Een aantal steden in ons land lijkt in de afgelopen jaren (weer) aantrekkelijk voor gezinnen. Dit geldt echter niet voor alle steden. Bovendien doen zich grote verschillen voor: toename van het aantal gezinnen vindt vooral plaats in stedelijke uitbreidingswijken; in bestaande wijken is daarvan veel minder sprake. Tot slot vormen oude stadswijken met een toename van het aantal gezinnen in de bestaande woningvoorraad in de meeste steden slechts een klein deel van de totale oude stad.
10TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 SEPTEMBER 2015ANALYSEBAKFIETSEN INDE BINNENSTAD?DE STAD IS NIET ZO POPULAIR ALS HET LIJKTEen aantal steden in ons land lijkt in de afgelopen jaren (weer) aantrekkelijk voor gezinnen. Dit geldt echterniet voor alle steden. Bovendien doen zich grote verschillen voor: toename van het aantal gezinnen vindtvooral plaats in stedelijke uitbreidingswijken; in bestaande wijken is daarvan veel minder sprake. Tot slotvormen oude stadswijken met een toename van het aantal gezinnen in de bestaande woningvoorraad inde meeste steden slechts een klein deel van de totale oude stad.Ondermeeryoungurbanprofessionalparents(yuppen)dragende`verjonging'vandeNederlandsebinnensteden(Foto:PeterdeWit)11TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 SEPTEMBER 2015ANALYSEDOOR FRITS OEVERING, AFD. KENNIS EN ECONOMISCH ONDERZOEK,RABOBANK NEDERLANDHet tempo van de bevolkingsgroei in ons land neemtgestaag af. In landelijke gemeenten daalt de bevolkings-omvang inmiddels zelfs al en in suburbane gemeenten isde omslag van groei naar krimp nabij. In stedelijkegemeenten1is door instroom van jongvolwassenen en toe-name van de natuurlijke aanwas in recente jaren echter juist sprake vaneen opleving van het groeitempo. De variatie onder de stedelijkegemeenten qua bevolkingsontwikkeling is echter groot. In de afgelo-pen jaren ging Hendrik-Ido-Ambacht aan kop, gevolgd door Utrecht enBarendrecht. Kerkrade, Den Helder, Heerlen en Spijkenisse vormden dehekkensluiters. Deze variatie hangt in de eerste plaats samen met deligging van de stad in het land. Met uitzondering van Groningen enZwolle concentreren de sterkst groeiende stedelijke gemeenten zich in(de noordvleugel van) de Randstad, waar sprake is van een omvangrijkeen nog altijd toenemende werkgelegenheid. Daarnaast vertonen deGelderse en Brabantse steden en een aantal stedelijke gemeenten in deHaagse agglomeratie een behoorlijke groei2. In zuidwest Nederland,Limburg en het oosten van het land is de werkgelegenheidsontwikke-ling minder sterk en daardoor neemt het inwonertal in de stedelijkegemeenten hier in het algemeen ook minder sterk toe.In de tweede plaats speelt op regionaal niveau de ontwikkeling van dewoningvoorraad een belangrijke rol in de verschillen in bevolkings-ontwikkeling tussen stedelijke gemeenten. Grootschalige uitbreidingvan de woningvoorraad vindt in een regio doorgaans slechts in een ofenkele gemeenten tegelijk plaats. Verschillen in groei tussen (stedelij-ke) gemeenten in een regio worden daardoor veroorzaakt door de aan-wezigheid van uitbreidingswijken. Een gemeente waar de woning-voorraad sterk toeneemt, ziet ook haar inwonertal groeien. In gemeen-ten die niet uitbreiden, treedt vergrijzing op doordat jongeren hetouderlijk huis verlaten. Deze gemeenten groeien daardoor niet of nau-welijks. Dit patroon ligt ten grondslag aan het verschil in groeitempotussen Utrecht en Nieuwegein, tussen Barendrecht en Spijkenisse entussen Almere en Purmerend.GROEIVERSCHILLEN BINNEN DE STADNiet alleen tussen, maar ook binnen de stedelijke gemeenten is sprakevan verschillen in bevolkingsontwikkeling. Steden zijn in de loop vanvele jaren ontstaan en zijn daardoor opgebouwd uit verschillendetypen wijken (hier verder woonmilieu genoemd) die onderling sterkverschillen in tempo van de bevolkingsgroei (zie kader Woonmilieu).Woonmilieus uit de Vinex-periode vertoonden tussen 1998-2011 uiter-aard een zeer sterke groei, maar in woonmilieus uit het suburbanisatie-tijdperk en uit de periode daarvoor is sprake van bevolkingskrimp, res-pectievelijk stagnatie (fig. 1). Net als tijdens de suburbanisatie in dejaren zestig en zeventig het geval was, vindt bevolkingsgroei vooralplaats in uitbreidingswijken en nauwelijks in bestaand stedelijk gebied.Dat maakt het onderscheid tussen suburbanisatie en re-urbanisatiearbitrair. Het enige verschil tussen beide fasen lijkt te zijn dat in de jarenzestig en zeventig de stedelijke groei werd opgevangen in zelfstandigegroeigemeenten, terwijl in het Vinex-tijdperk de uitbreidingswijkenvoor een belangrijk deel ? maar niet volledig ? in de (groot)stedelijkegemeenten zelf zijn gelegen. Er is daarom dan ook niet zozeer sprakevan re-urbanisatie, maar, in vergelijking met de jaren zestig en zeventig,van concentratie van de stedelijke uitbreiding.IEDER WOONMILIEU ZIJN EIGEN GEZICHTStedelijke woonmilieus verschillen niet alleen qua tempo van bevol-kingsontwikkeling van elkaar, maar ook in de mate waarin ze de ver-andering in de samenstelling van de Nederlandse bevolking (doorhuishoudensverdunning, vergrijzing en de opkomst van de multi-culturele samenleving) weerspiegelen. Net als de bevolkingsomvangnam in de afgelopen jaren ook het aantal alleenstaanden en niet-wes-terse allochtonen in Vinex-wijken sterker toe dan in de oude, com-pacte stadsdelen en in de wijken uit de jaren zestig en zeventig (fig.1). Het verschil in toename van het aantal ouderen tussen de Vinex-wijken en de andere woonmilieus was echter nog veel sterker. Andersgesteld is het aandeel van Vinex-wijken in de ontwikkeling van hetinwonertal en het aantal ouderen in de stedelijke gemeenten veelgroter dan hun aandeel in de ontwikkeling van het aantal alleen-staanden en niet-westerse allochtonen (fig. 2). In de oude, compacteen in de suburbanisatiewijken is het beeld juist andersom. Vinex-wijken spelen daardoor een relatief kleine rol in de huishoudensver-dunning en de ontwikkeling van de multiculturele samenleving inde steden, de oudere wijken juist een relatief grote. De Vinex-wijkenhebben net als de wijken uit de jaren zestig en zeventig wel eenbelangrijk aandeel in de vergrijzing in de steden. Dat is echter nietalleen het gevolg van de vergrijzing van de bevolking, maar ook vande daling van de omvang van deze leeftijdscategorie in de oude,compacte woonmilieus.WoonmilieuNederzettingen weerspiegelen de wijze waarop in de periode datzij tot stand kwamen, gebruikgemaakt werd van de beschikbareruimte in ons land. V??r de jaren zestig vond woningbouw ineen relatief gering aantal kernen en wijken geconcentreerdplaats en sinds de jaren negentig is dat ook weer het geval. Indeze oude en jonge woonmilieus is bovendien doorgaans sprakevan een duidelijk onderscheid in bebouwingsdichtheid tussenstedelijke nederzettingen, waar de woningen dicht opeen staan,en landelijke nederzettingen, waar dat veel minder het geval is.In de jaren zestig en zeventig ? tijdens de suburbanisatiefase ?was de woningbouw veel meer over het land gespreid, was debebouwingsdichtheid lager en was het onderscheid in dichtheidtussen stedelijke en landelijke nederzettingen kleiner dan in denederzettingen die daarvoor en in het Vinex-tijdperk werdengevormd.Op grond van de periode waarin een wijk of kern tot standkwam en haar bebouwingsdichtheid3, kunnen dus zes typenwoonmilieu worden onderkend: oude, compacte bouw en oude,landelijke kernen van voor 1960, stedelijke en landelijke buiten-wijken uit de jaren zestig en zeventig en Vinex-wijken en recen-te landelijke kernen uit de jongste decennia. Deze woonmilieuszijn ongelijkmatig over de stedelijkheidscategorie?n vangemeenten gespreid. De (zeer) sterk stedelijke gemeenten zijngoed voor twee derde deel van de woningvoorraad in het woon-milieu oude, compacte bouw en ruim 60% van de woonmilieusdie in het Vinex-tijdperk werden ontwikkeld. Bijna de helft vande woonmilieus in de stedelijke gemeenten dateert van voor1960, ruim een kwart stamt uit de suburbanisatieperiode enruim een vijfde deel uit het Vinex-tijdperk.12TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 SEPTEMBER 2015ANALYSEFiguur 1 Bevolkingsontwikkeling per stedelijk woonmilieu 1998-2011Bron: CBS, bewerking RabobankFiguur 2 Aandeel stedelijke woonmilieus in de demografische veranderingin de stad 1998-2011Bron: CBS, bewerking RabobankDeze daling van het aantal ouderen in de oude, compacte wijken enhun relatief sterke toename in de woonmilieus uit het suburbanisatie-tijdperk, is een uiting van het cohorteffect waarmee woonmilieus inde afgelopen decennia te maken hadden. Nieuwe cohorten op dewoningmarkt (starters) waren voor een belangrijk deel aangewezen opnieuwbouwwoningen. De bestaande woningvoorraad was immers alin gebruik. Anders gesteld, werd een nieuwe wijk voor een belangrijkdeel, maar niet geheel, in gebruikgenomen door deze nieuwkomers opde woningmarkt. Deze huishoudens bestonden aanvankelijk vooral uiteen of twee personen, maar groeiden na verloop van tijd uit tot gezin-nen. Enkele decennia later verlieten de kinderen het ouderlijk huis enkrompen de huishoudens. Nog later kwamen de voormalige starters teoverlijden. De ontwikkeling van een woonmilieu weerspiegelt dus demenselijke levenscyclus. De leeftijd- en huishoudensamenstelling vaneen (groei)kern of wijk geeft daardoor het moment weer waarop zij totstand kwam. Door de vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemtde invloed van dit cohorteffect wel af. Het aantal ouderen neemt in deVinex-wijken zeer sterk toe (fig. 1).ONVOLLEDIGE `VERJONGING'In de woonmilieus uit de suburbanisatieperiode zijn de huishoudenver-dunning en vergrijzing nu in volle gang. De starters van destijds tradentussen 1998 en 2011 toe tot de leeftijdscategorie van 65 jaar of ouder enhun kinderen verlieten het ouderlijk huis. De oude, compacte woonmi-lieus maken juist een tegengestelde ontwikkeling door. Het aantal klei-ne, vergrijsde huishoudens van de vooroorlogse generaties ? in 1998 algrotendeels 65 jaar of ouder ? neemt af door sterfte en wordt al sinds dejaren tachtig opgevolgd door jongvolwassen starters. Dankzij de toena-me van de hogeronderwijsparticipatie in de afgelopen decennia trektdeze groep in groteren getale dan voorheen naar de steden. Zij vestigtzich vooral in de oude stadswijken. Het aandeel van de oude, compactestadswijken in de toename van het aantal jongvolwassenen was in deafgelopen jaren dan ook veel groter dan hun aandeel in de totale bevol-kingsontwikkeling (fig. 4). Een deel van deze jongvolwassenen heeftinmiddels de fase van gezinsvorming bereikt, waardoor ook het aantalgezinnen in de oude, compacte wijken wat toeneemt (fig. 3).Sinds het midden van de jaren negentig neemt de omvang van de leef-tijdscategorie van 25 tot 35 jaar in ons land af. Ook in de stedelijkegemeenten ? als geheel en in de oude, compacte woonmilieus in diesteden ? was sprake van een daling van het aantal inwoners in dezeleeftijdscategorie. In de oude, compacte wijken was de daling sterkerdan in de Vinex-wijken, maar in de niet-stedelijke gemeenten nam hetaantal inwoners van 25 tot 35 jaar nog veel sterker af. Dit duidt eropdat starters, die een groot deel van deze leeftijdscategorie uitmaken,zich vooral richten op in stedelijke gemeenten gelegen (Vinex-)uitbrei-dingswijken, maar minder op binnenstedelijke wijken en suburbaneen landelijke gemeenten.De ontwikkeling van leeftijdscategorie?n en huishoudenstypen in deoude, compacte wijken geeft aan dat het niet de young urban professio-nals (mensen in de periode tussen afstuderen en gezinsvorming) zijndie de `verjonging' van de Nederlandse binnensteden dragen, maarhun voorgangers (de studenten) en hun opvolgers: de young urban pro-WONINGVOORRAADGEZINNEN25-35 JAAR15-25 JAARINWONERTAL-50% 0% 50% 100% 150% vinex stedelijke suburbia oude, compacte stadWONINGVOORRAADGEZINNEN25-35 JAAR15-25 JAARINWONERTAL-100% -50%krimp0% 50%groei100% 150% vinex stedelijke suburbia oude, compacte stadWONINGVOORRAADNIET-WESTERSE ALLOCHTONENALLEENSTAANDEN65 JAAR OF OUDERINWONERTAL-50% vinex stedelijke suburbia oude, compacte stad0% 50% -100% -150%WONINGVOORRAADNIET-WESTERSE ALLOCHTONENALLEENSTAANDEN65 JAAR OF OUDERINWONERTAL-100% -50%krimp0% 50%groei100% 150% vinex stedelijke suburbia oude, compacte stadFiguur 3 Ontwikkeling per stedelijk woonmilieu 1998-2011Bron: CBS, bewerking RabobankFiguur 4 Aandeel woonmilieus in de ontwikkeling van bevolking enwoningvoorraad in de steden 1998-2011Bron: CBS, bewerking Rabobank13TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 SEPTEMBER 2015ANALYSEfessional parents ofwel yuppen. In recente jaren is sprake van meer jon-ge gezinnen in oudere stadsdelen van de vier grote steden (CBS, 2013).`Families are increasingly visible in the inner city areas fromAmsterdam to . . .' (Karsten, 2014). Toch neemt het aantal gezinnen inminder dan de helft van de oude, compacte woonmilieus in de stede-lijke gemeenten toe. In een deel van deze binnenstedelijke wijken isbovendien sprake van toename van de woningvoorraad door bouw vannieuwe (gezins)woningen en neemt het aantal woningen sterker toedan het aantal gezinnen. Daardoor hebben deze binnenstedelijkewoonmilieus het karakter van een uitbreidingswijk waar starters zichgraag vestigen. In slechts een derde van de oude, compacte woonmili-eus neemt het aantal gezinnen sterker toe dan de woningvoorraad.Alleen hier lijken gezinnen er expliciet voor te kiezen om in debestaande woningvoorraad in een oude wijk te wonen.GEZINSVORMING ONDER VOORWAARDENHet aandeel van dergelijke woonmilieus verschilt sterk per stedelijkegemeente. In Amstelveen, Leiderdorp en Oegstgeest, drie welvarenderandgemeenten, neemt het aantal gezinnen in alle oude, compactewijken sterker toe dan de woningvoorraad. In Amsterdam, Breda,Groningen en Zwolle was dat in meer dan de helft van deze woonmili-eus het geval, maar in Delft, Leiden en Utrecht in minder dan een der-de. In de helft van de stedelijke gemeenten nam zelfs in geen enkeleoude, compacte wijk het aantal gezinnen sterker toe dan het aantalwoningen. De toename van gezinnen in binnensteden is dus allesbe-halve een algemeen kenmerk van de stedelijke gemeenten in ons land(fig. 5).Figuur 5 Aandeel oude, compacte woonmilieus in steden waar groei aantalgezinnen > groei woningvoorraad 1998-2011Bron: CBS, bewerking RabobankHet aandeel van oude, compacte woonmilieus waar het aantal gezin-nen sterker toeneemt dan het aantal woningen, is groter naarmate hetaandeel van oude, compacte woonmilieus in een gemeente en het regi-onale tekort aan woningen groter zijn en het niveau van leefbaarheidhoger. Dat zou erop kunnen duiden dat bij de groei van het aantalgezinnen in oude stadswijken niet alleen pull-factoren een rol spelen(het aandeel van deze wijken in een gemeente en de leefbaarheid in diegemeente), maar ook de push van de situatie op de woningmarkt. Aan > 50% 34% - 50% 0% - 34%0%BinnenstadvanDenBosch(Foto:ShirleydeJong)141414TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 SEPTEMBER 2015ANALYSEde andere kant speelt het lokale tekort aan woningen4juist een nega-tieve rol met betrekking tot het aandeel van oude, compacte woonmi-lieus waar het aantal gezinnen sterker toeneemt dan de woningvoor-raad. Niet de krapte op de lokale woningmarkt, maar de aanwezigheiden aantrekkelijkheid van oude, compacte woonmilieus leidt tot eengroot aandeel van binnenstedelijke woonmilieus waar gezinnen ster-ker toenemen dan de woningvoorraad.De oude, compacte woonmilieus waar het aantal gezinnen in debestaande woningvoorraad tussen 1998 en 2011 is toegenomen, ken-merkten zich (in 2000) door een relatief hoge gemiddelde woningprijs.Gezinsvorming vindt dus vooral plaats in aantrekkelijke oude stads-wijken. In Utrecht zijn dat de wijken aan de oostkant van de binnen-stad en Oog in Al (fig. 6). In de helft van de oude, compacte woonmili-eus waar het aantal gezinnen sterker toenam dan de woningvoorraad,ging deze toename gepaard met een relatief sterke groei van het aantalniet-westerse allochtonen. Dat was vooral in naoorlogse wijken en inwijken met relatief goedkope woningen het geval. `Autochtone' gezins-vorming was vooral aan de orde in vooroorlogse wijken en in wijkenmet relatief dure woningen (Boterman & Van Gent, 2014). Omgekeerdwas de herkomst van de gezinnen ook van invloed op de ontwikkelingvan de woningprijs in de oude, compactewoonmilieus. De gemiddelde woningprijsnam in de beschouwde periode in de `autoch-tone' oude, compacte woonmilieus anderhalfmaal zo sterk toe als in de `allochtone'.BAKFIETSEN IN DE BINNENSTAD?5Toename van het aantal gezinnen in stedelij-ke gemeenten verhult de voorkeur van gezin-nen voor een grondgebonden woning in hetgroen. Deze groei vond vooral plaats in deVinex-wijken. Weliswaar vertoonden ook deoude stadswijken per saldo een toename vanhet aantal gezinnen, maar ook deze toenamemag voor een deel op het conto wordengeschreven van het aanbod van nieuwbouw-woningen. In slechts een derde deel van deoude wijken nam het aantal gezinnen sterkertoe dan de woningvoorraad. Toename vanhet aantal gezinnen in bestaande bouw doetzich vooral voor in de meest aantrekkelijke wijken van steden die gele-gen zijn in regio's waar het aantal inwoners sterk toeneemt en waarsprake is van krapte op de woningmarkt. Bakfietsen bepalen dus aller-minst in elke binnenstad het straatbeeld.Noten1 Stedelijke gemeenten omvatten de stedelijkheidscategorie?n zeer sterk stede-lijk en sterk stedelijk van het CBS; landelijke gemeenten de categorie?n weinigen niet stedelijk; suburbane gemeenten de categorie matig stedelijk.2 Van de zes steden die het PBL in haar recente studie `De stad: magneet, rol-trap en spons' (PBL, 2015) onder de loep neemt, vertoonde alleen Rotterdam inde afgelopen jaren een bevolkingsgroei die achterbleef bij het gemiddeldevoor stedelijke gemeenten.3 Het onderscheid tussen stedelijke en landelijke bebouwingsdichtheid isbepaald op basis van het aandeel van een postcodegebied dat is bebouwd.Gemiddeld is bijna 18% van het Nederlandse areaal bebouwd. Een postcode-gebied wordt stedelijk genoemd als meer dan 9%, de helft van het landelijkgemiddelde, is bebouwd.4 Het tekort aan woningen is hier opgevat als het verschil tussen het aantalwoningen en het aantal huishoudens in een gemeente.5 Deze beeldspraak is ontleend aan de avonturen van Amsterdam-Zuid-bewoonster Evelien uit de columns van Martin Bril.LiteratuurVastgoedmonitor, ABF-Research, Delft, 2014.Boterman, W.R., Gent, W.P.C., van, Housing Liberration and Gentrification: thesocial Effects of Tenure Conversions in Amsterdam, Tijdschrift voor economischeen sociale geografie, vol 105, nr 2, 2014.Steeds meer jonge kinderen groeien op in de grote stad, CBS Webmagazine,15 februari 2013.www.statline.nl, CBS, 2014.Karsten, L., From Yuppies to Yupps: Family Gentrifiers consuming Spaces andre-inventing Cities, Tijdschrift voor economische en sociale geografie, vol 105, nr 2,2014.De stad: magnet, roltrap en spons. Bevolkingsontwikkelingen in stad en stadsge-west, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 2015.Vinex-wijkBrandevoort,Helmond(Foto:MauritsVink)Figuur 6 Autochtone en allochtone groei in oude, compacte woonmilieus in Utrecht 1998-2011Bron: CBS, bewerking Rabobankallochtone groei gezinnenautochtone groei gezinnenafname aantal gezinnen
Reacties