THEMA Andere
keuzes
#4/2023
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
Nederland is nooit af
OVERLEEFT DE RUIMTELIJKE ORDENING?
Minder vlees en
zuivel produceren
INTERVIEW MET BERNO STROOTMAN
'Blijf af van de huurtoeslag'
ALTERNATIEVEN ONZALIG VOOR HUURDERS
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
Ruimtelijke
Ordening
EN VERDER
4 Hoofdredactionel
Andere Keuzes
44 PBL on tour
Omgevingsvisies
ontwikkelen met
scenario's
70 Beeldessay
De Zaan in beweging
24 Column
Cees-Jan Pen
58 Column
Thom Aussems
82 Recensie
Metabolic Design for
New Urban Forms &
Functions
ARTIKELEN
6 Nederland is nooit af
Zal ruimtelijke ordening
overleven?
14 Grenzen aan
Nederland
Distributieland?
Niet nog meer XL- en
XXL-distributiecentra
26 Europees anti-
verstedelijkingsbeleid
Nederland en 'no net
land take'
34 Voorbij de auto
Stervensbegeleiding voor
de automobilist
60 Toekomst huurtoeslag
Afschaffen kost ofwel
miljarden of is desastreus
Volkshuis-
vesting Mobiliteit
COVER
Bedrijven langs de A6 in Lelystad. Foto Gemeente Lelystad
THEMA
ANDERE KEUZES
84 Landschap in balans
met de aarde
Een nieuwe 'religie':
Aardkundig
Fundamentalisme.
INTERVIEWS
48 'Nederland kent geen
ruimtetekort'
Interview met Berno
Strootman
76 Empathisch wonen
Interview met Masi
Mohammadi
Inhoud
2
Annemiek Rijckenberg
Zelfstandig adviseur
stedelijke ontwikkeling Bert Pots
Senior redacteur Bob Witjes
Aedes
Cees-Jan Pen
Fontys Hogescholen David Evers
Planbureau voor de
Leefomgeving Frank van Dam
Planbureau voor de
Leefomgeving
Hans van Amsterdam
Planbureau voor de
Leefomgeving Huub Siebelt
Laboratorium voor
Verantwoorde Mobiliteit Leo Pols
Planbureau voor de
Leefomgeving
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Marc van Waarden
Laboratorium voor
Verantwoorde Mobiliteit Martijn Horst
Neder|land|schap Mees Paanakker
Laboratorium voor
Verantwoorde Mobiliteit
Micha Arnoldus
Laboratorium voor
Verantwoorde Mobiliteit Niels Sorel
Planbureau voor de
Leefomgeving Peter Hermens
Werkend Landschap
Rienk Kuiper
Planbureau voor de
Leefomgeving Ries van der Wouden
Auteur stedelijke en
ruimtelijke ontwikkeling Thom Aussems
4
Zal de ruimtelijke orde-
ning in een nieuwe kabi-
netsperiode overleven?
Ries van der Wouden is op
grond van eerder vertoon -
de veerkracht optimis -
tisch. Het systeem is flexi-
bel. Bovendien is het
waardenpalet verbreed.
De toekomstagenda is behoorlijk gevuld. Bodem
-
daling en stijging van het
waterpeil vormen een
groot risico voor de toe -
komst van Nederland.
Kunnen wij dat op de lan -
ge termijn aan? En zouden
de verstedelijkingsgebie -
den van de toekomst niet
beter gezocht kunnen
worden op de hoger gele -
gen zandgronden in het
Zuiden en Oosten van het
land? Ruimtelijke ordening
kan de komst van arbeids -
migranten beïnvloeden,
legt Rienk Kuiper uit. Dis -
tributiecentra brengen
laag gewaardeerde werk -
gelegenheid met zich mee
die niet aansluit op de
Nederlandse arbeids -
markt. Dit leidt tot de wer -
ving van arbeidsmigran -
ten. Door in ons land
afstand te nemen van het
oude Nederland Distribu -
tieland en minder ruimte
te bieden voor de bouw
van nieuwe distributiecen -
tra, kan de toevloed van
arbeidsmigranten worden
beperkt. Voor hem is het
daarnaast de vraag of
Andere keuzes
Krijgen we een rechts,
een centrumrechts of een
centrumlinks kabinet? Of
gaan we opnieuw naar de
stembus? De komende
tijd zal het blijken. De re-
dactie van Ruimte + Wo-
nen houdt de landelijke
politiek in dit nummer
een spiegel voor. We kun-
nen andere keuzes ma-
ken bij de aanpak van
migratiestromen, de op-
lossing van klimaatpro-
blemen en het verbeteren
van bestaanszekerheid.
Ruimtelijke ordening kan
de komst van arbeidsmi-
granten beïnvloeden"
5HOOFDREDACTIONEEL
dergelijke grootschalige
gebouwen nog passen bij
onze toekomstige bedrij -
venterreinen. De circulai -
re economie vraagt om
kleinschalige hubs voor
opslag, reparatie en delen
van goederen en specifie -
ke terreinen met een hoge
milieucategorie. Een fundamentele tran -
sitie is aan de orde in onze
mobiliteit. De auto heeft
zijn beste tijd gehad, den -
ken ze bij het Laboratori-
um voor Verantwoorde
Mobiliteit. Niet dat de auto
helemaal zal verdwijnen,
maar onze leefomgeving is
gebaat bij meer ruimte
voor fietser en voetganger
en een veel beter ov-sys -
teem. Het is daarbij be -
langrijk goed rekening te
houden met de verschillen
tussen stadsbewoners en
mensen op het platteland,
die veel minder makkelijk
afscheid kunnen nemen
van hun auto's. In het politieke discours
ging het de afgelopen
maanden ook veel over het
versterken van de be -
staanszekerheid van kwetsbare mensen. En het
optuigen van nieuwe
systemen, waarin burgers
minder af hankelijk zijn
van alle mogelijke toesla -
gen. Redacteur Bob Witjes
heeft echter een duidelijke
boodschap: blijf af van de
huurtoeslag. Het huidige
systeem heeft zijn waarde
bewezen. Alternatieve
oplossingen zijn of veel
duurder of pakken desas -
treus uit voor kwetsbare
huurders die al zoveel
moeite hebben om het
hoofd boven water te
houden. Landschapsarchitect en
voormalig Rijksadviseur
voor de Fysieke leefomge -
ving Berno Strootman
heeft juist voor een rechts
kabinet een belangrijk
advies. "Er moet een op -
lossing komen voor de
stikstofproblematiek. We
lopen steeds langs de rand
van de afgrond, voortdu -
rend zijn er juridische
conflicten. (..) Als ik een
rechtse politicus zou zijn,
dan zou ik kiezen voor
ontspanning, dan zou ik
kiezen voor een situatie waarin we weer lekker
met elkaar kunnen onder -
nemen en we weer huizen
kunnen bouwen. En het
beschikbare overheidsgeld
inzetten op herstructure -
ring van de gebieden waar
de grootste opgave ligt."
Leo Pols,
Planbureau voor de
Leefomgeving
Bert Pots,
Senior redacteur
6
'Nederland is nooit af'
Toekomst
ruimtelijke
ordening
Windmolens in Nederland FOTO BEN KERCKX
7
Ries van der Wouden
De positie van de nationale ruimtelijke ordening is fragiel. Zal ze in
de komende kabinetsperiode overleven? Ries van der Wouden is
optimistisch. Hij onderbouwt zijn stellingname met vijf argumenten,
maar 'in het verleden behaalde resultaten zijn geen garantie voor de
toekomst.'
8
RUIMTELIJKE ORDENING
D
e val van het kabinet-Rutte
IV heeft een vroegtijdig ein -
de gemaakt aan de herstart
van de ruimtelijke orde -
ning. Al is er kortgeleden
onder verantwoordelijkheid van Hugo de
Jonge nog wel een Contourennotitie ver -
schenen, als opmaat voor een nieuwe Nota
Ruimte. Dit artikel gaat over de vraag of de
ruimtelijke ordening in een nieuwe kabi-
netsperiode zal overleven. Om mijn kaarten
maar meteen open op tafel te leggen: ik
denk van wel. Er zijn crises geweest en de
ruimtelijke ordening heeft vele gedaante -
verwisselingen ondergaan, maar toch ben
ik optimistisch. En dat denk ik vooral op
grond van de in het verleden vertoonde
veerkracht. Ik onderbouw mijn stellingna -
me met vijf argumenten; van het verleden
naar het heden en de toekomst.
1. De historische wortels zijn stevig
Vanuit historisch perspectief lijkt het bijna
ondenkbaar dat de ruimtelijke ordening uit
Nederland verdwijnt. Immers, het inrichten
en ordenen van de ruimte is eeuwenlang on -
derdeel van de publieke cultuur. Al in de 17e
eeuw stelde het stadsbestuur van Amsterdam
regels op voor staduitbreidingen met het doel
grondspeculatie aan banden te leggen. Ande -
re steden volgden dit voorbeeld. Het maken
van plannen werd een belangrijk onderdeel
van stadsuitbreidingen. Dat waren vooral lo -
kale activiteiten. De 18e eeuw was een eeuw
van stagnatie, zonder noemenswaardige ste -
delijke ontwikkeling en ruimtelijke orde -
ning. De economische groei in de tweede
helft van de 19e eeuw zorgde voor de toe -
stroom van arbeiders naar de steden, maar
die werden vooral gehuisvest in goedkope en
slechte woningen, gebouwd door marktpar -
tijen. De Woningwet van 1901 bracht daar
verandering in en werd de aanzet tot een mo -derne ruimtelijke ordening, ik kom er nog op
terug. Toch zou het tot na de Tweede Wereld -
oorlog duren alvorens de ruimtelijke orde -
ning een substantieel nationaal beleidster -
rein werd. De rijksoverheid is dus een
relatieve nieuwkomer in deze wereld van
ruimtelijke planning. Desalniettemin den -
ken we nu bijna automatisch aan de rijksover -
heid als we het over ruimtelijke ordening
hebben. Dat zal ik in de rest van dit artikel
ook doen. Maar het is goed om te bedenken
dat die nationale ruimtelijke ordening wor -
telt in een eeuwenoude lokale planningscul-
t uu r. Helaas ging het niet altijd goed met die
nationale ruimtelijke ordening. Er was een
crisis in de jaren 1970, toen de economie
stagneerde en de prognoses van de bevol-
kingsgroei omlaag gingen vanwege de op -
komst van de anticonceptie. Nederland leek
'af ', de ruimtelijke ordening werd goeddeels
overbodig geacht en ging zich vooral richten
op de planningsprocessen in plaats van de
planinhoud. De kredietcrisis van 2008 en de
jaren erna zorgde opnieuw voor een stagna -
tie en het overbodig verklaren van de ruimte -
lijke ordening. In 2010 werd het ministerie
van VROM opgeheven, vele nationale be -
leids- en kennisinstituten werden gefuseerd
of zelfs ten grave gedragen. Maar deson -
danks maakte de ruimtelijke ordening in het
kabinet-Rutte IV een nieuwe start, zoals in de
inleiding is vermeld. Niet voor de eerste keer.
2. Ruimtelijke ordening is sterk geïnstitutio -
naliseerd
Wet- en regelgeving is een krachtig instru -
ment om een beleidssector te institutionali-
seren. Met de ruimtelijke ordening gebeurde
dat al aan het begin van de 20e eeuw. In
1901 werd de Woningwet van kracht. Een
volkshuisvestingswet die de nodige ruimte -
lijke inspanningen vroeg van de publieke
9
De Randstad in 2000, kaart uit de Tweede nota over de ruimtelijke ordening, 1966
sector, in eerste instantie van de gemeenten.
De wet stelde het maken van plannen voor
grote stadsuitbreidingen aan gemeenten
verplicht, maar maakte bijvoorbeeld ook
onteigening ter wille van de woningbouw
mogelijk. Na een aarzelend begin werden al
vóór de Tweede Wereldoorlog steeds meer
gemeentelijke en regionale plannen gepubli-
ceerd, de gemeentelijk planningsorganisa -
ties werden professioneler. Na de oorlog be -
trad ook de rijksoverheid het ruimtelijk
domein met de regulering van de wederop -
bouw. De rol van de verschillende overheden
werd wettelijk vastgelegd in de Wet op de
Ruimtelijke Ordening van 1965. Het zwaar -
tepunt kwam bij de gemeente te liggen, die
met het bestemmingsplan een bindend in -
strument in handen kreeg voor burgers en
bedrijven. In 2008 volgde de Wet ruimtelijke
ordening, die op 1 januari 2024 zal worden opgevolgd door de Omgevingswet. Daarover
later meer. De verhouding tussen de rijks -
overheid en de decentrale overheden (naast
de gemeente ook de provincie en de water -
schappen) is in de loop der jaren regelmatig
gewisseld, van decentraal naar centraal na
WO II en weer naar decentraal na de jaren
1980. De institutionele verankering van de
ruimtelijke ordening is niet beperkt tot de
publieke sector, vooral door de sterke ban -
den met de woningmarkt. De Woningwet
van 1901 maakte de oprichting van wo -
ningcorporaties mogelijk, die tot de parti-
culiere sector behoorden en een belangrijke
taak kregen in de woningbouw. Zij werden
in de loop der jaren door financiële banden
aan de publieke sector gebonden, om ver -
volgens in de neoliberale periode vanaf
eind jaren 1980 weer richting de markt te
10
worden geduwd. In diezelfde periode betra-
den ook de commerciële projectontwikke -
laars het speelveld van de woningbouw. In
de afgelopen jaren is het woningtekort ech -
ter flink opgelopen en staat een nieuw
volkshuisvestingsbeleid in de steigers. Een
hernieuwd verbond met de ruimtelijke or -
dening is waarschijnlijk. Het aloude institu -
tionele bouwwerk blijkt taai. 3.
Ruimtelijke ordening is flexibel
De ruimtelijke ordening heeft het imago
van rigiditeit, van een complex systeem met
vele regels, geboden en verboden. Begrijpe -
lijk, want de ruimtelijke ordening legt vele
verplichtingen en beperkingen op aan het
ruimtegebruik. Maar als het systeem echt
zo rigide zou zijn, had het de eeuwenlange
maatschappelijke evolutie niet overleefd.
11
Wie de ruimtelijke ordening niet ziet als een
regelsysteem, maar als de kern van een dis -
cours met een kring van disciplines, kennis
en praktijken om zich heen, wordt zich be -
wust van het aanpassingsvermogen op de
lange termijn. De flexibiliteit is voor een be -
langrijk deel gebaseerd op het beurtelings
gebruik maken van de vele omringende dis -
ciplines: architectuur, stedenbouw, plano -logie, sociale en fysische geografie, demo
-
grafie, bestuurskunde, economie, sociologie
en recentelijk klimaatwetenschap. Een dis-
cours met vele vertakkingen, dat in staat is
zich aan te passen aan de tijdgeest. In tijden
van stedelijke groei of herstructurering
overwegen architectuur en stedenbouw, in
tijden van democratisering en politieke
hervorming komen de bestuurskunde en de
planologie in beeld, nu recentelijk 'water en
bodem leidend' zijn verklaard neemt het be -
lang van de fysische geografie en de kli-
maatwetenschap weer toe. Deze kring van
disciplines maakt niet alleen de benutting
van verschillende bronnen van kennis mo -
gelijk, maar ook de aanpassing aan veran -
derende maatschappelijke waarden.
4. Het waardenpalet is verbreed
Gedurende lange perioden van de geschie -
denis van de ruimtelijke ordening stond ze
in dienst van één dominant doel: het facili-
teren van economische groei. Ruimtelijke
maatregelen moesten de productiviteit sti-
muleren. Dat gebeurde door de ruimtelijke
inpassing en aanleg van infrastructuur: ka -
nalen, spoorwegen, wegen, vliegvelden en
later ook internet. Steden ontwikkelden
havens en bedrijventerreinen en maakten
nieuwe woonwijken mogelijk om de groei-
ende arbeidende bevolking te huisvesten.
Ruilverkaveling in 't
Goy.
FOTO CHINA CRISIS
"De nationale
ruimtelijke orde-
ning wortelt in een
eeuwenoude lokale planningscultuur"
RUIMTELIJKE ORDENING
12
"Telkens als in het
verleden de ruimtelijke
ordening overbodig
werd verklaard, bleek
ze toch weer
onmisbaar"
RUIMTELIJKE ORDENING
De nationale ruimtelijke ordening schoot te
hulp met financiële stimulering en regelge -
ving. Ook het landelijk gebied ontkwam er
niet aan. De landbouwcrisis aan het einde
van de 19e eeuw resulteerde in een natio -
naal landbouwbeleid, gericht op de profes -
sionalisering en rationalisering van de
landbouw. De ruilverkaveling kwam hieruit
voort, met grote gevolgen voor de ruimtelij -
ke structuur van het landelijk gebied. Dat
werd vooral een productielandschap, hier
en daar onderbroken door stukje natuur.
Maar de productiviteitsgroei was niet de
enige waarde in de ruimtelijke ordening. De
bouw van goedkope arbeiderswoningen in
de steden leidde tot een toenemende roep
om sociale rechtvaardigheid, niet in de laat -
ste plaats onder architecten en stedenbouw -
kundigen. Arbeiderswoningen moesten ro -
buust en mooi worden, werd het
uitgangspunt van onder meer de Amster -
damse School. Het resultaat is nog in ver -
schillende steden te zien. Met name Berlage
benadrukte ook het belang van de schoon -
heid van het stadsgezicht en hij verfoeide de
'lelijke 19e eeuw'. Hij bouwde voort op de 17e eeuwse traditie van stadsverfraaiing,
die in de daarop volgende tijden weer was
vergeten. In de termen die de ruimtelijke
ordening heeft ontleend aan de Romeinse
auteur Vitruvius: naast de gebruikswaarde
werd nu de belevingswaarde en vervolgens
ook de toekomstwaarde van belang. In het
landelijk gebied gebeurde dat pas later:
landbouwgebieden, natuur en rivieroevers
werden onderdeel van het landschap. Deze verbreding van het waardenpalet
van de ruimtelijke ordening is
een robuuste trend en versterkt
haar basis.
5. Nederland is nooit af
Eigenlijk is dit het belangrijkste
argument voor de veronderstel-
ling dat de ruimtelijke ordening
ook in een onzekere toekomstige
politieke omgeving wel zal over -
leven. Telkens als in het verleden
de ruimtelijke ordening overbo -
dig werd verklaard, bleek ze door
de maatschappelijke dynamiek
na korte of langere tijd toch weer
onmisbaar. Twee thema's keer -
den in elk geval vanaf de late middeleeu -
wen altijd terug in de ruimtelijke ordening:
verstedelijking en water. De verstedelijking
werd in perioden van economische en de -
mografische groei steeds een urgent thema
door de noodzaak van nieuwe woningen en
ruimte voor bedrijven. Door de immigratie
en de 'huishoudensverdunning' (door klei-
nere huishoudens neemt de woningvraag
verder toe) blijft de druk op de verstedelij -
king groot. De rol van water in een laagge -
legen delta is evident. Overstromingen en
dalende bodems vroegen in het verleden al
om maatregelen, nu komende daar de stij -
gende zeespiegel en de grotere extremen en
het waterpeil van de rivieren vanwege de
13
klimaatverandering bij. Diezelfde klimaat-
verandering heeft nog een ander thema op
de agenda gezet: de energietransitie. De
noodzaak om over te schakelen van fossiele
brandstoffen naar duurzame energiebron -
nen als wind- en zonne-energie heeft grote
ruimtelijke gevolgen. Voor deze duurzame
energiebronnen moet veel ruimte op land
en zee worden gevonden. Al met al zal er de
komende decennia een behoorlijk grote
ruimtevraag blijven. Een ruimtevraag die
groter is dan de ruimte die vrijkomt door
een krimpende landbouwsector. Is de ruim -
telijke ordening in staat die te faciliteren? Daarnaast staat er nog een ander groot
vraagstuk op de ruimtelijke toekomstagen -
da, eveneens gerelateerd aan de klimaat -
verandering. In hoeverre is het verant -
woord om het gros van de benodigde
stadsuitbreidingen te blijven plannen op de
laaggelegen veen- en kleibodems van Ne -
derland? Bodemdaling en stijging van het
waterpeil zijn een groot risico voor de toe -
komst. Nederland kan het voorlopig wel
aan, maar blijft dat op de lange termijn ook
zo? Zouden de verstedelijkingsgebieden
van de toekomst niet beter gezocht kunnen
worden op de hoger gelegen zandgronden
in het Zuiden en Oosten van het land? Som -
mige auteurs bepleiten het nadenken over
een toekomstige 'Zandstad' als alternatief
voor de huidige Randstad. Een belangrijk
thema voor de toekomstige ruimtelijke in -
richting van Nederland, dat overigens ook
al voorzichtig wordt aangestipt in de eerder
genoemde Contourennotitie voor de Nota
Ruimte. De toekomstagenda voor de ruimtelijke
ordening is dus behoorlijk gevuld. Maar dat
is zeker geen garantie voor het voortbe -
staan van die ruimtelijke ordening als
maatschappelijke en politieke institutie. Er
zijn enkele onzekere factoren. Ten eerste de wetgeving. De regelgeving op het gebied
van de ruimtelijke ordening wordt opgeno -
men in de Omgevingswet, die na veel ver -
traging nu eindelijk op 1 januari 2024 in
werking treedt. Ruimtelijke ordening wordt
dan deel van het omgevingsbeleid, en ver -
liest daarmee de 'eigen' wettelijke veranke -
ring. Ten tweede de politiek. Uiteindelijk
beslist de politiek over het voortbestaan
van de ruimtelijke ordening, en dat kan ook
weer het geval zijn na de komende verkie -
zing en kabinetsformatie. In 2010 is immers
ook al besloten tot afschaffing van het nati-
onale beleid, dat risico blijft. Maar wie terugkijkt naar de geschiedenis
van de ruimtelijke ordening ziet twee din -
gen. Ten eerste is de ruimtelijke ordening al
eeuwenlang diep verankerd in onze politie -
ke cultuur. Het grootste deel van haar be -
staan heeft ze kunnen overleven zonder ei-
gen wettelijke institutionalisering. Ten
tweede leert de naoorlogse geschiedenis
dat na een periode van stagnatie of afschaf -
fing van de nationale ruimtelijke ordening
de knelpunten dusdanig zijn gegroeid dat er
toch weer een beroep op moet worden ge -
daan, zoals na de eerder besproken crisis -
perioden van de jaren 1970 en 2010. Poli-
tiek doet ertoe, maar de urgentie van de
maatschappelijke en ruimtelijke ontwikke -
lingen weegt op de lange termijn zwaarder.
Want: Nederland is nooit af.
RUIMTELIJKE ORDENING
Ries van der Wouden is auteur over stedelijke
en ruimtelijke ontwikkeling. De afgelopen 35
jaar was hij werkzaam bij het SCP, het Ruimte-
lijk Planbureau, Bureau Stedelijke Planning en
het Planbureau voor de Leefomgeving. Sinds
oktober 2023 is hij met pensioen.
14
Zijn er grenzen
aan Nederland
Distributieland?
15
Frank van Dam, Hans van Amsterdam, Rienk Kuiper
Het aantal grote distributiecentra neemt almaar toe, zo blijkt uit onder\
-
zoek van het Planbureau voor de Leefomgeving. Tussen 2016 en 2021
groeide het aantal XL- en XXL-distributiecentra zelfs met veertig pro
-
cent. Die grootschalige complexen hebben een enorme impact op het
landschap. De ontwikkeling van nieuwe distributiecentra staat daardoor
steeds meer ter discussie. Het is ook de vraag in hoeverre distributie
-
centra tegemoet komen aan de toekomstige vraag naar bedrijfsterrei -
nen. De circulaire economie vraagt om kleinschalige hubs voor opslag,
reparatie en delen van goederen en specifieke terreinen met een hoge
milieucategorie.
16
RUIMTELIJKE ORDENING
I
n Nederland staan zo'n 39.000 ge
-
bouwen met een oppervlakte groter
dan 2.500 vierkante meter (cijfers
2021). Sinds 2016 is dit aantal grote
gebouwen met 7 procent toegeno -
men. De sterkste toename was te zien bij de
grote XL-gebouwen (18 procent) en hele gro -
te X XL-gebouwen (49 procent) (zie tabel 1). De impact van de toename van het aantal
grootschalige distributiecentra op het land -
schap is aanzienlijk. Op dit moment staat
deze uitbreiding ter discussie. Van de groot -
ste (XL- en X XL-) bedrijfsgebouwen in 2021
kan 43 procent worden beschouwd als lo -
gistiek vastgoed (distributiecentrum). Het
aantal grote distributiecentra (XL en X XL)
is in de periode 2016-2021 toegenomen met
40 procent.
De toename van het logistieke vastgoed
vond vooral plaats in een brede band
lopend van zuidelijk Noord-Holland naar
Noord-Brabant, Gelderland en Limburg.
Het beleidsdoel uit de NOVI van "actieve
clustering van (grootschalige) logistieke
functies langs de (inter)nationale cor -
ridors" wordt daarmee grotendeels ge -
haald.
Meer sturing op locatie en
omvang
Distributiecentra kennen een breed scala
aan ruimtelijke effecten. Een van de meest zichtbare en directe effecten is hun
grote impact op het landschap, en dan
met name aan de randen van de steden.
Maar grootschalige distributiecentra
hebben ook andere ruimtelijke effecten.
Ze gaan bijvoorbeeld gepaard met een
toename van het vrachtverkeer. Als dit
leidt tot de ontwikkeling van nieuwe we -
gen en infrastructuur kan dit verdere
aantasting van het landschap betekenen,
naast congestie en luchtkwaliteitsproble -
men in nabijgelegen gebieden. En het
steeds zwaarder geworden vrachtverkeer
leidt tot een grote onderhoudsopgave van
de weginfrastructuur. In de Nationale Omgevingsvisie
(NOVI) is een aanpak aangekondigd van
grootschalige (logistieke) bedrijfsvesti -
gingen. Nadien heeft de Twee -
de Kamer de motie Bontenbal
c.s. ondersteund, waarin de re -
gering wordt verzocht - in af -
stemming met provincies - een
landelijke beleidslijn en een af -
wegingskader op te stellen om
nieuwe grootschalige distribu -
tiecentra op ongewenste plek -
ken te voorkomen (Tweede Ka -
mer, vergaderjaar 2022-2023,
29 383, nr. 377). Het kabinet werkt nu
met de provincies aan een handreiking
voor regionale meerwaarde van nieuw te
vestigen bedrijven, via het traject 'Grip
op grote bedrijfsvestigingen' (Grip). Het
gaat dan om bedrijfsterreinen die ge -
schikt zijn voor nieuwe vestigingen gro -
ter dan 5 ha. Het gaat dus niet alleen om
de aanpak van grootschalige distributie -
centra, maar bijvoorbeeld ook om nieuwe
vestigingen van grootschalige productie -
bedrijven, bouw- en maakindustrie en
grote datacenters. De Tweede Kamer en het kabinet willen
"Voorkom nieuwe
grootschalige dc's op
ongewenste plekken"
17
Tabel 1. Ontwikkeling van het aantal grote gebouwen in Nederland, 2016-2021 (exclusief kassen). BRON: MONITOR LANDSCHAP (BEWERKING PBL)
niet alleen meer sturing op de locatie van
distributiecentra; ook de ontwikkeling
roept steeds meer discussie op. Hoewel dis -
tributiecentra (een bescheiden aantal) ba -
nen creëren, blijken de veronderstelde regi -
onale economische baten van grote
distributiecentra niet te kunnen worden
aangetoond (Tabak 2022). Distributiecen -
tra brengen laaggewaardeerde
werkgelegenheid met zich mee
die niet aansluit op de Nederland -
se arbeidsmarkt. Dit leidt tot de
werving van arbeidsmigranten.
In sommige gevallen worden
deze arbeidskrachten gehuisvest
in slechte omstandigheden, zoals
overvolle en onhygiënische
woonruimten (SZW 2023). De Tweede Kamer heeft naar
aanleiding van deze signalen
een motie aangenomen over de beperkte
toegevoegde waarde (motie Amhaouch/
Bruins; Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-
2020, 35 300 XIII, nr. 43) en over de (alge -
mene) wenselijkheid van dergelijke ont -
wikkelingen en of er door de overheid iets
aan gedaan moet worden. Minister De Jon -
ge van BZK heeft in 2022 in de Tweede Ka -mer aangegeven dat we "het ons niet meer
kunnen veroorloven om geen keuzes te
maken". We hebben volgens de minister
'onvoldoende oog gehad voor de afwente -
leffecten, en sectoren met heel weinig toe -
gevoegde economische waarde of met een
grote vraag naar arbeidskrachten uit
Oost-Europa zijn de groei gaan bepalen'.
Heroverweging Nederland
Distributieland
De forse ontwikkeling van grootschalige dis -
tributiecentra is onlosmakelijk verbonden
met de ontwikkeling van Nederland als dis -
tributieland. Een belangrijke verklaring van
het succes van Nederland Distributieland is
de geografische ligging van Nederland in het
"Baten van grote
distributiecentra niet aangetoond"
18
Logistiek vastgoed is in heel Nederland te vinden,
maar zowel in aantallen als totale grondoppervlak
vinden we die voornamelijk in een brede band lopend
van Zuid-Holland en zuidelijk Noord-Holland naar
Noord-Brabant, Zuid-Gelderland en Noord-Limburg.
BRON BAK
19RUIMTELIJKE ORDENING
drukbevolkte Noordwest-Europa, en de uit
-
gebreide infrastructuur. Achtereenvolgende
kabinetten hebben de laatste decennia ook
bewust ingezet op het verder stimuleren van
Nederland als distributieland door de aanleg
van extra infrastructuur en de inzet van sti-
mulerende regelingen. Een van de meest opvallende fiscale sti-
mulansen is de verlaagde vennootschaps -
belasting. In 2019 introduceerde de Neder -
landse regering een tarief van
slechts 7 procent ('innovatiebox';
vanaf 2021: 9 procent) voor be -
paalde winsten die ook verband
houden met distributieactivitei -
ten, met de bedoeling Nederland
aantrekkelijker te maken voor in -
ternationale bedrijven. BTW-verlegging is een mecha -
nisme waarbij de verantwoorde -
lijkheid voor het afdragen van
BTW wordt verschoven van de le -
verancier naar de afnemer van
goederen of diensten. In plaats
van dat de leverancier de BTW
aan de belastingdienst betaalt, is
het nu de taak van de afnemer om
de verschuldigde belasting aan te geven en
af te dragen. Dit heeft Nederland tot een
aantrekkelijke locatie gemaakt voor bedrij -
ven die internationale goederen opslaan en
distribueren. Tenslotte biedt het gebruik van ZZP'ers
distributiecentra een aanzienlijke mate van
flexibiliteit. Ze kunnen eenvoudig arbeids -
krachten inhuren wanneer dat nodig is, af -
hankelijk van seizoensgebonden schomme -
lingen in de vraag. Dit stelt distributiecentra
in staat om de personeelsbezetting aan te
passen aan de variërende werklast zonder de
verplichtingen van vaste arbeidscontracten. De sterke ontwikkeling van distributie -
centra in Nederland is dus geen natuurlijk verschijnsel, maar het logische gevolg van
het gevoerde beleid. Nederland kent daar -
mee inmiddels volgens het College van
Rijksadviseurs een relatief hoog aantal
vierkante meter distributiecentra per inwo -
ner, ongeveer tweemaal zoveel als buur -
land Duitsland. Behoefteramingen voor
grootschalige distributiecentra moeten dan
ook worden bezien in het licht van dit ge -
voerde stimuleringsbeleid.
Inmiddels heeft het kabinet besloten om
Nederland Distributieland te heroverwegen
(BZK 2023). Het uitgangspunt is voortaan
dat nieuwe locaties voor grootschalige be -
drijfsvestigingen alleen worden gefacili -
teerd als deze bedrijven een aantoonbare
regionale economische meerwaarde heb -
ben en een bijdrage leveren aan maatschap -
pelijke opgaven en ambities (EZK 2023). Nu
het kabinet deze economische meerwaarde
centraal stelt, verdient het aanbeveling om
het stimuleringsbeleid daarop aan te pas -
sen. Minder nationale stimulering van dis -
tributiecentra, helpt ook om de druk te ver -
lichten op de provincies waar die met hun
ruimtelijke sturing soms moeilijk op kun -
"De ontwikkeling van
distributiecentra in Nederland is geen
natuurlijk verschijnsel,
maar het gevolg van het gevoerde beleid"
20
nen boksen tegen de grote vraag naar dis-
tributiecentra. Ook kan er een rijkstaak liggen in het
voorkomen van ongewenste 'waterbedef -
fecten' als gevolg van een verschil in ruim -
telijke sturing door provincies (Stec Groep
2021). Zo'n verschil in sturing tussen pro -
vincies kan namelijk als resultaat hebben
dat distributiecentra tot ontwikkeling ko -
men op locaties die daarvoor vanuit een na -
tionale optiek minder geschikt zijn, bijvoor -
beeld vanwege een grotere landschappelijke
kwetsbaarheid, of omdat dit het concentre -
ren van zwaar vrachtverkeer op een be -
perkt aantal internationale transportassen
in de weg staat.
Naar een circulaire economie
Tenslotte is het belangrijk op te merken, dat
de ontwikkeling van deze grootschalige
distributiecentra niet direct aansluit op de
ruimtebehoefte van een 100 procent circu -
laire economie, die Nederland zich voor
2050 ten doel stelt. Een circulaire economie
vraagt andere typen bedrijventerreinen
(PBL 2023a); deels voor kleinere bedrijven,
deels voor grotere maar dan vaak ook van
een zogenoemde hoge milieucategorie. In
een circulaire economie is ruimte nodig
voor bedrijfsactiviteiten zoals reparatie, de -
len, recycling, de verwerking van (bio)
grondstoffen en de benodigde transportin -frastructuur. Sommige bedrijven en activi-
teiten zijn eenvoudig in stedelijk gebied in
te passen, denk aan kleinschalige hubs voor
opslag, reparatie en delen van goederen.
Andere vragen specifieke bedrijventerrei -
nen met een hoge milieucategorie omdat ze
overlast veroorzaken, denk aan de bouw-
en af valrecyclingindustrie die veel ruimte
nodig hebben en op locaties moeten liggen
die goed bereikbaar zijn voor vrachtwagens
en schepen. Het scheppen van de juiste
voorwaarden in het ruimtelijk beleid is be -
langrijk voor het slagen van de transitie
naar een circulaire economie en de grond -
stoffenstrategie (PBL 2023, Ruimte voor
circulaire economie). Voor de opslag en verwerking
van producten en materialen in
allerlei circulaire hubs voor re -
cycling, hergebruik, delen en
reparatie is dus ruimte nodig.
De producten worden immers
niet meer zomaar afgevoerd en
vernietigd. De materialen en
producten worden getranspor -
teerd naar bedrijventerreinen
en worden na opslag of verwer -
king weer opnieuw de keten in
gebracht. Dit heeft ruimtelijke conse -
quenties voor infrastructuurnetwerken
en distributiecentra. Andere activiteiten
vragen minder ruimte doordat ze juist in
omvang afnemen of volledig verdwijnen.
Denk aan de verwerking van fossiele
grondstoffen, zoals petrochemie, of de
productie van nieuwe (wegwerp)produc -
ten. Om de overgang van een lineaire naar
een circulaire economie soepeler te laten
verlopen, kunnen overheid en bedrijfsleven
kiezen voor het uitwerken van een over -
gangsstrategie. Die maakt duidelijk wan -
neer welke terreinen door beëindiging van
"De juiste voorwaarden
zijn belangrijk voor het
slagen van de transitie"
RUIMTELIJKE ORDENING
21
De toename van het logistieke vastgoed
vond vooral plaats in een brede band
lopend van Zuid-Holland en zuidelijk
Noord-Holland naar Noord-Brabant,
Zuid-Gelderland en Noord-Limburg,
overwegend langs internationale corridors.
BRON BAK
22
Het gebied ten oosten van Zoetermeer
geeft een voorbeeld van de gestage
en omvangrijke 'verstening' en
verdichting van het landschap. In
oppervlakte zijn de bedrijfsterreinen
waarop deze bedrijfsgebouwen zich
bevinden inmiddels bijna zo groot als
het nabijgelegen overige verstedelijkte
gebied. Zoals ten oosten van
Zoetermeer.
lineaire activiteiten vrijkomen. Dan kan zo
nodig sanering van terreinen worden voor -
bereid (en gefinancierd) om ze geschikt te
maken voor nieuwe circulaire activiteiten.
Een dergelijke strategie beperkt het areaal
onbenutte brownfields na beëindiging van
de lineaire economie, beperkt het extra are -
aal bedrijfsterreinen dat voor een circulaire
economie nieuw moet worden aangelegd,
en draagt daarmee bij aan een efficiënt
ruimtegebruik. En soms is het vanuit maat -
schappelijke kosten en baten wellicht voor -
deliger dat overheden ruimte voor circulai-
re activiteiten vrijspelen door een versneld
einde van lineaire activiteiten te stimule -
ren, dan om voor circulaire activiteiten
nieuwe bedrijventerreinen aan te leggen.
"Voor opslag in
circulaire hubs is
nieuwe ruimte nodig"
RUIMTELIJKE ORDENING
23
24
De huidige manier van
planning van logistieke
bedrijventerreinen is niet langer houdbaar en schaadt
de regionale economie: het
is niet duurzaam, het gaat
ten koste van ruimte voor
werken/MKB en er is te
weinig oog voor de omge -
v ing. Dergelijke bedrijven -
terreinen zijn te vaak hit -
te-eilanden, circulair
denken komt er nauwelijks
van de grond en het belang
van werknemers is van
secundaire betekenis. Maar
zonder een nieuw verhaal
gaat de 'verdozing' door, al
beginnen de vastgoedwe -
reld en de logistieke sector
steeds beter te begrijpen
dat het roer om moet.
Migratie was één van de
grote topics tijdens de jong -
ste Kamerverkiezingen.
Opmerkelijk genoeg legden
politieke partijen nauwe -
lijks een link met ruimte
voor logistieke bedrijvig -
heid. De logistiek is de
grootste afnemer van de
635.000 grotendeels
Oost-Europese arbeidsmi -
granten; ruim 40% van de
arbeidsmigranten werkt in
de logistieke sector. En het
aantal arbeidsmigranten
zal blijven groeien, gelet op
de groei van de logistieke
Ruimtelijke ordening
is hard nodig
Het negatieve effect van
'verdozing' leeft als nooit
tevoren. Het debat daar-
over gaat ook niet meer
alleen over de verromme-
ling van ons landschap,
de bouw van blokkendo-
zen en het ontstaan van
een nieuwe lelijkheid.
Met vooruitziende blik
heeft Rijksadviseur Wou-
ter Veldhuis de noodzaak
van een nieuw verhaal
voor de logistiek hoog op
de nationale agenda ge-
zet. In een column elders
heb ik zijn oproep vol-
mondig gesteund: "Ne-
derland distributieland
maakt meer landschap
en vestigingsklimaat ka-
pot dan je lief is."
Distributiecentra maken
meer landschap en
vestigingsklimaat kapot
dan je lief is"
25COLUMN
Cees-Jan Pen
Lector De Ondernemende regio
FONTYS HOGESCHOLEN
sector en toenemende bin -
nenlandse vraag. Terecht
schetste econoom Mathijs
Bouman dat als de politiek
echt iets wil doen aan mi-
gratie - we kunnen weinig
in verband met landelijke
en EU wet- en regelgeving
- we vooral indirect moeten
ingrijpen via ruimtelijke
ordening. Als er geen ka -
vels voor nieuwe distribu -
tiecentra beschikbaar ko -
men en uitbreiding van
bestaand vastgoed wordt
afgeremd, dan stopt de
groei van logistieke bedrij -
ven. Maar helaas vindt de
politiek ruimtelijke orde -
ning vooral van belang als
het gaat om de aanpak van
de woningnood.
Het aantal distributiecen -
tra en dus ook de groei van
het aantal arbeidsmigran -
ten zal volgens het PBL de
komende tijd verder toene -
men. In het hele land, maar
vooral in het westen, mid -
den en zuiden zijn al veel
bouwvergunningen ver -
leend. Gelukkig zie ik in
veel regio's wel, dat er aan
nieuwbouw veel hogere
duurzaamheids- en omge -
vingseisen worden gesteld. Dit geldt helaas veel min
-
der voor de sociale proble -
men van arbeidsmigranten.
Hetzelfde geldt voor de
enorme tegenstelling tus -
sen mooie politieke woor -
den om bestaande bedrij -
venterreinen veel beter te
benutten en het gebrek aan
daden om tot uitvoering
van deze opknapoperatie te
komen.
Johan Remkes was klip en
klaar over de noodzaak
scherpe keuzes te maken.
In zijn stikstofadvies uit
2022 benadrukte hij dat
niet alles overal kan. Het is
daarom de hoogste tijd,
zoals Jeroen Hinloopen,
adjunct-directeur van het
Centraal Planbureau eind
november in het Financiee -
le Dagblad ook bepleitte, te
kiezen voor sectoren die
minder beslag leggen op
publieke ruimte. De nieuwe
Nota Ruimte zal uitspraken
moeten doen over de secto -
ren die we in ons land op
lange termijn willen huis -
vesten. Net zoals er duide -
lijkheid moet komen over
de aard van onze economie
op de lange termijn. In
onder meer Noord-Brabant en Gelderland gaan in dat
kader steeds meer stem -
men op alleen ruimte te
bieden voor logistieke be -
drijven die zich richten op
de Nederlandse markt of
die het regionaal-econo -
misch DNA versterken. In
verband met het steeds
verder escalerende migra -
tiedebat is het een kwestie
van tijd dat aan de huisves -
ting van werknemers extra
eisen worden gesteld. Tege -
lijkertijd moeten we de lat
veel hoger leggen voor
bedrijven om te voldoen
aan eisen op gebied van
duurzame gebouwen, in -
passing in het landschap en
het voorkomen van ware
hitte-eilanden. Kortom, we
smachten naar ruimtelijke
ordening en een ruimte -
lijk-economische visie in
het bijzonder.
26
No net land take plaatst Nederland voor uitdaging
Stop op
bouwen in
buitengebied
27
David Evers, Niels Sorel
Met 'no net land take in 2050' (NNLT) wil de Europese Unie de
uitbreiding van stedelijke functies naar nul hectare terugbrengen
omwille van het beschermen van de bodemkwaliteit. Wat betekent
NNLT voor Nederland? Kunnen (of willen) we eraan voldoen? En wat
betekent dat voor de ruimtelijke ordening?
In de definitie van het Europees
Milieuagentschap (EEA) is glastuinbouw
een niet-stedelijke functie.
BRON PUREBUDGET
28
RUIMTELIJKE ORDENING
R
uimtelijke ordening is geen
bevoegdheid van de Europe -
se Unie, althans niet op land.
Sinds 2014 bestaat er wel een
richtlijn voor maritieme
ruimtelijke ordening. Toch heeft "Europa"
veel invloed op de Nederlandse ruimtelijke
ordening via sectorale regelgeving. Soms
verloopt die impact direct via richtlijnen,
bijvoorbeeld op het gebied van natuur en
milieu. Soms is deze impact indirecter,
denk aan regels rond aanbesteding en het
handelen van de overheid op de markt.
Deze regels kunnen van invloed zijn bij het
gunnen en verkopen van grond en vastgoed
door de overheid en zo gebiedsontwikke -
ling bemoeilijken. Soms kunnen, dankzij
structuurfondsen en andere EU-subsidies,
projecten juist vlotter van de grond komen.
Green Deal
De toegenomen ambities op het gebied van
klimaat en milieu in Europa zijn sinds 2019
verwoord in de European Green Deal . De
maatregelen uit dit pakket zullen ook merk -
baar zijn in de ruimtelijke ordening van de
lidstaten. Veel zullen indirect doorwerken,
zoals de opgeschroefde doestellingen voor
hernieuwbare energie en biodiversiteit.
Maar één daarvan raakt de kern van de
ruimtelijke ordening: het EU-doel om (net -
to) niet meer buitenstedelijk te bouwen in
2050, oftewel No net land take (NNLT). Dit
doel heeft juli 2023 zijn eerste juridische in -
vulling gekregen in het voorstel van de Eu -
ropese Commissie voor een Bodemgezond -
heidswet (COM 2023 416). Bij planologen, stedenbouwkundigen en
andere ruimtelijke professionals in Neder -
land roept dit een aantal vragen op. Waar -
om wil Europa dit? Wat is land take prec ie s?
Wat doen de andere lidstaten? In het ver -
volg beantwoorden we deze vragen. Daar -na reflecteren op de betekenis van dit beleid
voor Nederland.
Waarom Europees beleid op
gebied van verstedelijking?
In het wetsvoorstel wordt aangegeven dat
60 à 70% van de Europese bodems in een
slechte staat verkeren voor het duurzaam
blijven leveren van ecosysteemdiensten.
Een gezonde bodem is immers essentieel
voor de productie van voedsel, de opslag
van koolstof en klimaatadaptatie, zowel
wat betreft de aanpassing bij droogte én bij
overstromingen. Het wetsvoorstel behelst in de eerste
plaats het opzetten van een verplicht moni-
toringssysteem in de hele EU. In de monitor
moeten indicatoren komen voor onder meer
verzilting, erosie, koolstofverlies, verdich -
ting, nutriënten, chemische verontreiniging
en waterretentie. Daarnaast moet gemoni-
tord worden welk deel van de bodem afge -
dekt wordt ( soil sealing) en hoeveel het ste -
delijke bodemgebruik toeneemt ( land take),
want beide kunnen de ecosysteemdiensten
van de bodem aantasten. Het streven is, zo -
als gezegd, om net land take af te bouwen
naar nul in 2050. Netto betekent in dit geval
dat wanneer ergens in de open ruimte ge -
bouwd wordt, die ruimte elders door sloop
teruggewonnen zou moeten worden. Met
behulp van dit monitoringssysteem wil Eu -
ropa grip houden op de voortgang van de
NNLT-doelstelling in de lidstaten.
Satellietdata
Met behulp van satellietdata (Corine Land
Cover Change: CHA) valt inzichtelijk te ma -
ken in welk tempo Europa verstedelijkt. Als
we de gangbare definitie van het Europese
Milieuagentschap (EEA) voor land take
hanteren voor de periode 2000-2018 dan
telt de netto stedelijke uitbreiding in Euro -
29
Land take in haLand take als aandeel totaal grondgebiedGroei stedelijk gebied sinds 2000
Land take in de EU27, 2000-2018
Bron: CHA, eigen bewerking
Figuur 1 Land take in de EU27, 2000-2018
pa ongeveer 1,2 miljoen hectare - een ge
-
bied groter dan de provincies Noord-Hol -
land, Zuid-Holland en Noord-Brabant
samen - wat neerkomt op rond 184 hectare
per dag. Voor Nederland bedraagt de netto
land take over dezelfde periode 63.857 hec -
tare - bijna vier keer de gemeente Amster -
dam - dat is ongeveer 10 hectare per dag.
Uit figuur 1 valt af te lezen dat Nederland bij
de grote lidstaten hoort als het gaat om land
take. Gerelateerd aan de totale oppervlakte kent Nederland de grootste uitbreiding van
het stedelijk gebied van alle lidstaten. Het goede nieuws is dat het tempo in de
periode van 2000-2018 afneemt voor zowel
de EU als Nederland, maar de absolute ge -
tallen blijven voor bodemdeskundigen zor -
gelijk. Op dit moment zijn er geen recentere
cijfers over het Europese ruimtebeslag.
Naar verwachting komen nieuwe cijfers in
2025 beschikbaar. We zullen dan zien of
deze gunstige trend zich doorzet.
30
Wat is land take eigenlijk?
Tot nu toe hebben we verstedelijking en land
take min of meer door elkaar gebruikt. In
Vlaanderen praat men over 'bijkomend
ruimtebeslag' om hetzelfde te duiden. Dat is
prima totdat er een definitie moet komen die
juridisch houdbaar is bij een verplicht moni-
toringssysteem. Dan moet alles glashelder
geoperationaliseerd zijn: weet wat je meet. De EEA heeft al lang een werkdefinitie
gemaakt door grondgebruikscategorieën in
de Corine database in te delen in wel of niet
stedelijk. Woningbouw, bedrijventerrei -
nen, infrastructuur en dergelijke zijn dat
wel. Landbouw en natuur niet. Hiermee is
het relatief eenvoudig om de mate van land
take te berekenen en op te nemen in
EEA-rapporten. Maar, nu dit onderwerp het
Relatief weinig bodemafdekking, veel land take. Foto Ivo Vrancken
31
domein van beleid en recht ingaat, voldoet
deze benadering niet meer.
Grijze gebieden
Een eerste tekortkoming betreft de classifi -
catie van grondgebruik. Er zijn grijze gebie -
den zoals hernieuwbare energieproductie:
is een windturbine of zonneakker stedelijk?
Ook recreatieterreinen en stadsparken wor -den door de EEA als 'stedelijk' bestempeld,
terwijl ze voor minder bodemafdekking
zorgen dan glastuinbouw en stallen. Deze
agrarische functies worden als 'niet-stede -
lijk' beschouwd. Op deze manier wordt het
ombouwen van een kas naar een park opge -
vat als ongewenste land take. Deze classifi -
cering heeft tastbare gevolgen voor de op -
gave: als recreatieterreinen en stadsparken
niet als 'stedelijk' tellen is de netto land take
in Nederland in de periode 2000-2018
6.739 ha minder. Een tweede tekortkoming betreft de
nauwkeurigheid van de meting. De Europe -
se data is namelijk te grofmazig om klein -
schalige verstedelijking op te merken. In
Nederland is dat niet zo'n probleem, maar
in België wel. Nieuwe lintbebouwing wordt
simpelweg niet geregistreerd, waardoor het
lijkt dat België het uitstekend doet wat be -
treft het beperken van land take ? in scher -
pe tegenstelling tot eigen waarnemingen
en beleid. De definities die de Europese Commissie
aanreikt in het wetsvoorstel lossen deze
problemen niet op. Integendeel: het wordt
nog onduidelijker. In de begripsbepaling
van land take wordt een onderscheid ge -
maakt tussen natuurlijke en semi-natuurlij -
"Gerelateerd aan de
totale oppervlakte kent Nederland de
grootste uitbreiding van het stedelijk gebied"
RUIMTELIJKE ORDENING
32
"Europese verplichting
maakt de puzzel van
woningnood nog
ingewikkelder"
RUIMTELIJKE ORDENING
ke gronden aan de ene kant en kunstmatige
(artificiële) gronden aan de andere kant.
Met kunstmatig wordt bedoeld: ' land used
as a platform for constructions and infra -
structure or as a direct source of raw material
or as archive for historic patrimony at the ex -
pense of the capacit y of soils to provide other
ecosystem services ' (er is geen officiële Ne -
derlandse vertaling). 'Platform for constructions' lijkt van toe -
passing op alle gronden met daarop bebou -
wing, dus ook agrarische bebouwing. In
andere definities vallen deze meestal onder
'semi-natuurlijk'. Maar dat is niet helder. In
elk geval zal deze zinsnede veel gevolgen
hebben voor de land take in de gemeente
West la nd.
Het laatste deel van de definitie ( archive
for historic patrimony ) is zelfs voor een na-
tive English speaker volstrekt onbegrijpelijk.
De toevoeging over ecosysteemdiensten
roept daarbij de vraag op: gaat het dan niet
meer om het aantal hectares omgezette
grond, maar om het verlies aan bodemkwa -
liteit? Zo ja, dan moet een hectare waarde -
volle grond (gemeten in het leveren van
bepaalde ecosysteemdiensten) zwaarder
tellen dan een hectare grond van die min -
der van die diensten levert? Een dergelijke
interpretatie past wel bij het hoofddoel van het voorstel, maar zal extreem lastig zijn te
kwantificeren en te monitoren. Een recente
Quickscan over de toename van het ruimte -
beslag, (oftewel land take) uitgevoerd door
het PBL, concludeert dat in Nederland ste -
delijke en landbouw gebieden vergelijkbare
resultaten laten zien wat betreft het leveren
van ecosysteemdiensten door de bodem.
Natuur, recreatie en stedelijke groen scoren
hoger. Als de verstedelijking van landbouw -
grond geen land take is, dan heeft Neder -
land het 2050 doel al bereikt. Gelukkig is dit alles nog maar een voor -
stel. Hiermee begint de politieke onderhan -
deling tussen lidstaten en behandeling in
Europese instellingen. Er kan nog veel ge -
beuren qua operationalisering, maar de NNLT-doelstelling zelf lijkt rela -
tief robuust.
Wat doen andere
lidstaten?
Het Europese NNLT doel sluit
goed aan bij het beleid van onze
zuiderburen. In mei 2023 heeft
het Vlaamse parlement een rege -
ling aangenomen (bouwshift,
voorheen betonstop) die er voor
moet zorgen dat tegen 2040 geen
open ruimte meer wordt gebruikt
voor verstedelijking. In tegenstelling tot Ne -
derland heeft in Vlaanderen een aanzienlijk
deel van het buitengebied een woonbestem -
ming. Het doel van de bouwshift is het om -
zetten van die woonbestemmingen in bos-,
landbouw- of natuurgebied om zo de open
ruimte te vrijwaren van verdere verstedelij -
king. Ook Duitsland heeft sinds 2000 een
doelstelling om de verstedelijking terug te
brengen tot 30 hectare per dag. Net als in
België vormt in Duitsland het beschermen
van de bodem als schaarse hulpbron een van
de aanleidingen voor dit beleid.
33
Elders in Europe leeft NNLT ook. Oosten-
rijk streeft naar 2,5 hectare per dag land
take in 2030 en Luxemburg naar 0,25 hec -
tare per dag in 2035. Frankrijk en Italië zijn
al bezig om de Europese doelstelling te im -
plementeren en hebben daartoe een eigen
monitoringssysteem ingesteld.
Betekenis voor Nederland
Voor Nederland betekent NNLT een aan -
zienlijke uitdaging. Zoals we hiervoor za -
gen is Nederland één van de koplopers wat
betreft de uitbreiding van het bebouwd ge -
bied en daarmee het verlies van open ruim -
te. Een Europese verplichting om netto
geen extra land meer te bebouwen maakt
de puzzel van woningnood en bijvoorbeeld
de energietransitie nog ingewikkelder. Op
dit moment worden tientallen ruimtelijke
programma's opgesteld om deze opgaven
aan te pakken die allemaal om meer ruimte
vragen. Misschien wel de meest in het oog
springende spanning tussen de voorgeno -
men Europese richtlijn en het Nederlandse
beleid is er op het gebied van woningbouw.
Voor een deel kan deze binnenstedelijk
plaatsvinden, maar nieuwe uitleglocaties
zijn net zo goed in beeld. De ladder voor
duurzame verstedelijking werkt wel in de
richting van NNLT. Deze ligt momenteel on -
der vuur omdat het, volgens een motie in de
Tweede Kamer, een belemmering kan zijn
voor buitenstedelijk bouwen. Ook wordt bij -
voorbeeld gepleit om bij steden en dorpen
een 'straatje erbij' te bouwen wat de land
take zal verhogen. Tegelijkertijd bestaat er ook in Nederland
veel beleidsmatige aandacht voor bodem -
gezondheid. Met het adagium 'water en bo -
dem sturend' betekent dat deze lagen het
vertrekpunt vormen bij de ordening en in -
richting van ruimtelijke functies. Dat lijkt
dan weer in lijn met het Europees voorstel. Alleen dan niet zozeer door hectares te tel-
len, maar door een gezonde bodem als or -
denend principe een prominente plek te ge -
ven in het planproces.
Tot slot
Voor ruimtelijke professionals klinkt een
eendimensionale doelstelling zoals NNLT
vreemd in de oren. Het gaat immers om het
optimaliseren van het grondgebruik gege -
ven allerlei ruimteclaims. NNLT lijkt bui-
tenstedelijke bebouwing overal te willen
stoppen, ongeacht de context. Zelfs de Sus-
tainable Development Goal over duurzame
verstedelijking (SDG 11.3) houdt rekening
met de bevolkingsontwikkeling. In het Eu -
ropees beleidsproces kan dit aan de orde
komen: moet er geen onderscheid komen
tussen krimpgebieden en groeigebieden in
het halen van de doelstelling? Kan compen -
satie (netto) van over de grens komen? Verder is het sterk de vraag of de kwaliteit
van de bodem gebaat is bij een tamelijk rigi-
de stop op het bouwen in het buitengebied.
In plaats van een kwantitatieve benadering
door een optelsom van hectares is een kwa -
litatieve aanpak waarschijnlijk vruchtbaar -
der. De kwaliteit van de bodem ? en de
daarmee gepaard gaande ecosysteemdien -
sten ? zijn immers niet per definitie gewaar -
borgd door de afwezigheid van (een vorm
van) verstedelijking. Het is daarom van be -
lang om bij de uitwerking van de Europese
richtlijn goed in de gaten te houden of doe-
len en middelen wel met elkaar in overeen -
stemming zijn. De voorlopige definitie van
' artificial land' in het Europese voorstel
biedt hiervoor mogelijkheden.
RUIMTELIJKE ORDENING
34
AI gegenereerd beeld
35
Z
o'n tien jaar geleden tekende
Margaret Wheatley - oprichter
van het Berkana Instituut -
twee lijnen op een papiertje.
De twee lijnen vertegenwoor -
digen beide een levend systeem. Een sys -
teem waarin mensen in een bepaalde har -
monie samenleven. Maar de wereld is altijd
in verandering; wat in het ene tijdperk
werkt, is niet geschikt voor de uitdagingen
in de toekomst. Een levend systeem kan
daarom sterven, dat wil zeggen: er is geen
harmonie meer, problemen stapelen zich op
en het geheel stort ineen. Een nieuw sys -
teem komt ondertussen op in de onder -
Micha Arnoldus, Mees Paanakker, Marc van Waarden en
Huub Siebelt
Hoe kan het bezit van negen miljoen auto's
in ons land worden verbonden met een
nieuwe tijd waarin meer ruimte wordt gebo-
den aan lopen, fietsen en openbaar ver-
voer? Het oude systeem zit aan zijn gren-
zen, concludeert het Laboratorium voor
Verantwoorde Mobiliteit. Over de onont-
koombaarheid van stervensbegeleiding
voor de automobilist en alternatieve toe-
gankelijke mobiliteit voor iedereen. MOBILITEIT
Voorbij
de auto
36
stroom, en langzaam beginnen mensen
over te stappen. Tijdens het afsterven van
het oude systeem, en het opkomen van het
nieuwe, is er een periode van transitie en
onzekerheid. De overstap van het oude naar het nieuwe
systeem verloopt rommelig en niet iedereen
kan op hetzelfde moment meedoen. Het
lijkt op wat hoogleraar transitiekunde Jan
Rotmans beschrijft als 'onderstroom' en
'bovenstroom'. Een verandering begint
wanneer het oude systeem niet meer werkt
en we nieuwe oplossingen moeten vinden.
Hoewel dit voor spanning en onzekerheid
zorgt, ziet Rotmans hoop in de stille initia -
tieven voor verandering. Terwijl in het
nieuws de chaos overheerst, wordt achter
de schermen gezocht naar een positief ver -
haal voor de toekomst.
Auto centraal
Het huidige mobiliteitssysteem draait om
autoritten. In ongeveer 80% van de huis -
houdens is minstens één rijbewijs aanwe -
zig, 74% van de huishoudens bezit minstens
één auto en 72% van de afgelegde kilome -
ters gebeurt per auto. In dit door auto's ge -
domineerde systeem is er slechts beperkte
ruimte beschikbaar voor lopen, fietsen en
openbaar vervoer. Maar de auto heeft zijn
beste tijd gehad, durven wij te betogen. In
dit artikel stellen we onszelf een aantal vra -gen. Wat is nodig om de nog zwakke onder
-
stroom krachtiger te maken? En hoe kun -
nen we het oude en het nieuwe systeem met
elkaar verbinden, rekening houdend met
mensen in verschillende situaties? Na de Tweede Wereldoorlog beloofde
de auto gouden bergen. Vrijheid, autono -
mie, comfort en snelheid. Ook konden
steden groeien en werden nieuwe
sub-urbane woongebieden tot ontwikke -
ling gebracht. De introductie van de auto verliep niet
zonder kleerscheuren. Zo moesten hele
woonwijken plaatsmaken voor autowegen.
Daarnaast bracht de auto een ongekend
aantal verkeersdoden met zich mee, een
punt dat destijds door de stichting Stop de
Kindermoord succesvol werd aangekaart.
Langzaam verbeterde de veiligheid: wegen werden veiliger, het aantal au -
to-ongelukken nam af en de voer -
tuigen werden schoner. Toch lo -
pen we nu tegen de gevolgen aan
van te veel autogebruik. Denk
aan veiligheid, gezondheid, hoge
kosten, files en onderbelichte be -
reikbaarheidsproblemen. En dan
hebben we het nog niet eens over
klimaatverandering. Kort ge -
zegd, het oude systeem zit aan
zijn grenzen. Veiligheid en gezondheid
Allereerst de veiligheid. Waar het aantal
verkeersdoden decennialang afnam, lijkt
het cijfer niet meer te dalen. Sinds 2010
schommelt het getal rond de 600 met een
hoogtepunt van 745 in 2022: meer dan
twee slachtoffers per dag. Een merendeel
hiervan zijn fietsers. Hetzelfde patroon
zien we bij ernstig gewonden door ver -
keersongevallen; het aantal schommelt
rond de 20.000 per jaar. Daarnaast zijn
MOBILITEIT
"Voeg naast huizen
meer voorzieningen
toe aan wijken"
37
Diagram Berkana's two loops model, eigen aanpassing van origineel. Miha Pogacnik, 2021.
auto's vooral binnen de bebouwde kom
een grote veroorzaker van gezondheids -
klachten door luchtvervuiling en fijnstof.
Het grootste deel van de fijnstof in de be -
bouwde is af komstig van autobanden en
dit maakt het vrijwel onmogelijk de
luchtkwaliteit te verbeteren zonder een
afname van het autogebruik. Elektrische
auto's bieden hiervoor geen oplossing. Ze
stoten door hun hogere gewicht juist
meer fijnstof uit.
Economische kosten
Een ander nadeel van auto's is dat ze ont -
zettend duur zijn, zowel voor het indivi-
du als voor de samenleving en dus de be -
lastingbetaler. Elke gereden kilometer in
een personenauto kost de samenleving
ongeveer 11 cent. Het betreft de kosten
van infrastructuur, landgebruik en zorg -
gebruik door vervuiling en ongelukken.
Daartegenover staat dat de samenleving per gefietste kilometer 18 cent en per ge
-
wandelde kilometer 37 cent verdient. De
infrastructuur is immers goedkoper en
het levert enorme gezondheidsvoordelen
op. Ook de overheid geeft het merendeel
van het geld bestemd voor mobiliteit uit
aan wegen. In 2019 ging ongeveer 60%
van de 11.3 miljard euro voor mobiliteit
naar het onderhouden en bouwen van
wegen.
Vervoersarmoede
Zijn we wel echt zo vrij? Een laatste belang -
rijk punt is dat het autosysteem niet iedereen
meer vrijheid bezorgt. Door de hoge kosten
van autogebruik is dat systeem niet voor ie -
dereen toegankelijk. Daarnaast zijn er ook
veel mensen die geen auto kunnen besturen
door ziekte of ouderdom. Omdat de focus
constant op de auto ligt, zijn alternatieven
ondergeschikt. In Nederland lopen naar
schatting tussen de 1.3 miljoen en 1.4 mil-
38
MOBILITEIT
joen mensen het risico niet volwaardig mee
te kunnen doen aan de samenleving, omdat
niet alle voorzieningen voor hen bereikbaar
zijn. Dit heet vervoersarmoede. Het is niet
verrassend dat in de meeste verkiezingspro -
gramma's de slechte staat van het OV een
groot thema is geworden. Automobilisten
ervaren daarentegen juist het fileprobleem.
Decennia aan filebestrijding hebben ons ge -
leerd dat de enige oplossing hiervoor een af -
name van het aantal auto's is.
Reden tot verandering
De auto is dus niet het beloofde land van de
mobiliteit. Zij heeft haar belofte slechts ge -
deeltelijk waargemaakt, en de maatschap -
pelijke kosten zijn aanzienlijk groter geble -
ken dan verwacht. Hierbij hebben we de
klimaat- en ruimtekwesties nog niet eens
belicht. De auto marginaliseert vervolgens
alternatieven, waardoor het moeilijk is
voor andere vervoerswijzen te kiezen. We zijn dus toe aan iets nieuws, waar
-
van we de contouren inmiddels kunnen
zien: een alternatief systeem waarin we
voertuigen delen en onze openbare ruim -
te meer en meer inrichten voor lopen en
fietsen, waar betrouwbaar openbaar ver -
voer meer ruimte en middelen krijgt en
waar we normen stellen aan de bereik -
baarheid van voorzieningen. Voor ieder -
een, en niet slechts de automobilist.
Andere behoeften
Het model van Berkana laat zien dat een
nieuw systeem niet alleen opkomt omdat
het oude faalt, maar ook omdat een nieuw
systeem mogelijkheden biedt die beter
aansluiten bij nieuwe maatschappelijke
behoeften. In het nieuwe ideaalbeeld wil-
len mensen meer verbonden zijn met hun
lokale omgeving en niet elke dag ver rei-
zen. De coronapandemie heeft dit laten
zien. Mensen willen meer natuur, minder
Haarlemmerdijk, Amsterdam in 1900, 1971 en 2013. Bron: Beeldbank Amsterd\
am, Paolo Ruffino
39
lawaai, gezond leven, bewegen en meer
plekken waar je graag bent: straten waar
kinderen kunnen spelen. Dit staat haaks
op een openbare ruimte, gedomineerd
door auto's. In de binnensteden is een
hoop auto-infrastructuur door de jaren
heen vervangen door parken en publieke
ruimtes. De Catherijnesingel in Utrecht
was ooit snelweg en nu een gracht. De
voordelen van het vermijden van auto's
worden snel duidelijk voor degenen die
deze keuze kunnen maken, maar het is
lastiger voor degenen voor wie autoge -
bruik essentieel is.
Iedereen meenemen
Het vooruitzicht op grote veranderingen
kan angst creëren bij wie niet kan of wil ver -
anderen van levensstijl. Daarbij moeten we,
kijkend naar het model van Berkana, twee
dingen goed onthouden. Een grote groep
mensen blijft vooralsnog af hankelijk
van het oude systeem. En om die re -
den verdient dit stervende systeem
stervensbegeleiding. Ten tweede is
het nieuwe systeem niet radicaal au -
tovrij, maar staat de auto alleen min -
der centraal. Er zijn genoeg beroepen,
activiteiten en gebieden te bedenken
die moeilijk te beoefenen of betreden
zijn zonder privéauto of tenminste
deelauto. Het nieuwe systeem moet dus niet
van boven opgelegd worden en de
brug ernaartoe ziet er niet voor iedereen
hetzelfde uit. Alleen door die verschillen
tussen mensen te omarmen en te facilite -
ren kunnen we een inclusieve transitie in -
gaan. Een transitie van meerdere routes
en meerdere snelheden, waar ook meerde -
re groepen zich in kunnen herkennen. Wij
zien grof weg drie situaties.
Drie situaties
Stadscentra bevinden zich in een unieke
positie, waar al stappen zijn genomen rich -
ting een nieuw systeem. Hoewel dit inspire -
rend is, moeten we erkennen dat hier voor -
namelijk een kleine, welvarende groep
woont. Deze groep heeft niet alleen de pas -
sende instelling, maar ook de luxe om een
autoluwe levensstijl te leiden en daarvan te
profiteren. In de voorsteden kan een deel van de
bevolking uiteindelijk dezelfde route vol-
gen. Maar zij zijn nog niet goed voorzien
van alternatieve mogelijkheden. Daar is
'voorbereidend werk' nodig. Het organise -
ren van verantwoorde mobiliteit moet
toereikend en aantrekkelijk worden. Al-
leen met een praktisch alternatief voor de
privéauto kan de ruimte en de wil ont -
staan om over te stappen naar een nieuw
autoluwsysteem.
In landelijke gebieden wordt het idee
van minder autorijden minder positief
ontvangen. De lage bevolkingsdichtheid
zorgt voor langere afstanden, en door be -
zuinigingen op het OV zijn de opties voor
vooral scholieren en kwetsbare groepen
afgenomen. Lokale voorzieningen en ba -
nen zijn uit dorpen verdwenen, wat auto -
bezit belangrijker maakt. Voor deze gebie -
"Geloofwaardige
mobiliteitsvisie bevat ook empathie en maatwerk"
40
den is de route naar verantwoorde
mobiliteit anders; het vereist herstel van
zaken uit het verleden, zoals goed OV, lo -
kale voorzieningen en voldoende werkge -
legenheid. Tegelijkertijd moet Den Haag
voorkomen dat deze gemeenschappen
slachtoffer worden van normen en heffin -
gen op automobiliteit die voor hen on -rechtvaardig zijn. Het vertellen van een
geloofwaardig verhaal over mobili-
teitstransitie vereist dus niet alleen ambi-
tie, maar ook empathie en maatwerk.
Rode lijnen
Hoe ziet dat maatwerk eruit? Iedere plek
vergt een andere aanpak, maar voor een in -
Leden van de pressiegroep 'stop de kindermoord' bieden een petitie\
aan op het binnenhof.
41
clusieve transitie zijn enkele rode lijnen te
trekken. Hiervoor putten we onder andere
uit de visie van mobiliteitsexpert Geert Klop -
penburg. Door stedelijke of regionale over -
heden meer budget te geven, kunnen zij aan
de slag met mobiliteit binnen de regio in
plaats van snelwegen van, naar en door de
regio. De focus op doorstroming maakt plaats voor een focus op bereikbaarheid en
dat komt met een andere manier van den -
ken. Zo moeten niet alleen de verplaatsingen
van centra naar voorsteden goed zijn, maar
ook tussen minder centrale gebieden moet
men makkelijk kunnenreizen. Neem de verbinding tussen Heerhugo -
waard en Medemblik. Een reis met het
openbaar vervoer vraagt ruim een uur.
Met een auto is die afstand binnen een
half uur af te leggen. Als we willen dat
mensen zich gemakkelijk kunnen ver -
plaatsen zonder daarbij af hankelijk te zijn
van een auto, dan is het belangrijk ook ge -
bieden die geen grote werkcentra zijn met
elkaar te verbinden. Ook kunnen we vervoerregio's het initia -
tief en de middelen geven voor de komst
van een aantrekkelijk, betaalbaar OV-sys -
teem. En kunnen we op snelwegen prioriteit
geven aan gevulde auto's en vrachtauto's. Daarnaast moedigen we functiemenging
in wijken aan; voeg naast huizen ook meer
(vrijetijds-)voorzieningen toe. Dit kan
eraan bijdragen dat mensen in buitenwij -
ken minder hoeven te reizen om hun dage -
lijkse behoeften te bevredigen.
Mobiliteitsbudget
Er is ook plaats voor en behoefte aan initia -
tieven vanuit werkgevers. Zo moet er een
breder inzetbaar mobiliteitsbudget komen
MOBILITEIT
"Elke gereden
kilometer kost de samenleving
ongeveer 11 cent"
42
Deze kaarten tonen de bereikbaarheid van banen op verschillende plekken en met verschillende
vervoermiddelen. Hoe donkerder, hoe meer
Reacties