RIJKSREGIE
#3/2022
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
RIJKSREGIE #3/2022
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
EN VERDER
04 Hoofdredactioneel
De gewaardeerde fysieke
leefomgeving
40 Beeldessay
Droog veen
64 Column
Een heet najaar op de
woningmarkt
74 Recensie
Oases in de stad
ARTIKELEN
06 Bespreking ruimtelijke
ordeningsbrief
Vier auteurs over een
brief van vier maanden
geleden
16 Staat de
Omgevingswet
haaks op rijksregie?
De roep om nationale
regie
32 Bouwen in de
laaggelegen polder
Rijnenburg, wel of
niet doen?
In gesprek met Dijkgraaf
Jeroen Haan
46 Adaptiviteit bij de
woningbouwopgave
Adaptiever leren werken
INTERVIEWS
26 Renaissance van het
ruimtelijk domein
Interview met Peter Glas
Water en
bodem
sturend Adaptatie
COVER
Foto Frans Berkelaar
THEMA
RIJKSREGIE
56 Bouw flexwoningen
In gesprek met Erik
Gerritsen
66 Voor iedereen eerst
een woning
Leren van de Finse
daklozenaanpak
Aanpak van
het Rijk
Inhoud
2
Anne - Jo Visser
Amsterdamse Federatie van
Woningbouwcorporaties Annemiek Rijckenberg
Zelfstandig adviseur
stedelijke ontwikkeling Bert Pots
Zelfstandig journalist
Bob Witjes
Aedes Evamarije Smit
Directeur Aeneas Media Leo Pols
Planbureau voor de
Leefomgeving
Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving Lilian van Karnenbeek
Universiteit Utrecht Maarten Hoorn
Platform 31
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Paul Gerretsen
Vereniging Deltametropool Theo Stauttener
Stadkwadraat Marc Wessels
Hoogheemraadschap
De Stichtse Rijnlanden
4
De crises worden steeds
zichtbaarder in de f ysieke
leefomgeving. Dat gold de
afgelopen maanden in
ieder geval voor de kli-
maatcrisis. De enorm hete
zomerdagen resulteerden
in dichtzittende gordijnen
en met aluminium beplak -
te ramen. Het gebrek aan
neerslag heeft de natuur
verdord en de bodem ver -
droogd. De waterstanden
van de grote rivieren zijn
laag. Deltacommissaris
Peter Glas zegt, in een
interview in dit nummer,
dat de lage waterstanden
'in de zomerperiodes (?)
wel het nieuwe normaal
kunnen worden'. Iets an -
ders dat steeds zichtbaar -
der wordt in de fysieke
leefomgeving is de bodem
De gewaardeerde
fysieke leefomgeving
De ruimte in Nederland
is beperkt. Dat Nederland
enorme opgaven in de
fysieke leefomgeving
heeft weten we dus al
lang. Dat is geen nieuwe
informatie. Nieuw lijkt
wel het breed gedragen
gevoel van urgentie. Dat
er een gevoel van
urgentie heerst, blijkt
vooral uit het nieuwe
toverwoord 'crisis' dat
sinds een aantal
maanden ineens overal
opduikt. Er wordt
veelvuldig bericht over
de 'woningcrisis', de
'klimaatcrisis' en de
'stikstofcrisis'. En dat is
(nog lang) niet alles. We
zitten middenin een
'energiecrisis', en
stevenen af op een
In politiek Den Haag lijkt
het gevoel van urgentie
niet langer te ontbreken"
'waterkwaliteitscrisis'.
Het zal niemand zijn
ontgaan: de vele crises
concentreren zich
allemaal in de fysieke
leefomgeving.
5HOOFDREDACTIONEEL
die op sommige plekken
in Nederland sluimerend
daalt. De opgehoogde
drempels en verzakkende
tegels en rijbanen tonen
de inklinking en verzak -
king van de Goudse bo -
dem, zo laat het beeldes -
say in dit nummer
illustratief zien. Toch zijn
niet alle crises even direct
zichtbaar in de fysieke
leefomgeving. Dat onder -
streept Theo Stauttener in
zijn column, waarin hij de
aandacht vestigt op de
verdiepende woningcrisis. Hoe (on)zichtbaar de
crises ook zijn, één ding is
zeker: het is nu tijd voor
actie. Nietsdoen is geen
optie. Dat realiseert ook
kabinet-Rutte IV zich ein -
delijk. In politiek Den
Haag lijkt het gevoel van
urgentie niet langer te
ontbreken. Door de op -
eengestapelde crises is de
fysieke leefomgeving
(weer) hoog op de politie -
ke agenda beland. Het
Rijk heeft aangekondigd dat zij opnieuw de regie
gaat voeren. Dat wil zeg -
gen: een richtinggevend
toekomstbeeld en een
integrale aanpak om de
urgente ruimtelijke opga -
ven op te pakken. Het Rijk
waardeert de fysieke leef -
omgeving dus weer. Dat is
goed nieuws en aan te
moedigen. Het is te hopen
dat die herwaardering een
permanent karakter heeft.
De belangstelling voor de
fysieke leefomgeving mag
in politiek Den Haag niet
opnieuw wegzakken. Is de aangekondigde
rijksregie dan de oplos -
sing voor alle crises? Ik
ben bang van niet. Laat
de rijksregie niet de ver -
wachting wekken dat alle
urgente ruimtelijke opga -
ven opgelost zullen (of
kunnen) worden. Alle
oplossingen vragen im -
mers om ruimte. Er moe -
ten dus strategische keu -
zes gemaakt worden over
de (her)verdeling van de
Nederlandse ruimte. Dat is onontkoombaar. Her
-
lees de eerste zin van dit
redactioneel nog maar
eens. Het wordt dus inte -
ressant (én spannend) als
we stilstaan bij de ingrij -
pende ruimtelijke keuzes
die de rijksregie tot ge -
volg heeft. En hoewel er
de komende maanden nog
verschillende knopen
doorgehakt zullen wor -
den, krijgt de rijksregie
inmiddels vorm. De hoog -
ste tijd om in dit nummer
wat uitvoeriger bij die
aangekondigde rijksregie
stil te staan.
Lilian van Karnenbeek
Universiteit Utrecht
6
Paul Gerretsen, Bob Witjes, Annemiek Rijckenberg, Leo Pols
Reactie
100 dagenbrief
Hugo de Jonge
Vier auteurs over een brief van vier maanden geleden? De halve
redactie wilde zich verdiepen in het eerste inhoudelijke verhaal over
de ruimtelijke ordening sinds het afschieten van de Vijfde nota.
Zodoende treft u nu vier verschillende invalshoeken achter elkaar.
Een meer filosofisch stuk van Annemiek Rijckenberg, een analyse
van de aard van de verschillende programma's en de benodigde
onderlinge samenhang door Leo Pols, en een herinnering aan het
belang van een praktische aanpak van de woningcrisis door Bob
Witjes. Paul Gerritsen sluit af met een vlijmscherp betoog over
belang en inhoud van echte ruimtelijke ordening.
7
8
AANPAK VAN HET RIJK
Moraal en geld
Door Annemiek Rijckenberg
Mei 2022 lijkt alweer lang geleden, de
stikstofrellen en het ter Apelschandaal
waren nog niet losgebarsten, het regende
af en toe en we kregen de Ruimtelijke or -
deningsbrief van Hugo de Jonge. Wat een krachtige geluiden. Regie her -
nemen, op basis van participatie; water en
bodem sturend voor alle ruimtelijke plan -
nen; meervoudig ruimtegebruik: de natio -
nale ruimtelijke ordening in Nederland is
terug! En een programma Mooi Nederland
om de regie op samenhang in ruimtelijke
kwaliteit en identiteit te borgen. Over de
betekenis van deze laatste kruiwagen
schijnbaar tegenstrijdige begrippen wil ik
me nu even niet buigen: ik word blij van
Mooi Nederland. Na dat vliegtuigje van
Rudy Stroink over de Randstad met minis -
ter Cramer achterin hebben we daar zo
weinig meer over gehoord, alle inspannin -
gen van Rijksadviseurs en coalities voor
ruimtelijke kwaliteit ten spijt. Er zijn veel adviezen en onderzoeken
verschenen vorig jaar, die ook zijn ver -
werkt in de beleidsvoornemens lijkt het
wel. De Raad voor de leefomgeving en in -
frastructuur (Rli) boekt veel succes met
haar pleidooi voor een sterkere regierol
Rijk met een NOVI-plus (aangepaste natio -nale omgevingsvisie). Daarin moeten nati-
onale doelen en keuzes in hun onderlinge
samenhang worden opgenomen, met
ruimte voor regionale uitwerking. De on -
geplande landelijke "pilot-stikstofkaart" is
natuurlijk heel leerzaam. De Rli vraagt ook aandacht voor de uit -
voeringskracht. De provincies, regio's en
gemeenten lijden onder kennistekort, ca -
paciteitsgebrek en ontoereikende budget -
ten. Dat vraagt om extra budget, maar bo -
venal om het samenvoegen van
rijksbudgetten voor regionale plannen. Dit
z.g. ontschotten zou een baaierd aan idee -
en en energie opleveren, al was het maar
door het vervallen van sectorale en af -
stemmings-overleggen en tijdrovende aan -
vragen en indieningen voor de verschillen -
de potjes. Helaas is dít advies nog niet
overgenomen, en ik durf het ook nauwe -
lijks meer op te schrijven. Wie
zou bijvoorbeeld het heilige
MIRT (Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Ruimte en
Transport), het speeltje van
alle auto-minnende ministers,
durven decentraliseren? Daar
zijn de jeugdhulpverlening of
de Bijstandswet toch veel ge -
schikter voor? Het is de vraag of de uitvoe -
ringskracht op tijd versterkt
kan worden om alle urgente opgaven aan
te pakken, en hoe de Omgevingswet gaat
helpen. Dat hangt weer samen met de te -
genstrijdige doelen om enerzijds het aan -
tal wetten en regels te verminderen en ver -
eenvoudigen, een (Europese) neoliberale
trend die op zijn einde loopt, en anderzijds
ruimte te bieden aan maatschappelijke en
economische initiatieven en de energie
van onderop. En dan worden de motieven
en moraal van partijen erg belangrijk.
"De nationale
ruimtelijke ordening
in Nederland is terug!"
9AANPAK VAN HET RIJK
Trees van der Schoot vatte de Nederland
-
se houding tegenover regels aardig samen
in Binnenlands Bestuur op 29 juli jl. Als
iets niet verboden is, dan mag het. Als het
niet verplicht is, hoeft het niet. Staat er
geen sanctie op overtreding? Wordt er
niet gehandhaafd? Dan bekijken we het
zelf wel. Zij benoemt heel helder, dat bij
minder regels een
besef hoort wat wél
kan en wat niet, wat
wenselijk of noodza -
kelijk is. Dus ook bij
de Omgev ingswet
zijn zonder regels af -
spraken nodig, pu -
bliekrechtelijk dan
wel privaatrechte -
lijk, juridisch of als
omgangsvorm. De
door haar verwelkomde cultuuromslag -
van nee, tenzij naar ja, mits, bij de beoor -
deling van plannen en initiatieven - kan
niet zonder regels, gezien de moraal.
Wie regisseert de ruimte in
Nederland?
Door Leo Pols
Met de Ruimtelijke ordeningsbrief van
Hugo de Jonge wil het kabinet weer regie
voeren op de nationale ruimtelijke orde -
ning in Nederland. Ministers van alle rele -
vante departementen zijn medeverant -
woordelijk. In die gedeelde
verantwoordelijkheid zit precies de zwakte
van de '100-dagenbrief '. De Jonge benoemt
nauwgezet alle grote opgaven en koppelt
die aan de programma's van maar liefst
acht betrokken departementen. En dan zijn
er nog de twaalf provincies die vanaf 1 ok -
tober 2022 de nationale opgaven moeten
gaan vertalen naar - en combineren met -
decentrale opgaven. Het lot van de ruimte -lijke ordening van Nederland is in vele han
-
den en dat belooft niet veel goeds. Of toch wel? Met het Programma Mooi
Nederland voert De Jonge zelf regie op "sa -
menhang in ruimtelijke kwaliteit en iden -
titeit". Dat doet hij "door te inspireren, or -
ganiseren en normeren" ? dat klinkt
zelf verzekerd en is niet onterecht: de Om -
gevingswet biedt de mogelijkheid om bij
AMvB instructieregels te stellen, waarmee
het Rijk nationale belangen richting pro -
vincies, waterschappen en gemeenten kan
borgen. Bovendien: het Rijk heeft zelf be -
langrijke grondposities (denk daarbij aan
de beslissing rond het datacentrum Meta
in Zeewolde) ? en sommige nationale pro -
gramma's zijn gekoppeld aan een zak geld. Ik richt mij in deze reactie op het buiten -
gebied: daar is de opgave veel onoverzich -
telijker dan in bebouwd gebied. De secto -
rale opgaven zijn heel lastig bij elkaar te
brengen ? dat laat de discussie over stik -
stof duidelijk zien. Maar verbinden moet,
de ruimte en het geld om alles sectoraal op
te lossen is er niet. Het moet in samen -
hang. Daarvoor worden twee cruciale
principes genoemd in de brief: 'Water en
bodem zijn voor alle vraagstukken stu-
rend '? en ' meervoudig ruimtegebruik' (het
NOVI-afwegingsprincipe dat wordt uitge -
werkt in Programma Mooi Nederland).
"Verbinden moet, de ruimte
en het geld om alles sectoraal op te lossen is er niet"
10
AANPAK VAN HET RIJK
Deze principes zijn een noviteit in de RO:
dit breekt met de Nederlandse modernisti-
sche traditie alle functies de mogelijkheid
te bieden zich binnen een eigen ruimte te
optimaliseren. Maar de twee principes zijn
nog niet uitgewerkt, terwijl de provincies
binnen een jaar de opgaven ruimtelijk
moeten vertalen naar provinciaal omge -
vingsbeleid. Dan ligt er over een jaar een
pakket provinciaal beleid, terwijl het Rijk
nog bezig is de sturende principes van bo -
dem en water en meervoudig ruimtege -
bruik uit te werken én adequaat te borgen. Ik denk dat het Rijk met twee program -
ma's zeer veel haast moet maken. Het Pro -gramma Water en Bodem Sturend (van het
ministerie van IenW) biedt de kans de be -
leidsdoelen voor biodiversiteit, landbouw -
recreatie, klimaatadaptatie- en -mitigatie,
landschap en leefomgeving te verbinden.
Ook het Nationaal Programma Landelijk
Gebied (NPLG) biedt die mogelijkheden,
mits de aandacht voor stikstofreductie
wordt gekoppeld aan het robuuster maken
van het natuursysteem. Dat moet kunnen:
met een deel van de gereserveerde 25 mil-
jard euro voor het NPLG kun je veel hecta -
res aankopen voor natuur en nog meer hec -
tares grond afwaarderen waarmee een
natuurinclusieve landbouw mogelijk wordt.
Boezemzoom in PijnackerFOTO NANDA SLUIJSMANS
11
AANPAK VAN HET RIJK
Dat robuuster maken van de natuur
vergt een nationale visie op de uitbreiding
van het Natuurnetwerk Nederland (NNN
? voorheen de EHS) en dan met name de
robuuste verbindingen binnen dat netwerk
én de verbindingen van het (vernieuwde)
NNN met het groen in de stad. Dat laatste
is ook heel kansrijk. De biodiversiteit in de
stad is veelal groter dan op landbouw -
grond en het NNN komt op veel plekken in
Nederland dicht bij de groene wijken aan
de randen van het stedelijk gebied. We zien
daar op die overgang stadsgroen-natuur
wel veel 'missing links'. Met een program -
ma voor stadsranden als schakels tussen stand en land in combinatie met natuurin
-
clusieve NOVE X-gebieden kunnen die ver -
bindingen tussen stedelijk groenstructu -
ren en het NNN betrekkelijk eenvoudig
worden gemaakt omdat de gemeente daar
vaak strategische grondposities heeft.
Voor betaalbaar wonen is écht
doorpakken nodig
Door Bob Witjes
Het programma van de Ruimtelijke orde -
ningsbrief gaat ook in op de 900.000 nieuw -
bouwwoningen die er de komende jaren
nodig zijn. Terecht is er aandacht voor de
ruimtelijke uitdagingen die dit met zich
12
meebrengt. Maar nog veel meer dan een
ruimtelijk vraagstuk is dit een regie-vraag -
stuk. Daar is iedereen altijd vóór, tot je
daardoor zélf de regie kwijtraakt. Kan De
Jonge boter bij de vis doen? Daarnaast:
waarom worden er geen harde keuzes ge -
maakt in de fiscale kant van het wonen? De puzzel van al die nieuwbouwwonin -
gen moet heel precies gelegd worden, ook
in relatie tot bijvoorbeeld klimaatadapta -
tie, mobiliteit en de nabijheid van werkge -
legenheid ? al is het natuurlijk de vraag
welke invloed thuiswerken na corona hier -
op gaat hebben. Opvallend is de passage
dat er wellicht ook meer buiten de Rand -
stad kan worden gebouwd, omdat die ge -
bieden minder vatbaar zijn voor overstro -
mingen. Dit geeft een bijna apocalyptisch
gevoel, al is er zeker aanleiding voor. In de brief wordt vooruitgeblikt op de af -
spraken die met provincies worden ge -
maakt. Op 1 oktober dit jaar moeten deze
bestuurlijke afspraken over nieuwbouwlo -
caties definitief zijn. Maar zijn we er dan?
Gaan alle partijen zich laten overtuigen
van alle plannen? Denk bijvoorbeeld aan
gemeenten met weinig sociale huur, gaan
zij een enorme sociale nieuwbouwopgave
accepteren? En hoe reageren private
grondbezitters op de plannen? Het is een mooi streven om op regionaal niveau met
alle partijen samen te werken, maar er -
gens moet iemand een knoop doorhakken.
In Nederland zijn we gewend om te polde -
ren en te overleggen. Als iemand het er
niet mee eens is, volgt er protest, en daar
wordt doorgaans ook naar geluisterd. Dit
staat bijna haaks op het regie-model. Al deze plannen moeten dus uiteindelijk
leiden tot meer nieuwbouw, om zo de be -
taalbaarheid van het wonen te verbeteren.
We weten echter ook dat de stijging van de
huizenprijzen zeker niet alleen veroor -
zaakt wordt door een gebrek aan wonin -
gen, maar ook door een aantal fiscale
maatregelen en een aantal economische omstandigheden. De hypotheek -
renteaftrek en de relatief lage
rentes van de afgelopen jaren
drijven toch vooral de prijzen op.
Maar ook het feit dat een woning
een enorm interessant beleg -
gingsobject is omdat je er als ver -
huurder nauwelijks belasting
over betaalt zorgt vooral voor
hogere koopprijzen. En in een
iets andere categorie maar toch
ook niet onbelangrijk: de ver -
huurderheffing waardoor de so -
ciale huursector ? een belangrij -
ke tegenhanger van de vrije markt in de
woningmarkt ? de afgelopen jaren zelfs
k romp. Het kabinet doet overigens wel wat op
dit terrein. De afschaffing van de jubelton
en het voornemen om de middenhuur te
reguleren, zullen een dempend effect gaan
hebben op de huizenprijzen. Ook de stij -
gende rente helpt mee ? al klinkt het mis -
schien wat tegenstrijdig ? om de woning -
markt af te laten koelen. En de afschaffing
van de verhuurderheffing zal voor meer
sociale huur en ook voor een grotere be -
taalbare tegenhanger van de markt zor -
AANPAK VAN HET RIJK
"De puzzel van al die
nieuwbouwwoningen
moet heel precies
gelegd worden"
13
gen. Maar toch, écht doorpakken doet het
kabinet niet. Regulering van de midden -
huur is, om een voorbeeld te noemen,
mooi, maar waarom niet gewoon buy-to-
let verbieden? Dan komen er de komende
jaren een hoop woningen beschikbaar op
de koopmarkt voor onder andere starters.
Nederland niet af
Door Paul Gerretsen
"Het beeld van tien jaar geleden dat Ne -
derland 'af ' is [?] is achterhaald." Zo be -
gint de samenvatting van de bijna 46 pa -
gina's tellende Ruimtelijke ordeningsbrief.
Dat beeld, dat al veel eerder circuleerde,
was vooral een voor de Haagse politiek
wenselijke gedachte. Een mantra noodza -
kelijk voor het idee: een ministerie weg en
het probleem is opgelost. Het is een stra -
tegie die in verschillende vormen de kern van de Haagse politiek in de afgelopen
decennia vormt en in veel gevallen tot de
crises heeft geleid die we nu wekelijks er -
varen. De vraag is dan ook of behalve dit
beeld ook deze politiek achterhaald is.
De lijvige brief, die Hugo de Jonge namens
een hele trits aan bewindspersonen naar
de kamer stuurde, beschrijft naast een
aanpak en de instrumenten ook een analy -
se van 'de opgaven' en vooral ook een po -
"Een ministerie
weg en het
probleem is
opgelost"
AANPAK VAN HET RIJK
14
AANPAK VAN HET RIJK
ging die in samenhang te zien. Deze analy
-
se, waar ondergetekende een bijdrage aan
leverde, zet bondig uiteen hoe Nederland
in de wel bekende samenhangende lagen
kan worden uiteengelegd. Binnen elk
daarvan zijn op basis van de huidige situa -
tie en de identificatie van hoofdopgaven en
oplossingsrichtingen, perspectieven te be -
noemen. Voor wie het nog niet helder is,
wordt nog eens benadrukt dat daarbij in
Nederland ondergrond en het watersy -
steem, in alle gevallen sturend zijn. 'De grote, urgente opgaven krijgen vorm
en uitvoering via de verschillende nationa -
le programma's' zo wordt uitgelegd. Deze
ruim twintig programma's, die het groot -
ste deel van de brief vormen, zijn de drij -
vende kracht van verandering omdat zij
behalve een doelstelling vaak stevige in -
vesteringen kennen - waarbij je de nullen
moet tellen om te beseffen hoeveel het is.
Bij 'het hoe' worden behalve deze pro -
gramma's, waarin de 'ruimtelijk structure -
rende keuzes' moeten worden gemaakt,
ook de gebieden genoemd die zo complex
zijn dat ze directe rijksbetrokkenheid en
besluitkracht vragen: de NOVEX-gebie -
den. Weer zo'n twintig die met hun enve -
loppe ongeveer de helft van het land be -
slaan. In de sandwich tussen programma
en gebied, bevinden zich de provincies die
weliswaar niet (meer) in de regierol toch
'de ruimtelijke puzzel' moeten leggen. De conclusie "We staan voor een inge -
wikkelde klus die we alleen met elkaar en
met heldere werkafspraken tot een goed
einde kunnen brengen" verraadt een ge -
brek aan inzicht in de mogelijkheden van
het Rijk. Veel van de structuren en mecha -
nismen, die noodzakelijk bleken in een
nog veel overzichtelijker wereld van wel-
eer zijn afgeschaft. De kennis is groten -
deels uitbesteed en maar bij een paar vaak private partijen aanwezig. Maar het ont
-
breekt inmiddels vooral aan vertrouwen.
Niet zelden onderling tussen bewindslie -
den van het kabinet, maar vooral ook met
de andere overheden, en met de maat -
schappelijke partijen en niet in de laatste
plaats met de bevolking in het algemeen.
'Werkafspraken' leiden in deze situatie,
zonder overeenstemming over de inhou -
delijke basis en het perspectief van veran -
08_Bijschrift
15
dering, vooral als een middel voor het slui-
ten van 'deals' over dat vele geld, niet over
de oplossingen die we nodig hebben. Daar -
bij zal blijken dat de werkelijke manoeu -
vreerruimte veel geringer is dan noodza -
kelijk voor het politieke compromis.
Is dit dan toch weer een bewuste inzet uit
het repertoire dat we kennen? Het overtui-
gend neerzetten van een aanpak en er ver -
volgens alles aan doen om niets te veran -deren? Is Nederland dan toch weer terug
bij af? Zeer waarschijnlijk. En toch is dit
een kans, een kans om 'met elkaar', wel-
licht in weerwil van de waarschijnlijk nog
altijd heersende politieke wind, deze mis -
sie te doen slagen. Het is een long shot,
maar misschien toch ook de moon shot, die
we nodig zullen hebben.
16
Staat de
Omgevings
wet haaks op
rijksregie?
17
Lilian van Karnenbeek
De roep om nationale regie in de ruimtelijke ordening klonk de
laatste jaren vaker en luider. Rutte IV heeft hieraan gehoor gegeven:
het kabinet herneemt de regie. En dat terwijl de (vermoedelijk
naderende) Omgevingswet het motto 'decentraal, tenzij' predikt.
Staat de te herpakken rijksregie haaks op de Omgevingswet?
18
AANPAK VAN HET RIJK
Een nationaal omgevingsbeleid
Wie de in mei verschenen Ruimtelijke or -
deningsbrief van minister De Jonge erop
naslaat, leest over de opvattingen van poli-
tiek Den Haag van tien jaar geleden. 'Ne -
derland was af ' en 'de noodzaak voor een
nationale ruimtelijke ordening ontbrak'.
Het Rijk wilde geen grote en actieve rol in
de ruimtelijke ordening meer spelen. Het
ministerie van Volkshuisvesting, Ruimte -
lijke Ordening en Milieu verdween onder
kabinet-Rutte I, de aldaar verworven ex -
pertise en ervaring inbegrepen. Inmiddels
zijn we meer dan tien jaar verder. Het tij is
gekeerd. De dwingende noodzaak van gro -
te ruimtelijke opgaven, zoals het woning -
tekort, het herstellen (van de kwaliteit)
van de natuur en de landbouwtransitie,
hebben de ogen van kabinet-Rutte IV ge -
opend. De nationale ruimtelijke ordening
is nieuw leven in geblazen. Of, zoals het
kabinet het zelf formuleert, 'de traditie van
ruimtelijke ordening wordt weer in ere
hersteld'. Er is weliswaar geen apart minis -
terie, maar met De Jonge kent Nederland
wel weer een minister voor Volkshuisves -
ting en Ruimtelijke Ordening. Minister De Jonge heeft allesbehalve een
makkelijke opdracht. Na tien jaar afwezig -
heid van de nationale ruimtelijke ordening
zijn de gevolgen zichtbaar. Nederland kent
een ongekend groot aantal crises die zich
allemaal en op hetzelfde moment in de fy -
sieke leefomgeving afspelen. Toch is minis -
ter De Jonge voortvarend aan de slag ge -
gaan. Aan zijn bevlogenheid zal het
waarschijnlijk niet liggen. De gekscherende
bijnaam 'Hurricane Hugo' heeft de minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde -
ning vast niet zonder reden gekregen (met
dank aan de ambtenaren van klimaatminis -
ter Rob Jetten, de Groene Amsterdammer
2022, nr. 27). Wat minister De Jonge be -looft? De door velen verlangde rijksregie.
En het lijkt erop dat de minister de daad bij
het woord voegt. In een mum van tijd is er
een nieuw nationaal omgevingsbeleid, aan -
gekondigd in de Ruimtelijke ordeningsbrief
en verder uitgewerkt in twee recent ver -
schenen nationale programma's: NOVEX en
Mooi Nederland. (Voor een beknopte be -
spreking van de inhoud van het nationale
omgevingsbeleid, verwijs ik naar de bespre -
king van de Ruimtelijke ordeningsbrief in
dit themanummer.)
De Omgevingswet
Het Rijk stopte tien jaar geleden met een ac -
tieve rol in de ruimtelijke ordening. Toch
ging er nog wel de nodige aandacht uit naar
het omgevingsrecht. In het coalitieakkoord
'Bruggen slaan' kondigde kabinet-Rutte II
aan dat het omgevingsrecht flink op de
schop zou gaan. Het omgevingsrecht was
verdeeld over (te) veel wetten en daardoor
sterk versnipperd. Het resulteerde in het
wetsvoorstel Omgevingswet, waarin alle re -
gelgeving over ruimtelijke ordening, na -
tuur, erfgoed, milieu en water werd gebun -
deld. Een nieuw stelsel van regels om de
Nederlandse f ysieke leefomgeving integraal
te kunnen benutten en beschermen. Nadat het wetsvoorstel in de zomer van
2014 bij de Tweede Kamer werd ingediend,
volgden tal van bijbehorende wetgevings -
producten, variërend van algemene maatre -
gelen van bestuur tot een invoeringswet.
Inmiddels is het 2022. Nog altijd heerst er
onzekerheid over de inwerkingtreding van
de Omgevingswet. Maar nu de Eerste Kamer
recentelijk haar voornemen heeft uitgespro -
ken om vast te houden aan de datum van 1
januari 2023 lijkt het erop dat de inwerking -
treding van de nieuwe wet binnenkort wer -
kelijkheid wordt. Dan toch. Al houdt de Eer -
ste Kamer nog een slag om de arm.
19
FOTO JEAN PAUL OUDHOFF
20
AANPAK VAN HET RIJK
Decentraal, tenzij
De Omgevingswet regelt de zorg voor de fy -
sieke leefomgeving. Deze zorg is in Neder -
land van oudsher ongedeeld. Dat wil zeggen
dat alle overheden, van Rijk tot aan gemeen -
ten en waterschappen, samen zorgen voor
de fysieke leefomgeving. Met elkaar als
overheden samenwerken is dan ook een be -
langrijk uitgangspunt. Toch zijn er ook ge -
wenste verhoudingen tussen de overheden.
Voor de gewenste verhoudingen geldt het bij
de Omgevingswet horende motto 'decen -
traal, tenzij'. Wie bekend is met het voor -
gaande vaak aangehaalde motto van het
Rijk ('decentraal wat kan, centraal wat
moet') snapt de betekenis ervan. Het drukt
een sterke voorkeur voor de decentrale over -
heden uit, voor gemeenten in het bijzonder. In de Memorie van Toelichting ? de uitleg
bij het wetsvoorstel Omgevingswet ? staat
dat gemeenten 'aan de lat staan' om te zor -
gen voor de fysieke leefomgeving. Het to -
neel wordt weliswaar gedeeld met Rijk en
provincies, toch zijn het de gemeenten die
de hoofdrol hebben. De voorkeur gaat uit
naar gemeenten omdat zij het dichtst bij de
burger staan en bovendien de meeste kennis
hebben over en het beste rekening kunnen
houden met lokale omstandigheden. Het is
dan ook de bedoeling dat gemeenten in be -
ginsel de zorg voor de fysieke leefomgeving
op zich nemen, en dat Rijk en provincies in
dat opzicht terughoudender zijn. (K leine
kanttekening: de zorg voor een paar speci-
fieke onderdelen van de fysieke leefomge -
ving is op deze stelregel uitgezonderd, zoals
de provinciale taak voor het voorkomen of
beperken van geluid in stiltegebieden.)
Een bestuurlijke interpretatie
De uitgesproken voorkeur voor gemeen -
ten wekt de verwachting dat de wetgever
de positie van gemeenten in de Omge -vingswet sterk verankerd heeft. Dat valt
tegen. De Omgevingswet kent veel open
geformuleerde bepalingen. Dat wil zeg -
gen dat het om bepalingen gaat die het be -
stuur met de nodige vrijheid kan interpre -
teren. Dat is een bewuste keuze van de
wetgever, die van de Omgevingswet geen
keurslijf heeft willen maken. Integendeel,
de nieuwe wet moet op uiteenlopende wij -
zen geïnterpreteerd kunnen worden, al
naar gelang de doelstellingen voor de fy -
sieke leefomgeving in plaats en tijd. Het
vermeende voordeel hiervan is dat de Om -
gevingswet toekomstbestendig is: de wet
blijft houdbaar en bruikbaar. De belangrijkste wetsbepaling over de
interbestuurlijke verhoudingen kent ook
een vrij open formulering. Daarmee cre -
e ert de wetgever flexibiliteit en mogelijk -
heden: de interbestuurlijke verhoudingen
kunnen per vraagstuk en in tijd en plaats
verschillen. Ik vat de kern van de betref -
fende wetsbepaling samen en illustreer de
mogelijkheid tot interpretatie (Ik heb de
juridische details achterwege gelaten,
daarvoor verwijs ik naar Van Karnenbeek,
Groothuijse en Van Rijswick, 'Interbe -
stuurlijke verhoudingen in de Omgevings -
wet: ordeloos of een thorbeckiaans even -
w i c h t? ', Regelmaat , 2022-03.)
De meeste taken en bevoegdheden wor -
den aan gemeenten overgelaten. Rijk en
provincies grijpen alleen in als dat nodig
is. Het is de zinsnede 'als dat nodig is'
waar het om gaat. Want wie beslist per
slot van rekening of bovengemeentelijk
ingrijpen noodzakelijk is? Die beslissing
is door de wetgever in grote mate aan Rijk
en provincies zelf overgelaten. Als Rijk en
provincies ingrijpen noodzakelijk achten,
dan zijn zij wel gebonden aan voorwaar -
den die door de wetgever zijn geformu -
leerd. Zij kunnen of mogen dus niet luk -
21AANPAK VAN HET RIJK
raak en in alle gevallen ingrijpen. Het
gaat om voor waarden van doelmatigheid
en doeltreffendheid, al dan niet in combi-
natie met de behartiging van een natio -
naal of provinciaal belang. Rijk en provin -
cies moeten motiveren dat aan die
voorwaarden is voldaan.
Maar: de wetgever expli-
citeert en preciseert deze
voorwaarden niet. Be -
stuurders hebben dus de
nodige vrijheid om aan te
geven hoe die voorwaar -
den door hen begrepen
worden. En de voorwaar -
den zijn zo algemeen dat
ze eigenlijk altijd wel te
motiveren zijn. Enfin,
Rijk en provincies bepalen in grote mate
zelf waar en wanneer ingrijpen noodza -
kelijk is.
Een nieuw tijdsgewricht
Als bestuurders ruimte hebben om een
wetsbepaling te interpreteren dan zijn hun
opvattingen allesbepalend voor de uitwer -
king ervan. Dat bestuurlijke opvattingen
(snel) kunnen wijzigen staat vast. Zo zijn
vele opvattingen van kabinet-Rutte IV we -
zenlijk anders dan opvattingen van Ruttes
eerdere kabinetten. Over de interbestuur -
lijke verhoudingen in het fysieke domein
wordt in ieder geval anders gedacht. Onge -
veer tien jaar geleden ? toen ook de Omge -
vingswet voor het eerst werd genoemd ?
besloot het Rijk tot een grotere
terughoudendheid in de ruimtelijke orde -
ning. Het Rijk deed een (flinke) stap terug
en het woord rijksregie was logischerwijs
nergens te horen. Daarmee kwam de na -
druk, nog sterker dan toch al het geval
was, op gemeenten te liggen. Die opvatting
prevaleert niet meer. Net voor de (vermoe -delijke) inwerkingtreding van de Omge
-
vingswet doet de nationale ruimtelijke or -
dening er in politiek Den Haag ineens weer
toe. Sterker nog, de noodzaak ervan lijkt
groter dan ooit. Volgens het kabinet staat
Nederland 'aan de vooravond van een gro -
te ruimtelijke verbouwing', waarbij land -
schappen, steden en dorpen (her)ordend
moeten worden. En die verbouwing kan
alleen succesvol worden voltooid met rijks -
regie. Daarmee is de terughoudendheid
van het Rijk verleden tijd. Ook lijkt de aan -
dacht voor gemeenten meteen geluwd. In
de Ruimtelijke ordeningsbrief en het pro -
gramma NOVEX valt weinig te lezen over
de vermeende bestuurlijke hoofdrol van
gemeenten. Dat betekent niet dat gemeen -
ten buitenspel zijn gezet. Minister De Jon -
ge laat er geen twijfel over bestaan: de
zorg voor de fysieke leefomgeving is en
blijft ongedeeld, en daar hoort een op sa -
menwerking gerichte rolverdeling bij.
Maar de verhoudingen tussen de overhe -
den zijn anders, al is het alleen maar om -
dat het Rijk weer op de voorgrond treedt.
Rijksregie praktiseren
Dat regie het toverwoord van kabinet-Rutte
IV is staat onomstotelijk vast. Maar is het
kabinet ook in staat regie daadwerkelijk te
voeren? Her en der valt te lezen dat het be -
"Het voordeel is dat de
Omgevingswet toekomst -
bestendig is en blijft"
22
staande en toekomstige instrumentarium
ontoereikend is om de rijksregie in de fysie -
ke leefomgeving te herpakken. Dat lijkt mij
een misvatting. Het kabinet heeft een veel-
zijdig, en volgens De Jonge met de Omge -
vingswet zelfs 'gemoderniseerd', instru -
mentarium. Er zijn volop instrumenten om
een nationaal beleid te formuleren, net zo -
als er instrumenten zijn om dit beleid door
te laten werken naar de decentrale overhe -den. Minister De Jonge kondigt in de Ruim
-
telijke ordeningsbrief al aan dat hij voorne -
mens is ook die doorwerkingsinstrumenten
aan te wenden. Dat rijksregie verder reikt
dan alleen het formuleren van nationaal be -
leid, blijkt inmiddels ook uit de praktijk.
Een fraai voorbeeld is het ontwerpbesluit,
dat minister De Jonge recentelijk aan de
Tweede Kamer heeft aangeboden, over de
vestiging van hyperscale datacentra. Dit be-
FOTO MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
23
sluit bepaalt dat gemeenten in hun bestem-
mingsplan (of omgevingsplan bij inwer -
kingtreding Omgevingswet) geen nieuwe
hyperscale datacentra mogen toelaten, ten -
zij het om de twee aangewezen locaties gaat
die van het besluit zijn uitgezonderd. Ook de recent genomen beslissing van
het kabinet dat de gemeente Tubbergen
verplicht asielzoekers, in het door Cen -
traal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) aangekochte hotel in Albergen, moet op
-
vangen is een treffend voorbeeld van rijks -
regie. In een brief aan de Tweede Kamer
geeft staatssecretaris Van der Burg, mede
namens minister De Jonge, aan dat het
ruimtelijke-ordeningsinstrumentarium
wordt ingezet om de regie te pakken. Om
de opvang van asielzoekers in het hotel
mogelijk te maken moet met een omge -
vingsvergunning van het bestemmings -
plan worden afgeweken. Het COA bereidt
op het moment van schrijven de aanvraag
voor die vergunning voor. In beginsel ligt
de verlening van die vergunning bij de ge -
meente. Maar in dit geval trekt het kabinet
de vergunningverlening naar zich toe. Dat
is volgens de staatssecretaris en minister
nodig, want 'de nood is hoog'. In deze twee
voorbeelden voert het kabinet daadwerke -
lijk de regie. Het gaat hier overigens om
"De verhoudingen tussen de
over heden zijn
anders, al is het
alleen maar omdat
het Rijk weer op de voorgrond treedt"
AANPAK VAN HET RIJK
24
Eemshaven GroningenFOTO MINISTERIE VAN
BINNENLANDSE ZAKEN EN
KONINKRIJKSRELATIES
25
besluiten die genomen zijn op basis van het
bestaande recht. Toch weerspiegelt het de
houding van kabinet-Rutte IV. En boven -
dien beschikt het kabinet met de Omge -
vingswet over instrumenten met soortge -
lijke werk ing.
(Her)bezinnen
Nu resteert de beantwoording van de
vraag die in de inleiding is opgeworpen:
staat de herpakte rijksregie haaks op de
Omgevingswet? Het antwoord is: nee. De
Omgevingswet en rijksregie gaan prima
samen. De wetgever laat vol-
doende interpretatieruimte aan
het Rijk om ook een meer centra -
liserende invulling aan de Om -
gevingswet te geven. Bovendien
heeft de Omgevingswet een
sterk instrumenteel karakter. Er
is een divers pallet aan instru -
menten om de rijksregie daad -
werkelijk te kunnen praktiseren.
Als het Rijk de huidige opvatting
over de regie blijft huldigen, dan kan (en
zoals het er nu naar uitziet: zal) zij een
centralere positie in de zorg voor de fysie -
ke leefomgeving innemen. Dat zal meni-
geen positief stemmen. De roep om rijksre -
gie komt nog steeds van alle kanten. En dat
wekt geen verwondering. Het Rijk kan zijn
handen immers niet van alle opeengesta -
pelde en grotendeels met elkaar samen -
hangende crises aftrekken en het enkel
aan gemeenten overlaten. Toch zijn er ook gevaren als de rijksre -
gie té enthousiast wordt omarmd. Door
het bijna hartstochtelijke verlangen naar
rijksregie lijkt het kritische geluid te ver -
dwijnen. Want wordt er eigenlijk wel ge -
noeg aandacht besteed aan vragen zoals:
Hoeveel grip neemt het Rijk op de decen -
trale overheden? Hoeveel zelfstandigheid of beleidsruimte houden gemeenten nog
over? Of, wanneer slaat de rijksregie
door? De urgente roep om de rijksregie is
zo groot dat het risico bestaat dat het
doordenken van de verhouding tussen
Rijk en gemeenten plotsklaps vergeten
wordt. Veel aandacht voor de gemeente -
lijke positie in het debat over de rijksregie
ontbreekt vooralsnog. Dat is riskant, om -
dat de positie van gemeenten, en daarmee
de lokale democratie, in gevaar kan wor -
den gebracht. In het debat over de rijksre -
gie moeten we ons daarom sterker (her)
bezinnen op de interbestuurlijke verhou -
dingen. Want hebben al die crises in de
fysieke leefomgeving uiteindelijk niet het
meeste baat bij een heldere ? en op even -
wicht gebaseerde ? rolverdeling?
"De Omgevingswet
en rijksregie gaan
prima samen."
AANPAK VAN HET RIJK
Deze bijdrage komt voort uit het onderzoek
' Wat zou Thorbecke van de Omgevingswet
hebben gevonden?'. Dit onderzoek is mede
mogelijk gemaakt door het Fonds
Staatman Thorbecke van de KNAW.
26
INTERVIEW
Deltacommissaris Peter GlasFOTO JOHN VAN HAMOND
27INTERVIEW
De afgelopen zomer werd gekenmerkt door langdurige droogte. Europese rivieren
vielen nagenoeg droog of bereikten standen van recordlaagte. En in de toekomst
kan het allemaal nog wel erger worden, waarschuwde dijkgraaf Hein Pieper van
waterschap Rijn en IJssel. Ook in het stroomgebied van de Rijn. "Een Rijn zonder water is een dystopisch beeld. We kunnen ons z'n situatie niet
voorstellen, maar niemand weet of het niet ooit zal gebeuren. De gletsjers in de Al-
pen zorgen voor een basisstroom. En de steden aan de rivier en de zijrivieren lozen
water, dus een compleet drooggevallen Rijn is niet heel aannemelijk. Maar zomerpe -
riodes met heel lage waterstanden kunnen wel het nieuwe normaal worden en daar
zullen we ons op moeten instellen", zo zegt Deltacommissaris Peter Glas.
Tal van nadelen
Een regelmatig lage stand van de rivieren kent volgens hem tal van nadelen. "Ik
heb het eerder gezegd: ons land is een ingewikkelde watermachine. Noord-Neder -
land is rechtstreeks af hankelijk van water uit de Rijn. Dat water gaat via de IJssel
naar het IJsselmeer. Onze nationale regenton. Die watervoorraad is van groot stra -
tegisch belang voor de landbouw en onze drinkwatervoorziening. Regelmatige
perioden van grote droogte kunnen ertoe leiden dat die zoetwaterbuffer al voor
2050 te klein wordt om duurzaam in onze behoeften te voorzien."
Bert Pots
Klimaatverandering kent maar één antwoord, meent
Deltacommissaris Peter Glas. "We zullen ons sneller,
nog veel sneller moeten aanpassen aan de veranderende
omstandigheden."
Renaissance van
het ruimtelijk
domein
28
INTERVIEW
Toenemende verzilting is één van de andere problemen. "Minder zoetwater zorgt
voor het oprukken van zout zeewater in onze rivieren. Vooral in laag-Holland is
dat een probleem; neem de bomenteelt in de omgeving van Boskoop. Of onze bol-
lenteelt. Telers kunnen niet verder als het grondwater te zeer verzilt. Waterschap -
pen proberen dat door tal van technische maatregelen te voorkomen, maar dat
kost ontzettend veel zoetwater. En als we voortdurend te maken hebben met een
afnemende aanvoer van zoetwater, dan wordt dat steeds moeilijker." En niet op de laatste plaats wijst Glas op omvangrijke economische schade. "Alles
heeft met alles te maken. Binnenvaartschepen worden steeds groter, maar die grote
schepen kunnen bij een lage waterstand maar weinig lading vervoeren. De sector zal
zich dus moeten af vragen of die stelselmatige schaalvergroting houdbaar is. Om die
zo belangrijke transportfunctie te behouden, we kunnen binnenschepen niet alle -
maal vervangen door vrachtwagens en goederentreinen, zullen we moeten naden -
ken over een beter gebruik van onze rivieren met vervoer dat inspeelt op extremen
in waterstanden. In belang van Nederland, in belang van onze buurlanden."
VERDER VOORUITKIJKEN
Extreme situaties zullen vaker voorkomen. Met niet alleen
meer periodes van hitte en droogte, maar ook met meer
momenten van extreme regenval. Wat staat ons te doen?
"We zijn in ons land al lange tijd met die vraag bezig. De Deltacommissie onder
leiding van oud-minister Cees Veerman kreeg in 2007 de vraag voorgelegd of we in
Nederland kunnen blijven wonen? Dat advies heeft geleid tot de komst van de Del-
tacommissaris en heeft ons belangrijke waarden opgeleverd. Voor onze veiligheid
en voor de zoetwaterbeschikbaarheid. Die commissie heeft ons ook duidelijk ge -
maakt dat we ver vooruit moeten kijken. Toen werd gedacht aan het jaar 2050,
maar inmiddels richten we de blik ook op het einde van onze huidige eeuw en nog
verder. Het IPPC, het Intergovernmental Panel on Climate Change, doet dat ook.
Die tijdshorizon is wat abstract. De toekomst is op sommige punten mistig. Stijgt
de zeespiegel in een eeuw met veertig centimeter - wat we nu denken - of toch met
één meter of nog meer? We weten het niet, maar we kunnen vandaag wel die maat -
regelen nemen waar we later geen spijt van zullen krijgen. Daarom heb ik in mijn
brief aan het kabinet dit voorjaar gepleit voor het reserveren van voldoende ruimte
in de buurt van rivier- en zeedijken. En daarom is het verstandig bij grote, dure
grondwerken al vast rekening te houden met toekomstige aanpassingen." Dergelijke slimme maatregelen, zo benadrukt Glas, mogen niet beperkt blij -
ven tot de grote waterstaatkundige werken. "We moeten die vertaalslag niet
alleen maken naar projecten als de aanpassing van de Afsluitdijk of de bouw
van de zeesluis in IJmuiden, maar moeten dat doortrekken naar steden en dor -
pen. Gemeenten zullen in hun uitbreidingsplannen op de juiste manier reke -
ning moeten houden met de gevolgen van klimaatverandering. Bij de bouw van
29INTERVIEW
een nieuwe woonwijk in een diepe polder zal op het laagste punt waterberging
onontkoombaar zijn. Met misschien wel een enorm bassin onder het kunstgras -
veld van het sportpark. Zo concreet is het op verschillende plekken al, en dat
verdient bredere toepassing."
Nationale 'deltalocatie'
In dezelfde brief pleit Glas voor minstens één nationale 'deltalocatie'. "De brief is nog
niet beantwoord, maar ik zou graag met Rijk, provincies, waterschappen en ge -
meenten zoeken naar een locatie waar veel van onze problematiek kan samen ko -
men. Een plek waar we op grote schaal invulling kunnen geven aan het begrip kli-
maatbestendig ontwikkelen; een locatie waar tegelijkertijd ook werk wordt gemaakt
van energieneutraal, circulair en natuur-inclusief bouwen, zodat we samen, overhe -
den, bedrijfsleven en wetenschap, kunnen ontdekken hoe we onze opgaven in de
fysieke leefomgeving het beste kunnen aanpakken. Met een brede blik voor alle re -
levante aspecten. Aan ambitie ontbreekt het niet, heb ik inmiddels gemerkt. Er heb -
ben zich al diverse regio's bij ons gemeld."
Kan de verbouwing van onze ingewikkelde machinerie
binnen het huidig bestuurlijk stelsel gestalte krijgen?
"Ik meen van wel, maar ik kom uit die wereld. Ruim tien jaar geleden hebben we
een discussie gehad over de toekomst van onze waterschappen. Daarna is er het
een en ander gebeurd. Een enkele keer is er in de politiek een ideologisch gedreven
Maak werk van klimaatadaptatie
De Regeringscommissaris voor het Deltaprogramma bracht afgelopen
voorjaar ongevraagd advies uit over de rol van water en bodem bij ruimtelijke
planvorming. Zijn brief bevat drie elementen voor een waterveilig land m\
et
voldoende zoetwater en een toekomstbestendige inrichting.
1. Reserveer nu ruimte voor maatregelen voor waterveiligheid in de toe-
komst. Het gaat daarbij om extra ruimte langs de dijken. Die ruimte moet\
ook na 2050 beschikbaar blijven. Verder moet rekening worden gehouden
met een grotere waterstandsdynamiek in de toekomst en dient de
capaciteit van de grote rivieren geborgd.
2. Zorg voor voldoende zoetwater. Het landgebruik moet daarvoor worden
aangepast aan de waterbeschikbaarheid. Ook moet een nieuwe balans worden
gevonden tussen grondwaterwinning, ontwatering en aanvoer van zoetwater.
3. Nederland gaat de komende jaren flink op de schop, maar er kan niet meer
worden gebouwd zonder rekening te houden met water en bodem. De te
ontwikkelen maatlat voor klimaatadaptatie kan een belangrijke rol spelen bij
de toekomstige inrichting van ons land.
30
Deltacommissaris Peter GlasFOTO VALERIE KUYPERS
oprisping, maar volgens mij doen Rijkswaterstaat, waterschappen en gemeenten -
in hun verantwoordelijkheid voor rioolbeheer en openbare ruimte - het heel erg
goed. Dat inzicht wordt breed gedeeld, ook in de Tweede Kamer. En is er geen ana -
lyse voorhanden waaruit blijkt dat door onze, direct toegegeven, complexe be -
stuurlijke structuur sprake is van een structurele tekortkoming."
Ingewikkelde verbouwing
Maar we zitten met alle grote opgaven van vandaag, voor woningbouw, natuur,
duurzame landbouw en energie, in een ontzettend ingewikkelde verbouwing, bena -
drukt de Deltacommissaris. "De verbouwing speelt zich niet alleen af aan de water -
kant, maar ook op het land. Ik spreek in dat verband wel eens over de renaissance
van het ruimtelijk domein; we hebben de grenzen van hoe we kunnen omgaan met
water, bodem en grondstoffen bereikt, en deels al overschreden. Dat wordt door de
politiek begrepen. In het coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV staat dat water en
bodem sturend zijn. Als wij die lijn niet volgen, dan bouwen we niet op de juiste plek -
31INTERVIEW
ken, dan bouwen we niet op de slimste
manier en dan maken we onszelf ont -
zettend kwetsbaar. En herstel van scha -
de en wederopbouw zal ons over tien,
twintig, vijftig jaar of wanneer dan ook
miljarden euro's kosten." De eerste signalen zijn volgens hem
positief. Het Rijk wil regie voeren. Mi-
nister De Jonge maakt werk van kli-
maatadaptief bouwen. En hij ver wacht
veel van de ontwikkeling van een 'Maat -
lat voor K limaatadaptatie'. "Door toe -
passing van deze maatlat bij overheids -
aanbestedingen in vastgoed en
infrastructuur en voor het aanvragen en verlenen van bouw vergunningen kunnen we
onze doelen voor beperking van overstromingen, wateroverlast, droogte en hitte bor -
gen. En de minister kijkt ook naar groen en biodiversiteit. Ontwikkelaars, bouwers en
gemeentebestuurders staan, zo heb ik de afgelopen tijd gemerkt, positief tegenover
zo'n aanpak. Zij hebben behoefte aan goede handvaten bij de voorbereiding en uitvoe -
ring van bouwplannen en het duurzaam beheren van gebieden daarna."
Groene steden
Dat klinkt positief, maar in het jongste advies wordt ook opgeroepen tot drastische
versnelling. "Ik moet die oproep doen, omdat de ontwikkelingen elkaar sneller op -
volgen. We hebben vaker extreem weer; de afgelopen vijf jaar zijn we drie keer ge -
confronteerd met droogte. Eerder dachten we dat dergelijke omstandigheden zich
één keer in de 25 jaar of nog minder vaak zouden voordoen. Iedereen ervaart inmid -
dels die verandering. Het betekent dat we meer op een andere manier moeten doen.
Anders lopen we schade op en herstel is altijd duur. Tempoversnelling is dus niet
meer dan logisch. En het is van positieve betekenis. De leef baarheid in onze steden
en dorpen is enorm gebaat bij goede klimaatadaptatie. Iemand anders heeft wel
eens gezegd: voor iedereen moet er op pantoffelafstand van de woning koelte zijn.
Groene steden zijn de beste. Dat geldt overigens niet alleen voor de leef baarheid.
Zo'n groene stad is ook van sociale en economische betekenis. Niemand bezoekt een
loeihete stad. Steeds meer gemeenteraden lijken zich de betekenis van water en
groen te realiseren. Ik kan het dus niet vaak genoeg zeggen; we moeten versnellen."
Maar dan is er nog de burger die aangemoedigd door tv-programma's grasvel-
den vervangt door onderhoudsarme tegelplateau's. "Zoals altijd is er in de sa -
menleving een bovenstroom en een onderstroom, maar ik zie wel een kente -
ring. We hebben tegenwoordig het NK Tegelwippen. Steeds meer mensen
nemen verantwoordelijkheid voor hun directe omgeving en kiezen voor ver -
groening. Gemeenten, corporaties, tuincentra en anderen stimuleren die ver -
andering en zo zal de onderstroom uiteindelijk overwinnen."
Peter Glas
Peter Glas (66) is sinds 2019 Deltacommis-
saris. Daarvoor was hij gedurende zestien
jaar watergraaf van waterschap De
Dommel. In de periode 2010-2015 vervulde
hij de rol van landelijk voorzitter van de
Unie van Waterschappen. Sinds 2013 is hij
internationaal voorzitter van het OECD
Water Governance Initiative. Glas studeerde
biologie en Nederlands recht in Leiden.
32
Bouwen
in de
laaggelegen
polder
Rijnenburg,
wel of niet doen?
33
Marc Wessels
Het woningtekort in Nederland is groot. De komende jaren staat ons
land voor een enorme bouwopgave om iedereen van een woning te
voorzien. Tegelijkertijd verandert het klimaat sneller dan we allemaal
verwachtten. Dat brengt extremer weer met zich mee, waar we
rekening mee moeten houden bij die bouwopgave. En dan is er nog
het vraagstuk ruimte: kunnen we wel zoveel woningen bouwen
binnen de beschikbare ruimte? Steeds vaker wordt voor de
woningopgave gekeken naar laaggelegen polders, maar moet je die
wel vol willen bouwen? In de regio Utrecht speelt die vraag al jaren bij
polder Rijnenburg. Dijkgraaf Jeroen Haan van Hoogheemraadschap
De Stichtse Rijnlanden is hierover helder: 'nee, tenzij.'.
34
WATER EN BODEM STUREND
Water en bodem sturend in
ruimtelijke plannen
Op 17 mei 2022 schreef minister Hugo de
Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening) in de nieuwe Ruimtelijke orde -
ningsbrief dat water en bodem meer stu -
rend moeten worden voor ruimtelijke
plannen. Dit betekent dat we bij bouwop -
gaven goed kijken naar de bodem- en wa -
terstructuur. Ligt een gebied laag? Heeft
het een slappe veenbodem? Of, is het van
nature nat en drassig? Dan vraagt dit om
ruimtelijke aanpassingen en extra maat -
regelen. De waterschappen hebben ken -
nis van bodem en water en pakken graag
een rol bij de (woning)bouwopgave.
Haan: "Wil je water en bodem echt stu -
rend maken, dan is vroegtijdige betrok -
kenheid van waterschappen cruciaal. Niet
achteraf reguleren, maar aan de voorkant
co-creëren. Keuzes die we nu maken heb -
ben gevolgen voor de toekomst. Laten we
daarom bodem- en klimaatbestendig bou -
wen, zodat nieuwe woningen voorbereid
zijn op het veranderende klimaat."
Polder Rijnenburg in Utrecht
De polder Rijnenburg in de regio Utrecht is een groot stuk land tussen IJsselstein,
De Meern (Utrecht) en Nieuwegein. Op
het oog lijkt het een ideale bouwlocatie:
dicht bij de stad, snelwegen in de buurt en
veel ruimte voor woningen. De realiteit
leert dat het een stuk complexer is. Kli-
maatverandering zorgt steeds vaker voor
extreem weer: lange perioden van droog -
te en hevige hoosbuien. De extreme neer -
slag van Limburg in 2021
kan ook in Utrecht vallen.
Laaggelegen polders krij -
gen dan onmiskenbaar te
maken met wateroverlast.
Jeroen Haan: "We hebben
als waterschap gekeken
wat de hoeveelheid neer -
slag, zoals in Limburg, be -
tekent voor ons gebied.
Ook in de regio Utrecht zal
dat leiden tot f linke water -
overlast. Zoomen we in op
Rijnenburg, dan zien we
dat een groot deel van de
polder onder water komt te staan. Dan
moet je goed nadenken of je daar wilt
bouwen en zo ja, op welke wijze."
Conceptstudie:
3 varianten
Eerder dit jaar presenteerde de gemeente
Utrecht een conceptstudie naar de moge -
lijkheden voor de polder. Daarin werden
drie varianten gepresenteerd: een ener -
gielandschap, klein Rijnenburg (20.000
woningen) en groot Rijnenburg (40.000
woningen). Hoogheemraadschap De
Stichtse Rijnlanden was duidelijk over
eventuele woningbouwplannen: 'nee,
tenzij'. Concreet: het waterschap ziet lie -
ver dat hier niet gebouwd wordt, maar als
het echt niet anders kan, dan bodem- en
klimaatbestendig. De variant groot Rij -
"Wil je water en bodem
echt sturend maken, dan
is vroegtijdige betrokken-
heid van waterschappen
cruciaal"
35
Dijkgraaf Jeroen Haan, Hoogheemraadschap
De Stichtse Rijnlanden
36
Analyse gevolgen hoeveelheid neerslag Limburg 2021 voor het gebied van D\
e Stichtse Rijnlanden
WATER EN BODEM STUREND
37
nenburg is daarom voor het waterschap
geen optie. En klein Rijnenburg da n?
Haan: "Bouwen in de polder brengt grote
risico's met zich mee. Tegelijkertijd is de
woningnood hoog, dat begrijpen wij ook.
Daarom kijken we nu samen met de ge -
meente Utrecht naar nadere uitwerkin -
gen van de conceptstudie. Waarbij we ons
buigen over de invulling van water en bo -
dem sturend in de ruimtelijke inrichting.
Wat is er nodig om hier toekomstbesten -
dig te kunnen wonen, mochten er toch
woningen komen?"
Klimaatbestendig is het nieuwe
normaal
De dijkgraaf gaat verder: "Extreme neer -
slag en extreme droogte, de afgelopen zo -
mers laten duidelijk zien dat het klimaat
verandert. Daarnaast komt hoogwater in
de rivieren vaker voor. We mogen best
spreken van een klimaatcrisis. Daarom
moeten we nu heel goed nadenken welke
functie we waar plaatsen. Bouw je in een
polder die laag ligt en die eigenlijk dienst
moet doen als waterberging? In Zuidplas
en Westergouwe zijn de plannen al verder
dan in onze regio. Daar zie je dat het mo -
gelijkerwijs wel kan, maar dat het niet
makkelijk is. De aanpassingen die je op
zulke plekken moet doen om er ook in de
toekomst te kunnen blijven wonen zijn
groot. Maar we kunnen niet anders. Kli-
maatbestendig bouwen moet het nieuwe
normaal zijn. Nu klimaatbestendige keu -
zes maken, voorkomt een potentiële scha -
depost van miljarden euro's in de toe -
komst. Investeer aan de voorkant en
voorkom reparatie achteraf."
Verandering van mindset
Vroeger lazen we het landschap: er werd
vooral gebouwd op de hogere stroomrug -
WATER EN BODEM STUREND
38
"Als waterschap
stimuleren we innovatief
onderzoek naar nieuwe,
flexibelere woonvormen"
WATER EN BODEM STUREND
gen. Was een locatie niet geschikt, dan
zochten we naar andere plekken. Maar
grootschalige verstedelijking heeft ertoe
geleid dat de rol van het landschap wat
meer naar de achtergrond is verdwenen.
Water en groen hebben maatschappelijke
waarde en zijn onmisbaar voor de leef -
baarheid, biodiversiteit, natuurontwikke -
ling en recreatie. Maar worden nog niet
altijd als zodanig gewaardeerd in traditio -
nele grondexploitaties. Sterker nog, water
en groen worden eerder gezien als kosten
dan als baten. Dat moet veranderen. Wil-
len we water en bodem echt sturend ma -
ken, dan moeten we gaan inzien dat de
waarde hiervan gigantisch is. Daar ligt een
rol voor de overheid, voor ontwikkelaars,
verzekeraars en de financiële sector. De
eerste stappen daarin worden al gezet. Zo
voeren banken klimaatstresstesten uit en
liggen er plannen om kredietverstrekking
duurder te maken op locaties die risicovol-
ler zijn vanuit klimaatverandering.
Innovaties nodig
Maar met alleen een verandering van
mindset zijn we er niet. Jeroen Haan: "Als
waterschap stimuleren we innovatief on -
derzoek naar nieuwe, f lexibelere woon -
vormen. Zo doen we, samen met de ge -
meente Utrecht, mee in een studie naar drijvend bouwen in Rijnenburg. Traditio
-
nele bouw is wellicht aan de voorkant
goedkoper, maar leidt op termijn op kli-
maatgevoelige bouwlocaties tot meer on -
derhoud en schade. Bodemdaling, water -
overlast, we krijgen er steeds vaker en
sneller mee te maken. Dan kun je beter nu
investeren in innovatieve woonvormen
die op termijn voor veel minder onder -
houd en schade zorgen. Samen met mede -
overheden maken we afspraken over kli -
maatbestendig bouwen. Zo ligt er in de
provincie Utrecht een 'Convenant Kli-
maatadaptief Bouwen'. Doel? Verminde -
ren van wateroverlast, hittestress, droog -
te en bodemdaling en het vergroten van
de biodiversiteit."
Van watertoets naar waterpoort
Ideeën en plannen zijn er voldoende, maar
de vraag is nog wel hoe je dat in de praktijk
vormgeeft. Een instrument dat daarbij
moet helpen is de in 2003 geïntroduceerde watertoets. Idee hierachter
is om waterschappen zo
vroeg mogelijk bij ruimte -
lijke projecten te betrek -
ken. Dat gaat in veel geval-
len al goed, maar het kan
nóg beter. Met de nieuwe
Omgevingswet verandert
de watertoets in de weging
van het waterbelang . Daar-
mee moeten gemeenten de
opvattingen van de water -
beheerder betrekken bij
vaststelling van het omgevingsplan. Dijk -
graaf Haan: "We moeten van een water -
toets naar een waterpoort. Niet eerst plan -
nen ontwikkelen en dan toetsen, maar
eerst door de waterpoort voor klimaatbe -
stendig bouwen en daarna verder uitwer -
ken. Op die manier komen we als water -
39
schappen vanaf het begin aan tafel,
kunnen we onze kennis en expertise in -
brengen en ontwikkelen we samen toe -
komstbestendige wijken."
Goede samenwerking met de
gemeente Utrecht
En dat gebeurt gelukkig ook al regelmatig
in de praktijk. Hoogheemraadschap De
Stichtse Rijnlanden en de
gemeente Utrecht werken
goed samen op het gebied
van klimaatbestendig bou -
wen. Mooie voorbeelden
daarvan zijn Leidsche Rijn
en de ontwikkeling van de
wijk Merwede. Leidsche
Rijn startte in de jaren '90
en inmiddels is circa 90%
van de woningen gebouwd.
In deze wijk zie je veel
groen, grote waterplassen en wadi's. Die
wadi's zorgen ervoor dat regenwater van
de daken en wegen in de bodem infiltre -
ren. En ook bij de ontwikkeling van de wijk
Merwede wordt er klimaatadaptief ge -
bouwd. Bouwblokken worden zo ingericht
dat extreme regenbuien van eens in de 100
jaar geen schade veroorzaken. Concreet:
de eis is dat een bui van 80 mm per uur ver -
werkt kan worden. Door bijvoorbeeld wa -
terbergingen of afvoer naar oppervlakte -
water. Het zou vanzelfsprekend moeten
worden dat het waterschap vroeg aan tafel
zit, om samen te werken aan een toekomst -
bestendig, leef baar gebied.
Dus, bouwen in de polder
Rijnenburg?
De goede voorbeelden liggen er en kli-
maatadaptief bouwen begint langzaam
meer voet aan de grond te krijgen. Haan:
"De extreme zomers van de afgelopen ja -ren met perioden van f linke droogte én
wateroverlast, hebben de ogen bij een
groot publiek wel geopend. Klimaatver -
andering is serieus en we hebben er nu al
mee te maken. Dat inzicht is er zeker ook
bij plannen voor ruimtelijke ontwikkelin -
gen." Betekent dat dan dat bouwen in de
polder Rijnenburg oké is, mits klimaatbe -
stendig? "Het blijft de vraag of bouwen in
laaggelegen polders nu wel zo verstandig
is. Maar uiteindelijk voelen wij ons als
waterschap ook verantwoordelijk voor de
waaier aan maatschappelijke opgaven die
ergens een plek moeten krijgen en zien
wij ook het enorme woningtekort in de re -
gio. Daarom kijken we samen met de ge -
meente Utrecht naar de mogelijkheden.
Van adviseren naar co-creëren en meer
stroomopwaarts water- en klimaatbelan -
gen inbrengen. Van vooraf stimuleren in
plaats van achteraf reguleren. Zodat als
er in de polder toch gebouwd gaat wor -
den, dit in ieder geval bodemdalings- en
klimaatbestendig gebeurt en we toekom -
stige generaties niet opzadelen met de ri-
sico's en het prijskaartje."
WATER EN BODEM STUREND
"We moeten van
achteraf reguleren naar vooraf co-creëren"
40
41
Tekst en beeld Annemiek Rijckenberg Evamarije Smit
SOMS LIJKT ONDERZOEK EEN MANIER OM
noodzakelijke ingrepen uit te stellen. Er is
kennis nodig over infiltratie, en maatwerk in
alle verschillende grondwatersituaties. Maar
een aantal maatregelen zijn allang bekend, en
dienen meerdere doelen. Zoals het bufferen
van water in de winter, in plaats van wegpom-
pen, en het vergroenen van landschap en
bebouwde omgeving om water vast te houden
en bodems gezonder te maken. De vanzelf-
sprekendheid, waarmee waterpeilen worden
aangepast aan achterhaald agrarisch onderne-
men is hopelijk snel verleden tijd, door
stikstofeisen, richtlijnen waterkwaliteit en de
noodzaak zuiniger te zijn met water.
Steden worden hitte-eilanden, ook door de
verstening van tuinen en publieke ruimte,
waardoor water steeds meer verdampt in
plaats van inzijgt. Tegels wippen is een leuk
initiatief, maar schiet niet zo op. Het zou een
Droog veen
Inklinkende grond in Gouda
42
43
BEELDESSAY
mooi onderzoeksonderwerp zijn wat het
opleggen van OZB aan betegeld tuinop-
pervlak zou betekenen voor de vergroe-
ning van onze straten en erven.
Deze zomer gingen wij in Gouda op zoek
naar de gevolgen van inklinken en
verzakkingen. Wanneer je er naar uitkijkt,
zie je ze ook overal: opgehoogde drem-
pels, stapstenen, verzakkende tegels en
rijbanen. En je zou vergeten naar de mooie
gevels en leuke straatjes te kijken. Voor de
binnenstad van Gouda is al veel onder-
zocht en is er de aanpak GOUDA stevige
stad. De foto's zijn gemaakt in en rondom
de historische binnenstad, o.a. Kort
Haarlem, Korte Akkeren, en in Goverwelle.
44
45
BEELDESSAY
46
Maarten Hoorn
Adaptiviteit
bij de woning -
bouwopgave
Voldoende woningbouwplannen liggen op de plank om ervoor te
zorgen dat we in de woningbehoefte kunnen voorzien. Althans, als
we de berichtgeving mogen geloven. Minister De Jonge werkt aan
afspraken met provincies over de aantallen en het type woningen.
Gemeenten zullen ervoor moeten zorgen dat de woningen er
komen, in samenwerking met corporaties, ontwikkelaars, bouwers,
investeerders en bewoners. Op het moment dat Rijk en provincies
de afspraken tot 2030 maken, weten we één ding zeker: de wereld
verandert en het zal nodig zijn plannen daarop aan te passen. We
moeten daarom een stuk adaptiever leren werken.
47
Groene Mient Den Haag,
houtbouw met leisteen FOTO NANDA SLUIJSMANS
48
ADAPTIEF PROGRAMMEREN
D
e woningbouwopgave lijkt
vergelijkbaar als die in de
tijd van de Vinex. Toen zijn
ook afspraken gemaakt
voor het hele land over de
aantallen te bouwen woningen. Dat ging
over buitenstedelijke én binnenstedelijke
locaties. De bulk van het aantal woningen
in die tijd kwam terecht in de nieuwe Vi-
nex-wijken. Overheden hadden hierin een
belangrijke rol. Door actief te ontwikkelen,
hadden overheden private mogelijkheden
om te sturen, naast hun publieke mogelijk -
heden. De tijd is nu heel anders. Marktpar -
tijen hebben een belangrijker rol gekregen
bij woningbouwontwikkelingen. De wo -
ningbouw vindt bovendien niet op een aan -
tal grootschalige locaties plaats. De gebie -
den zijn veelal kleiner, met dus een veel
groter aantal gebiedsontwikkelingen tot
gevolg. Er zijn dus veel meer locaties om de
voortgang van in de gaten te houden. Over -
al kan vertraging of versnelling optreden. De woningvraag kan ondertussen ook wij -
zigen. Tot 2030 kan de wereld nog behoorlijk veranderen. Acht jaar geleden keken we ook
heel anders naar de wereld dan we nu doen.
We zaten toen in de nasleep van de economi-
sche crisis. Minister Blok zei dat de woning -
markt 'af ' was. Het vertrouwen was er dat we
een makkelijke oplossing voor stikstof zou -
den krijgen. Langer zelfstandig thuiswonen
bestond als term nog niet: als mensen ouder
werden, kwamen ze in een verzorgingste -
huis terecht. Al dit soort ontwikkelingen
kunnen invloed hebben op de kwantitatieve
en kwalitatieve woningvraag. Dit artikel richt zich op het proces rond -
om de woningbouwafspraken en de vraag
hoe partijen dit proces effectiever kunnen
maken. In figuur 1 is het proces schema -
tisch weergegeven. Te vaak zijn goede
woningbouwprojecten niet mogelijk om -
dat al te veel afspraken zijn gemaakt over
woningbouwprojecten die maar niet van
de grond komen. Aan de andere kant kun -
nen 'adaptieve afspraken' ook bijdragen
aan een betere monitoring om zicht te
krijgen op de uitvoering en de knelpun -
ten. In dit artikel eerst een toelichting op
Wat is adaptiviteit?
Het concept 'adaptatie' is afkomstig uit de evolutietheorie. Soorten overleven als ze z\
ich aanpassen.
Wanneer er veranderingen kunnen optreden die vooraf niet te zijn voorzien (onzekerheden), is de
mogelijkheid van aanpassing (adaptief vermogen) noodzakelijk. Onzekerh\
eden over de toekomst
vragen om een werkwijze met een groot vermogen tot aanpassing. Het is beter om plannen en
programma's niet (meer geheel) in beton te gieten, maar ze adaptief te maken. Zo\
ontstaat ruimte om
plannen aan te passen wanneer de omstandigheden daarom vragen. Adaptief vermogen gaat
daarmee verder dan het inspelen op verschillende scenario's waarbij verschillende routes vastliggen.
Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) werkt aan adaptief programmeren in het fysiek-ruimte-
lijk beleid (Visser, 2017). Het KiM constateert hierbij dat een proces vraag
Reacties