De verhouding tussen wonen en werken verandert de afgelopen jaren sterk. Werden beide functies jarenlang strikt gescheiden, tegenwoordig groeit de behoefte aan mengvormen. Niet alleen binnen het huishouden (zelfstandigen, tweeverdieners, deeltijdwerken), maar ook in de stad. Wonen en werken raken meer vervlochten: werken aan huis, op locatie, in leegstaande panden. Meer flexibiliteit in de woonwerkcultuur nodigt uit om anders naar de geschiedenis te kijken.
PlatformDe verhouding tussen wonen enwerken verandert de afgelopen jarensterk. Werden beide functies jarenlangstrikt gescheiden, tegenwoordig groeitde behoefte aan mengvormen. Nietalleen binnen het huishouden (zelfstan-digen, tweeverdieners, deeltijdwer-ken), maar ook in de stad. Wonen enwerken raken meer vervlochten:werken aan huis, op locatie, in leeg-staande panden. Meer flexibiliteit in dewoonwerkcultuur nodigt uit om andersnaar de geschiedenis te kijken.De kostwinner gaat 's ochtends naarzijn werk en komt om half zes weerthuis. Zijn wederhelft heeft dan hetavondeten klaar, het huis aan kant, ende kinderen verzorgd. Dat is, gechar-geerd, de woon-werk-relatie die vanafde jaren 1950 lange tijd leidend isgeweest in de ruimtelijke planning.Inmiddels is de verhouding tussenwonen en werken verschoven. Datheeft gevolgen voor afzonderlijkegebouwtypen en voor de stad alsgeheel. Het nodigt ook uit om andersnaar de geschiedenis te kijken, met eenoog voor andere historische referentiesen inspiratiebronnen dan voorheen.De veranderende woonwerkcultuur ishet uitgangspunt van de ARCAM-ten-toonstelling `WHAT?', wat staat voor`Work Home Apart Together' oftewel`Werk Huis Afzonderlijk Tezamen', dievan 18 december tot en met 13 maartwordt gehouden in gebouw Infinity, hetvoormalige ING House op de Amster-damse Zuidas. Curator Fred Feddeslicht de achtergronden toe.WoonwerkcultuurWonen en werken zijn wezenlijkeelementen in het leven van mensen enin het leven van de stad. Wonen en wer-ken zijn onlosmakelijk verbonden entoch ook altijd gescheiden. De mix vanverbondenheid en onderscheid kan velevormen aannemen, afhankelijk vanidee?n, waarden, omstandigheden enbelangen. De kenmerkende relatietussen wonen en werken in eenbepaalde periode zou ik de `woonwerk-cultuur' willen noemen.De overheersende woonwerkcultuur inde twintigste eeuw kende een verdoorgevoerde ruimtelijke scheiding. Pergezin volstond ??n kostwinner, meestalde man, die buitenshuis het inkomenverdiende; de vrouw had als werkter-rein het huishouden dat echter nietofficieel als werk gold, en de kinderengroeiden op zonder veel kennis van deplaats waar papa werkte. De dagelijksereis tussen woning en werkplaats kreeggaandeweg meer gewicht; eerst liepvader naar zijn werk, later volgden bus,tram, trein, fiets, brommer, auto. Terwijlde reistijd ongeveer gelijk bleef, steegde dagelijks afgelegde afstand en hetbenodigde reisbudget.Deze woonwerkcultuur was mogelijkdoordat het merendeel van de beroeps-bevolking in vaste dienst bij eenwerkgever was. De ruimtelijke orde vande stad werkte mee door wonen enwerken verregaand te scheiden. Destad werd planmatig opgedeeld inwoonwijken en bedrijventerreinen, metertussen een uitdijende infrastructuur.Enkele Amsterdamse voorbeelden zijnde City-vorming van de historischestad vanaf de negentiende eeuw, hetPlan Zuid van Berlage, het AlgemeenUitbreidingsplan met de WestelijkeTuinsteden naast het WestelijkHavengebied, en de scherpe scheidingtussen het woongebied Bijlmermeer enhet bedrijvengebied Zuidoost.Ruimtelijke scheidingDe behoefte om wonen en werkengrootschalig uit elkaar te halen, is tebegrijpen vanuit de slechte ervaringenin de negentiende eeuw. De stedengroeiden snel en onevenwichtig, enfabrieken en woonwijken zaten elkaarlelijk in de weg. Scheiding kwam beideten goede; woonwijken werdengezonder en de bedrijvigheid kon zichvrijer ontplooien. Ge?ngageerdeburgers en arbeidersvoormannenjuichten deze scheiding toe, al zag depolitiek filosoof Karl Marx het in zijn`Parijse manuscripten' ook als een gesteten gunste van het kapitalisme en eenbijdrage aan de vervreemding van dearbeider: `Thuis, bij zichzelf, is hijwanneer hij niet werkt, en wanneer hijwerkt is hij niet thuis.'De oorspronkelijke motieven raakten inde loop van de twintigste eeuw op deachtergrond. Ruimtelijke scheidingwerd routine. We deden het omdat wehet nu eenmaal deden. We deden het opsteeds grotere schaal, eerst binnen destad, later in de agglomeratie en hetgewest. Tot in zijn haarvaten raaktehet planologisch handelen doordrenktvan de scheidingsnorm. Menging werdal snel gedefinieerd in termen vanhinder. Sla er een doorsnee-bestem-mingsplan op na en het wordt duidelijkdat werken in een woonwijk ook nu nogeigenlijk niet hoort, en wonen op eenbedrijventerrein zo mogelijk nogminder.De scheidingsgedachte bereikte eenhoogtepunt, maar misschien ook heteindpunt, in de Vierde Nota en de Vinex.Deze nota's baarden enerzijds eennieuwe generatie monofunctionelewoonwijken en herstructureringsge-bieden, en anderzijds een locatiebeleidvoor bedrijventerreinen, `and never >>WHAT? Historische gebouwtypen voor eennieuwe woonwerkcultuur50 2015/05 S+ROPlatformWHAT? Historischegebouwtypen voor eennieuwe woonwerkcultuurFred FeddesJournalist en publicistinfo@fred.feddes.nlPlatformWHAT?De tentoonstelling `WHAT? Work, Home, Apart,Together', vindt plaats op een unieke locatie: de bo-venste etage van het gebouw Infinity, het voorma-lige ING House aan de Amsterdamse Zuidas.De tentoonstelling is samengesteld door ArcamArchitectuurcentrum Amsterdam en Fred Feddes,auteur van `1000 jaar Amsterdam'. Looptijd: 18december 2015 tot en met 13 maart 2016. Openings-tijden: donderdag tot en met zaterdag, 11.00-17.00uur (16.00 uur laatste toegang). Locatie: Infinity,Amstelveenseweg 500, 1081 KL Amsterdam. Meerinfo: http://www.arcam.nl/what/Onder: Winkelwoningen warenwijdverbreid in de tijd datmiddenstanders nog bij hun neringwoonden. Dit bouwblok in deRuyschstraat, ontworpen door J.Redelaar in 1903 voor `MaatschappijHet Resultaat', laat een flexibeleindeling zien, met om en om eenwinkelwoning en een gewonebenedenwoning. Bron: StadsarchiefAmsterdamBoven: Dienstwoningen waren ooiteen vanzelfsprekend onderdeelvan grote bouwplannen. Zoals depastorie bij de R.K. Parochiale Kerkvan de Heilige Maria Magdalena in deSpaarndammerbuurt in Amsterdam,ontworpen door Pierre Cuypers in1889. Bron: Stadsarchief AmsterdamS+RO 2015/05 51PlatformWHAT? Historischegebouwtypen voor eennieuwe woonwerkcultuurthe twain shall meet'. Om met delandschapsarchitect Dirk Sijmons tespreken: `Probeer maar eens eencroissanterie te beginnen in eenVinex-wijk.'Dichter bij elkaarMaar de ingredi?nten van de woon-werkcultuur zijn veranderd. Natuurlijkwas de kostwinnersnorm nooitabsoluut. De kritiek op de grootscha-lige functiescheiding bestaat meer daneen halve eeuw, sinds Geurt Brinkgrevein 1955 en Jane Jacobs in 1961. Hetmotto van een nieuwe woonwerkcul-tuur stond in 1975 al metershoog opeen blinde muur in de AmsterdamseNieuwmarktbuurt: `Wij willen een stadmet buurten waar wonen, spelen,werken, leren en winkelen vlakbij endoor elkaar gebeurt voor jonge en oudemensen.'De cultuur van functiescheiding heefthet tij tegen. Veel industrie is wegge-trokken en het resterende deel isschoner dan voorheen. Dienstverleningis een dominante economische sectorgeworden. Er zijn minder standaardge-zinnen. Vrouwen zijn meer buitenshuisgaan werken. Het kostwinnersprincipeis verdwenen. Digitalisering maaktnieuwe werkvormen mogelijk. Bedrij-ven zijn kleinschaliger geworden, zekerin hun werknemersaantallen. De crisisheeft dit versneld; veel ontslagenwerknemers grijpen de kans om voorzichzelf te beginnen of hebben geenandere keuze. Het aandeel kleinebedrijven en zzp'ers is spectaculairgestegen. Het massale dagelijksewoonwerkverkeer heeft meer nadelendan vroeger optimistisch werdvermoed, van milieuschade en ruimte-beslag tot forensenstress.Het gevolg is dat wonen en werkenweer dichter bij elkaar kruipen. Wievoor zichzelf begint, zoekt doorgaanswerkruimte dicht bij huis of in huis.Niet iedere woning leent zich evengoed voor thuiswerk, maar de flexibili-Platform52 2015/05 S+ROPlatformWHAT? Historischegebouwtypen voor eennieuwe woonwerkcultuurBoven: Werken in StarbucksFoto: Robert Couse Baker, CC BY 2.0.jpgMidden: Van Woustraat Amsterdam,transformeerde moeiteloos vanwoon- naar winkelstraatFoto: Franklin Heijnen, CC BY-SA 2.0.jpgAmsterdamse Poort, winkelcentrumen kantorengebied in ZuidoostFoto: Joris Louwes, CC BY 2.0.jpgPlatformteit en inventiviteit van zelfstandigen isgroot. In voormalige winkelruimten,schoollokalen en kantoorunits, maarook in babykamers, zolders en ver-bouwde garages bloeit bedrijvigheid.Vanuit de individuele woon- enwerksituatie wordt aldus een nieuwewoonwerkcultuur opgebouwd, die zichweinig meer aantrekt van de aloudefunctiescheiding.Terwijl `van onderop' wordt gepionierden ge?xperimenteerd, verloopt `vanbovenaf' de aanpassing van hetruimtelijk beleid aan de nieuwe praktijktraag. De idee?n zijn niet erg ingewik-keld ? leg minder vast, geef ruimte aanmenging en veranderlijkheid ? maar dejarenlange segregatie tussen wonen enwerken krijg je niet zomaar uit dehaarvaten van de gemeentelijkeorganisatie en de juridische en financi-ele regelingen. Om los te komen van destroperigheid is een frisse blik op degeschiedenis raadzaam, een blik diereikt naar de tijd voordat de stroperig-heid begon.Actualiteit historischegebouwtypenNieuwe ontwikkelingen in het hedennodigen uit om het verleden anders tebekijken. Heel lang heeft vooral detrotse Nederlandse traditie vancollectieve planning en hoogwaardigesociale woningbouw in de schijnwer-pers gestaan. Maar omdat dezebouwcultuur als vanzelfsprekend wasgebaseerd op verregaande ruimtelijkescheiding, biedt ze weinig aanknopings-punten voor de hedendaagse wens omwonen en werken dichterbij elkaar tebrengen.We kunnen beter te rade gaan bijandere, enigszins verwaarloosde nichesvan de geschiedenis. Daar ontdekkenwe een rijke verzameling aan kleinscha-lige en flexibele woonwerkcombinaties,die zich uitstrekt van de middeleeuwentot en met de vroege twintigste eeuw.We komen er gebouwtypen tegen zoalshet ambachtshuis, het koopmanshuis,het winkelhuis, de dienstwoning en hetcollectieve woonwerkpand.Deze typen zijn de sterren van detentoonstelling `WHAT?' over `werk,huis, afzonderlijk en tezamen'. Wehebben de typen min of meer intu?tiefonderscheiden, als eerste afbakening ineen nog weinig betreden terrein. In devoorbereiding van de tentoonstellingviel op hoe schaars de geschiedenis vankleinschalige woonwerktypologie?n inkaart is gebracht, zelfs in het goedgedocumenteerde Amsterdam dat wijals casus hebben genomen. We wetenmeer over de bouwconstructie vanmiddeleeuwse huizen dan over hungebruik, en meer over de stijlgeschiede-nis dan over de functiegeschiedenis vanzeventiende-eeuwse grachtenhuizen.Uit recentere tijden komen prachtigefoto's van verdwijnende buurtwinkels,maar nooit stak de fotograaf zijn hoofdom het gordijntje dat de winkel van dewoonvertrekken scheidde. En dedienstwoning, ooit een bijna alomtegen-woordig fenomeen, is nu vrijwelvergeten.Functionele flexibiliteitLiteratuur is schaars, met als recenteuitzondering `Het winkellandschap vanAmsterdam' door Cl? Lesger, die laatzien hoe gemakkelijk een laat-negen-tiende-eeuwse woning in een winkelkon veranderen, en omgekeerd. Zo konde als woonstraat bedoelde VanWoustraat moeiteloos tot een winkel-straat transformeren toen de aanvan-kelijke bestemming een planningsmisserbleek. Deze functionele flexibiliteit zouenkele decennia later onder Berlage uitden boze zijn, en ook daarna in geenenkele nieuwbouwwijk terugkeren.Het historische beeld wordt helderderen beweeglijker zodra we inzoomen opeen beperkt gebied. Op de tentoonstel-ling gebeurt dit met de Nieuwendam-merdijk. Veel panden aan de dijk staaner al eeuwen en er is veel bekend overhun bewoning en gebruik door de jarenheen. Het wemelde er altijd al van debedrijvigheid, eerst gericht op descheepvaart en het agrarische achter-land, later op de nieuwe tuindorpen enstadswijken. Honderd jaar geledenzaten er 150 bedrijven. De meestewinkels zijn verdwenen en de dijk lijktnu een zuiver woongebied, maar deschijn bedriegt. Een recente tellingkomt tot 250 bedrijven, vaak in dedienstverlenende, communicatie- ofcreatieve sector, en met achter hetdorpse uiterlijk een grootstedelijkeori?ntatie. De dijkhuizen passen zichmoeiteloos aan, zoals ze dat al eeuwendoen.Voor de eenentwintigste-eeuwsewoonwerkwensen kunnen we dusvruchtbare referenties vinden in eenogenschijnlijk ver verleden. Flexibiliteitin bouw en gebruik vinden we in de ooitverguisde negentiende eeuw met zijnreservoir aan herbruikbare winkels enwerkplaatsen. Het hedendaagsezzp-huis in hippe vrijekavel-woonwerk-wijken als de Buiksloterham of deHouthavens is zelfs verrassend nauwverwant aan het middeleeuwsehuisnijverheidspand. De tentoonstellingWHAT? is een avontuurlijke uitnodigingom deze historische gebouwtypen teherwaarderen en te benutten alsinspiratiebron voor het heden en detoekomst. Fred Feddes is journalist en publicist. Hijis auteur van onder meer `1000 jaarAmsterdam' (2012) en `Het spoor om destad' (verschijnt 2016) en curator van detentoonstelling `WHAT? Work, Home,Apart,Together'.S+RO 2015/05 53PlatformWHAT? Historischegebouwtypen voor eennieuwe woonwerkcultuur
Reacties