De overheid verwacht dat burgers steeds meer meedenken en meedoen, ook bij lokale duurzame energieprojecten. Veel burgers kijken juist naar de overheid. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzocht de visies van burgers en lokale ambtenaren op de verantwoordelijkheidsverdeling in energieprojecten en signaleert dat zij verschillend denken over wie aan zet is. Meer overeenstemming is er over de gewenste uitkomsten, zoals baten voor de samenleving, zeggenschap en aanvaardbare ruimtelijke inpassing. Hoe is een optimaal toegevoegde waarde te bereiken voor burgers, de lokale gemeenschap en de samenleving in bredere zin?
Voorheen droeg de overheid primaire verantwoordelijkheid voor het realiseren van publieke doelen. Sinds de jaren tachtig verschoof de uitvoering geleidelijk steeds meer naar de markt, vanuit zorgen over de houdbaarheid van de verzorgingsstaat en de gevoelde noodzaak te bezuinigen. De veronderstelling was dat marktwerking zou leiden tot hogere efficiëntie en lagere kosten. Steeds meer publieke zaken kwamen in handen van private partijen (bijvoorbeeld zorg, openbaar vervoer). In de jaren negentig werden ook de uitdagingen van een energiesysteem in transitie steeds meer in handen van de markt gelegd. Sinds de grote financiële crises van het eerste decennium van de 21e eeuw streeft de overheid naar een compactere overheid en minder regels. Zij moedigt burgers aan publieke taken op te pakken vanuit de aanname dat burgers in meerderheid mondig en zelfstandig zijn. Er wordt steeds meer een beroep gedaan op burgers en hun sociale netwerken. De overheid probeert burgers in de positie te brengen om verantwoordelijkheid voor zichzelf en hun omgeving te nemen. Deze ‘vermaatschappelijking’ is op diverse terreinen zichtbaar (lokale cultuur, natuur, welzijn, zorg). Burgers nemen overigens ook uit eigen beweging publieke taken op, daar waar de overheid dat in de ogen van burgers onvoldoende doet. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in de bijna 700 honderd energiecoöperaties die merendeels in de laatste decennia zijn opgericht met het oog op eigen productie van duurzame energie. Deze bottom-up-beweging van burgerinitiatieven, ook wel societal resilience genoemd, vraagt om een overheid die ruimte geeft aan burgerinitiatieven en daartoe de juiste randvoorwaarden schept.
Vanuit de overtuiging dat de overheid de hedendaagse complexe opgaven niet alleen kan aangaan, krijgt sinds 2013 network governance meer nadruk. In deze sturingsfilosofie staat samenwerking tussen actoren centraal: overheid, markt, maatschappelijke organisaties en burger(collectieven). Dit blijkt uit akkoorden tussen overheden en samenwerkingspartners in de uitvoering (Energieakkoord, Preventieakkoord, Klimaatakkoord). De overheid neemt vaak een regisserende rol aan, maar het stellen en realiseren van publieke doelen wordt gezien als gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Reacties