THEMA
Ruimte
voor nieuwe energie
#1/2020
Voorheen 'Tijdschrift voor de Volkshuisvesting' en 'S+RO'
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
De transitie
naar
aardgasvrij
Sterke sturing en ruimte
voor maatwerk
EN VERDER
4 Hoofdredactioneel
Aardgasvrijblijvendheid?
78 Column
Anne-Jo Visser
90 Recensies
Slimme streken en Deep
future
ARTIKELEN
16 Het energiesysteem
van de toekomst
Hoe zal het net eruitzien
18 Mag het ietsjes meer
zijn
Hoe we de energie-
transitie aan duurzame
vernieuwing kunnen
koppelen
34 De wijk als
voedingsbron
Voor de energietransitie
44 Aardgasvrij in Europa
Nederland gaat van het
aardgas af
68 Ringpark Utrecht: van
droom naar daad
Uitdagingen voor een
landschappelijke stad in
wording
80 Mismatch middenhuur
Vijf knelpunten en tips
voor gemeenten
INTERVIEWS
58 Interview
Met Maarten van
Poelgeest
64 Beeldessay
Bijvangst van de
energietransitie
Rijksbeleid
van
iedereen
Interview met Jos van
Dalen
Aardgasvrij
wonen in
Rotterdam
Puzzelen aan een
rechtvaardige
kostenverdeling
6 28 52
COVER
Aanleg aardgas in Lelystad.
Foto Eric Koch Anefo
THEMA
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
Inhoud
2
Anne-Jo Visser
Gemeente UtrechtAnnemiek Rijckenberg
Ruimte + WonenArwin van Buuren
Erasmus Universiteit
Rotterdam
Bart Dopper
Stec Cees-Jan Pen
FontysDerk Loorbach
Erasmus Universiteit
Rotterdam
Evamarije Smit
Aeneas Media Hans Dekker
LandschapsarchitectuurHans Kars
Mens, Merk & Ruimte
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Jurian Edelenbos
Erasmus Universiteit
Rotterdam Katja Kruit
CE Delft
Leo Pols
PBL
Suzanne Potjer
Urban Futures Studio Martijn Eskinasi
Ministerie van BZK Martijn van den Hurk
Urban Futures StudioMartijn van der Steen
Erasmus Universiteit
Rotterdam
Martin Jansen
Mens, Merk & Ruimte Petra Smulders
Moved by Motion Saskia Naafs
Stadssocioloog
4
Het is voor het eerst sinds
de stadsvernieuwing in de
jaren '70 en verder, en het
intermezzo van de Voge-
laarwijken, dat wijken
weer als de handelingsare -
na voor Rijksbeleid worden
gezien. Het is dus verleide -
lijk om te gaan vergelijken,
maar ook gevaarlijk. Want
er is geen sprake van strijd voor behoud van woningen
en buurten, van autonome
bewonersorganisaties, van
wettelijke kaders en subsi-
dieregelingen om tekorten
af te dekken. De klimaatur
-
gentie geldt niet echt voor
de gebouwde omgeving,
want die hoeft tot 2030
maar 3,4 megaton CO?-uit -
stoot te verminderen. Dat is
niet veel, ten opzichte van
het totaal van meer dan 10
megaton die de hele sector
uitstoot. Maar niemand
durft nog iets te zeggen
over de periode na 2030. Rode draad in de meeste
verhalen is dat we ons in
een transitie bevinden,
waarin we leren en onder -
zoeken. Ook het woord
samenwerking valt vaak,
en verantwoordelijkheid
van de samenleving, en
keuzes voor de burger. In
het essay DE TR ANSITIE
NA AR A ARDGASVRIJ:
STERKE STURING EN
RUIMTE VOOR MA AT -
WERK beschrijven van
Buren c.s. de dilemma's van
transitiesturing. "Als het
Rijk het lokale niveau seri-
eus neemt, dan betekent
Aardgas
vrijblijvendheid?
Aardgasvrije wijken, is
dat nu de beste aanpak
om de klimaatcrisis te
bestrijden? Met deze
vraag zijn we op pad ge-
gaan, en we kwamen veel
enthousiastelingen tegen,
die heilig in deze aanpak
geloven. Die laten we aan
het woord, en we hebben
ook informatie voor u
verzameld over de ener-
gievoorziening van de
toekomst en de alterna-
tieven voor aardgas.
Het is verleidelijk om te
gaan vergelijken, maar
ook gevaarlijk"
5HOOFDREDACTIONEEL
dat, dat het nationale ni-
veau condities schept voor
snelle verspreiding en op
-
schaling van de nieuwe
manieren van denken en
werken die lokaal ont -
staan." Zover is het nog
lang niet, want een aantal
vragen zijn nog buiten de
orde. Bijvoorbeeld over het
eigenaarschap van de tran -
sitie, de noodzaak tot wet -
telijke posities voor maat -
schappelijke partners, het
risico van aardgasv rijblij -
vendheid. Of de vraag naar
de betaalbaarheid, voor
netwerkbeheerders en
corporaties die moeten
gaan investeren, maar nu
al vaststellen, dat er geen
sluitende businesscases te
formuleren zijn. Deze par -
tijen hebben samen een
Startmotorkader vastge -
steld, en dat klinkt voor mij
als een afspraak om ooit
samen een auto op te gaan
knappen. Deze partijen
benoemen ook de nood -
zaak van een onaf hankelij -
ke toezichthouder, rijksver -
antwoordelijkheid, zou je
denken. De vraag naar de
betaalbaarheid voor huur -ders en eigenaar-bewoners
baart ook veel zorg, maar
krijgt nog niet het begin
van een antwoord. In Ne
-
derland is door het aardgas
geen sprake van ener -
gie-armoede, in de kou
zitten zoals in landen als
Groot-Brittannië en Frank -
rijk. Maar het begrip ener -
gie-rechtvaardigheid
dringt zich al op. Dit jaar wordt belangrijk
voor het programma aard -
gasvrije wijken. Er komen
verschillende onderzoeken
los, over de echte kosten en
maatregelen. De vraag naar
de betaalbaarheid in de
proefwijken moet blijken uit
de business cases, en ge -
meenten en regio's leveren
hun transitiedocumenten
in. Dus eigenlijk zijn we te
vroeg met dit thema!
Annemiek Rijckeberg
Hoofdredacteur
Ruimte en Wonen Volkshuisvesting en Ruimtelij-
ke Ordening zijn terug van
weggeweest, zijn urgenter dan
ooit en vragen nieuwe ideeën
die werken. Het is de missie
van kennisnetwerk Ruimte en
Wonen om met vakmensen en
beleidmakers op basis van
relevante en juiste informatie
een integer en inspirerend vak-
debat te voeren. Rechtvaardig-
heid en toekomstbestendig-
heid zijn onze kernwaarden, en
daarvoor is samenhang tussen
beleidsterreinen noodzakelijk.
In het komende nummer van
Ruimte en Wonen gaan we in
op de crisis op de woning-
markt, en zoeken we naar
onorthodoxe oplossingen.
Andere onderwerpen dit jaar
worden De NOVI, de publieke
ruimte en de noodzaak van
een zelfbewuste, handelende
overheid, en de nieuwe
bouwcultuur, cq niet-bouw-
cultuur in dierbaar landschap.
Wij blijven benieuwd naar
uw reacties en suggesties!
Die kunt u sturen naar
y.vierhout@aeneas.nl
Beste lezer,
Het eerste nummer van 2020,
waar heel veel mensen hun
tijd aan hebben gegeven, dank
daarvoor. Eind 2019 is samen
met de partners van R&W de
nieuwe missie vastgesteld:
6
Aardgasvrije wijk 't Ven in EindhovenFOTO KICK SMEETS
7
Arwin van Buuren, Jurian Edelenbos, Derk Loorbach,
Martijn van der Steen
Het besluit om de winning van aardgas
uit Groningse gasvelden versneld af te
bouwen en in te zetten op het uitfaseren
van aardgas voor het verwarmen van
gebouwen kwam pas tot stand na een
aantal flinke aardbevingen en oplaaiend
burgerprotest. Na twee jaar overleg over
compensatieregelingen en het tijdpad
pakte Minister Wiebes onverwacht snel
door. Geschraagd door het Klimaatak-
koord en het experimenteerprogramma
Aardgasvrije wijken, wordt breed ingezet
op 'Van Gas Los'.
Sterke sturing en ruimte voor maatwerk RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
De
transitie
naar aard
gasvrij
8
G
emeenten verkennen welke
wijken op welk tempo en op
welke wijze 'van het gas af '
kunnen gaan. De rijksover-
heid ondersteunt met pilots
en experimenten en ook andere overheden
en netbeheerders zoeken naar positie in een
gasvrije wijk. Zo is er veel aandacht en
energie voor de transitie om 'van gas los' te
komen, maar treden tegelijkertijd talrijke
dilemma's van transitiesturing op. Welke
interventies van een overheid dragen bij
aan succesvolle transities en is een transitie
wel werkelijk te sturen? Over deze dilem -
ma's gaat deze bijdrage. Aan het einde re -
flecteren we op de vraag welke kenmerken
sturing van de transitie naar aardgasvrij
volgens ons zou moeten hebben en wat de
begrenzingen van die rol zijn.
Aardgasvrij: wiens opgave?
De energietransitie is een gevleugeld begrip
in het maatschappelijk debat. De vraag lijkt
niet meer te zijn of de transitie plaats moet
vinden, maar hoe dat moet gebeuren. Dat is
vreemd genoeg pas vrij recent zo. In 2001
werd in het vierde Milieubeleidsplan
(NMP4) het idee van een transitie van ener -
giebronnen geïntroduceerd, ingegeven van -
uit het milieubeleid. Daarna was er een ex -
perimenteerprogramma en ontstonden
platforms en transitieagenda's, die overigens
in 2010 door de toenmalige gedoogcoalitie
weer werden stopgezet. De problematiek
van fossiel af hankelijke en niet-duurzame
energievoorziening verdween daarmee na -
tuurlijk niet. Sterker nog, op lokaal niveau
versnelden sindsdien de initiatieven, coöpe -
raties en projecten. Het maatschappelijke
proces van energietransitie kon in die fase
best zonder centraal beleid. Ondanks een tij -
delijk moratorium op transitiesturing ging
de maatschappelijke transitie door. Dat is bezien vanuit de wetenschappelijke
literatuur over transitie ook niet vreemd.
Transitie
is een complexe, schoksgewijze
maatschappelijke systeemverandering die
zich afspeelt op een termijn van decennia.
Transities zijn het gevolg van allerlei op el-
kaar inwerkende krachten, waarbij techno -
logische innovatie en vernieuwing maar
een bescheiden rol speelt. Transities ont -
staan niet 'vanzelf ' zodra de technologie er
klaar voor is en er maatschappelijke 'push'
richting een nieuw systeem ontstaat. Veel
dominanter in transities zijn stagnatie, in -
ertie en tegenwerking vanuit het bestaande
regime: dat verzet zich vanuit gevestigde
routines, belangen en institutionele kaders
tegen transformatieve verandering. De
overheid is geen neutrale buitenstaander,
maar is onderdeel van datzelfde regime. Zo
is historisch gezien onze af hankelijkheid
van aardgas het directe gevolg van de tran -
sitie die in de jaren zestig plaatsvond (van
kolen naar gas) gestuurd vanuit de nauwe
samenwerking tussen de Nederlandse over -
heid en onder andere Shell, Gasunie en de
NAM. Zo ontstond in Den Haag niet alleen
een financiële af hankelijkheid van de aard -
gasbaten, maar ook een set institutionele
kaders om het gebruik van aardgas in de ge -
bouwde omgeving te reguleren en daarvoor
kennis en technologie te ontwikkelen. Van -
uit dit perspectief is het niet verbazend dat
er lang is getreuzeld met het af bouwen van
aardgasaf hankelijkheid. Dat roept meteen
de vraag op of en hoe dezelfde overheid de
leiding kan nemen in het proces om tot een
alternatief regime te komen. Dat zien we te -
rug in de manier waarop de overheid zich in
het energiebeleid opstelt: enerzijds is er
veel ambitie om transitie aan te jagen, an -
derzijds is er ook steeds terughoudendheid
en met politieke vlagen zelfs een poging om
de transitie te vertragen of tegen te houden.
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
9
"Transitie is
een complexe
systeem-
verandering"
ARWIN VAN BUUREN
10
Die ingewikkeldheid zien we op een aantal
manieren terug. Allereerst is er de bredere
maatschappelijke dynamiek van waaruit de
energietransitie wordt voortgestuwd. Ener-
gietransitie is een maatschappelijke en eco -
nomische dynamiek. De overheid 'stuurt'
deze niet in de zin van dat het beleid de be -
weging initieert. Het is deels ? en misschien
wel grotendeels ? een beweging die de over -
heid overkomt en waar beleid achteraan -
loopt. Tegelijkertijd geldt dat zonder over -
heidsbeleid veel transitietoepassingen niet
rendabel of haalbaar zijn en dat actieve over -
heidsinzet nodig is om de transitie verder te
brengen. De overheid is niet de grote initia -
tor van de energietransitie, maar zonder ac -
tieve overheidssturing komt er van de maat -
schappelijke transitie ook niet veel terecht. Een tweede probleem bij de overheidsrol
in de transitie is dat beleid in de kern incre -
menteel is. Beleid is doorgaans gebaseerd op
probleemstructurering en op het vinden van
consensus over overzienbare oplossingen op
de korte termijn. Zorgvuldig en weloverwo -
gen beleid begint vaak bij een heldere en ge -
deelde probleemdefinitie en een aantal ge -
teste oplossingen. Voor transities geldt dat
het probleem vaak onhelder is, moeilijk af te
bakenen valt, zich over langere termijn pas
zal manifesteren en dat oplossingen vaak on -
bekend of omstreden zijn. Transitiesturing
vereist dus beleid voor een probleem dat nog onhelder is, waarin nog zoveel openligt en
waarin elke concrete situatie anders is. Stu
-
ring is dan maatwerk en vereist het vermo -
gen om in heel veel stapjes toe te werken
naar onvoorspelbare uitkomsten.
Ten derde ontstaat in het enthousiasme
waarmee beleid zich op de energietransitie
werpt een maatschappelijke discussie waarin
de energietransitie welhaast een overheids
-
project lijkt waar men voor of tegen kan zijn.
Let wel, het is belangrijk en goed dat er poli
-
tiek debat plaatsvindt over een dergelijke die -
pe maatschappelijke verandering. Maar tege -
lijkertijd gaat de maatschappelijke
transitie wel door en is er een na
-
tuurlijk systeem dat kraakt onder
niet-duurzame economische en
maatschappelijke patronen.
Te midden van deze problemen
en valkuilen van transitiebeleid
proberen overheden de energie -
transitie vooruit te helpen. Eén
van de pogingen om dat te doen is
het programma om wijken aard -
gasvrij te maken. Dit programma is een goed
voorbeeld van het zoeken naar passende
vormen van sturing, waarbij de werkelijk -
heid van beleid soms botst met de werkelijk -
heid van een zich voltrekkende maatschap -
pelijke transitie. In die botsing spelen
typische vraagstukken die we in de volgende
paragrafen belichten. De eerste gaat over de
positie van aardgasvrij wonen, als 'single is -
sue' of als issue dat alleen met een integrale
benadering kan worden opgepakt. Het twee -
de punt gaat over de vraag wiens mening
telt, die van de professional of die van de be -
woner? Het derde aandachtspunt betreft het
organiseren van steun voor de transitie, bij
wie doe je dat? De vierde puzzel gaat over de
rolverdeling tussen burgers en overheid in
het vormgeven van de energietransitie: wie
is er in de lead?
"Wiens mening telt, die
van de professional of
die van de bewoner"
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
11
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
Aardgasvrij: vliegwiel of
meekoppelkans?
De eerste worsteling betreft de klassieke be -
leidsvraag waar de grenzen van de opgave te
definiëren: is het een technische transitie of
is dit een 'vliegwiel' om tal van andere opga -
ven in de wijk, zoals werkgelegenheid, socia -
le cohesie en leef baarheid aan te pakken? Is
de energietransitie zelf de opgave, of zijn er
veel bredere doelen die via deze opgave óók
in beeld komen? Door voortvarend met de
energietransitie aan de slag te gaan kunnen
tal van andere ambities ook verwezenlijkt
worden en kunnen wijken op veel meer fron -
ten toekomstbestendig worden gemaakt. Dit
staat in sterk contrast met het "meekoppel-
perspectief " dat gehanteerd wordt door be -
stuurders die niet te hard van stapel willen
lopen. De ene bestuurder pakt transitie
voortvarend op als vliegwiel, de andere be -
stuurder wacht af tot zich een mogelijkheid aandient om de transitie mee te laten liften
op iets anders wat toch moet gebeuren.
In beide frames staat integraliteit cen -
traal, maar leidt dat in de uitvoering tot on -
eindig veel onduidelijkheden, afstem -
mingsbehoeften, overlegstructuren, en
gezoek naar 'de optimale schaal'. Dit zijn
echter vooral conceptuele oefeningen die
niets met de uitvoering te maken hebben.
Die praktijk vereist het aanpakken van
plekken, gebouwen en buurten. Door als
partners gelijktijdig in de wijk aan de slag te
gaan, door soms de eigen agenda te versnel-
len en soms juist te vertragen.
Aardgasvrij: expertise-gedreven
of experience-gedreven?
Een tweede worsteling is om verschillende
werelden van bewoners, beleid en profes -
sionals productief bij elkaar te brengen. Be -
woners komen op basis van hun ervaringen
Door Groningen wordt een netwerk van pijpleidingen voor het landelijk aa\
rdgasnet aangelegd. FOTO HARRY POT
12
en wat zij relevant achten (op lokale schaal)
tot oplossingen waarvan experts zeggen
dat ze niet doelmatig of haalbaar zijn. Of
zelfs contraproductief. Omgekeerd komen
experts op basis van abstracte noties over
schaalvoordelen tot oplossingen die niet al-
tijd aansluiten bij de concrete ambities en
verlangens van bewoners. De ervaring-
skennis van bewoners en de formele kennis
van experts verschillen in tal van opzichten
en zijn niet eenvoudig te combineren. Beleidsmakers zoeken hierin een balans
tussen technisch-economisch efficiënt en
draagvlak en maatschappelijk initiatief.
Wat weegt zwaarder? Uiteindelijk moeten
die strijdige logica's ergens bij elkaar wor -
den gebracht. Dat gebeurt nu vaak op het
niveau van gemeenten. Daar moet de ken -nisontwikkeling zo worden georganiseerd
dat deze bijdraagt aan gemeenschappelijke
beeldvorming: een gedeeld begrip van het
vraagstuk en van de (voor- en nadelen van
de diverse) mogelijkheden om dit vraagstuk
aan te pakken. Dat vraagt een doorgaande
interactie tussen professionals en bewoners
en een oprechte intentie om hun kennis die
ongelijksoortig is maar daarmee niet onge
-
lijkwaardig met elkaar te combineren.
Aardgasvrij: koplopers, midden -
moters of achterblijvers?
Een derde worsteling is de vraag hoe parti-
cipatie in beleid vorm te geven. In veel tran -
sitieaanpakken wordt gesteld dat het be -
langrijk is om met koplopers te beginnen.
Koplopers brengen transitie op gang. In
13
transitiearena's, living labs en andere om-
gevingen voor co-creatie wordt vaak ge -
stuurd op het mobiliseren van enthousias -
telingen. Deze koplopers kennen de weg in
het woud van regelingen en loketten en zijn
vaak de aanstichters van een lokaal ver -
duurzamingsinitiatief. Als hun eigen huis
duurzaam is, willen ze het liefst verder met
het huis van de buurman, de buurt, de wijk
en de stad. De sterke inzet op de koplopers helpt,
maar kan ook contraproductief uitpakken.
Enthousiastelingen versterken de argwaan
bij sceptici, zeker als zij als 'achterblijvers'
worden bestempeld. De gewenste gedrags -
verandering bij deze groep sceptici wordt
daarmee eerder moeilijker dan eenvoudiger.
In dit licht wordt de vraag urgenter wat te doen met de mensen die de kat uit de boom
kijken: die duidelijkheid willen over financi-
e
le mogelijkheden of die voorlopig het inge -
wikkeld en lastig vinden. Het is onvermijde -
lijk dat de transitie hen gaat raken en dus is
het links- of rechtsom zaak voorbij de pio -
niers te kijken. Koplopers zijn nodig om te
beginnen, maar de weg naar de volgers loopt
niet logischerwijs via de koplopers. Daarom is het cruciaal om te kijken naar
diffusie en opschaling van proeftuinen, ex -
perimenten en initiatieven met aardgasvrij
wonen. De kritische massa moet gevonden
worden. De uitdaging is om de buurt- en
wijkinitiatieven te verbreden naar andere
plekken en op te schalen naar een hoger
systeemniveau. Zo zijn enthousiaste bewo -
ners nodig, die een ambassadeursrol spelen
richting andere wijken en twijfelende be -
woners over te streep kunnen trekken. Te -
zamen kunnen de vele initiatieven veel be -
tekenen voor het realiseren van een
energietransitie. Maar dan komt veel aan
op de verbindende kracht van koplopers en
het uitvinden van attractieve aanpakken
die twijfelaars over de streep trekken. Ken -
nis van wat juist hén motiveert, is daarbij
van cruciaal belang.
Aardgasvrij: overheidsparticipa -
tie of burgerparticipatie?
De vierde worsteling betreft het eigenaar -
schap: wie participeert nu in wiens proces?
Van wie is de energietransitie? De energie -
transitie als beleidsopgave kan duidelijk
niet zonder een gedegen proces waarbij be -
woners hun inbreng leveren en er gewerkt
wordt aan draagvlak en legitimiteit voor de
energietransitie. Het is nodig zorgen seri -
eus te nemen, maar ook om te zoeken naar
oplossingen die aansluiten bij de mogelijk -
heden en aspiraties. En dat de overheid de
lead neemt in zo'n proces is niet meer dan
Het resultaat van de
aardgasvrije wijk 't Ven
in Eindhoven.
FOTO KICK SMEETS
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
14
logisch. Hier tegenover staan degenen die
energietransitie zien als een maatschappe-
lijk proces waarin eigen initiatief van bur -
gers en bedrijven het uitganspunt voor stu -
ring zou moeten zijn. Dit eigen initiatief van
bewoners gaat verder dan de gebruikelijke
participatie, zeker daar waar bewoners de
handen ineenslaan en gezamenlijk collec -
tieve oplossingen voor hun straat of buurt
realiseren en bijvoorbeeld als energiecoö -
peratie zelf plannen maken voor aardgas -
vrij wonen. In een klassiek participatietra -
ject neemt de overheid de lead en stelt de
kaders, bij een bewonersinitiatief is dat juist
andersom. Het daagt overheden uit om na
te denken over nieuwe vormen van uitnodi-
ge nd b e st uu r. Uitnodigend besturen vergt innovatie in
participatieaanpakken maar ook een nieu -
we visie op sturing in tijden van transitie.
Men kan immers niet blindvaren op de ac -tieve burger die het goede voorbeeld geeft
en de rest meetrekt. Juist de burger die zich
afzijdig houdt, komt mogelijk in een kwets
-
bare positie als deze niet proactief mee kan
in de veranderingen. Dat vraagt verschil-
lende vormen van benaderen en betrekken
met een scherp oog voor de variëteit in leef -
stijlen en opvattingen, maar ook (on)moge -
lijkheden tot eigen bijdrage en initiatief. Dit
alles vraagt van Rijk en gemeenten een
nieuwe mengvorm van sterke sturing op de
lange-termijn richting met een geraffineerd
en divers palet aan sturingsvormen en
co-creatieprocessen. Dat brengt ons bij en -
kele afsluitende opmerkingen.
Sterke sturing geeft ruimte
De governance van de transitie naar aard -
gasvrij wonen kan niet met alleen beleid en
sturing, maar ook niet zonder. In dit essay
hebben we een viertal worstelingen van
Congres Aardgasvrije Wijken 2020. FOTO KICK SMEETS
15
transitiesturing benoemd. Deze puzzels la-
ten zien dat de transitie naar een aardgas -
vrije werkelijkheid een zoektocht is waarin
al doende geleerd wordt en waarin ruimte
voor improvisatie moet zijn. Een weg waarin
slim moet worden geschakeld tussen door -
pakken en doorpraten, tussen daadkracht en
draagvlak. Een weg waarbij eenzijdigheid
fataal kan uitpakken. De governance van
transities vraagt om het meebewegen met de
bredere maatschappelijke transitiedyna -
miek die ook het beleid overkomt. Dat bete -
kent dat de richting duidelijk is
(van aardgas af ), maar de weg
daarheen uitproberend afgelegd
wordt. En daarin is de overheid
zelf óók onderwerp van transitie. Vanuit dit sturingsperspectief is
er op lokaal niveau geen one-size-
fits-all aanpak. Soms is het goed
om via koplopers beweging op
gang te brengen. Op andere plek -
ken moet de aandacht gericht wor -
den op achterblijvers. In sommige
wijken moet een overheid ruimte
maken, op andere plekken juist het voortouw
nemen. Vaak is het slim om opgaven te ver -
binden, soms moet je knopen doorhakken. In
het experimenteerprogramma Aardgasvrije
wijken wordt dit exact gedaan: ruimte voor
maatwerk en het opbouwen van nieuwe en
diverse vormen van co-creatie en participa -
tie; samen met de wijk, maar met oog voor de
transitie van het bredere systeem en regime. Zo zal de energietransitie de komende ja -
ren voortdurend om synchronisatie vragen,
tussen centraal en decentrale niveaus, maar
ook tussen overheid, markt en samenleving.
Daarvoor voldoet een simpel dichotoom ada -
gium van bottom-up als van top-down niet.
Het gaat bij de synchronisatie om het bij el-
kaar en in verhouding brengen van meer cen -
traal en meer decentraal ingestoken elemen -ten. En van het vinden van de meest
productieve - en dat betekent waarschijnlijk
ook vaak spanningsvolle - verhouding tussen
overheid, markt en samenleving. Een derge
-
lijke synchronisatie vereist steeds werk aan
beide kanten van het spectrum. De beweging
van onderop vraagt dat het nationale niveau
condities schept voor snelle verspreiding en
opschaling van de nieuwe manieren van den -
ken en werken die lokaal ontstaan. Dat bete -
kent ook op rijksniveau het wegnemen en
uitfaseren van belemmeringen die versnel -
ling van de transitie in de weg staan. Bewe -
ging onderop heeft soms dus dwingende in -
terventies van 'bovenaf ' nodig, in de vorm
van regulering en normering. De transitie is
geholpen met duidelijke kaders in combina -
tie met een gepaste inzet vanuit het Rijk, met
de instrumenten (voor bijvoorbeeld beprij -
zen of reguleren) die zij ter beschikking
heeft. Dit vraagt ook een kritische blik op de
huidige institutionele arrangementen die
vaak haaks op de transitie staan.
" Enthousiaste bewoners zijn
nodig voor een
ambassadeursrol"
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
Dit artikel is deels gebaseerd op het essay
"Aardgasvrij in de participatiemaatschappij"
geschreven in opdracht van het ministerie
van BZK / Programma Aardgasvrije wijken.
16
Waterkracht WindBiomassa
Geothermie
Kernenergie
Zon
Stroom uit het buitenlandEnergieopwekking uit wind en
zon brengt weersafhankelijke
tekorten en overschotten met
zich mee. Om die op te vangen
denken Europese landen na over
een betere integratie van hun
elektriciteitsnetten. Een mix van
energiebronnen vergroot de
leveringszekerheid.
zo
ma di
Voorbeeld Op bewolkte en windstille
dagen is er minder stroom uit zon en wind.
Daarom zijn buffers noodzakelijk.
geen windveel zon
geen wind
veel zon veel wind
weinig zon veel wind
weinig zon
geen wind
weinig zon geen wind
weinig zon
wo
veel wind veel zon
veel wind
veel zon energieopwekking
energieopwekking
0 uur 12 012 012 0 0
12
Slimme oplossingenHet opladen van elektrische
auto's belast het elektriciteitsnet
zwaar. Met name piekbelastingen
zijn te voorkomen door 'slim' op
te laden. Een app houdt bij waar
en hoe laat een automobilist het
best kan opladen. Eventueel
levert de auto zelfs tijdelijk
energie terug aan het net. Zo
blijft het net beter in balans.
met elektrische auto's maximale netbelasting
0 uur 612180
zonder
elektrische auto's
Gewoon laden
0 uur 612180
Slim laden
biomassa
olie en
kolen
aardgas
verdwijnt geleidelijk
afval
elektriciteitscentrale elektriciteitscentralezonneparken
windparken
GAS
ELEKTRICITEIT WARMTE
verbranding
biogas
Opslag gasBuffervoorraden duurzaam gas
kunnen worden opgeslagen in
bovengrondse reservoirs of
ondergronds, in diepe
bodemlagen.
in du strie
thuisaccu
opslag
biogas
la nd- en
tuinb ou w
transport
bedrijven/kantoren
woningen GeothermieWarmte uit diepere
lagen van de
aardbodem
vergisting
RestwarmteWarmte uit
fabrieken en
energie-
centrales
AquathermieWarmte uit
oppervlaktewater
buurtbatterij
Energie in meer richtingenIn de toekomst vindt energieproductie
plaats op heel verschillende plekken
en manieren. Boeren produceren
bijvoorbeeld biogas, fabrieken warmte
en huizenbezitters stroom met zonne-
panelen. Mensen ontvangen niet alleen
energie, maar leveren ook terug aan het
net en aan elkaar. Integratie van al deze
systemen vergt slimme oplossingen en
kleinschalige opslag.
Gasnet verdwijnt nietNederland stopt de komende
decennia met het gebruik van
aardgas. Maar het aardgasnet kan
ook worden ingezet voor transport
van duurzame gassen (biogas,
waterstof). Biogas ontstaat bij
vergisting van plantenresten. Als
waterstof (H
2 ) wordt gemaakt met
elektriciteit van windmolens of
zonnepanelen, is het klimaat-
neutraal en dus duurzaam.
Verzwaring en opslag elektriciteitIn de toekomst verbruikt Nederland
waarschijnlijk meer elektriciteit dan nu.
Het is dus nodig het elektranetwerk te
verzwaren. Ook moeten er accu's komen
om elektriciteit op te slaan, als buffer
voor bewolkte en windstille dagen. De
komende jaren moet blijken hoeveel
verzwaring nodig is en of accu's in de
buurt komen te staan, of thuis.
Hoe zal het net eruitzien?De ligging en dikte van toekomstige
leidingen zijn afhankelijk van vele
factoren en keuzes. Moet het net
worden ingericht voor lokale opwek-
king en opslag, of voor grote, nationale
windparken en centrale opslag?
En hoeveel bio- en waterstofgas komt
er? Ook eventuele Europese afspraken
spelen mee, en of Nederlanders
energiezuiniger gaan leven.
42 43
? Noordhoff Uitgevers Bronnen: CE Delft / Netbeheer Nederland / Net voor de toekomst
Het energiesysteem van de toekomst
In de komende tientallen jaren schakelt Nederland van fossiele
brandstoffen over op hernieuwbare energiebronnen, zoals wind, zon en
biomassa. Dat heeft grote consequenties voor het energienet. Zo zal
energie steeds meer lokaal worden opgewekt en opgeslagen.
Ook moet het energienet 'slimmer' worden, om vraag en aanbod
beter op elkaar af te stemmen.
Deze kaart uit de Bosatlas van de duurzaamheid illustreert de nu bekende
energiebronnen voor de toekomst. Bedankt, uitgeverij Noordhoff.
BRON: DE BOSATLAS VAN DE DUURZAAMHEID.
17
Waterkracht WindBiomassa
Geothermie
Kernenergie
Zon
Stroom uit het buitenlandEnergieopwekking uit wind en
zon brengt weersafhankelijke
tekorten en overschotten met
zich mee. Om die op te vangen
denken Europese landen na over
een betere integratie van hun
elektriciteitsnetten. Een mix van
energiebronnen vergroot de
leveringszekerheid.
zo
ma di
Voorbeeld Op bewolkte en windstille
dagen is er minder stroom uit zon en wind.
Daarom zijn buffers noodzakelijk.
geen windveel zon
geen wind
veel zon veel wind
weinig zon veel wind
weinig zon
geen wind
weinig zon geen wind
weinig zon
wo
veel wind veel zon
veel wind
veel zon energieopwekking energieopwekking
0 uur 12 012 012 0 0
12
Slimme oplossingenHet opladen van elektrische
auto's belast het elektriciteitsnet
zwaar. Met name piekbelastingen
zijn te voorkomen door 'slim' op
te laden. Een app houdt bij waar
en hoe laat een automobilist het
best kan opladen. Eventueel
levert de auto zelfs tijdelijk
energie terug aan het net. Zo
blijft het net beter in balans.
met elektrische auto's maximale netbelasting
0 uur 612180
zonder
elektrische auto's
Gewoon laden
0 uur 612180
Slim laden
biomassa
olie en
kolen
aardgas
verdwijnt geleidelijk
afval
elektriciteitscentrale elektriciteitscentralezonneparken
windparken
GAS
ELEKTRICITEIT WARMTE
verbranding
biogas
Opslag gasBuffervoorraden duurzaam gas
kunnen worden opgeslagen in
bovengrondse reservoirs of
ondergronds, in diepe
bodemlagen.
in du strie
thuisaccu
opslag
biogas
la nd- en
tuinb ou w
transport
bedrijven/kantoren
woningen GeothermieWarmte uit diepere
lagen van de
aardbodem
vergisting
RestwarmteWarmte uit
fabrieken en
energie-
centrales
AquathermieWarmte uit
oppervlaktewater
buurtbatterij
Energie in meer richtingenIn de toekomst vindt energieproductie
plaats op heel verschillende plekken
en manieren. Boeren produceren
bijvoorbeeld biogas, fabrieken warmte
en huizenbezitters stroom met zonne-
panelen. Mensen ontvangen niet alleen
energie, maar leveren ook terug aan het
net en aan elkaar. Integratie van al deze
systemen vergt slimme oplossingen en
kleinschalige opslag.
Gasnet verdwijnt nietNederland stopt de komende
decennia met het gebruik van
aardgas. Maar het aardgasnet kan
ook worden ingezet voor transport
van duurzame gassen (biogas,
waterstof). Biogas ontstaat bij
vergisting van plantenresten. Als
waterstof (H
2 ) wordt gemaakt met
elektriciteit van windmolens of
zonnepanelen, is het klimaat-
neutraal en dus duurzaam.
Verzwaring en opslag elektriciteitIn de toekomst verbruikt Nederland
waarschijnlijk meer elektriciteit dan nu.
Het is dus nodig het elektranetwerk te
verzwaren. Ook moeten er accu's komen
om elektriciteit op te slaan, als buffer
voor bewolkte en windstille dagen. De
komende jaren moet blijken hoeveel
verzwaring nodig is en of accu's in de
buurt komen te staan, of thuis.
Hoe zal het net eruitzien?De ligging en dikte van toekomstige
leidingen zijn afhankelijk van vele
factoren en keuzes. Moet het net
worden ingericht voor lokale opwek-
king en opslag, of voor grote, nationale
windparken en centrale opslag?
En hoeveel bio- en waterstofgas komt
er? Ook eventuele Europese afspraken
spelen mee, en of Nederlanders
energiezuiniger gaan leven.
42 43
? Noordhoff Uitgevers Bronnen: CE Delft / Netbeheer Nederland / Net voor de toekomst
Het energiesysteem van de toekomst
In de komende tientallen jaren schakelt Nederland van fossiele
brandstoffen over op hernieuwbare energiebronnen, zoals wind, zon en
biomassa. Dat heeft grote consequenties voor het energienet. Zo zal
energie steeds meer lokaal worden opgewekt en opgeslagen.
Ook moet het energienet 'slimmer' worden, om vraag en aanbod
beter op elkaar af te stemmen.
18
Hoe we de energietransitie aan duurzame, sociale en
economische vernieuwing kunnen koppelen
Mag het ietsje
meer zijn?
19
Saskia Naafs, Suzanne Potjer, Martijn van den Hurk
Wat kunnen de wijken Overvecht in Utrecht en Augustenborg in
Malmö van elkaar leren over verduurzaming? Op uitnodiging van de
Urban Futures Studio (Universiteit Utrecht) was Trevor Graham eind
oktober in Nederland om over de transitie van Augustenborg van
'probleemwijk' tot 'ecocity' te vertellen.
Gastvrij Thuis
FOTO HILDE SEGOND VON BANCHET
20
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
O
vervecht is een van de eer-
ste wijken in Nederland die
'van het gas af gaat'. Een
half jaar voordat minister
Eric Wiebes aankondigde
dat de gaskraan in Groningen dicht gaat,
startte wethouder Lot van Hooijdonk in
Overvecht-Noord al een aardgasvrije proef -
tuin. Het doel is om in 2030 compleet aard -
gasvrij te zijn. Inmiddels is de analysefase
afgerond, vertelt programmamanager
Mark Elbers tijdens een bijeenkomst in Gas -
vrij Thuis in Overvecht-Noord, eind okto -
ber. Nu volgt een proces van afwegen en
keuzes maken, zoveel mogelijk in afstem -
ming met de buurt. Gasvrij Thuis is een mo -
delwoning van corporatie Portaal, waarin
bewoners een waaier aan aardgasvrije en
duurzame oplossingen kunnen zien. Van
een warmtepomp, inductiekookplaat en
ventilatiesysteem tot een tuin die met ge -
mak hevige regenbuien opvangt.
De grootste uitdaging van de energietran -
sitie is volgens Mark Elbers hoe je de bewo -
ners erbij betrekt. "Hoe beantwoord je de
vraag: what's in it for me? Aardgasvrij is
voor de meeste mensen een ver-van-hun-
bedshow." Er zijn particuliere eigenaren
die hun eigen plannen maken voor ver -
duurzaming: ze hebben zich verenigd in
een buurtinitiatief voor nieuwe energie.
Maar het merendeel van de bewoners
huurt. De achtduizend woningen in Over -
vecht-Noord zijn voor driekwart in handen
van corporaties. Mitros is, naast Portaal en
Bo-Ex, een corporatie met veel bezit in
Overvecht. Valentijn Nouwens van Mitros
vraagt zich af wat het interessante verge -
zicht is voor de bewoners. Nouwens: "Gas -
vrij is geen doel voor bewoners, maar het
sociaaleconomisch verbeteren van de
buurt kan dat wel zijn." Het is de wens van wethouder Van
Hooijdonk om de energietransitie te koppe
-
len aan de aanpak van andere problemen,
vertelde ze op de Dag van de Stad, 28 okto -
ber in Den Haag. Sociale problemen, ge -
zondheidsproblemen, ondermijnende cri -
minaliteit: "Kun je de energietransitie niet
aangrijpen om criminaliteit terug te drin -
gen, om banen te creëren en sociale verbe -
tering in te zetten?", vroeg de wethouder.
"We wilden in Overvecht beginnen omdat
er sowieso een grote renovatie aankomt. De
gasleidingen en de rioolbuizen moeten ver -
vangen worden, de drie corporaties in de
wijk hebben een grote renovatieopgave, en
er ligt deels al warmtenet."
Voor inspiratie kijkt Overvecht naar de
wijk Augustenborg in Malmö, een Zweedse
stad die ongeveer even groot is als Utrecht.
Wat kunnen de professionals in Overvecht
van Augustenborg leren? "Twintig jaar ge -
leden zat Augustenborg op een diepte -
punt", vertelt voormalig gebiedsmanager
Trevor Graham, die op uitnodiging van de
Urban Futures Studio (Universiteit
Utrecht) twee dagen in Nederland is. Au -
gustenborg stond ooit in de top tien van
slechtste wijken in Zweden. De wijk is kort
na de oorlog gebouwd voor de arbeiders
uit de haven en de textielindustrie, en ken -
de twintig jaar geleden een vergelijkbare
bevolkingssamenstelling en problematiek
als Overvecht. "Er was een grote instroom
van vluchtelingen, eind jaren negentig. De
huurwoningen waren verouderd, er was
sprake van langdurig achterstallig onder -
houd. Door slecht waterbeheer stond de
wijk zo'n drie tot vier keer per jaar onder
water, een situatie die niet langer houd -
baar was. En met de reputatie van de wijk
was het ook al niet al te best gesteld. Som -
mige bewoners lieten zich, uit schaamte
21
"Aardgasvrij is voor de
meeste mensen een ver-van-
hun-bedshow"
MARK ELBERS
22
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
voor hun adres, liever net buiten de wijk
afzetten door een taxi", vertelt Graham.
"Omdat de wijk op een dieptepunt zat was
de weg naar boven de enige optie. Dat gaf
politiek mandaat voor verandering."
Les 1: Neem de tijd voor
transitie
De gemeente en MKB, het gemeentelijk wo
-
ningbouwbedrijf, sloegen eind jaren negen -
tig de handen ineen, gesteund door finan -
ciering van de Zweedse nationale overheid.
Augustenborg zou een Eco City worden,
een lichtend voorbeeld op het gebied van
duurzaamheid, met een focus op waterma -
nagement, zonne-energie en groene daken.
"Deze beslissing was behoorlijk topdown",
vertelt Graham. "Het moest binnen drie
jaar gebeuren en met een strak budget. Al-
leen de weg ernaartoe stond nog niet vast."
Graham had zijn sporen als gemeenschaps -
werker verdiend in een oude mijnstreek in
het noorden van Engeland. Hij werd naar
Zweden gehaald om de bewoners van Au -
gustenborg een stem te geven bij de ver -
duurzaming. Het eerste wat hij deed, was
de deadline opschuiven. "Zeker als je bewo -
ners erbij wilt betrekken, heb je minimaal
zeven jaar nodig", zegt hij. Les één is dus:
maak genoeg tijd vrij.
Nu, twintig jaar later, is ecowijk Augusten -
borg formeel misschien 'af ', maar zijn de
ontwikkelingen eigenlijk nog steeds gaan -
de. Zo lang kan het duren als je een wijk
wilt verduurzamen én sociaal en econo -
misch sterker wilt maken. Dat is uitdagend,
zoals Mark Elbers in Overvecht ook aan -
stipt: "Het gebrek aan vertrouwen tussen
bewoners en de overheid is een groot pro -
bleem. En de energietransitie is een proces
waarmee we tot 2050 bezig zijn." Politici hebben te maken met een verkiezingscy
-
clus, zijn bang om afgerekend te worden op
impopulaire maatregelen. Maar dat lange -
termijnperspectief heb je wel nodig, vol-
gens Graham. "Wees daar realistisch in. En
pas je snelheid aan aan de bewoners. Neem
ze mee in iedere stap." Les 2: Leer de wijk écht kennen
Dat brengt ons bij les twee. Trevor Graham
dwong in Augustenborg eerst meer tijd af,
maar het belangrijkste kenmerk van zijn
werkwijze was het persoonlijk contact met
mensen. Hij en zijn programmateam staken
veel tijd in het leren kennen van de bewo -
ners, met ze te praten, te vragen wat zij be -
langrijk vinden in hun wijk en wat ze graag
verbeterd willen zien.
Bovendien deed Graham dat op verschillen -
de manieren. Ook in Zweden komen op be -
wonersavonden vooral de usual suspects af,
vertelt hij: "Ik maakte wel eens de grap dat je
slechts koffie en cake hoeft neer te zetten of
je krijgt de Zweedse vijftig-plus-vrouwen
over de vloer." Dus moet je extra je best doen
om bijvoorbeeld de jonge migrantenmannen
te bereiken, of juist de jonge vrouwen.
Graham ging vaak extra vroeg naar de bus -
halte, zodat hij alle tijd had om onderweg
praatjes te maken. Zijn team had veel con -
tact met allerlei initiatieven en verenigin -
gen in de buurt, van een Bosnische man -
nenclub tot een gezelschapsclub voor
senioren. Door aan te haken bij bestaande
structuren, werd een veel bredere groep be -
woners bereikt. De Canadese wetenschap -
per John Robinson noemt het ook wel mee -
liften of piggybacking.
Graham geeft twee mooie voorbeelden van
wat persoonlijk contact kan opleveren.
23RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
Mensen zaten tijdens de vele overstromin
-
gen soms met opgerolde broekspijpen ach -
ter hun bureau. Een bewoner bleek in zijn
kelder wat te hobbyen met waterloopsyste -
men. Graham noemt hem the water guy. Hij
stelde hem voor aan ingenieurs, was bang
dat ze hem niet serieus zouden nemen.
Maar uiteindelijk werd het water -
loopsysteem dat deze man in zijn kelder
had bedacht, toegepast in de wijk, en later
ook op andere plekken in de stad. Hij kon er
zelfs een bedrijf mee opbouwen.
Het tweede voorbeeld komt van
een vrouw die in haar vrije tijd
graag aan auto's sleutelde. Zij be -
dacht samen met andere bewo -
ners een carpoolsysteem voor de
buurt, dat een tijd lang functio -
neerde voordat een commerciële
aanbieder hun plaats in nam.
Graham: "Ze stonden erop dat het
elektrische auto's moesten zijn,
want die hadden de toekomst,
zeiden ze al eind jaren negentig.
Ik geloofde ze niet", zegt hij nu, lachend.
"Het gaat om het begrijpen van de opvattin -
gen, de ervaringen en de behoeften van de
bewoners", zegt Graham. Als dat lukt, kun -
nen er onverwacht heel mooie oplossingen
ontstaan voor problemen die je van tevoren
nog niet in beeld had. Door bewoners seri-
eus te nemen, naar ze te luisteren en ver -
trouwen te geven, ontstaat er ruimte voor
bewonersinitiatieven, creativiteit en onder -
nemerschap. Daarmee wordt de vernieu -
wing iets ván de buurt.
Les 3: Overheid, verbreed de
opdracht
En daarmee komen we bij een relevante
vraag voor de 27 proeftuinen aardgasvrije
wijken die Nederland op dit moment kent: zijn het eigenlijk wel proeftuinen? De oplos
-
sing staat namelijk van tevoren al vast: 'van
het gas af '. "Aardgasvrij is een heel strakke,
duidelijke opdracht", zegt ook bestuurskun -
dige Arwin van Buuren van de Erasmus
Universiteit Rotterdam, tijdens een bijeen -
komst over aardgasvrije wijken op het Mi-
nisterie van Binnenlandse Zaken. "Is er ei-
genlijk wel ruimte om te experimenteren,
mag je falen? We gaan nu proeftuinen in -
richten, terwijl er een keiharde target ligt.
Die spanning is enorm."
Het risico is dat lokale overheden zich
blindstaren op één centrale oplossing, ter -
wijl de kracht van experimenteren juist zit
in het gezamenlijk onderzoeken van ver -
schillende ideeën en oplossingen. De
proeftuinen lenen zich bij uitstek voor een
zoektocht naar hoe 'aardgasvrij' onderdeel
kan zijn van een bredere vernieuwing, zo -
dat het voor bewoners ook voelt als voor -
uitgang. En stel jezelf continu de vragen:
"Zijn we nog goed bezig? Wat moet er
eventueel veranderen?" Van Buurens ad -
vies sluit hierop aan: "Stel je meer 'doel-
zoekend' op. Dat kost in het begin meer
tijd, maar kan betekenen dat je later veel
snellere stappen kunt maken. Bouw het
van onderaf op en durf onzekerheid te ac -
cepteren."
"Stel jezelf continu de
vragen: Zijn we nog
goed bezig? Wat moet er
eventueel veranderen?"
24
Zo is Augustenborg niet alleen verduur-
zaamd, maar is ook de openbare ruimte op -
geknapt, is het imago van de wijk sterk ver -
beterd, zijn mensen aan een baan geholpen,
en is het een plek geworden waar bewoners
graag blijven wonen. Op de plek van de
oude kolencentrale staat nu een groen en
energie-opwekkend appartementencom -
plex. Hier zijn de huren hoger, maar in de rest van de wijk zijn die niet omhoog ge
-
gaan, zegt Graham. "Het gemeentelijk wo -
ningbedrijf heeft de investering opgevat als
achterstallig onderhoud, en die niet op de
huurders verhaald."
Les 4: Wees niet bang voor
fouten
Graham vertelt dat zijn rol als aanjager
Mark Elbers en Trevor Graham. FOTO HILDE SEGOND VON BANCHET
25
vaag was, maar dat was juist een zegen.
"De burgemeester zei: als je iets doet waar
we het niet mee eens zijn hoor je het van-
zelf, dus ga gerust door met waar je mee
bezig bent. Ik kreeg echt het mandaat om
creatief te zijn, sterker nog: om co-creatief
te zijn. Ik mocht fouten maken. Dat vond
ik erg bevrijdend en het sterkte mij in mijn
rol." De gemeente was niet altijd leidend in het proces. Ze stelde zich soms als
partner op, soms volgend.
Zijn tip: wees niet bang om fouten te ma
-
ken en zoek de grenzen op. Zo kan aard -
gasvrij onderdeel worden van een veel bre -
dere verbetering. "Verbind de klimaat -
uitdagingen aan sociaaleconomische ver -
betering, anders gaat het je nooit op tijd
lukken", aldus Graham.
In Malmö verliep de transitie stapsgewijs,
vertelt hij. "Ook Augustenborg begon top -
down. Het doel om een ecowijk te worden
was een idee van de overheid. Maar wat
dat inhield stond nog niet vast." Energie
maakte aanvankelijk zelfs geen deel uit
van de transitie. Pas na een paar jaar kwam
het inzicht dat een ecowijk eigenlijk ook
hernieuwbare energie nodig had, en kwa -
men er zonnepanelen. Een experiment
met windenergie faalde: een van de twee
windmolens waaide om, de andere werd
preventief ontmanteld. De ecowijk ont -
stond zo, stapje voor stapje.
Les 5: Werk samen, ook met
minder voor de hand liggende
partners
Dat brengt ons bij het laatste advies van
Graham: werk zoveel mogelijk samen. Net
zoals in Overvecht, werkten in Augusten -
"Klimaatverande-
ring stimuleert ook
economische ont-
wikkeling en sociale
verbetering"
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
26
Overvecht straatbeeld. FOTO HILDE SEGOND VON BANCHET
27
borg de overheid, de woningcorporatie, de
nutsbedrijven en de bewoners samen. Gra-
ham probeerde er ook het bedrijfsleven bij
te betrekken, zoals IKEA en bouwbedrijf
Skanska. Zij zagen kansen in verduurza -
ming en in het aanbieden van gestandaar -
diseerde oplossingen. Graham werkte te -
gelijkertijd ook mee aan Västra Hamnen,
een nieuwe duurzame wijk aan de Sont, de
zeestraat tussen Malmö en Kopenhagen.
Die wijk is het uithangbord geworden van
Malmö als duurzame stad. De twee wijken
zijn erg verschillend, maar konden wel van
elkaar leren. In Overvecht zijn er veel kansen voor
kruisbestuiving tussen verschillende pro -
gramma's en plannen. Zo is er de transitie
naar 'aardgasvrij', maar ook het program -
ma Samen voor Overvecht, om de soci-
aaleconomische problemen aan te pakken.
De drie corporaties en enkele projectont -
wikkelaars en beleggers hebben boven -
dien het initiatief genomen om een nieuw
transformatieplan voor de wijk te maken
onder de noemer Werkplaats Overvecht.
Uitwisseling met het programmateam
aardgasvrij Overvecht-Noord is er voorals -
nog niet, zeggen de aanwezigen in Gasvrij
Thuis. Nieuwe samenwerkingsvormen
vergen tijd en inspanning en de plannen
zijn nog pril.
In Zweden probeert de overheid nu ieder -
een bij de transitie naar een duurzame sa -
menleving te betrekken. De retoriek is die
van 'de klimaatvriendelijke verzorgings-
staat' volgens Graham. "Het betekent dat
iedereen er deel van uitmaakt, en dat kli-
maatverandering ook economische ont -
wikkeling en sociale verbetering stimu -
leert." Hij vindt dat de transitie ook in
Zweden nog veel te langzaam gaat: project
voor project, en lang niet altijd op de moei- lijkste plekken. "We moeten nog veel ambi-
tieuzer zijn. Bij klimaatverandering heb
-
ben we niet de luxe om te wachten op
verandering tot we het absolute dieptepunt
bereikt hebben."
Tot slot: beter leren
Wat de ontmoeting tussen het Nederlandse
Overvecht en het Zweedse Augustenborg
bovenal laat zien, is hoe belangrijk het is om
van elkaar te leren. In de aardgasvrije
proeftuinen van Nederland zullen we er
niet komen met enkel een grondige analyse
en een gedegen plan. Een open zoektocht is
nodig, waarin steeds nieuwe stappen wor -
den gezet en waarin technische oplossin -
gen en bewonersbehoeften voortdurend
worden gewogen. Voor zo'n complexe op -
dracht bestaat geen stappenplan. Niemand
heeft het antwoord, maar we kunnen wel
leren van elkaars trials and errors.
Augustenborg is in veel opzichten vergelijk -
baar met Overvecht, maar de verduurza -
ming begon niet met een vastomlijnde op -
dracht als 'aardgasvrij'. De problematiek zat
in de wijk zélf: actie kon niet langer uitblij -
ven. Zo ontstond een uitvoerige en langdu -
rige missie om de wijk te vernieuwen, met
een duidelijke integrale aanpak en engage -
ment met de buurt. Augustenborg plaatst
het Nederlandse blindstaren op 'aardgas -
vrij' in een ander perspectief: ja, de energie -
transitie is een belangrijk doel, maar even -
zeer zijn wijken toe aan sociale en
economische transities. Augustenborg laat
zien hoe je die opgaven kunt combineren.
LEES MEER
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
Lees dit artikel ook online
28
INTERVIEW
JOS VAN DALEN
Programmadirecteur
Aardgasvrije Wijken
29INTERVIEW
Het interbestuurlijke Programma Aardgasvrije Wijken is een uitvloeisel van het
Klimaatakkoord en richt zich op het onderdeel gebouwde omgeving. Het is een
partnerschap van de ministeries van BZK en EZK, de VNG, het IPO en de Unie van
waterschappen.
Twee jaar geleden is gestart met 27 wijken. Deze zogenoemde "proeftuinen" ge -
ven ruimte aan experimenten en gaan tegelijkertijd van het aardgas af. Het doel
van het programma is te leren van de praktijk en met de geleerde lessen vooruit -
gang te boeken. Dit wordt ondersteund met een kennis- en leerprogramma onder
coördinatie van de V NG. Voor de onrendabele top verstrekt het Rijk een bijdrage, zodat de transitie in de
proeftuinen op een betaalbare wijze uitgevoerd kan worden. Ook belemmeringen,
bijvoorbeeld in wet- en regelgeving worden direct aangekaart en Jos van Dalen
ervaart het als een zijn missie om te proberen ze uit de weg te helpen. Uit de analyse van de eerste twee jaar dat de proeftuinen nu "actief zijn" zijn er
twee bijzonder relevante leerpunten gekomen in de ogen van Van Dalen. "Het is
overduidelijk geworden dat een lokale overheid geen beleid of plannen over een
wijk kan uitstorten. Bewoners van een wijk moeten vanaf het eerste moment be -
Annemiek Rijckenberg, Evamarije Smit
In dit themanummer Ruimte voor nieuwe Energie mag Jos
van Dalen (BZK), de enthousiaste programmadirecteur
Aardgasvrije Wijken, niet ontbreken. Hij is een rasoptimist en
kijkt uit naar de tweede ronde proeftuinen. De lessen uit de
eerste ronde leveren verscherpte eisen op voor de tweede.
Vooral ten aanzien van de businesscases, het betrekken van
bewoners en het verbinden van de energietransitie met andere
grote maatschappelijke opgaven in de wijk. Dáárop wil Jos van
Dalen al zijn aandacht richten.
Rijksbeleid
van iedereen
30
INTERVIEW
trokken worden en gevraagd naar hun eigen ideeën. Het tweede leerpunt is dat er
meerdere opties moeten zijn zodat er wat te kiezen valt. Door middel van een selec
-
tieproces kan een wijk, of misschien beter nog een buurt, kiezen voor een bepaalde
optie". De analyse leert ook dat het goed zou zijn als een gemeente zich samen met
haar bewoners verdiept in de mogelijkheden om aardgasvrij te verbinden met an -
dere opgaven in de wijk, bijvoorbeeld op het gebied van leef baarheid, veiligheid of
werkgelegenheid.
Huis aan huis
Op 1 april 2020 sluit de aanvraag voor de tweede ronde van nieuwe proeftuinen
en de eisen rondom bewonersparticipatie zijn fors aangescherpt. Van Dalen blikt
terug: "In Purmerend hebben huis aan huis gesprekken plaatsgevonden om eerst
met alle bewoners echt kennis te maken. Om te horen wat er speelt en te begrij -
pen hoe hun leefwereld in elkaar steekt. Ook is gevraagd naar hun mening over
het aardgasvrij maken van hun woningen. Op basis daarvan wordt er nu tamelijk
succesvol gewerkt aan concrete plannen". In de eerste ronde van aanvragen
bleek dat veel gemeenten nog niet zover waren. Met de aangescherpte eisen voor
de participatie van bewoners hoopt Van Dalen te bereiken dat gemeenten er echt
werk van maken en bewoners goed betrekken. Het feit dat het Rijk de volgende
ronde proeftuinen faciliteert wil niet zeggen dat zij in de lead is. De regie ligt
heel nadrukkelijk bij de gemeenten, maar het Rijk wil hier graag partner bij zijn:
Overwhere-Zuid, Purmerend. FOTO KICK SMEETS
31INTERVIEW
"Het Klimaatakkoord is het bouwwerk waarop alles is gestoeld. Het is onderte
-
kend door inmiddels ruim 100 partijen die verantwoordelijkheid willen nemen
voor de klimaatdoelen. Het is per definitie een partnerschap. Er is niet één rijks -
beleid of nationaal programma".
Definitieve business case
Dat er nog veel te leren valt is een feit. Alles is nieuw en in de beleving van Van
Dalen "begint het nu echt". Het jaar 2020 ziet hij als het jaar van de definitieve
businesscases binnen veel van de eerste 27 proeftuinen. Hij kijkt uit naar de
voorstellen en het aanbod aan de bewoners. "Bouwers en andere leveranciers
willen graag zekerheid en een continue bouwstroom voor vele jaren. Dat beoogt
kostenreductie op te leveren die,
gecombineerd met fiscale maat -
regelen (verhoging belasting op
aardgas) en de beschikbaarheid
van subsidies en financiering,
noodzakelijk is voor een betaal-
bare aanpak. Want de transitie
gaat alleen vliegen als het betaal-
baar is", aldus Van Dalen. Hij
geeft toe dat eigenaar-bewoners
een doelgroep zijn waarvoor het
lastig is dergelijke continuïteit te verschaffen. In de aangescherpte eisen voor de
businesscase gaat het hier wel over: hoe kun je de markt zo organiseren dat er
betere en goedkopere oplossingen beschikbaar komen en hoe organiseer je de
betrokken partijen en de bewoners? Van Dalen: "Daar zitten we in de tweede
ronde proeftuinen bovenop".
Woningcorporatie als aanjager
Woningcorporaties spelen een belangrijke rol bij de verduurzaming van de ge -
bouwde omgeving. De branchevereniging voor corporaties, Aedes, is een belang -
rijke partner van het programma. Immers, in de meeste wijken is veel bezit van
corporaties aanwezig. Zij kunnen ook een krachtige motor zijn voor de wijkgerich -
te aanpak. Van Dalen: "Corporaties werken aan een duurzame toekomstbestendi-
ge woningvoorraad. Van het aardgas af past daar wat mij betreft prima in". Dat
corporaties betaalbaarheid en beschikbaarheid voorop stellen begrijpt hij. De sec -
tor maakt op dit moment inzichtelijk welke opgaven er de komende jaren zijn en
welke investeringen hiermee gemoeid zijn. Op basis hiervan kan de politiek be -
spreken op welke wijze eventuele knelpunten kunnen worden opgelost.
Verbinden met maatschappelijke opgaven
Een ander punt uit de evaluatie van de eerste ronde proeftuinen betreft de ver -
binding van de energietransitie aan bredere maatschappelijke opgaven. Ge -
"Je kunt geen
beleid over wijken uitstorten"
32
INTERVIEW
"2020 is het
jaar van de
definitieve
business cases"
JOS VAN DALEN
33INTERVIEW
meenten kozen bij het indienen van de eerste ronde aanvragen in meerderheid
voor een relatief smalle invulling van de energietransitie. De belangen van de
bewoner om in een veilige, toekomstbestendige woonwijk te wonen bleven nog
onderbelicht. Eén van de aanscherpingen in deze tweede ronde gaat over deze
zogenoemde "kop
-
pelkansen". Van Da -
len vindt koppelen
eigenlijk niet zo'n
mooi woord: "Het
gaat feitelijk over het
verbinden van het fy -
sieke en sociale do -
mein. Dat gaat veel
verder dan een paar kansen die je kunt grijpen. Het gaat echt over het verbinden
van de energietransitie aan de vaak grote maatschappelijke opgaven van een
wijk. Zodat een aardgasvrije wijk ook een betere wijk is. Ik heb goede hoop op de
potentie die hier inzit!".
In de tweede ronde van de proeftuinwijken is ook nadrukkelijker naar de verbin -
dingen gevraagd; ook op dit punt zijn de eisen verscherpt. Van Dalen: "Mijn taak is
zogezegd het bij elkaar harken van CO2-reductie, maar dat kan niet zonder een
integrale aanpak waardoor ook op andere terreinen het leven van burgers verbe -
tert". Van Dalen die de eerste jaren van zijn werkzame leven doorbracht bij Unile -
ver, heeft geleerd dat een dergelijk grote vernieuwing goede marketing en commu -
nicatie nodig heeft en door mensen moet worden gedragen. "Er is een ongelooflijke
positieve energie losgekomen. Op het congres Aardgasvrije wijken van 23 januari
jongstleden was dat duidelijk voelbaar. Gemeenten zijn echt geïnteresseerd en veel
( jonge) professionals willen het verschil maken".
Geen haast
Naast deze positieve energie is het Van Dalen niet ontgaan dat er mensen zijn de
transitie als zeer complex ervaren. Zeker wanneer je ambieert om de energietran -
sitie te verbinden aan het bieden van perspectief op allerlei terreinen zoals gezond -
heid, werkgelegenheid, leef baarheid en bijvoorbeeld sociale cohesie. In die com -
plexiteit schuilen mogelijk wel de oplossingen en om die reden adviseert Van Dalen
toch niet overhaast te werk te gaan. Van Dalen: "Dat klinkt misschien tegenstrijdig
met het programma maar ik meen het wel. Laten we eerst goed nadenken. Zoek
elkaar op en maak alle mogelijke verbindingen aan de voorkant. Neem de tijd voor
dit proces. Daar zijn de proeftuinen ook voor."
LEES MEER
Lees dit artikel ook online
"Neem geen overhaaste beslissingen"
34
voor de energietransitie
De wijk als
voedingsbron
35
Woningverbetering ZuiderzeewijkFOTO WILLEM MES PHOTOGRAPHY, UTRECHT
Hans Kars, Martin Jansen
De titel van dit themanummer luidt: Ruimte voor nieuwe energie.
In dit artikel willen we dit belichten vanuit de invalshoek: de wijk als
voedingsbron voor de energietransitie. Dit perspectief komt voort
uit onze ervaring in het werken met bewoners, instellingen en onder-
nemers in wijken, vanuit ons bureau Mens, Merk & Ruimte. We
beperken ons in dit artikel tot die duurzaamheidsactiviteiten die
direct iets vragen van de bewoners in wijken.
36
RUIMTE VOOR NIEUWE ENERGIE
I
n een aantal stappen bouwen we
ons verhaal op. Allereerst staan we
kort stil bij het gebiedsgerichte wer-
ken als antwoord op het traditione -
le beleidsdenken. Vervolgens gaan
we in op het handelingsperspectief dat een
gebiedsmerk biedt. Belangrijk voor ons be -
toog zijn de begrippen alledaagse en ge -
plande duurzaamheid. Als derde beschrij -
ven we de resultaten van het onderzoek dat
we samen met Arnold Reijndorp deden naar
het vakmanschap van bewoners op het ge -
bied van klussen in Zuiderzee- en Atolwijk
in Lelystad. Tenslotte trekken we een aan -
tal conclusies waarvan we denken dat deze
relevant zijn voor de aanpak van de ener -
gietransitie.
Gebiedsgericht werken versus
traditioneel beleidsdenken
Vanaf eind jaren tachtig ontstond in de ste -
den het gebiedsgerichte werken als ant -
woord op het traditionele beleids- en ont -
werp denken van onder andere gemeenten.
Vanachter het bureau definieerden profes -
sionals en bestuurders de vraagstukken en
bedachten daarbij de oplossingen. Dat kon
niet goed blijven gaan, zeker gelet op de
groeiende mondigheid van bewoners. In de
stadsvernieuwing was al de ervaring opge -
daan dat het betrekken van bewoners cruci-
aal was voor succes. Het gebiedsgerichte werken ging een
stap verder dan de stadsvernieuwing. Het
gebiedsgerichte werken werd vraagge -
richt, integraal en samen. Vraaggericht in
de zin dat wensen en behoeften van bewo -
ners, gebruikers en ondernemers belang -
rijke input werd voor activiteiten, projec -
ten en beleid. Integraal in de zin dat
gekeken werd hoe fysieke, sociale, en soci-
aaleconomische vraagstukken met elkaar
samenhingen en wat dat betekende voor de aanpak. Samen
opgevat als dat de sa -
menwerking tussen partijen van groot be -
lang was voor succes. We zijn nu zo'n dertig jaar verder. Er valt
veel te zeggen over het succes en het falen
van het gebiedsgerichte werken. De hier -
boven genoemde drie kenmerken blijven
echter essentieel en betekenisvol, en ze
zijn ook bruikbaar in de aanpak van de
energietransitie.
Het gebiedsmerk als
handelingsperspectief
Het gebiedsgerichte werken zorgde ervoor
dat het aanbod van organisaties meer werd
afgestemd op de wensen en behoeften van
bewoners, gebruikers en ondernemers, al-
thans dat was de bedoeling. Maar het gaf
nog onvoldoende antwoord op de vraag wat
het gezamenlijke aanbod van partijen zou
moeten zijn om buurten te verbeteren,
waarvan de fysieke en sociale kwaliteit ach -
teruitging. Het antwoord op die vraag vond onder
andere ons bureau in het begrip identiteit
van de wijk . Die identiteit is het geheel van
fysieke aspecten, sociaal-culturele geschie -
denissen, het alledaagse wonen en leven
van bewoners en werken van ondernemers
in de buurten. De identiteit, die er al is,
wordt door ons opgespoord en samengevat
in het gebiedsmerk. Een van de belangrijk -
ste kenmerken van identiteit c.q. gebieds -
merk van een buurt is dat de verschillen
met andere buurten zichtbaar worden. Elke
buurt is uniek. Het gebiedsmerk biedt be -
woners en partijen die werkzaam zijn in de
wijk handelingsperspectief. Een gebieds-
merk is ook goed bruikbaar in de aanpak
van de energietransitie. Het gebiedsmerk
van de wijk levert de context, het verhaal,
de inkleuring van de energietransitie in een
bepaalde buurt.
37
"Praktijk-
onderzoek
is nodig om kennis en
ervaring van
bewoners op
te halen"
HANS KARS
38
Alledaagse en geplande
duurzaamheid
In ons betoog maken we onderscheid tussen
de begrippen alledaagse duurzaamheid en
ge-
plande duurzaamheid . Deze begrippen bou -
wen voort op de begrippen alledaagse en ge -
plande stad die door Arnold Reijndorp en
Leeke Reinders beschreven worden in het ge -
lijknamige boek Alledaagse en geplande stad .
De alledaagse stad gaat over dagelijkse
praktijken van bewoners, gebruikers en on -
dernemers. Het gaat onder andere over rou -
tes, routines en rituelen. De geplande stad
gaat over maatschappelijke strategieën die
met name vanuit de overheid worden be -
dacht. Naast strategieën als participatie en
zorg is verduurzaming, meer specifiek de
energietransitie, een strategie die vanuit de
overheid is ingezet. Duurzaamheid wordt
dan vaak in een beperkte betekenis opge -
vat, namelijk de fysieke kant daarvan. Wij
zien duurzaamheid in een bredere context,
namelijk ook sociale duurzaamheid. Kern van ons betoog is dat maatschappe -
lijke strategieën niet effectief zijn als zij niet
mede zijn gebaseerd op kennis van hoe bur -
gers, instellingen en bedrijven met het be -
treffende thema omgaan. Ook de maat -
schappelijke strategie van verduurzaming
is niet effectief als er geen inzicht bestaat in
hoe bewoners zelf in de alledaagse praktijk
omgaan met verduurzaming. We maken daarbij onderscheid tussen
alledaagse duurzaamheid en geplande
duurzaamheid . Onder alledaagse duur -
zaamheid verstaan we de praktische maat -
regelen die veel mensen thuisnemen om
energiekosten te verlagen en om duurza -
mer te leven: tochtstrippen aanbrengen,
de verwarming een graadje lager, gebruik
van ledlampen, afval scheiden, autoge -
bruik verminderen, hergebruik van kle -
ding en materialen. Geplande duurzaam -heid
zijn de door de overheid ingezette
maatschappelijke strategieën: subsidies op
energiezuinige auto's, introductie van zon -
nepanelen en warmtepompen, nul-op-de-
meter-woningen, van het gas-af, etc. Wij constateren dat de maatschappelijke
strategieën gericht op verduurzaming re -
gelmatig worden ingezet, zonder al te veel
kennis over hoe bewoners in de alledaagse
praktijk met duurzaamheid omgaan (soci-
aal en fysiek). Wat zijn de praktijken van
bewoners en welke (nieuwe) oplossingen
worden door hun bedacht? Het traditionele
beleids- en ontwerp denken is daarmee
weer terug, als het ooit is weg geweest. De
maatschappelijke strategie met betrekking
tot verduurzaming wordt echter pas effec -
tief als dit wordt verbonden met inzicht in
de praktijken van bewoners. Praktijkonderzoek in buurten is dus no -
dig om de kennis en ervaring van bewoners
op te halen. Praktijkonderzoek kan zich
richten op drie aspecten: opvattingen bewo-
ners over duurzaamheid, hun gedrag en ge-
bruik van de woning en directe omgeving in
verband met duurzaamheid en tenslotte de
drijf veren en motieven van bewoners om al
dan niet iets met duurzaamheid te doen.
Naar ons idee moet het praktijkonderzoek
zich vooral richten op het feitelijk handelen
van bewoners en op de kansen en belemme -
ringen die ze tegenkomen.
Vakmanschap van bewoners in
Zuiderzee- en Atolwijk
Een voorbeeld van zo'n praktijkonderzoek,
is het onderzoek dat we deden naar het vak -
manschap van bewoners bij het verbeteren
van hun woning in de wijken Zuiderzeewijk
en Atolwijk in Lelystad in 2017. Wij richtten
ons vooral op de eigenaar-bewoners. In het
praktijkonderzoek hebben we bewoners
niet in de eerste plaats aangesproken op
RUIMTE VOOR NIEUW
Reacties