Sociale activiteiten dragen bij aan de kwaliteit van leven van ouderen en zijn belangrijk in het voorkomen van eenzaamheid. De locaties in de woonomgeving waar ouderen sociale contacten hebben, variëren sterk. Dit onderzoek laat zien dat er vier segmenten ouderen met verschillende voorkeuren voor locaties onderscheiden kunnen worden: een segment met voornamelijk contacten in de woning; een segment met veel contacten bij (winkel)voorzieningen; een segment ouderen dat voor contacten naar een buurtcentrum gaat en een segment met eenbeperkt aantal sociale contacten.
18 ? AchtergrondACHTERGRONDWAAR HEBBEN OUDERENSOCIAAL CONTACT?DOOR: PAULINE VAN DEN BERG, ASTRID KEMPERMAN, BOY DE KLEIJN ENALOYS BORGERSNederlandvergrijst.In2040zaleenkwartvandeNederlandsebevolking 65 jaar of ouder zijn. Vergrijzing heeft ingrij-pende ruimtelijke gevolgen. De vrijetijdsbesteding vanouderen is anders dan die van jongere generaties.Vergeleken met jongeren hebben ouderen meer vrije tijd,maar ze zijn minder mobiel. Ze brengen hun vrije tijd daarom vaker door inhun directe woonomgeving. Dit zorgt ervoor dat de woonomgeving steedsbelangrijker wordt, net als de aanwezigheid van diensten en voorzieningen.Hoewel de ouderen van nu in vergelijking met vroegere generaties ouderenwelvarender, vitaler, (auto)mobieler en steeds vaker hoger opgeleid zijn, zijn zeook steeds vaker alleenstaand en/of kinderloos (PBL, 2013). Dit maakt de oude-ren van nu kwetsbaar voor eenzaamheid. Om de kwaliteit van leven van oude-ren te bevorderen, is het belangrijk woonomgevingen te cre?ren die socialecontacten bevorderen. Het is daarbij belangrijk te erkennen dat mensen metveel sociale contacten niet per definitie meer tevreden zijn over hun socialeleven en dat mensen met weinig sociale contacten niet per definitie eenzaamzijn. Ook bestaan er grote verschillen binnen de groeiende groep ouderen.Dit artikel gaat in op de vraag hoe we omgevingen kunnen cre?ren die soci-ale contacten van ouderen stimuleren. Dit wordt gedaan door te kijken naarde locatievoorkeuren die verschillende segmenten ouderen hebben voorsociale contacten. Voor een uitgebreide beschrijving van het onderzoek ende resultaten verwijzen we naar Van den Berg et al. (2015).Voor dit onderzoek is ouderen van 65 jaar of ouder gevraagd een vragenlijstin te vullen en om gedurende twee dagen alle sociale interacties in een dag-boekje bij te houden. In het dagboekje gaf men voor verschillende typenlocaties aan of men de locatie bezocht had en zo ja, of men er contact hadgehad met anderen. Voor ieder sociaal contact werd gevraagd de begin- eneindtijd en het adres te noteren, met wie men contact had gehad en het doelen het belang van het contact. Sociale contacten thuis, met alleen leden vanhet eigen huishouden, hoefden niet genoteerd te worden.Er is voor gekozen ouderen het dagboekje gedurende twee dagen bij te latenhouden. Een langere periode zou meer inzicht kunnen geven in terugke-rende (bijvoorbeeld wekelijkse) sociale activiteiten, maar zou ook veelinspanning vragen van de respondenten. Door ervoor te zorgen dat respon-denten het dagboekje bijhielden op verschillende dagen van de week is tocheen goede steekproef verkregen van de sociale contacten van ouderen.De data zijn in 2014 in Noord-Limburg verzameld, zowel in stedelijke als inlandelijke gebieden. Er is gekozen voor Noord-Limburg omdat deze regiosterk zal gaan krimpen en vergrijzen. In totaal hebben 213 ouderen aan hetonderzoek deelgenomen. De woonlocaties van de respondenten zijn te zienin figuur 1.Sociale activiteiten dragen bij aan de kwaliteit van leven van ouderen en zijnbelangrijk in het voorkomen van eenzaamheid. De locaties in de woonomgevingwaar ouderen sociale contacten hebben, vari?ren sterk. Dit onderzoek laat ziendat er vier segmenten ouderen met verschillende voorkeuren voor locatiesonderscheiden kunnen worden: een segment met voornamelijk contacten in dewoning; een segment met veel contacten bij (winkel)voorzieningen; een segmentouderen dat voor contacten naar een buurtcentrum gaat en een segment met eenbeperkt aantal sociale contacten.Foto: Velopa Citystyle19? Maart 2016Tabel 1: Verdeling van sociale interacties naar type locatieIn figuur 2 is de verdeling te zien van het aantal sociale contacten per res-pondent binnen een tijdsbestek van twee dagen. Op de x-as staat het aantalsociale contacten in twee dagen en op de y-as het aantal respondenten. Vande 213 respondenten waren er 22 (10%) die in de betreffende twee dagen geenface-to-face sociale contacten hadden gehad. De andere 191 respondentenhadden in totaal 1029 sociale interacties genoteerd. Gemiddeld had men 4,8contacten in de twee dagen.In tabel 1 is te zien op welke typen locaties de sociale contacten plaatsvonden.Aan de linkerkant zijn de negentien typen locaties te zien zoals genoteerd inhet dagboekje. Aan de rechterkant is te zien hoe deze typen zijn gegroepeerd inde zeven categorie?n zoals gebruikt in de analyse die verderop wordt bespro-ken. Zoals te zien is in dit overzicht, is de woning ? zowel de eigen woning alsdewoningvaniemandanders?debelangrijkstelocatievoorsocialecontacten.Daarnaast zijn winkels met 18% een belangrijke locatie voor sociale contactenvan ouderen. Bijna 15% van de contacten vond plaats in de openbare ruimtebuiten, inclusief parken en speelvoorzieningen. Daarnaast vond een relatiefgroot deel van de sociale contacten plaats in een buurtcentrum.De respondenten werd gevraagd voor iedere sociale interactie die zij noteer-den aan te geven hoe belangrijk die interactie was op een schaal van 1 (hele-maal niet belangrijk) tot 5 (heel belangrijk). Tabel 2 geeft een overzicht vanhet gemiddelde belang van de sociale interacties per type locatie. De resul-taten laten zien dat de sociale interacties in horecagelegenheden het belang-rijkst worden gevonden, gevolgd door interacties bij iemand thuis. Ditresultaat was te verwachten, aangezien sociale interacties op deze locatiesvaker gepland zullen zijn. Bij de andere typen voorzieningen is de kans gro-ter dat mensen elkaar toevallig tegenkomen en een praatje maken. Dezetoevallige interacties worden minder belangrijk gevonden. De sociale con-tacten in een buurtcentrum worden gemiddeld genomen het minst belang-rijk gevonden, maar worden toch nog vrij belangrijk gevonden.Foto: Velopa Citystyle4030201000AantalrespondentenAantal sociale contacten in 2 dagen1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14Genoteerd in dagboekType locatie N %Gebruikt in analyseType locatie N %Thuis 194 18.9Woning 367 35.7Woning van iemand anders 173 16.8Onderweg 25 2.4Openbare ruimte/park 153 14.9Openbare ruimte buiten 84 8.2Park 23 2.2Speelvoorziening 21 2.0Buurtcentrum 94 9.1Buurtcentrum/kerk 117 11.4Kerk 23 2.2Supermarkt 84 8.2Winkel/dienst 186 18.1Buurtwinkel 21 2.0Winkelcentrum 44 4.3Health facility 37 3.6Caf? 17 1.7Horeca 46 4.5Restaurant 29 2.8Sportvoorziening 62 6.0 Sportvoorziening 62 6.0Bibliotheek 2 0.2Anders 98 9.5Werk 11 1.1School 22 2.2Anders 63 6.1Totaal 1029 100 Totaal 1029 100Bron: Van den Berg et al. (2015) Bron: Van den Berg et al. (2015)Bron: Van den Berg et al. (2015)Figuur 1: Locaties van de respondentenFiguur 2: Aantal sociale contacten in twee dagen20 ? AchtergrondFiguur 3: Verdeling van sociale interacties in 2 dagen naar locatietypen per segmentHet belangrijkste doel van dit onderzoek was te achterhalen of er segmenten(doelgroepen) van ouderen onderscheiden kunnen worden wat betreft delocatiekeuze voor sociale activiteiten. Dit is gedaan door middel van eenlatente klasse multinomial logit model. Met behulp van dit model kunnende kansen worden voorspeld dat een bepaald alternatief, in dit geval eenbepaald type locatie, gekozen wordt. Met behulp van de latente klassenana-lyse kunnen segmenten onderscheiden worden die van elkaar verschillen inhun voorkeuren voor een bepaald alternatief. Aan de hand van deze analysezijn drie segmenten onderscheiden binnen de groep respondenten die soci-ale contacten noteerden. De respondenten die in de twee dagen geen socialecontacten hadden, vormen het vierde segment.Het eerste segment bestaat uit 139 respondenten (65%) en heeft het grootstedeel van de sociale contacten in de eigen woning of de woning van iemandanders. Het tweede segment bestaat uit 18 respondenten (9%) en had vooralbuitenshuis contacten, waarvan ongeveer de helft bij een winkel en een andergroot deel in de openbare ruimte plaatsvondt. Het derde segment had hetgrootste deel van de contacten in een buurtcentrum. Dit segment bestaat uit34 respondenten (16%). Het vierde segment bestaat uit 22 respondenten (10%)die in de twee dagen geen sociale contacten hadden. In figuur 3 is per segmentde verdeling van de sociale interacties naar type locatie weergegeven.Vervolgens hebben we onderzocht hoe deze vier segmenten van elkaar ver-schillen wat betreft persoonskenmerken, mobiliteit en kenmerken van dewoonomgeving. De resultaten hiervan zijn te zien in tabel 3. Hieruit blijktdat er grote verschillen tussen de segmenten zijn. De ouderen die voor-namelijk buitenshuis contacten hadden, zijn gemiddeld het jongst enwonen meestal samen met hun partner. Het segment dat geen contactenhad, is het oudst en vaker alleenstaand. Degenen met de meeste contactenbuitenshuis hebben vaker een hoog inkomen, terwijl de ouderen met eenvoorkeur voor contacten in een buurtcentrum vaker een laag inkomen heb-ben. De groep die geen contacten had, is vaker laag opgeleid, terwijl degroep met contacten buitenshuis vaker hoog opgeleid is.De resultaten laten zien dat de ouderen met contacten buitenshuis demeeste contacten genoteerd hadden. Dit segment is het minst eenzaam.Eenzaamheid is in dit onderzoek gemeten met de stelling "ik ervaar een-zaamheid / sociale uitsluiting". De antwoordmogelijkheden liepen vanhelemaal oneens (1) tot helemaal eens (5). De groep die geen sociale contac-ten heeft gehad, is het meest eenzaam. De ouderen die voornamelijkbuitenshuis contacten hadden, zijn het meest gezond. Gezondheid isgemeten door te vragen hoe men zijn of haar gezondheid ervaart, met ant-woordmogelijkheden van slecht (1) tot zeer goed (5). De ouderen in dit seg-ment scoren hierop gemiddeld een 3.95. Daarnaast zijn deze ouderen hetmeest mobiel. Ze gebruiken allemaal de auto, lopen allemaal weleens en hetgrootste deel maakt gebruik van de fiets en het openbaar vervoer. Van deouderen die geen contacten hadden, gebruikt slechts de helft de auto, dehelft fietst weleens, driekwart loopt weleens en slechts 9% gebruikt weleenshet openbaar vervoer. Ze scoren het laagst op gezondheid, met een gemid-delde van 3.19.Ook wat betreft stedelijke dichtheid zijn verschillen te zien tussen de viersegmenten. Van de ouderen die geen sociale contacten noteerden, woont hetgrootste deel in sterk stedelijke gebieden. De ouderen met de meeste contac-ten in een buurtcentrum wonen vaker in matig stedelijke gebieden, terwijlFoto: Velopa CitystyleTabel 2: Gemiddeld belang van sociale interacties per type locatie (schaal 1-5)Type locatie Belang van de sociale interactieWoning 4,01Openbare ruimte/park 3,85Buurtcentrum/kerk 3,47Winkel/dienst 3,88Horeca 4,38Sportvoorziening 3,72Anders 3,82WoningPark / openbare ruimteWinkel / dienstBuurtcentrumSportvoorzieningHorecaOverigGeen contacten in 2 dagenSegment 1 Segment 2 Segment 3 Segment 4Bron: Van den Berg et al. (2015)Bron: Van den Berg et al. (2015)21? Maart 2016de ouderen met vooral contacten buitenshuis vaker in weinig stedelijkegebieden wonen. Deze bevinding komt overeen met het idee dat mensen insterk stedelijke gebieden minder sterke sociale netwerken hebben en meerindividualistisch ingesteld zijn. Deze bevinding kan echter te maken heb-ben met het feit dat de oudste, minst mobiele en vaker zorgbehoevendegroep ouderen vaker in senioren- en zorgwoningen woont. Deze woningenstaan meestal in dorps- of stadscentra, waar de dichtheid hoger is. Hoewelde bereikbaarheid van voorzieningen groter is in gebieden met een hogeredichtheid, zorgt dit niet voor meer bezoeken aan en meer sociale contactenbij deze voorzieningen.De resultaten in tabel 3 laten zien dat de ouderen die geen contacten hebbengehad in de twee dagen dat zij het dagboekje bijhielden, iets vaker in eenappartement wonen. De andere ouderen wonen vaker in een eengezinswon-ing. Wat betreft eigendom van de woning zien we dat de groep ouderen metvoornamelijk contacten buitenshuis vaker een koopwoning heeft tenopzichte van de andere drie groepen.De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er grote verschillen zijn tus-sen groepen ouderen wat betreft het aantal en de locatie van hun socialecontacten. Persoonskenmerken, mobiliteit en stedelijke dichtheid speleneen belangrijke rol in het verklaren van deze verschillen.Bij het interpreteren van de resultaten moet rekening worden gehouden methet feit dat de steekproef relatief klein was (maar voldoende groot voor deanalyses) en niet-representatief voor Nederland. Er zijn namelijk geengegevens verzameld onder respondenten in zeer sterk stedelijke gebieden.Het is aannemelijk dat de sociale interactiepatronen van ouderen in groteresteden verschillen van die in minder stedelijke gebieden zoals Noord-Limburg.Desalniettemin levert dit onderzoek resultaten op die van belang zijn voorwoningverhuurders, lokale beleidsmakers en planologen. De resultatenlaten zien dat er een duidelijke relatie is tussen het aantal sociale interactiesen eenzaamheid. Ook is er een relatie te zien tussen de woonomgeving ensociale activiteitenpatronen. Voor het welzijn van ouderen is cruciaal datwoonomgevingen sociale contacten mogelijk maken zodat eenzaamheidbestreden kan worden. Woonomgevingen moeten worden afgestemd op devoorkeuren van verschillende ouderensegmenten. Uit de resultaten blijktbijvoorbeeld dat er een groep ouderen is met een laag inkomen voor wie hetbuurtcentrum de belangrijkste locatie is voor sociale contacten. Voor dezegroep ouderen is het nodig dit type voorzieningen in stand te houden. Ookparken en openbare ruimten spelen voor een deel van de ouderen een belan-grijke rol. Een grotere stedelijke dichtheid en de aanwezigheid van voorz-ieningen blijken echter geen garantie te zijn voor daadwerkelijk gebruikdoor ouderen.Uit de resultaten blijkt dat ook mobiliteit een belangrijke rol speelt. Demeest mobiele ouderen hebben meer sociale contacten op verschillendetypen locaties buitenshuis, terwijl de groep ouderen met een beperkt aantalsociale contacten het vaakst een beperking heeft en het minst mobiel is. Hetstimuleren van de mobiliteit van ouderen, bijvoorbeeld door het aanbiedenvan goed bereikbaar openbaar vervoer en wandel- en fietsvriendelijkewijken, kan de sociale participatie en de gezondheid van ouderen bevor-deren. Daarnaast zou domotica, gericht op communicatie, bij kunnen dra-gen aan de sociale contacten en de kwaliteit van leven van minder mobiele,zorgbehoevende ouderen. nLiteratuurPBL (2013), Vergrijzing en ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding,mobiliteit en regionale economie, Den Haag: PBL.Van den Berg, P.E.W., Kemperman, A.D.A.M., De Kleijn, B. and Borgers, A.W.J. (2015)Locations that support social activity participation of the aging population. InternationalJournal of Environmental Research and Public Health, 12 (9), 10432-10449.Foto: DreamstimeTabel 3: Vier segmenten naar persoonskenmerken, mobiliteit en stedelijkedichtheidThuiscontacten(65%)Contactenbuitenshuis(9%)Contacten inbuurtcentrum(16%)Geencontacten(10%)Leeftijd 73.5 69.9 76.5 77.8Alleenstaand % 32 6 50 55Met partner % 68 94 50 45Laag inkomen % 13 0 46 25Middeninkomen % 24 28 25 31Hoog inkomen % 45 72 29 44Lage opleiding % 42 11 63 77Middelbare opleiding % 24 33 27 18Hoge opleiding % 33 56 10 5Eenzaamheid 1-5 1.9 1.6 1.9 3.2Aantal contacten 5.5 6.0 4.6 0.0Lichamelijke beperking % 36 11 18 39Geen beperking % 64 89 82 61Gezondheid 1-5 3.50 3.94 3.85 3.19Gebruikt auto % 81 100 74 50Maakt geen gebruik vanauto %19 0 27 50Loopt % 94 100 97 73Loopt nooit % 6 0 3 27Gebruikt openbaarvervoer %45 56 53 9Maakt geen gebruik vanopenbaar vervoer %55 44 47 91Gebruikt fiets % 80 94 77 50Maakt geen gebruik vanfiets %20 6 24 50Sterk stedelijk % 31 28 12 46Matig stedelijk % 29 28 50 18Weinig stedelijk % 17 39 21 32Niet stedelijk % 23 6 18 5Appartement % 34 33 29 55Eengezinswoning % 66 67 71 45Koopwoning % 64 89 59 62Huurwoning % 36 11 41 38Bron: Van den Berg et al. (2015)
Reacties