In het maatschappelijke en politieke debat rondom de rol die particuliere vastgoedbeleggers op de woningmarkt spelen, zijn vaak de volgende uitspraken te horen: "particuliere woningbeleggers misbruiken de eerste levensbehoefte aan wonen om over de rug van huurders rendement te behalen" "particuliere woningbeleggers stuwen de prijzen van koopwoningen op en ontnemen daarmee starters op de woningmarkt de kans om een woning te kopen" "particuliere woningbeleggers kunnen voor de koop van eenzelfde woning meer vreemd vermogen aantrekken dan koopstarters" "de huren van een particuliere huurwoning zijn aanzienlijk hoger dan de hypotheeklasten die koopstarters voor eenzelfde woning moeten betalen" "particuliere beleggers betalen geen belasting over hun huurinkomsten" De recent op de huurmarkt gerichte wet- en regelgeving en veel van het nog op stapel staande beleid is ingegeven door beleidsopvattingen die deze uitspraken reflecteren. Belangrijk is daarom vast te stellen of die opvattingen op feiten zijn gebaseerd of meer op het in een kwaad daglicht stellen van de particuliere woningbelegger zijn terug te voeren. Niet zonder reden schreef het PBL al in 2019 dat "het beeld van de sector dat de laatste jaren is ontstaan vaak ongefundeerd en ongedifferentieerd" is . In dit artikel worden deze uitspraken daarom in een door feiten gestaafde context geplaatst. We sluiten af met een antwoord op de vraag of het fenomeen van de particuliere woningbelegger en -verhuurder wenselijk is.
Reacties