;Thissen, M. en Hoogerbrugge, M., Deconcurrentiepositie van Nederlandsesteden: van agglomeratiekracht naarnetwerkkracht, Platform 31, Den Haag, 2015.MarkThissen is onderzoeker bij de SectorVerstedelijking en Mobiliteit van hetPlanbureau voor de Leefomgeving.Frank van Oort is professor Urban Eco-nomics bij het Department of EconomicGeography, Faculteit Geosciences van deUniversiteit Utrecht en verbonden aan deErasmus Universiteit Rotterdam.Groei regio i als gevolg van toene-mende vraag in markt jMarktaandeel van regioi in markt jGroei van marktregio regio jGroei van regio i doorstructurele groei(groter marktaandeelin markt j)Figuur 2
Reacties