THEMA Schijn en
werkelijkheid
#4/2020
Voorheen 'Tijdschrift voor de Volkshuisvesting' en 'S+RO'
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
EN VERDER
4 Hoofdredactioneel
Van de redactie...
66 Column
De baas heet Tenzij
80 Recensie
Vakvrouwen - In 40 jaar
landschaps architectuur
ARTIKELEN
6 Schijn en
werkelijkheid
Dit is er aan de hand
14 Toekomstvisie
noodzakelijk
Corporaties aan de slag
24 Toegang tot de stad?
Rechtvaardige stad en
een rechtvaardige
samenleving
32 Ruimte en wonen als
publieke zaak
Over het heroveren van
onze leefomgeving op de
dominantie van de markt
48 De kunst van het
bijeenkomen
Vormgeven aan inclusieve
ontmoetingen in de
energietransitie
56 Niet alles kan
evenveel en overal
Sectorale doelstellingen
vragen om andere
prioritering
70 Gewenst,
noodzakelijk,
waarschijnlijk?
Ruimte en wonen in
verkiezings programma's
vergeleken
82 Is dit politiek of is er
over nagedacht?
In gesprek met Hugo
Priemus en Nic Vrieselaar
INTERVIEWS
42 Buurten voor
de toekomst
Interview met
Maarten Hajer
Schijn en
werkelijk
heid Kijken naar
de toekomst
THEMA
SCHIJN EN WERKELIJKHEID
Balans
opmaken
Inhoud
2
Annemiek Rijckenberg,
Hoofdredacteur
Ruimte en Wonen Anouk Corel,
Platform 31 Arend Jonkman,
TU Delft
Bob Witjes,
Aedes Frank van Dam,
PBL Frans Soeterbroek,
De ruimtemaker
Irene Bronsvoort,
Urban Futures Studio Jesse Hoffman,
Urban Futures Studio Maarten Hajer,
Urban Futures Studio
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Marietta Haffner,
TU Delft Marja Elsinga,
TU Delft Paul Gerretsen,
Vereniging Deltametropool
Rob van Hilten,
Socioloog en
beleidsadviseur
4
Maar ze vertrekken niet
zonder slotakkoord: Een
minister van Ruimte. Het
raakt aan de tijdgeest als
spiegel voor de hernieuwde
aandacht voor ruimtelijke
ordening, en dat is in prin
cipe goed nieuws, maar is
het een oplossing? Wij zijn bang van niet. De rekkelij
ken en preciezen keren
terug van weggeweest. Is er
een ministerie nodig, dat
de facetten beheert voor de
sectorministeries, of een
ministerie met een belang
rijke eigen motor, zoals
vroeger de volkshuisves
ting, nu de woningbouw, of
toch de infrastructuur? Het
CRa noemt een aantal
belangrijke randvoor
waarden: een ambtelijk
apparaat nieuwe stijl met
inhoud en een netwerk, de
regio als speelveld en een
PBL+ met meer ruimte
voor eigen verkennende,
ontwerpende onderzoeken.
De belangrijkste randvoor
waarde wordt niet benoemd,
terwijl dat nu juist met hun
pièce de résistance , Panora
ma Nederland, de hoofd
geadresseerde was: een
minister die iets wil. In bestuurlijk Nederland
is in de periode Rutte, maar
ook daarvoor en met name
maar niet alleen in het
ruimtelijk domein, een
bestuurscultuur ontstaan
die je, enigszins problema
tisch, fake governance kan
Van de redactie?
Iedereen lijkt eraan toe,
er een punt achter zetten.
Achter dit jaar, achter de
Coronamaatregelen, ach-
ter dit kabinet. Maar ook
aan goede dingen komt
een eind, het College van
Rijksadviseurs heeft,
vertraagd, afscheid
genomen. Met mooie
stevige adviezen over
de landbouwtransitie en
de sociaaleconomische
structuur van Nederland.
Het zijn de sluitstenen
voor het majestueuze
bouwwerk dat de heren
de afgelopen vier jaar
creëerden.
"Er is een nieuwe vage
taal ontstaan"
5HOOFDREDACTIONEEL
noemen. We leggen ons
vast, bij voorkeur met veel
bombarie en met grote
internationale partijen,
op afspraken, waarvan de
consequenties vervolgens
met de groots mogelijke
inzet van het slimste deel
van het ambtelijk apparaat
zo lang mogelijk vakkundig
worden vermeden. Lichtpuntje is het één
jaar uitstellen van de invoe
ring van de omgevingswet.
Onder het mom van ver
eenvoudiging is het meest
ingewikkelde vormvrije
stelsel ooit opgetuigd,
waarin zij die het kunnen
betalen al jarenlang
worden geschoold, gework
shopt en geleergangd.
Volgend jaar komen we
hier uitgebreid op terug.
We hopen, dat onze vrees
dat er over tien jaar ook
over deze decentralisatie
een parlementaire enquête
nodig is niet wordt bewaar
heid. Dat geldt eigenlijk
ook voor de NOVI. Er is en
wordt een omvangrijk stel
sel opgetuigd, nationale
programma's (zonder geld),
provinciale en gemeente lijke ontwikkelingsvisies,
geladen met nieuwe Uit
voerings en Omgevingsa
genda's en gebiedsgerichte
wateragenda's. Gemeentes
en provincies die hopen zo
de wilde werkelijkheid en
de markt in toom te gaan
houden laten zich gematigd
enthousiast uit. Nieuwe
handelingsarena's als buurt
en regio stralen meer ener
gie en minder verkokering
uit ook al schort het hen
aan democratische legiti
matie. Dat laatste hebben
ze met de projectontwikke
laars gemeen. Er is in de voorbereiding
van de NOVI een nieuwe
vage taal ontstaan. Enthou
siaste insiders zijn op weg
naar een uitvoeringsagen
da X, aan de slag met data
gedreven instrumenten
voor een gebiedsanalyse of
het "schalen" van citydeals.
Gelukkig hebben we alle
maal een prachtige Atlas
van de regio gekregen van
het PBL, thematische kaar
ten, die verschillende
ruimtelijke ontwikkelingen
en op gaven in beeld bren
gen. Daarin staan ook praktische zaken, als
grondeigendom, PAS ge
bieden, al gemaakte ruim
telijk plannen en afspra
ken. Dit is erg nuttig voor
de afstemming tussen
woningbouw, nieuwe
werklocaties, natuuront
wikkeling, energietransitie
en klimaatadaptatie en de
integrale afwegingen in de
46 reg io's. In dit nummer kijken we
terug, op de terugkeer van
de volkshuisvesting en de
onmacht van de ruimtelijke
ordening, én vooruit, naar
verkiezingsprogramma's,
naar de buurten van de
toekomst. Het verlangen
naar live contact, naar een
nieuw kabinet, met minis
ters, die iets weten en iets
willen, naar ruimte voor
coöperaties, samendoen,
echt debat, eenvoudige
werkzame regels, siepelt
tussen vele regels vandaan.
Annemiek Rijckenberg
Hoofdredacteur
Ruimte en Wonen
Paul Gerretsen
Vereniging Deltametropool
6
Paul Gerretsen
Schijn en
werkelijkheid
Bij het bespreken van het thema voor dit nummer werd Paul
Gerretsen meteen enthousiast: dit is er aan de hand! Als agent
van de vereniging Deltametropool en veel gevraagd gespreksleider
blijft hij altijd de samenhang, de vooruitgang en de kansen zoeken.
Maar soms is het goed je hart te luchten.
7
Kinderen in gesprek met premier Mark Rutte. FOTO MINISTER-PRESIDENT RUTTE
8
SCHIJN EN WERKELIJKHEID
B
eeld u in, de premier die jon
ge klimaatkinderen joviaal te
woord staat. "Mijn antwoord
kan niet anders zijn dan dat
we onmogelijk nog meer
kunnen doen, dus in plaats van elkaar de
maat te nemen? ?lijkt het me relevanter
Europa mee te krijgen met de Nederlandse
ambities." Geen week later komt Eurostat
met de laatste stand van het aandeel duur
zaam opgewekte energie bij de 27 lidsta
ten. Nederland is voorlaatste, laatste als de
afstand tot de zelf gedefinieerde doelstel
ling als maat geldt. Deze scene zal niet veel
mensen zijn opgevallen. We kennen onze
premier als een goedlachse en toegankelij
ke man, die open staat voor een redelijk
verzoek maar ook redelijkheid van ons ver
langt. "Kom op joh, zet je samen met mij
in." Framing, het opbouwen van een den
kraam waarmee de wereld op een bepaal
de manier kan worden gezien is een
b
ekend politiek instrument. Maar de af
stand tussen schijn en werkelijkheid is in
de Nederlandse politiek dusdanig groot
dat het inmiddels gewoon is dat de rechter
intervenieert om het rijk te dwingen zich
aan haar vaak zichzelf opgelegde afspra
ken te houden. Het frame dat we in Nederland graag ge
bruiken is dat van een geolied land, veilig
achter door een goed georganiseerde over
heid gebouwde dijken. "Een land dat werkt
klein in omvang maar groots in zijn op
lossend vermogen" noemt Marinke Steen
huis het in haar essay 'Het rijk als rent
meester', dat het advies voor een minister
van Ruimte van het College van Rijksadvi
seurs begeleidt. Steenhuis analyseert suc
cesvolle rijksprojecten in het ruimtelijke
domein van de afgelopen decennia en
benoemt de succesfactoren. Maar ze ana
lyseert in haar inleiding ook de verande ring die er bij het rijk is opgestreden. Het
beeld van de sturingskracht van de rijks
overheid is hetzelfde gebleven: "We wer
den er zo goed in, dat de bevolking er blind
op vertrouwt dat we dat nog altijd kunnen.
Dat er een overheid is die ervoor zorgt dat
het land mooi en veilig is en blijft." Maar de
werkelijkheid is een heel andere, door
decentralisatie van taken, en verlies van
kennis en kunde. De kinken in de kabel
van de verschillende ontwikkelprojecten
zijn velerlei. Steenhuis beschrijft het
helder. Cruciaal zijn het geheugen van de
organisatie en de urgentie, of het gevoel
van urgentie. Klimaatverandering en in haar kielzog
de andere grote transitieopgaven met
enorme ruimtelijke impact zijn net als de
projecten die Steenhuis beschrijft goed te
voorspellen processen, die vooral in de
Nederlandse situatie, want beperkt in
ruimte, vragen om visie, beleid en actie.
Oplossingen kunnen zich aandienen door
het verbinden van verschillende opgaven
waar dat mogelijk is en heldere keuzes in
beperkingen en investeringen waar dat
niet zo is. Het zijn vaak langzame proces
sen, die tijd nodig hebben om de afstem
ming tussen rijk, regio en andere partners
geolied te laten lopen. Op nationaal én
lokaal niveau is kennis en kunde van alle
verschillende aspecten van zo'n proces
voorwaardelijk. Deze machine komt niet
in beweging als er geen politiek draagvlak
voor bestaat, want investeringen zijn vaak
onontbeerlijk en bestuurlijke druk om bij
lastige kwesties door te kunnen pakken is
noodzakelijk. Daarvoor is ook gevoel van
urgentie nodig. Steeds vaker is daarin de
"bijna ramp" een noodzakelijk moment
om iedereen mee te krijgen en de gelden
los te maken. Dit gevoel van urgentie
wordt steeds noodzakelijker waar politiek
9
"Pijnlijke
keuzes worden vermeden en er wordt op
vertrouwd dat
er gedoogd zal worden"
PAUL GERRETSEN
10
leiderschap ontbreekt, maar ook dat kan
worden opgebouwd. Dat is bijvoorbeeld bij
de woningbouw goed te zien. In een heel
bouwwerk aan opinies, rapporten en
navrante media aandacht, spreken we
inmiddels allemaal vrij gemakkelijk over
de "woningnood" en kennen we allemaal
de angstaanjagende mantra: Eén miljoen nieuwe woningen nodig. We vinden het
dus vanzelfsprekend, dat daar investerin
gen voor moeten worden vrijgemaakt. Van
de elf grote ruimtelijke opgave die recent
in de Metropoolregio Amsterdam werden
geïdentificeerd, waar voor degelijk huis
werk was gedaan in analyses en rapporten,
en waarin voor de goede lezer duidelijk
Niet-natuursparende zonnepanelen mogen ook. FOTO SAMUEL FABER
11
werd dat hierin alleen een sterke overheid
met regie een uitweg kan bieden, kon er
niet één op politieke overeenstemming
rekenen, behalve de woningbouw. Andere
belangen met al in de voorstelbare toe
komst grote maatschappelijke gevolgen,
zoals het omgaan met het klimaat, de ener
gievoorziening of de biodiversiteit, hebben het nakijken. Voor het creëren van het juis
te politieke klimaat is een stevige lobby
noodzakelijk. De afstand tussen schijn en werkelijk
heid is zolang het beeld van een land dat
werkt overeind blijft, vooral desastreus
voor de onderwerpen die het betreft. Wan
neer het idee van een goed werkend land
overeind wordt gehouden maar veel men
sen moeten leven met het bewijs van het
tegendeel levert dat veel politieke munitie
op. Het maatschappelijk onbegrip gestoeld
op gebrek aan vertrouwen, kennis en in
zicht levert ook weer een stevige bijdrage
aan het handhaven van de status quo. Zo
werd recent weer duidelijk dat de Neder
landse bevolking als het gaat om de duur
zame opwekking van energie de opbrengs
ten vele malen overschat, bij zonne energie
bijvoorbeeld bijna twintig keer zo hoog.
Als we het met elkaar al zo goed doen, dan
is een koerswijzing toch nergens voor no
dig? Daar waar de bijna ramp achterwege
blijft lijken ambitieuze afspraken, mooie
ingenieuze strategieën, een beleidsinstru
mentarium dat uiteindelijk vooral voorziet
in pappen en nathouden nog te voldoen..
Totdat het te laat is. Het debacle van de
stikstofregeling toont hoe de politiek het
"Cruciaal zijn het geheugen van de
organisatie en de urgentie"
SCHIJN EN WERKELIJKHEID
12
"Er moet meer centrale
regie komen"
juridisch houdbaar krijgen van beleid dat
tot de minst mogelijke verandering leidt
tot voornaamste doel heeft gemaakt. Tot
het dus niet langer gaat, een rechter grijpt
in. Onder dezelfde premier wordt het als
overwinning binnengehaalde 130 kilome
ter per uur rijden noodgedwongen ("enorm
balen") teruggeschroefd naar 100 kilome
ter per uur. Was destijds niet duidelijk dat
de snelheidsverhoging extra stikstof tot
gevolg zou hebben? Dat was het natuurlijk
wel, maar er was berekend dat het nog wel
binnen de bestaande "stikstof ruimte" zou
kunnen vallen, eventueel aangevuld een
pakket maatregelen in de toekomst. Ook
nu nog is de voornaamste zorg van de mi
nister die aan het 'lastige' dossier werkt,
dat we weer kunnen bouwen en snelwegen
verbreden, in plaats van het beschermen
en doen ontwikkelen van de kwetsbare na
tuur ? daar waar tenslotte twintig jaar ge
leden de afspraken over ontstonden. De beleidsanalyse die is opgenomen in
het eindrapport van de commissie Remkes
spreekt boekdelen. Het analyseert de hele
gang van zaken rond het ontstaan van de
Programma Aanpak Stikstof. Het patroon
is ongeveer als volgt: Nederland legt zich
in internationale verdragen vast op ambiti
euze doelen. Politiek is dat interessant en
het voelt goed, we doen het juiste. In dat
proces wordt het 'braafste jongetje van de
klas' imago gecultiveerd. "Laten we Euro
pa zo ver krijgen dat het meegaat in de am bities van Nederland". (Ook nu weer. Ne
derland ijvert voor een nog strengere
doelstelling in Europa bij de reductie van
broeikasgas terwijl de voorgaande doel
stellingen nog bij lange na niet worden ge
haald.) Er is in die fase een groot geloof in
sturingsmogelijkheden. De neiging is ver
volgens om hoge ambities vast te stellen,
maar realisatietermijnen vooruit te blijven
schuiven. Pijnlijke keuzes worden verme
den en er wordt op vertrouwd dat er ge
doogd zal worden, want het benodigde
transitiepad om aan de nieuwe normen te gaan voldoen is toch alleszins re
delijk. Als duidelijk wordt dat de
afspraken juridische consequen
ties kunnen krijgen en van gedo
gen geen sprake is, moet er actie
worden ondernomen. Er wordt
ingezet op een beleid dat kool en
geit kan sparen, dat tegenstrijdi
ge belangen zo lang mogelijk
kan dienen. In het geval van stikstof de
economische ontwikkeling, veeteelt en
mobiliteit en het beschermen van kwetsba
re natuur. Impliciet is het beleidsdoel ver
schoven, bij de PAS regeling werd het vlot
trekken van de vergunningverlening voor
economische ontwikkeling de belangrijk
ste drijf veer in plaats van de aanpak van de
stikstofuitstoot. Met ingenieuze rekenme
thoden, modellen en instrumenten ont
staat vervolgens een steeds grotere papie
ren werkelijkheid. Wat opvalt is dat daarin
de ruimtelijke kant, in dit geval de plekken
met kwetsbare natuur steeds minder be
langrijk wordt en dat daarmee het land
schappelijk systeem als deel van de oplos
sing uit beeld schuift. In de uitwerking van
het beleid gaat steeds meer aandacht uit
naar de vraag of het juridisch houdbaar is,
niet het werkelijke effect of de uitvoer
baarheid. Er ontstaat op basis van een hele
13
reeks onderzoeken en adviezen een her
metisch beleidsinstrument, dat wel moet
kloppen want ten slotte is overal aan ge
dacht, door een schare van deskundigen.
In deze fase wordt het probleem gedecen
traliseerd, er ontstaat daardoor meer poli
tiek speelruimte. Gelijktijdig worden de
maatregelen voor controle en mitigatie fi
nancieel afgeknepen, zodat de afstand tus
sen werkelijkheid en schijn in stand kan
blijven. Als uiteindelijk het mechanisme
bij de rechter spaak loopt, vaak na langlo
pende procedures, moeten onverhoopt
noodmaatregelen genomen worden. Het
onbegrip bij brede lage van de bevolking is
logischerwijs groot. Politiek bestuurlijk
worden de enorme inspanningen als argu
ment ten tonele gevoerd. De transitietijd is
opgesoupeerd en technocratische oplos
singen met vaak bizarre uitwerking is wat
rest.
Nu is in theorie de NOVI een oplossing voor
een deel van deze problemen: meer geogra
fische inbedding, meer ruimte voor regio
nale gebiedseigen kenmerken en de focus
op een benadering waarin verschillende
opgaven met elkaar worden verbonden. En,
al is het nog niet erg uitgesproken, in de
NOVI worden keuzes voor de lange termijn
voorgesteld. Focus voor verstedelijking in
gebieden waar hoogwaardig openbaar ver
voer een optie is en waar bestaande centra
van voorzieningen zijn. Ruimte voor ener
gietransitie en klimaatadaptatie en een an
dere inrichting van de landbouw en natuur.
De geografische analyse toont dat deze keu
zes nog onvoldoende zijn om er een land
mee te verbouwen, maar een nieuw uitvoe
ringsinstrumentarium voorziet in de ver
kenning en uitwerking ervan.
Inmiddels is de stemming in het land, in de
aanloop naar de verkiezingen, aan het om
slaan. Er moet, ondanks de matige track
record, meer centrale regie komen.
Er zijn serieuze problemen waarvoor
ruimtelijke ingrepen een substantiële op
lossing kunnen bieden. We moeten kortom
terug naar de ruimtelijke ordening van
weleer. En dus moet er een nieuwe minis
ter worden aangesteld, eventueel met ei
gen ministerie, maar in ieder geval met
zeggenschap over sectoren en budgetten
van de collega's. Dat alleen al zal niet een
voudig zijn, er is geen reden te denken dat
de sectorale departementen hun machts
basis makkelijk zullen opgeven. De twee
de component van Steenhuis haar analyse,
het geheugen van de mensen die aan deze
ruimtelijke ingrepen vorm en inhoud moe
ten geven, is nog lastiger te realiseren. In
een tijd waarin initiatiefgroepen uit de sa
menleving actiever zijn dan ooit, deels uit
gelokt door een inactieve rijksoverheid, is
deskundigheid en toegankelijkheid van
een ambtelijk apparaat belangrijk. Daarbij
is deskundigheid nodig in het doorbreken
en het waar mogelijk verbinden aan de
opgaven van de toekomst van de gevestig
de belangen. Dat vergt een stevige omslag,
zijn deze mensen er eigenlijk wel, en voor
zo ver ze er zijn, zijn ze dan niet in de regio
nodig? Maar bovenal vraagt dit een goed
functionerende minister, een bewindsper
soon die bereid is de gigantische transitie
opgaven en hun navenante ruimtelijke
vraagstukken onder ogen te zien, in plaats
van te vertrouwen op magical thinking als
basis voor beleidsontwikkeling,. Het afge
lopen College van Rijksadviseurs heeft
met Panorama Nederland getoond dat een
minister daarin iets te willen heeft. Dat
willen is voorwaardelijk voor het doorbre
ken van de bestaande impasse in veel dos
siers en voor de noodzakelijke interactie
tussen rijk en regio, waar plannen werke
lijkheid worden.
SCHIJN EN WERKELIJKHEID
14
15
C
orporaties aan de slag!, zou
je denken. Maar zo makkelijk
is dat niet. Als gevolg van de
heffingen en vennootschaps
belasting ontbreekt in de sec
tor de financiële ruimte om de volkshuis
vestelijke kerntaken goed te vervullen.
Anouk Corel, Peter van Os
De sociale huurwoningen zijn de afgelopen
jaren minder betaalbaar geworden, ze zijn
verouderd en de beschikbaarheid is aan
zienlijk verslechterd. Niet alleen lagere
inkomensgroepen, maar ook steeds meer
middengroepen kunnen geen betaalbare
woning vinden. Verder is de leefbaarheid in
wijken met veel corporatiewoningen ach
teruit gegaan. Dit blijkt uit een onderzoek
van Platform31 en RIGO naar de invloed
van 30 jaar volkshuisvestingsbeleid en de
gevolgen daarvan op de ijzeren driehoek
van de volkshuisvesting; betaalbaarheid,
beschikbaarheid en kwaliteit (woon
kwaliteit en buurtkwaliteit). BALANS OPMAKEN
Toekomst-
visie nood-
zakelijk
16
Maar ook exogene factoren en beleid in de
aanverwante domeinen spelen een rol.
De ijzeren driehoek
Betaalbaarheid : De betaalbaarheid van het
wonen staat onder druk. In 2018 had maar
liefst 14% van de huurders een betalingsrisi
co. Inmiddels beperkt dit probleem zich niet
tot de lagere inkomensgroepen, maar het
gaat in een groot aantal regio's ook om de
middeninkomensgroepen. Betaalbaarheids
problemen worden niet uitsluitend door hoge
woonlasten veroorzaakt. Hogere kosten voor
overig levensonderhoud en een sociaal mini
mum dat onvoldoende is meegestegen met de
gestegen lasten, spelen ook een rol. Betaal
baarheidsproblemen belemmeren de kansen
op sociale participatie en sociale stijging en
ze dragen bij aan de ervaren tweedeling in
onze maatschappij. Het is evenwel de vraag
of het alleen een opgave voor het volkshuis
vestingsbeleid is of ook ? en misschien zelfs
veeleer ? voor het inkomensbeleid. Beschikbaarheid : Het woningtekort is in
veel regio's te hoog. In de sociale huursector
zijn de wachttijden de afgelopen jaren fors
gestegen. Hoewel de doelgroep in omvang
is gestegen is de sociale huurvoorraad iets
in omvang gekrompen. De totale voorraad
van de corporaties is tussen 2013 en 2017
met circa 40.000 woningen afgenomen als
saldo van nieuwbouw, aankoop, sloop en
verkoop. Ook de middeninkomensgroepen
komen in de knel. Het sociale segment is
voor hen slecht toegankelijk en het particu
liere segment is vaak te duur, en wordt
steeds duurder als gevolg van het grote wo
ningtekort. Ondanks de grote vraag en de
snel stijgende woningprijzen blijft het aan
tal opgeleverde nieuwbouwwoningen naar
verwachting achter op de doelstelling van
in totaal 75.000 woningen per jaar zoals die
in de Nationale Woonagenda in 2018 is op genomen. Naast nieuwbouw moet de oplos
sing ook gezocht worden in een betere be
nutting van de bestaande voorraad. Woningkwaliteit : De corporatiesector
staat met de doelstelling CO2 neutrale ener
gievoorziening in 2050 voor een grote ver
duurzamingsopgave. Daarnaast is ook een
aanpassing van de woningvoorraad aan de
dubbele vergrijzing gewenst. We zien tevens
een veroudering van de huidige voorraad.
Op langere termijn zal de woningvoorraad ?
die in een relatief korte tijdspanne is ge
bouwd ? aanleiding geven tot een boeggolf
van investeringen. Met een gemiddelde le
vensduur van 100 jaar, kom je op een ver
vangingsopgave van 1 procent per jaar, wat
momenteel bij lange na niet wordt gehaald.
Die levensduur kan in de praktijk wel opge
rekt worden ? zodat de vervangingsopgave
minder wordt ? maar dat kan niet ongestraft.
De straf bestaat uit extra renovaties van
hoog niveau of een extra hoge onderhouds
last. Deze vervangingsopgave noch de ver
vangende renovaties zijn voldoende ingere
kend in het rapport 'Opgaven en middelen',
wat betekent dat de financiële tekorten op
dit onderdeel nog groter zijn dan berekend. Buurtkwaliteit : Vooral in buurten met veel
sociale huurwoningen en toegenomen con
centratie van spoedzoekers, mensen zonder
werk, mensen uit andere culturen en men
sen met psychische problemen staat de leef
baarheid onder druk. In meerdere gemeen
ten lukt het onvoldoende om de onder
steuningsstructuren op te bouwen die nodig
zijn om kwetsbare groepen langer thuis te
laten wonen of te helpen integreren. In
krimpgebieden zijn het weer andere factoren
die de leef baarheid onder druk zetten. Cor
poraties kiezen steeds vaker voor een stevi
ger positie in het leef baarheidsdomein en
worden hier door andere partijen ook naar
gevraagd. De benodigde extra investeringen
BALANS OPMAKEN
17
"Fungeert
het huidige
arrangement van ordening en sturing
voldoende?"
ANOUK COREL
18
zijn echter niet meegenomen in het rapport
'Opgaven en middelen'. Hierin wordt gere
kend met een gelijkblijvend leef baarheids
budget terwijl de groeiende opgaven een
hoger budget noodzakelijk maken. Een van de mogelijkheden om aan leef
baarheid te werken is het toevoegen van mid
denhuur om hiermee een meer gemêleerde
bevolkingssamenstelling te verkrijgen. Met
de huidige opschorting van de markttoets
voor drie jaar zijn de mogelijkheden voor cor
poraties om in middenhuur te investeren toe
genomen. De beperkte financiële mogelijk
heden leiden er echter wel toe dat er nog
scherpere keuzes gemaakt moeten worden.
Effecten volkshuisvestelijk
beleid lastig te beoordelen
De vraag die we ons in het onderzoek gesteld
hebben is: welke rol heeft het Rijksbeleid ge
speeld in de totstandkoming van de huidige
opgaven op de woningmarkt? Deze vraag is
lastig te beantwoorden. De uitkomst van het
woonbeleid ontstaat immers in een diffuus
patroon van exogene factoren, een complex
interactief proces tussen verschillende in
stanties die aan dit beleid werken en beleids
ontwikkelingen op aanpalende domeinen.
We zien dat met name ontwikkelingen op het
gebied van welzijn, zorg en verduurzaming ?
stevig zijn neergeslagen in het wonen en ook
migratie en recessies hebben hun sporen ach
tergelaten. Volkshuisvestingsbeleid kun je
daarom nauwelijks beoordelen op de destijds beoogde effecten, zoals Jan van der Schaar
ook in zijn essay 'Terugblikken in verwonde
ring' aangeeft. Hooguit kun je de vraag stel
len welke bedding het bood voor intelligente
reacties op veranderde omstandigheden, in
het licht van het streven naar goed wonen
voor alle huishoudens te bevorderen.
Ordening en sturing
Om het volkshuisvestelijk beleid verder te
duiden, brengen we een verdieping aan in de
vorm van ordening (verdeling van verant
woordelijkheden) en sturing
(instrumentarium om deze
verantwoordelijkheid te rea
liseren). Functioneert het
huidige arrangement voor
corporaties wel voldoende?
En welke lessen kunnen we
hieruit trekken voor de toe
komst? Laten we bij het begin
beginnen. De basis voor de huidige ordening
werd gelegd bij de beleidsbeslissing om het
volkshuisvestingsbeleid naar de gemeenten
te decentraliseren en de woningcorporaties
te verzelfstandigen zoals beschreven in de
'Nota volkshuisvesting in de jaren negentig'
(1989). De bestuurlijke verzelfstandiging
werd ingezet in 1993 met het Besluit beheer
sociale huursector (BBSH) met daarin 4
prestatievelden waarop corporaties getoetst
werden. De financiële verzelfstandiging be
gon bij de brutering in 1995, waarbij langja
rige exploitatieverplichtingen en leningen
tegen elkaar werden weggestreept. Corpora
ties werden private instellingen binnen een
publiek bestel met een wettelijk verankerde
bestemmingsplicht van het non profit ver
mogen. Deze verzelfstandiging was een be
wuste en constituerende keuze die teruggaat
op een lange beleidstraditie. Ondanks alle
beleidswijzigingen is deze verzelfstandiging
behouden en stond zij ? ook tijdens de parle
"Wat is het gezamenlijke
volkshuisvestelijke doel?"
19
BALANS OPMAKEN
mentaire enquête en ontwikkeling van de
nieuwe woningwet ? niet ter discussie.
Eenduidige en duurzame visie
op de volkshuisvesting
De liberalisatie van maatschappelijke opga
ven kent natuurlijke grenzen zolang er een
maatschappelijk gedragen sociale doelstel
ling is. We zien dat een heldere definiëring
van de maatschappelijke doelstelling van
het sociaal wonen ontbreekt, ook binnen de
bandbreedtes van verschillende politieke
kleuren. Wat is het gezamenlijke volkshuis
vestelijke doel? Wat is eigenlijk een sociale
huurwoning? Hoe ziet deze eruit? Wat mag
deze kosten? En wat betekent dat voor de ex
ploitatie? Het antwoord op deze vragen ver
schilt permanent tussen maar ook binnen de
partijen die hieraan werkten. Met als gevolg
dat iedereen de afgelopen decennia naar
verschillende kanten heeft gestuurd, de pa nelen continu verplaatst werden en er een
onsamenhangend beleid is ontstaan. Een be
leid en instrumentarium en verantwoorde
lijkheidsverwatering die tot irrationele keu
zes voerden, zoals het opleggen van de
verhuurderheffing. Zonder duidelijk zicht op
de sociale doelstellingen van corporaties en
de kosten hiervan, kon het immers lang on
gewis blijven of het vermogen in de sector
toereikend is voor de maatschappelijke doel
stellingen waar zij voor staat.
Regie op ruimtelijke ordening
De heffing wordt vaak genoemd als belang
rijkste vijand van de sociale huursector.
Maar er is meer aan de hand. Met het af
schaffen van de heffing of ombouwen naar
een investeringsfonds zijn we er niet. De
grootste remmende factor bij het realiseren
van nieuwbouwwoningen is momenteel
het gebrek aan grondposities. Ook om deze
Volkshuisvesting - sociale woningbouw. FOTO CORPORATIENL
20
situatie te duiden, nemen we een kijkje in
het verleden. Dit keer van het ruimtelijke
ordeningsbeleid. Waar in de Derde (1974)
en Vierde Nota Ruimtelijke Ordening
(1988) van Rijkswege groeikernen respec
tievelijk Vinex locaties werden aangewe
zen om de woningnood te trotseren, gooide
de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (2001)
het over een andere boeg. In deze nota wer
den Rode en Groene contouren vastgesteld,
waarbinnen wel of juist niet gebouwd
mocht worden. Deze Vijfde Nota is nooit
vastgesteld en is opgevolgd door de Nota
Ruimte (2004) die uitging van een decen
tralisatie van verantwoordelijkheden naar
provincies en gemeenten. Ondanks dat de Nota Ruimte geen rode en groene contou
ren kent, hebben provincies deze in hun
streekplannen wel opgenomen. Zowel pro
vincies als gemeenten hebben hun ambities
vervolgens toegespitst op binnenstedelijk
bouwen. Ook het Rijk pleit er in de 'ladder
voor duurzame verstedelijking' voor om
stedelijke uitleg zoveel mogelijk te beper
ken. Er zijn echter steeds meer twijfels over
de vraag of binnenstedelijk bouwen toerei
kend is, zeker nu de woningbouwopgave zo
fors is. Verder wordt zichtbaar dat men er
op lokaal niveau lang niet altijd uitkomt en
nieuwbouwprojecten niet of zeer traag van
de grond komen. Inmiddels zijn door het
Rijk uitleg en herontwikkelingslocaties
21
vastgesteld ('Kamerbrief over versnellen
aanpak woningtekort').
Steeds vaker klinkt de roep om meer stu
ring vanuit het Rijk in de ruimtelijke orde
ning en volkshuisvesting. In maart 2020
werd een motie aangenomen om in het nieu
we kabinet een minister Volkshuisvesting
Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) op
te nemen. En niet voor niets. Nederland is
het dichtst bevolkte land van Europa en de
trek naar de stad maakt de grond in en rond
om de steden nog schaarser. Wanneer onder
deze omstandigheden het ruimtelijk beleid
en de grondpolitiek aan de markt worden
overgelaten, wordt de grond benut voor die
functies die financieel voor de grondeige naar en/of ontwikkelaar de meeste winst
opleveren, en niet voor de meeste maat
schappelijk meerwaarde. Er moet daarom
vanuit het publiek belang weer van Rijkwege
gestuurd worden op het ruimtelijke orde
ningsbeleid waar zowel een evenwichtige
woningbouwproductie, effectief ruimtege
bruik als duurzame infrastructuur en ener
gie onderdeel van uitmaken. In de Brede
Maatschappelijke Heroverwegingen 'Ruim
te voor wonen' van april 2020 worden hier
bouwstenen voor aangedragen.
Betaalbaarheid
In 2018 had 14% van alle huurders een beta
lingsrisico. Dat betekent dat zij volgens Ni
bud referentiecijfers te weinig geld hebben
om rond te komen. Dit is overigens een daling
ten opzichte van de 18% huurders met beta
lingsrisico in 2014. Vermoedelijk spelen zo
wel de economische conjunctuur als het pas
send toewijzingen hierin een rol. De gunstige
ontwikkeling neemt niet weg dat ook 14%
huishoudens met een betalingsrisico zorg
wekkend veel is. Daarnaast is het de vraag of
de gunstige ontwikkeling doorzet of dat de
coronapandemie de betalingsrisico's wellicht
weer laat stijgen. Het onderzoek laat zien dat
de huren de afgelopen jaren boveninflatoir
zijn gestegen. Zowel de verbeterde woning
kwaliteit, de gestegen bouwkosten als de ver
huurderheffing spelen hier een rol in. Maar
ook een andere factor mag niet over het
hoofd gezien worden; de afgelopen jaren is
het minimuminkomen achtergebleven bij de
stijging van de kosten van levensonderhoud.
Van de huurders met een betalingsrisico had
in 2015 het merendeel (16% van de 18%) een
inkomen onder het sociaal minimum. Dit be
tekent dat de oplossing van de betaalbaar
heidsproblematiek niet primair gezocht moet
worden in het woondomein, maar veeleer in
het inkomensdomein. De corporatiesector
Woningcorporatie
Wonen Centraal knapt
buurt op
FOTO CORPORATIENL
BALANS OPMAKEN
22
doet er goed aan het betaalbaarheidspro
bleem te blijven agenderen, maar niet naar
zich toe te trekken. Hierdoor is er immers
kans dat er in de toekomst vanuit Rijkswege
maatregelen worden voorgesteld of opge
legd, die zeer beperkt bijdragen aan het ver
minderen van de betalingsrisico's maar wel
het duurzaam verdienmodel van de corpora
tie verder uithollen. De huurstelling moet im
mers een gematigd rendement op het vast
goed mogelijk maken waarmee nu en in de
toekomst de noodzakelijke opgaven gereali
seerd kunnen worden.
Meer regie op leefbaarheid
Leef baarheidsproblemen als gevolg van con
centraties van kwetsbare groepen kunnen
voorkomen worden door een betere sprei
ding van sociale huurwoningen. Gemeenten
hebben hiertoe instrumentarium beschik
baar (denk aan bestemmingsplanvoorschrif
ten, anterieure overeenkomsten, et cetera), maar ze hebben niet altijd de politieke wil om
de vraag naar sociale huur en de spreiding
hiervan voldoende te accommoderen. Als ge
volg van de decentralisaties in het sociaal do
mein is het huisvesten van sociaal kwetsbare
doelgroepen binnen de gemeenten financieel
steeds minder aantrekkelijk geworden en
ook grond bestemd voor sociale huurwonin
gen levert minder op. Met als gevolg een not
in my backyard reactie. Momenteel zijn er
op Rijksniveau geen mogelijkheden tot
bijsturen, terwijl het Rijk wel verantwoorde
lijk is voor het grondrecht van het wonen.
Deze decentralisaties spelen de leef baar
heid ook op andere fronten parten. De decen
tralisaties zijn ingevoerd om partijen de ruim
te te bieden om in te spelen op de lokale
opgaven en om het integraal werken mogelijk
te maken. Dit lokale beleid wordt echter sterk
centraal gestuurd door de beleidsvrijheid en
financiële ruimte die de Rijksoverheid biedt.
En dit beleid wordt helaas niet integraal ont
Appartementen te huur. FOTO EVAMARIJE SMITS
23
wikkeld en ook de gezamenlijke
gevolgen worden niet altijd
vooraf in beeld gebracht. Dit la
ten de ontwikkelingen in de wij
kaanpak duidelijk zien. De ver
huurderheffing werd ingevoerd
in een periode waarin de kabinetten Rutte I
en II ook andere ontwikkelingen in gang zet
ten. Zo zijn het krachtwijkenbeleid en het ISV
in 2012 respectievelijk 2014 beëindigd en
moesten gemeenten en corporaties ? terwijl
de economische crisis nog volop gaande was
? op zoek naar nieuwe samenwerkings en fi
nancieringsvormen voor de wijkaanpak. In
dezelfde periode werd de decentralisatie van
het sociaal domein van Rijk naar gemeenten
uitgevoerd, gekoppeld aan een efficiëntiekor
ting van 25 procent. De zoektocht naar nieu
we samenwerkings en financieringsvormen
voor de wijkaanpak kwam daardoor moeilijk
van de grond. Het gevolg was dat zowel fysie
ke als sociale programma's in de wijkvernieu
wing abrupt stil kwamen te liggen. Dit terwijl
juist in de aandachtswijken verhoudingsge
wijs veel mensen hun baan verloren, de huren
stegen (mede als gevolg van de verhuurder
heffing) en de armoede en schuldenproble
matiek toenamen. Het gevolg laat zich raden:
de leef baarheid is sinds 2012 in wijken met
veel corporatiewoningen achteruit gegaan.
Het onvoldoende afstemmen van het Rijks
beleid zorgt tevens voor elkaar tegenwerken
de beleidsontwikkelingen. Als voorbeeld
hierbij geldt de extramuralisering. Tegelijker
tijd met het inzetten van de extramuralise
ring ? waarbij de uitstroom van kwetsbare
huishoudens vrijwel geheel terecht komt in
de corporatiesector ? werd de financiële
ruimte en beleidsruimte van de corporaties
beperkt, terwijl de corporaties juist een es
sentiële rol spelen in het realiseren van de
extramuraliseringsopgave. Deze laat tegelij
kertijd zien dat er buiten het wonen verschil lende ontwikkelingen zijn die langzaam
maar zeker ook een beroep doen op de corpo
ratiesector. Deze sector is nog steeds een gro
te en slagvaardige partij die bij verschillende
maatschappelijke opgaven zoals de leef baar
heidsverbetering, extramuralisering en de
energietransitie het verschil kan en moet ma
ken. Vandaar dat ze omarmd wordt door de
ministeries van Economische Zaken en van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport als het
gaat om de zorg en energietransitie, maar
tegelijkertijd wordt ze middels de verhuur
derheffing financieel uitgeknepen door het
departement dat over wonen gaat.
Visie noodzakelijk
Het is belangrijk om de rol en verwachtingen
scherp te krijgen wat betreft de klassieke ta
ken en ook wat betreft het nieuwe beroep dat
op de sector wordt gedaan: in het energie en
zorgdomein. Dit start met het opstellen van
een duurzame toekomstbestendige en inte
grale visie op de volkshuisvesting. Om van
daaruit de discussie te voeren over de maat
schappelijke rol van de woningcorporaties.
Welke bijdrage levert de volkshuisvesting op
de beleidsterreinen energietransitie, zorg en
welzijn? Wat betekent dit voor de 'ijzeren
driehoek' betaalbaarheid, beschikbaarheid
en kwaliteit? Welke partijen spelen hierin
een rol? En wie is verantwoordelijk voor welk
deel van de opgaven? Deze visie moet niet al
leen gedragen worden door het departement
wonen, maar ook door de ministeries waar
aan goed volkshuisvestelijk beleid een essen
tiële bijdrage levert en moet uiteraard ook fi
nancieel haalbaar zijn.
?
"Is binnenstedelijk
bouwen toereikend?"
BALANS OPMAKEN
24
Toegang
tot de stad?
AMSTERDAM
FOTO RUDY EN PETER SKITTERIANS
25
Marietta Haffner, Arend Jonkman, Marja Elsinga
Onlangs presenteerde de Raad voor de leefomgeving en
infrastructuur (Rli) haar advies 'Toegang tot de stad. Hoe
publieke voorzieningen, wonen en vervoer de sleutel voor
burgers vormen'. De Rli redeneert vanuit de mogelijkheden
van de burger en de mate waarin deze kan deelnemen aan de
stedelijke samenleving en toegang heeft tot een betaalbare
stad op drie sleutelfuncties, te weten wonen, vervoer en
publieke voorzieningen. We complimenteren de Rli met dit
advies waarvoor men zich inleeft in de burger. Een kans voor
een volgend advies is om te rade te gaan bij de burger.
26
BALANS OPMAKEN
Cruciale rol voor capabilities
van mensen
Wat is een rechtvaardige stad en een recht
vaardige samenleving? Een vraag die de
mens al eeuwen bezighoudt heeft geresul
teerd in bibliotheken vol lezenswaardige
bijdragen. In onze reflectie focussen wij ons
vooral op de vraag hoe dit Rli advies en de
achterliggende berg literatuur bijdragen
aan een rechtvaardige stad en bouwen we
graag voort op het essay van Edwin Buite
laar. Vervolgens gaan we in op de betekenis
van de capabilities, de vrijheden van de
mens om te kiezen voor een waardevol le
ven. Dit is de benadering waarmee Amar
tya Sen de Nobelprijs voor de economie won
(1980). Het is lovenswaardig dat dit con
cept wordt omarmd door de Rli. Wij denken
graag mee en brengen daarbij ervaring in
van het RE InVEST project dat onlangs is
afgerond.
De rechtvaardige stad
De Rli concentreert zich op de stad en drie
sleutelfuncties: publieke voorzieningen,
wonen en vervoer. Toegang tot deze sleu
telfuncties wordt gezien als basis voor de
rechtvaardige stad. Over wat precies recht
vaardig is, geeft het advies verschillende
uitgangspunten. Zo valt te lezen dat onge
lijkheid niet te vermijden is: "maar de raad
acht de toenemende verschillen als het
gaat om de toegankelijkheid en betaalbaar
heid van sleutelfuncties van de stad (?)
ongerechtvaardigd". En: "alle burgers in
Nederland moeten zo goed mogelijk toe
gang hebben tot de sleutelfuncties (?) te
gen aanvaardbare kosten (geld, tijd en
moeite)". Dit leidt vervolgens tot twee
waarborgen: "1. Minimumvoor waarden
om te kunnen deelnemen aan de stedelijke
samenleving; 2. Stimulansen en ruimte om
(individueel en collectief ) invulling te ge ven aan specifieke wensen en behoeften,
uitgaande van de eigen mogelijkheden". Deze fragmenten relateren aan verschil
lende perspectieven op rechtvaardigheid.
Zo worden gelijkheid, een zo hoog mogelijk
niveau van toegang voor iedereen, het rea
liseren van een basisniveau (minimum
voorwaarden) en stimulansen voor ruimte
en vrijheid van het individu en collectief
benoemd. Alle vier de perspectieven uit het
essay van Edwin Buitelaar (2020) 'Maxi
maal, Gelijk, Voldoende, Vrij' komen dus
aan bod, terwijl een maatregel die voor ver
betering zorgt in het ene perspectief een
negatief effect zou kunnen hebben vanuit
een ander perspectief. "Voortdurend wor
den verschillende perspectieven nage
streefd die strijdig met elkaar zijn", aldus
Buitelaar. Zo kan een streven naar gelijk
heid de vrijheid van mensen om het leven
naar eigen believen in te richten beperken.
De raad heeft een bewonderenswaardige
stap gezet in de uitdagende stap van het ex
pliciet toepassen van de capabilitiesbenade
ring, maar dit is niet consequent doorge
voerd. Mogelijke botsingen tussen
verschillende doelen blijven buiten beeld.
Het gebruik van de verschillende standaar
den vertroebelt daarom de analyse. In het
volgende deel wordt eerst de capabilitiesbe
nadering van de Rli geïntroduceerd. Daar
na reflecteren we op de specifieke toepas
sing van deze benadering en hoe dit
rechtvaardigheidsperspectief bij kan dra
gen aan een veerkrachtige samenleving.
Mogelijkheden van de burgers
Om "de mogelijkheden van burgers" in beeld
te brengen "om deel te nemen aan de stede
lijke samenleving" heeft de raad zich laten
inspireren door de capabilitiesbenadering
van de grondleggers Amartya Sen (1999) en
Martha Nussbaum (2011). De benadering
27
"Het streven
naar gelijkheid kan de
vrijheid van mensen
inperken"
MARIETTA HAFFNER
28
neemt "individuele mensen als uitgangspunt
(?): de 'capaciteiten' die zij hebben en de
condities in hun omgeving die medebepa
lend zijn voor hun mogelijkheden om tot een
zelf te kiezen kwaliteit van leven te komen".
De uitkomst van al deze dimensies zijn de ca
pabilities: "de kansen en keuzemogelijkhe
den die mensen hebben om het leven te lei
den dat ze graag willen leiden." De benadering is de laatste jaren in Europees
onderzoek een onderwerp van interesse ge
worden. Aantrekkelijk is immers dat met de
kwaliteit van het leven als uitgangspunt het
versterken van de eigen kracht van mensen
benadrukt wordt. Deze focus zorgt zo voor
een positieve invulling van de Nederlandse
participatiemaatschappij (RE InV EST:
w w w.re invest.eu/documents/reports).
Wonen op Kop van Zuid Rotterdam
29
De definitie van capabilities geeft tegelij
kertijd ruimte aan de veerkracht van de
steeds diversere samenstelling van de
groep kwetsbaren, een trend die is ingezet
en waarvan de vorige kredietcrisis getuige
is. In onze dynamische samenleving die
veel kansen biedt, kan iedereen pechvogel
worden door in een situatie te geraken
waarin sleutelfuncties van de stad, maar
ook breder van de samenleving onbereik
baar zijn. Kortom, iedereen heeft baat bij
een veerkrachtige samenleving die de kans
biedt om (opnieuw) aan te sluiten bij de
drie sleutelfuncties van het advies: wonen,
vervoer en publieke ruimte.
Interpretatie capabilities
benadering
De Rli gaat in het advies uit van de moge
lijkheden en beperkingen van burgers: be
keken vanuit de burger, en niet alleen van
uit de beleidsmaker. Men betrekt daarbij in
de analyse naast de persoonlijke omstan
digheden en capaciteiten, drie omgevin
gen: de institutionele (formele regels en
randvoorwaarden), de fysieke (nabijheid,
bereikbaarheid en toegankelijkheid van
voorzieningen, maar ook de aanwezigheid
en beschikbaarheid van woningen) en de
sociaal culturele omgeving (de informele
regels, codes en randvoorwaarden). Daar
mee staat de burger weliswaar centraal,
maar verschuift de focus naar de institu
ties en de mogelijkheden/beperkingen
van de omgeving. De raad doet hier verschillende voorstel
len voor het uit de weg ruimen van regel
geving met als doel om de keuzemogelijk
heden van burgers te verruimen. Een
voorbeeld is het bevorderen van de effici
e ntie van het gebruik van de woningvoor
raad in het licht van het woningtekort. De
Rli adviseert het aanpassen van de voor deurdeler
regeling in de sociale zekerheid
zodat het delen van woonruimte geen ge
volgen heeft voor de hoogte van de bij
stand. Prikkels tot zelfstandigheid en
ruimteconsumptie waren inherent aan het
woonbeleid gericht op de verbetering van
de woonkwaliteit. Echter, in het huidige
tijdsgewricht blijkt deze regelgeving de
burger te belemmeren in de zoektocht
naar een betaalbaar woonalternatief: op
lossingen waarin ruimten en voorzienin
gen worden gedeeld. Dit vertrekpunt kan
nog verder worden doorgevoerd bij de aan
passing van de huurtoeslagregeling voor
onzelfstandige woonruimte met vruchtba
re innovatie tot gevolg voor jongeren met
diverse woonvoorkeuren. Kortom, het
wegnemen van belemmeringen nodigt uit
tot actie van burger, is de gedachte.
Geïnstitutionaliseerde
capabilities
Aangezien de Rli weliswaar kijkt vanuit de
burger, maar niet bij de burger te rade is ge
gaan, zijn de adviezen te beschouwen als
paternalistisch, totdat het tegendeel is be
wezen. Wil de burger bijvoorbeeld in een
compacte stad wonen? Betekent een ver
minderde toegang tot de stad voor kwetsba
ren op enig moment verminderde keuze
vrijheid voor een waardevol leven? Het perspectief van de burger krijgt
vorm in het advies door het voorstel voor
een toegankelijkheidstoets. Met deze toets
zou de invloed die beleidsmaatregelen
"Wat is de stad en
hoe belangrijk is de stad?"
BALANS OPMAKEN
30
"De nadruk op keuzes op
lokaal niveau kan afleiden
van vragen over armoede,
bestaansminimum en
bestaanszekerheid"
hebben op "het geld, de tijd en de moeite
die het burgers kost om toegang te krijgen
tot sleutelfuncties van de stad: publieke
voorzieningen, wonen en vervoer" ex ante
geëvalueerd worden. Deze toets, vergelijk
baar met milieueffectrapportages en de
Ladder voor duurzame verstedelijking, is
met name gericht op de stad en de gemeen
te. De analyse die aan dit advies vooraf
gaat laat echter zien dat decentralisatie en
bezuinigingen publieke voorzieningen on
der druk hebben gezet en tot verschraling
van het aanbod hebben geleid. Daarnaast
heeft het overheidsbeleid een belangrijke
rol gespeeld in het duurder worden van
wonen. De vraag is dus of een toets tot we
zenlijk andere afwegingen van lokale
overheden leidt of dat deze een logisch ge
volg zijn van een gebrek aan middelen. Bij
evaluaties van beleidsopties of een voorge
nomen plan, kunnen meer fundamentele
problemen buiten beeld blijven. De grote nadruk op keuzes op lokaal ni
veau kan daarnaast afleiden van vragen
over armoede, bestaansminimum en be
staanszekerheid. Gebrekkige toegang tot
sleutelfuncties kan gaan om de prijs en af
stand tot die functies, maar ook om armoe de waarbij oplossingen misschien ook
meer op het gebied van inkomenspolitiek
gezocht moeten worden (is de huur of het
buskaartje te duur, of het inkomen te
laag?). De focus op de stad en gemeente
gaat dus voorbij aan de rol en verantwoor
delijkheid van de Rijksoverheid. Wellicht
zou eerst op dat niveau een toegankelijk
heidstoets plaats moeten vinden, waarbij het doel is gemeenten in
staat te stellen de toe
gang tot de sleutelfunc
ties te waarborgen.
Voorbeeld wonen
Een voorbeeld van het
bij de burger te rade
gaan in plaats van het
kijken vanuit de burger,
hebben we voor het
eerst in Nederland toe
gepast in onderzoek
naar betaalbaar wonen.
Om capabilities con
creet te maken gebruikten we de in het
RE InVEST project ontwikkelde rollen van
doener, ontvanger en beoordelaar (Bonvin
& Laruffa, 2018, in Community, Work &
Family). Als doener onderneem je zelf ac
tie, als ontvanger ontvang je hulp en als
beoordelaar ben je in staat om een mening
te vormen en je doelen na te streven geza
menlijk met anderen. In de rol van beoordelaar concludeerden
onze RE InVEST deelnemers aan een fo
cusgroep in Rotterdam ? vergelijkbaar met
het Rli advies ? dat wonen in de stad lang
zamerhand tot luxe goed was verworden.
Het beleid van slopen van goedkope huur
woningen en het realiseren van dure
nieuwbouw heeft geleid tot inperking van
mogelijkheden om te kiezen voor wijken
en woningen. Als ontvanger van de huur
31
toeslag werd men op achterstand gezet
door de hogere eisen aan de benodigde
vaardigheden om het huurtoeslagformu
lier in te vullen. In de rol van de doener
wist men zich gesterkt door de vele opties
om meer betaalbaar te kunnen wonen: de
len van kennis om huurkosten te verlagen,
ruilen en hulp of zelfwerkzaamheden (zelf
doen, schoonmaak gemeenschappelijke
ruimtes of onderhoud; kluswoning). Voor
sommige activiteiten is gezamenlijk op
trekken met anderen van voordeel (bij
voorbeeld ook, gezamenlijk energie inko
pen; delen of ruilen van woning). De gedachte bij de individuele benade
ring is de dimensies van kansenarmoede
transparant te maken, omdat de keuzevrij
heden van burgers zich laten beïnvloeden
in drie rollen: focus niet alleen op de ont
vanger, zoals gebruikelijk in onze traditio
nele welvaartsstaat. Door in te spelen op de
drie rollen verruim je de keuzevrijheden
van de mens.
De mens centraal
Mooi dat de mens en de rechtvaardige stad
centraal staan in dit advies dat voor het
eerst kiest voor de capabilities. Opmerke
lijk is dat zij in dit advies worden vertaald
in institutionele barrières en de vraag hoe
die te verwijderen. Typerend voor Neder
land, waar professionals vaak denken voor
burgers, vooral als het over wonen gaat.
Dit advies is een hele mooie stap, maar in
zeker zin een next level in de Nederlandse
paternalistische verzorgingsstaat. Wij
pleiten voor een volgende ronde van ver
kenning en onderzoek, waarin mensen en
hun behoeften en verlangens centraal
staan. Kortom, redeneer met en vanuit de
mensen en maak het systeem eenvoudiger
in plaats van complexer, dat leidt tot echte
vergroting van capabilities. Meer eenvoud helpt voor begrip van mensen en daarmee
voor aansluiting bij de samenleving. Dit advies gaat over toegang tot de stad.
Maar wat is de stad en hoe belangrijk is de
stad? In de jaren tachtig liepen steden leeg
en vormden groeikernen een aantrekkelij
ker woonmilieu. Dit doet de vraag rijzen
over de definitie en aantrekkelijkheid van
de stad, horen groeikernen en ommelanden
daarbij? Is de focus op de Nederlandse stad
niet heel beperkt, zeker in tijden van COVID
waarin het ommeland aan aantrekkelijk
heid wint? En wat betekent een ruimer per
spectief op de houdbaarheid van de ge
noemde rechtvaardigheidsprincipes? We sluiten daarom af met complimenten
aan de Rli voor dit advies, maar ook met
een oproep tot vervolgonderzoek waarin
de mens en haar capabilities centraal
staan, in een Nederland als één grote stad
met mooie tuinen.
?
BALANS OPMAKEN
32
Over het heroveren van onze leefomgeving op de dominantie
van de markt
Ruimte en wonen
als publieke zaak
33
Tekst Frans Soeterbroek
De laatste tijd neemt de kritiek op het neoliberalisme en door geslagen
marktwerking toe in het politieke en maatschappelijke debat. Die
discussie speelt zich vooral af in relatie tot de verzorgingsstaat en
de daar ingezette privatisering, marktwerking en verzakelijking van
de overheid (de burger als klant). In de domeinen van ruimte en
wonen wordt dat debat nog nauwelijks gevoerd.
34
SCHIJN EN WERKELIJKHEID
H
et komt voorzichtig bin
nen via de zich aftekenen
de wooncrisis in de ste
den, met discussies over
het aan banden leggen
van huren, terugdraaien van de verhuur
dersheffing en zelf bewoningsplicht, maar
dit zijn corrigerende bewegingen zonder
het onderliggende systeem te bevragen.
Overheden richten zich in innige samen
werking met de bouwmarkt op de vraag
hoe we de markt nog meer ruimte geven
om te bouwen, bouwen, bouwen. Dat leidt
onaf wendbaar tot een legitimiteitcrisis
van overheid en markt tenzij we de pu
blieke zaak weer centraal stellen. In dit
artikel wordt geschetst hoe we de weg
daarnaartoe vinden.
De neoliberale ideologie onder
het ruimtelijk beleid
De essentie van het neoliberale denken is
in drie in elkaar versterkende noties sa
men te vatten. Allereerst het idee dat de
markt superieur aan de overheid is en de
overheid de marktwerking niet mag ver
storen door zelf de uitvoering ter hand te
nemen of de verkeerde regels op te leggen.
Dat is al enkele decennia het leidende stu
ringsprincipe. Wanneer we in ons land
praten over actief grondbeleid wordt niet
bedoeld dat de overheid grond in handen
houdt of zelf aankoopt, maar dat hij deze
zelf bouwrijp maakt voordat het (weer)
aan de markt wordt overgedragen. En
waar gemeenten dat actieve beleid wat al
te serieus nemen wordt al snel gesproken
over concurrentievervalsing, want inder
daad: de norm is de marktwerking. Let
wel, we hebben het hier niet gewoon over
ruimte voor ondernemerschap maar over
eigendomsverhoudingen en grond en
vastgoedspeculatie die nogal een stempel drukken op de dagelijkse praktijk en de
speelruimte voor publieke doelen als be
taalbaar wonen. Met de omgevingswet en
zijn voorloper de crisis en herstelwet,
wordt nog een extra slinger gegeven aan
de dominantie van de markt en het weg
halen van belemmeringen daarvoor. Ten tweede past in de neoliberale visie
op ruimte dat strategische keuzes worden
gemaakt in nauwe samenspraak tussen
overheid en bouwmarkt (grondeigenaren,
ontwikkelaars, bouwers, vastgoedafdelin
gen van bedrijven). Belangrijke steunpila
ren voor de publieke zaak zoals de corpo
raties, bewoners en burgerinitiatieven
worden op afstand gehouden. Dat zien we
gebeuren bij de regionale woonagenda's
die nu worden gemaakt in nauwe samen
werking tussen de overheden en de NE
PROM, de lokale woonagenda's met een
vergaand mandaat voor ontwikkelaars om
te slopen en te bouwen en de grote ge
biedsontwikkelingen. Een coalitie van
wooninitiatieven van burgers heeft dit
voorjaar een brandbrief naar de minister
en de kamer gestuurd met o.a. de wens om
naast overheid en markt een plek te ver
werven aan die regionale tafels, maar de
minister vond dat niet nodig. Tot slot definieert de overheid zijn eigen
rol in markttermen: concurrerende steden
en regio's, de eigen organisatie modelle
ren naar het bedrijfsleven, deregulering,
de afdelingen economie en ruimte inte
greren en de grond en vastgoedbedrijven
op afstand van de politiek zetten om
markgericht te kunnen werken. Je ziet het
terug op de arbeidsmarkt waar private
ontwikkelaars en overheden hun mensen
naar dezelfde opleidingen citydevelop
ment, vastgoed en gebiedsontwikkeling
sturen en diezelfde mensen makkelijk
switchen tussen beide werelden.
35
"Hoe kunnen we de markt nog meer
ruimte geven
om te bouwen, bouwen,
bouwen"
FRANS SOETERBROEK
36
De voormalige vicevoorzitter van de Raad
van State, Herman Tjeenk Willink, hekelt
in zijn publicatie 'groter denken, kleiner
doen' uit 2019 de wijze waarop de over
heid de woningbouw en de ruimtelijke or
dening aan de markt overlaat. Retorisch
vraagt hij zich af: 'is dat alles de consequen -
tie van de opvatting dat grond vooral koop -
waar is en niet in de eerste plaats habitat,
leefomgeving? Zo draagt de overheid zelf bij
aan het uithollen van onze identiteit.' Volgens de logica van Tjeenk Willink
zou bijvoorbeeld een regionale agenda als
centraal doel kunnen hebben om onze ha
bitat te beschermen, onze gedeelde iden
titeit te versterken of een rechtvaardige
samenleving te realiseren. Dat is in ons
land echter ondenkbaar. Door het
een tweetje met de markt zijn de midde
len (productie maken, gebieden ontwik
kelen, energietransitie in gang zetten) tot
hogere doelen verheven en de grote maat
schappelijke doelen ergens uit het zicht
geparkeerd of weggemoffeld onder de
noemer 'grote opgaven'.
Een diepere legitimiteitscrisis
Daarmee komen we op de vraag wat er mis
gaat door deze neoliberale behandeling
van onze habitat. Tjeenk Willink formu
leert het vrij fundamenteel door het te heb
ben over 'uithollen van onze identiteit' en
'verschaling van de publieke zaak'. Mijn
grote zorg is dat we een systeem dat al on
houdbaar was steeds verder blijven optui
gen en afstevenen op een grote legitimi
teitscrisis in het handelen van de overheid.
Wie zijn oor de afgelopen decennia te luis
teren legde bij bewoners in steden en dor
pen hoorde een opvallend eensgezind ge
luid: de maatregelen die de grootste
impact hebben op onze leef kwaliteit wor
den genomen zonder dat we er echt in vloed op hebben en de gemeente lijkt de
belangen van de (bouw)markt aanmerke
lijk hoger te waarderen dan die van de ei
gen burgers. Nu via de omgevingswet, het
woningbouwbeleid en de energietransitie
daar nog een schepje bovenop wordt ge
daan komen we op het punt dat het elas
tiek van legitimiteit zover wordt opgerekt
dat het op knappen staat. De echoput van
sociale media en de aantrekkingskracht
van populistische bewegingen zullen dit
nog verder op scherp zetten. De mooie ambities met stedelijke ver
dichting, woningbouwopgaven, energie
transitie, duurzame ontwikkeling en inte
grale gebiedsontwikkeling monden te
vaak uit in zielloos volbouwen van vrije
ruimte, onbetaalbare woningen, dealtjes
tussen boeren en energiecowboys, verdo
zing van het landschap etcetera. De pa
pieren beloften van overheden en ontwik
kelaars steken schril af tegen de rauwe
praktijk van marktwerking en mensen
keren zich daartegen. Dat is dus geen
NIMBY gedrag zoals de fans van de neoli
berale benadering graag framen maar te
rechte scepsis. Het vergt nogal wat om hierin bij te stu
ren. De meeste gemeenten en corporaties
hebben weinig eigen grond meer, ambte
naren in de ruimtelijk economische hoek
hebben de wet Markt en Overheid verabso
luteerd en de dienstbaarheid aan de grond
en bouwmarkt zit diep in de systemen. Be
stuurders en gemeenteraadsleden die het
anders willen stranden op de logica van
'alleen zo kunnen we meters maken', 'we
zijn gebonden aan ontwikkelrechten van
bedrijven' en 'de sluitende businesscase en
grondexploitatie'. Het wordt tijd om hen
wat meer perspectief te bieden en instru
menten in handen te geven om echt bij te
sturen. Dat kan via drie lijnen.
37SCHIJN EN WERKELIJKHEID
Herwaarderen en organiseren
van de publieke zaak
Tegenover het ideaal van overheidssturing
in nauwe samenwerking met de markt kun
je het ideaal van het organiseren van de pu
blieke zaak zetten. Tot de steunpilaren van
de publieke zaak kun je de overheid, de se
mi publieke sector (corporaties, zorg, wel
zijn, onder wijs etc.), de burger(initiatie
ven), maatschappelijk ondernemers en (wat
daar nog van over is) het maatschappelijk
middenveld rekenen. Zij zouden de toon
moeten zetten bij het maken van
strategische keuzes ook aan de
regionale en lokale tafels waar
die keuzes worden voorbereid.
Nu hebben ze nog hun eigen afge
bakende speelveld zoals die van
de prestatieafspraken die maar
lichtjes zijn gekoppeld aan de
bouw en ontwikkelarena's.
Ga je deze steunpilaren voor
de publieke zaak wel op alle ni
veaus mobiliseren (lokale en re
gionale platforms, een uitnodi
gende oproep bij gebiedsontwikkeling,
woningbouwprojecten en klimaatadapta
tie) dan krijg je andere keuzes in hoe we
ons land inrichten. En komt de bouw
markt in de rol die haar toekomt: dienend,
uitvoerend en beter verbonden met de sa
menleving. We doen vaak net alsof de overheid de
doelen en kaders bepaalt en de markt uit
voert maar zo werkt het niet. De verwe
venheid van overheid en markt is medebe
palend voor de doelen die worden gesteld.
Wie alle lokale en regionale woon en
bouwwagenda's bekijkt ziet vooral 'bou
wen, bouwen, bouwen'. Organiseer je coa
lities rond de publieke zaak dan wordt die
bouwopgave ingebed in waar het echt om
gaat: een duurzame en rechtvaardige sa menleving, betaalbaar wonen en ruimte
voor mensen en gemeenschappen om aan
hun eigen toekomst te bouwen. Het organiseren van de publieke zaak
heeft overigens ook een sterk uitvoerende
en economische component, namelijk door
de lokale en regionale economie steviger te
grondvesten op de publieke zaak. In steden
als Cleveland (VS), Preston (VK) en Mond
ragon (Spanje) is de wederzijdse verster
king tussen overheid, semi publieke sector,
lokale economie en burgerinitiatief het uit
gangspunt. Daarbij werken de grote 'anker
instituties' (denk aan gemeente, universi
teiten en ziekenhuizen) samen met lokaal
gewortelde initiatieven om te voorkomen
dat kapitaal de stad uitstroomt. Internatio
naal staat deze aanpak bekend als de 'com
munity wealth building'. Nauw verwant hiermee is de opkomst van
een nieuwe coöperatieve beweging. De eco
nomie van Mondragon steunt daar sterk op
en in de wereld van gebiedsontwikkeling
en woningbouw zijn het steden als Zurich,
Wenen en Berlijn die ons daarin de weg wij
zen. In ons land heeft de gemeente Amster
dam recent besloten om 10% van de be
schikbare bouwgrond te reserveren voor
wooncoöperaties. Een mooi voorbeeld voor
andere gemeenten.
"De beloften van
overheden steken schril af tegen de rauwe praktijk"
38
Grond en vastgoed weer
behandelen als collectieve
goederen
Terugkomend op het begrip habitat van
Tjeenk Willink: het wordt tijd dat we
grond, lucht, water en de publieke ruimte
consequenter gaan behandelen als onze
gedeelde leefomgeving en de gezamenlij
ke verantwoordelijkheid daarvoor gaan
versterken. Fijn teken de stijds is dat er op veel plekken 'commons'
bewegingen op
staan die dit nastreven. Maar om dat mo
mentum te geven zullen we de rol van
grondspeculatie bij het ruimtelijk beleid
moeten terugdringen en de toegang tot
grond voor corporaties en burgerinitiatie
ven vergroten. Er zijn gelukkig gemeenten
die zo verstandig zijn geweest niet al hun
grond te verkopen, want die kunnen dat
makkelijker doen.
Community Wealth Building
39
Ook het gemeentelijke vastgoed dient
meer als collectief goed behandeld te wor
den en niet meer afgeschermd te worden van
politiek en samenleving. In veel gemeenten
wordt voorzichtig geëxperimenteerd met de
zogeheten buurtrechten, met instrumenten
als het eerste biedingsrecht op publiek vast
goed, het uitdagingsrecht op (uitbesteedde)
publieke taken en het recht om eigen plan
nen te maken. Met de buurtrechten krijgen lokale gemeenschappen en burgerinitiatie
ven de kans om vastgoed dat de overheid en
haar publieke partners willen afstoten, te
bemachtigen alvorens het op de markt komt. Deze voorzichtige beweging zou wel wat
ambitieuzer kunnen worden opgepakt. Ge
meenteraden zijn helaas niet sterk genoeg
om hierbij alle troeven op de politiek te zet
ten, je moet de sturing ervan vermaat
schappelijken. Je zou kunnen denken aan
de opzet van een m
Reacties