RUIMTE
+ WNEN
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
Ruimte en Wonen Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
54
De vergetenen
in Rotterdam
Midden-
inkomens de
klos
THEMA TWEEDELING
Niet één messcherpe tweedeling maar zes groepen
met een sterk uiteen lopend geluksgevoel.
02/2017
THEMA TWEEDELING
02-2017
38
30 14
Rechtvaardige
mobiliteit
Grimp; Groei
en Krimp
RUIMTE
+ WNEN
kennisnetwerk
Het kennisnetwerk Ruimte en Wonen houdt kennisbijeenkomsten voor leden
en partners. Tijdens deze events gaan we dieper in op één van de thema´s en
delen we de meest inspirerende verhalen met elkaar. We zorgen voor een actief
programma met ruimte voor samenwerkingsspecialisten. Uiteraard sluiten we af met een netwerkborrel. Zet daarom nu alvast in je agenda:
Woensdag
27
september 2017
thema: Kwaliteit van leven Woensdag
6
december 2017
thema: Energietransitie
Aanmelden? Kijk op ruimteenwonen.nl/events
Samenwerken en kennisdelen
vormen de rode draad bij alle
events. Daarom is er veel ruimte
voor samenwerkingsspecialisten. Ruimte en Wonen is het resultaat van de samenvoeging van
1
EN VERDER THEMA'S REPORTAGES
INTERVIEWS
4 Scherpe Scheidslijnen
Jeanet Kullberg en
Jeroen Boelhouwer
30 Grimp: groei en krimp
Ron Lander
38 Rechtvaardige
Mobiliteit
Karel Martens
54 Middeninkomens de
klos
Bob Witjes
62 Handel in
wijkeconomie
Pieter Buisman en
Nathan Rozema
82 De taxonomie van
de Nederlandse
gemeenten
Eric Hol en Johan Stohr 14
De vergetenen
Tony Jacobs
70 Verschillende kleuren
Overijssel
Janneke Wessels
48 Passend toewijzen
bestrijdt scheefwonen
Evamarije Smit
24 Interview
prof. dr. Peter, tijdelijke
vakminister Wonen
76 Interview
prof. dr. Johan Conijn,
tijdelijke vakminister
Wonen 2
hoofdredactioneel
Paul Gerretsen,
Martin Eskinasi,
Evamarije Smit
23 Column
Monique Esselbrugge
60 Hoe woont
Nederland?
93 Column
Monique Derks
Anja Hagendoorn
94 Boekenrecensies
The new urban crisis,
Network and Fault Lines
THEMA TWEEDELING
00 00
Gelijke
kansen op
woning-
markt Handel in
wijkeco-
nomie Verschil-
lende
kleuren
Overijssel
702462
Inhoud
2
Niet messcherp,
wel pijnlijk
Onbehagen. Tweedeling.
Toenemende verschillen.
Polarisatie. Zo maar een
paar woorden uit de dis-
cussie van de afgelopen
paar jaren over onze
maatschappij en de rich-
ting waarin zij beweegt.
Ze drukken zorg uit en
zelfs angst. Beelden doe-
men op van gesegregeerde
wijken, van overvolle
onbetaalbare steden en
van een leeglopend plat-
teland, waar ouderen
vereenzamen, zonder
zorg, zonder voorzienin-
gen, zonder contacten.
En wie goed kijkt, ziet in
al die beelden het wonen
als een belangrijke drij-
vende kracht, met een in
het oog springende ruim-
telijke dimensie.
Dat de maatschappij veran-
dert is een feit. Feit is ook
dat verschillen toenemen,
dat er nieuwe scheidslijnen
ontstaan en dat bestaande
scheidslijnen verscherpen.
Zo betogen Jeroen Boel-
houwer en Jeanet Kullberg
van het SCP dat er niet één
messcherpe tweedeling
door de maatschappij loopt, maar dat zes onderschei-
denlijke groepen uit elkaar
groeien in de beleving van
de kwaliteit van hun leven.
Arm en rijk, zwart en wit
spelen zeker een rol, maar
baanzekerheid is een cruci-
ale factor of mensen lekker
in hun vel zitten. Met velen
gaat het goed, maar ook is
er een groep ontstaan
waarvoor het perspectief
echt niet rooskleurig is. De
SCP onderzoekers gebrui
-
ken voor hen zelfs de omi-
neuze term 'precariaat'. En
planbureaus kennende,
zeggen ze dat niet zomaar. Dat het slecht met som -
mige mensen kan aflopen,
blijkt uit meerdere artike -
len in deze editie van
Ruimte en Wonen. In een
land met een dijk van een
volkshuisvestingstraditie,
loopt 18% van alle huur -
ders een serieus betaalrisi-
co en verhuren beleggers,
mede dankzij de lage rente -
stand, kleine woningen
voor torenhoge bedragen.
Het middensegment lijkt de
prijs te betalen; zij kunnen
nauwelijks ergens terecht.
Sommigen wonen wel er -
3
gens maar zijn niet in beeld
zoals de Vergeten Rotter-
dammers, afgesloten van
gas, water en licht. Auteur
Karel Martens fileert haar -
fijn het (bijna filosofische)
vraagstuk van vervoersar -
moede. Hij wijst ons op het
belang van rechtvaardige
mobiliteit, wat vooral `het
fundament´ van onze sa -
menleving ten goede komt:
buschauffeurs, winkelper -
soneel, verpleegkundigen
en vele anderen. Het wordt
steeds duidelijker dat zij
geen vaste baan kunnen
accepteren om de vervoers-
situatie dat onmogelijk
maakt. En dan het wonen: het
beleid is complex en altijd
goed voor boeiende discus -
sies. Evenals het beleids -
veld onderwijs, lijkt wonen
ook een terrein waar in -
strumenten voor handen
zijn om een verdere twee-
(of veel)deling te voorko -
men. Maar, is dat (nog) zo?
Door minister Blok zijn veel
veranderingen in gang
gezet en naar de opvolger
wordt door corporaties
reikhalzend uitgekeken. Omdat de nieuwe minister
nog wel even op zich laat
wachten, inter viewde
Ruimte en Wonen twee
insiders die graag hun visie
op de woningmarkt delen,
als tijdelijke vakminister
Wonen.
Toch moeten we niet alle
verschillen problematise -
ren. Want verschil is ook
variëteit, diversiteit, karak -
ter en pluriformiteit. Zaken
die we koesteren, want
niemand wil in eenvormig -
heid gedwongen worden.
En wat als verschillen toe -
nemen, maar iedereen erop
vooruit gaat? Of als voor
iedereen er een fatsoenlijk
basisniveau gegarandeerd
kan worden? Dat zijn ver -
schillende normatieve kan -
ten van toenemende ver -
schillen. Van verschillen
kun je ook kansen maken.
Dat is duidelijk als je naar
de verstredelijkingsdyna -
miek in Nederland kijkt,
die kent grote verschillen,
die onderling ook een geva -
rieerde woon- en leefomge -
ving bieden. Dat vraagt wat
van de lokale en regionale
overheden, want hoe zorg je dat een regio ruimtelijk
goed blijft functioneren, op
een manier die bij de regio
zelf past. Hoe doen ze dat
in Groningen, waar je
krimp en groei op de vier
-
kante kilometer naast el-
kaar vindt? Hoe pakt de
Provincie Overijssel dat
aan, waar de zorg voor
elkaar en de leefomgeving
nog nadrukkelijk aanwezig
is? En hoe kan een sterkere
wijkeconomie tot een bind-
middel worden? Juist om te
pijnlijke verschillen te
voorkomen moet collectie -
ve kracht in wijk en regio
worden aangesproken en
ontstaat zo kracht in ver -
schil.
Paul Gerretsen
Stedenbouw & Ruimtelijke
Ontwikkeling
Martijn Esk inasi
Wonen & Kwaliteit van
de Leefomgeving
Evamarije Smit
Conceptmanager
Ruimte en Wonen
HOOFDREDACTIONEEL
4
Scherpe
scheids
lijnen
Er is in ons land geen sprake
van een messcherpe tweedeling,
maar wel van groeiende verschil-
len tussen de bovenlaag, de
achterblijvers en de 'onzekere
werkenden'. Binnen deze verdeling
zijn zes nader te specificeren
groepen beschreven, op basis
van onderzoek naar diverse kapi-
taalvormen (economisch,
cultureel, sociaal en persoonlijk).
Over het eigen geluksgevoel
geeft de bovenlaag zichzelf een
acht, de onderlaag een zes. De
groepen daartussen ontlopen
elkaar weinig in hun geluksge-
voel, maar de kloof tussen de
zes en de acht is heel groot.
Tekst Jeanet Kullberg en Jeroen Boelhouwer
TWEEDELING
5
Sloop van Transvaal,
Den Haag, FOTO: JEANETTE KULLBERG
6
Verschil, why bother?
De Franse econoom Thomas Piketty gaf in
2014 een impuls aan de discussie over twee-
deling in de samenleving. Hij deed dit door
aandacht te vestigen op groeiende vermo -
gensverschillen en onontkoombare oorzaken
daarvan. Piketty's stelling luidde dat in een
markteconomie het rendement op kapitaal
hoger ligt dan de groei van arbeidsproduc -
tiviteit en lonen. Dat vermogen wordt van
generatie op generatie overgedragen en
valt zodoende toe aan een selecte groep.
De oorlogs- en wederopbouwjaren, die een
sterke overheidsinterventie kenden, vorm -
den een onderbreking in dat proces. Piketty's
zorg paste in een breder internationaal dis -
cours. Hierin wordt zorg uitgesproken over
toegenomen inkomensverschillen, doordat
sommige mensen meer dan anderen pro -
fiteren van wereldwijde handel of nieuwe
informatietechnologie, over eroderende
honoreringsnormen en afnemende pro -
gressiviteit in de belastingen. Walter Scheidel (2017) schetst in zijn
boek The Great Leveler: Violence and the
Histor y of Inequalit y from the Stone Age to
the Twent y-First Centur y hoe grote onge -
lijkheid in levenskansen en welstand in
perioden van oorlog wegvielen om daarna
weer toe te nemen. Zijn observatie sluit aan
bij die van Piketty, maar hij framet het an -
ders: ongelijkheid kan ontstaan in relatief
stabiele tijden, die meestal te verkiezen zijn
boven crisistijden. Een dergelijk verschil
in framing zagen we vertaald en verkleind
naar Nederlandse context toen Jan Terlouw
een breed televisiepubliek trof met herinne -
ringen aan de wederopbouwperiode, toen
uit de brievenbus nog een touwtje hing. De
samenleving kende destijds ? naar zijn idee
? meer vertrouwen en cohesie. Paul Schna -
bel, voormalig directeur van het Sociaal en
Cultureel Planbureau (SCP), temperde de harmonieuze memoires door op te merken
dat er destijds niets te stelen viel en moeder
de vrouw bovendien veroordeeld was tot
thuis zitten en zo de inboedel bewaakte.
Voor het Sociaal en Cultureel Rapport
2014 over Verschil in Nederland zette het
SCP de dynamiek in inkomens- en vermo -
gensongelijkheid op een rij, net zoals ook de
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbe -
leid (WRR) en het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) dat deden. Uit het rapport
bleek dat de vermogensongelijkheid aan -
merkelijk groter is dan inkomensongelijk -
heid, maar dat er in beide gevallen geen
sprake was van een opmerkelijke toename
gedurende de laatste decennia. Wel groeide
het aantal zelfstandigen onder de werken -
de bevolking flink. En binnen die groep na -
men de inkomensverschillen toe. De happy
zzp'er is tegenover de flexwerker-tegen-wil-
en-dank komen te staan. Naast deze ontwikkeling bestaat de trend
dat mensen minder snel uit de armoede ge -
raken. 'Arm' betekent hier dat iemand min -
der geld heeft dan nodig om in basisbehoef -
ten te voorzien volgens NIBUD-normen. En
een beperkte mate van sociale participatie
(telefoon, televisie) kent. Tot de mensen die
drie jaar of langer min of meer aaneengeslo -
ten onder de armoedegrens leven, behoren
als vanouds veel uitkeringsontvangers en
eenoudergezinnen. Het aantal werkenden
dat niettemin langdurig onder de armoe -
degrens blijft - onder wie ook tweeouder -
gezinnen - is sterk toegenomen. Ook als het
verschil in welstand tussen Nederlanders
niet zou toenemen, verdient het onderwerp
aandacht. Zo leven mensen met een lage
opleiding gemiddeld zeven jaar korter dan
mensen met een hoge opleiding. Er is ook
sprake van een combinatie van achterstan -
den die scheidslijnen tussen bevolkings -
groepen kan verdiepen.
TWEEDELING
7
"Verschil zien is iets anders dan conflict zien."
JEANETTE KULLBERG
8
Verschil, meer dan inkomen
en vermogen
Wanneer we Nederlanders vragen in welke
mate ze wrijving tussen bevolkingsgroe-
pen ervaren, dan staat arm versus rijk niet
voorop (figuur 1). In de perceptie voelt de
kloof tussen autochtone Nederlanders en
burgers met een migratieachtergrond het
grootst, gevolgd door de kloof tussen mach -
tige mensen versus de rest. Verschil zien
blijkt dus iets anders dan conflict zien. De
multiculturele samenleving spreekt meer
tot de verbeelding dan de verschillen tus -
sen rijk en arm. Maar de wrijving tussen de
power -elite en volk leeft evengoed, vooral
onder mensen die zichzelf zien als deel van
de maatschappelijke onderlaag. In Verschil in Nederland (2014) is on -
derzocht in hoeverre de bevolking in
groepen ingedeeld kan worden. Dit door
niet alleen te kijken naar het economisch
kapitaal (inkomen, vermogen, opleiding, beroepsniveau), maar ook naar andere
kapitaalvormen. Neem het cultureel ka
-
pitaal (ICT-vaardigheden, beheersing van
de Engelse taal, vakanties naar het buiten -
land, bezoek aan klassieke kunstvormen),
sociaal kapitaal (sociale steun van familie,
vrienden of buren; kennen van invloedrij -
ke mensen) en persoonlijk kapitaal (goed
uiterlijk, gezondheid, zelf vertrouwen,
BMI). Die kapitalen zijn ongelijk verdeeld
tussen burgers. Vandaar de vraag welke
scheidslijnen zich aftekenen als we kijken
naar de opeenstapeling van kapitaalvor -
men. Ze werden onderzocht met een zo -
genaamde 'latenteklasseanalyse'. Uit de
gegevens tekende zich een aantal sociale
groepen af; groepen met onderscheidende
kapitaalkenmerken. Zes groepen kunnen langs een lat ge -
legd worden van veel naar weinig kapitaal
(figuur 2). De gevestigde bovenlaag (circa
15% van de bevolking) telt veel mensen in
Jongens in in De Marollen, Brussel FOTO: JEANETTE KULLBERG
9
loondienst, zelfstandigen en gepensioneer-
den. Ze hebben een goed inkomen, vermo -
gen en een koophuis, maar ook een sterk
sociaal netwerk. Aan de andere kant van
het spectrum staan de achterblijvers, het
precariaat (ook ongeveer 15%), voor wie in
alle opzichten het tegenovergestelde geldt. Tussen deze uitersten bevinden zich vier
groepen met onderling kleinere verschil-
len in kapitaal. 'Jongere kansrijken' hebben
vooral veel persoonlijk, sociaal en cultu -
reel kapitaal. Doordat ze aan het begin
van hun carrière staan, is hun economisch
kapitaal logischerwijs minder en huren ze
vaak hun woning. De 'werkende midden -
groep' is materieel juist beter af en scoort
in de andere kapitaalvormen meer gemid -
deld. 'Comfortabel gepensioneerden' zijn
vaak wat lager opgeleid en hebben minder
cultureel kapitaal, maar materieel hebben
ze het behoorlijk goed, ook omdat op hun
koophuis nog weinig schuld rust. De groep
'Onzekere werkenden' lijkt op het precari-
aat, maar verkeert in iets betere welstand.
Onderscheidend is hun relatief lage zelf -
beeld en onzekere arbeidsmarktpositie. In
het sociaal netwerk ontbreken invloedrijke
mensen. Waar de bovenlaag zowel zulke
mensen kent als 'mannetjes' om praktische klussen uit te voeren, kennen mensen met
weinig kapitaal vaak geen 'advocaatje' als
dat zo zou uitkomen. Uiteraard gaat het
hier om accenten in de groepen, zonder
messcherpe grenzen te trekken.
Figuur 1: Ervaren wrijving tussen verschillende groepen
0
10 20
30 40 50 60 70 80
VEEL WRIJVING HEEL VEEL WRIJVING
Wrijving tussen groepen, percentages eens en zeer eens
autochtoon
vs. allochtoon machtigen
vs. de rest tussen religieuze groepen arm vs. rijk werkgevers vs.
werknemers hoog vs. laag
opgeleid jong vs. oud
ziek vs. gezond
precariaat
6,3 15 %
onzekere
werkenden 6,1 14 %
comfortabel
gepensioneerden 7,617 %
middengroep
7,6 27 %
jongere kansrijken
7,713 %
gevestigde
bovenlaag 8,1 15 %
veel
totaalkapitaal
weinig
totaalkapitaa
l
Figuur 2: De
onderlinge afstand
tussen de zes
segmenten
TWEEDELING
10
(p < 0,10)
0nder- en
oververtegen-
woordiging van
zes bevolkings-
groe\fen #arbeidsmarktregio/\b 3
gevestigde bovenl\f\fg\l
jongere k\fnsrijken
\berk ende middengroep
comfort\fbel
gepensioneerden
onzek ere \berk enden
prec\fri\f\ft
m\f\ftsch\fppelijk
ongenoegen
veel gevestigde
bovenlaag/
jongere
kansrijken
mersfoort msterdam (gemeente\t)Rijk v\fn Nijmegen ooi en V echtstreek idden-Utrechtroot Amsterd\fm ex cl. centrumgemeente\lidden-Holl\fnd Zuid-Kennemerl\fnd ood V\flley H\f\fgl\fnden ex cl. centrumgemeente\lZuidoost-Br\fb\fnt ref.
veel werkende
middengroe\f/
comfortabel
ge\fensioneer -
den
Holl\fnd Rijnl\fnd Noordoost-Br\fb\fnt Noord-Limburg Midden-Limburg Midden-Gelderl\fnd Noord-Holl\fnd Noord Stedenvierk\fntRivierenl\fnd Rijnmond ex cl. centrumgemeente\lZ\f\fnstreek/W\fterl\fnd Achterhoek
gemiddeld
\fatroon
Groningen Drenthe ref.Drechtsteden Zeel\fnd West-Br\fb\fnt ref.Midden-Br\fb\fnt Gorinchem ref.
veel onzekere
werkenden/
\frecariaatIJsselvechtstreek Helmond-De P eel ref. Friesl\fnd ref. Flevol\fnd Zuid-Holl\fnd Centr\f\fl \lZuid-Limburg T\bente Den Haag (gemeente\t) ref.Rot erdam (gemeente)
logistische regres\ksie-analyses
ref .referentiec\ftegorie \l( gemiddeld \f\fndeel\l in bevolking)
groter \f\fndeel d\fn ref. kleiner \f\fndeel d\fn ref . (p < 0,10) r\fngordenummer, geb\fs\leerd op de opgeteld\le
k\fpit\f\flscores v\fn sig\lnifc\fnt \ff\bijkende
bevolkingsgroepen; b\lij ondervertegen\boor\ldiging is v\fn teken ge\bisse\lld
#
Figuur 3: Ruimtelijke verdeling van de sociale groepen, BEELD: VROOMAN
TWEEDELING
11
Geen onversneden tweedeling
De genoemde typologie toont geen onver-
sneden tweedeling binnen de bevolking,
maar een gevestigde bovenlaag versus
achterblijvers en onzekere werkenden.
Daar tussenin staat een brede en diverse
middengroep. Voor wat betreft de uitersten
van het spectrum kan over sociale klassen
gesproken worden. Dit omdat ze consisten -
te posities op de kapitaalladders innemen
(van alles veel of van alles juist weinig) en
omdat er bekrachtigende factoren zijn. Zo
ziet men ziet zichzelf ook als boven- of juist
onderliggend, heeft gelijke gevoelens over
bijvoorbeeld politiek en woont in dezelfde
buurt. In het oordeel over het eigen geluk zien
we binnen de beschreven groepen de har -
de en zachte scheidslijnen terug (figuur 2).
De bovenlaag geeft zichzelf gemiddeld een
8,1; het precariaat een 6,3 en de onzekere
werkenden een 6,1. De groepen daar tussen -
in ontlopen elkaar nauwelijks in geluksge -
voel; de kloof tussen de zessen en de acht
is heel groot.
Ruimtelijke patronen
Figuur 3 geeft voor 35 arbeidsmarktre -
gio's en de drie grootste gemeenten weer
welke groepen er sterk vertegenwoordigd
zijn of juist niet. De 'kapitaalkrachtige' ge -
bieden liggen vooral in de Noordvleugel
van de Randstad. In de arbeidsmarktregio
Amersfoort en de gemeente Amsterdam
behoren verhoudingsgewijs veel mensen
tot de gevestigde bovenlaag en de jongere
kansrijken. De werkende middengroep is in
Amsterdam ondervertegenwoordigd. Een
groot aandeel jongere kansrijken zien we
in Zuid-Kennemerland, de Food Valley (o n-
der andere Ede, Wageningen, Barneveld,
Veenendaal) en in Haaglanden, behoudens
de centrumgemeente. De 'Brainport' in Zuidoost-Brabant telt eveneens veel jongere
kansrijken, maar heeft ook nogal wat onze
-
kere werkenden. In Flevoland en Zuid-Holland Centraal
(onder andere Zoetermeer, Leidschen -
dam-Voorburg en Lansingerland) zijn de
achterblijvers oververtegenwoordigd. In
Helmond-De Peel, Friesland en de IJssel -
vechtstreek zijn dat juist de onzekere werken -
den. In Rotterdam, Den Haag, Twente en
Zuid-Limburg wonen zowel veel onzekere
werkenden als achterblijvers. Deze gebieden
hebben de meest kapitaalarme bevolking.
Rotterdam telt wel relatief veel jonge kans -
rijken, maar de gevestigde bovenlaag is er
mager vertegenwoordigd, net als de wer -
kende middengroep en de comfortabel
gepensioneerden. Figuur 3 geeft een indicatie van de geui-
te maatschappelijke onvrede binnen de re -
gio's. Die sluit niet ondubbelzinnig aan op
de dominante groepen in de regio. Alleen
in Zuid-Limburg en Friesland bestaat er
een duidelijke samenhang tussen veel on -
zekeren en achterblijvers en veel onvrede.
Het onderscheid tussen kapitaalkrachtige
versus arme gemeenten, wijken en buurten
op lager schaalniveau is groter, al is dit niet
met kaarten aan te tonen.
Perspectieven: sociaal, ruimte -
lijk, woningmarkt
Voor achterblijvers en onzekere werkenden
is er sprake van een lastige positie op de
arbeidsmarkt. Die hangt deels samen met
regionale omstandigheden en de werkge -
legenheidsstructuur, maar deels ook met
eigen kwalificaties. Op beide vlakken lig -
gen de oplossingen niet binnen handbereik.
De arbeidsvraag is op korte termijn lastig
te sturen of te verplaatsen. Kapitaalarme
werkzoekenden kunnen hun competenties
vergroten door scholing, al komt hier een
TWEEDELING
12
meritocratisch plafond om de hoek kij-
ken. Ook zijn er belemmeringen bij men -
sen die kampen met financiële problemen,
een slechte gezondheid of uitval in een
steeds complexere digitale samenleving.
De Vlaamse psychiater en publicist Dirk de
Wachter bepleit het koesteren van dienst -
verlenende, eenvoudige beroepen om daar -
mee te besparen op medische kosten voor
het behandelen van uitvallers. Voor men -
sen met een migratieachtergrond vormt
discriminatie op de arbeidsmarkt een com -
plicatie. Op al deze fronten kunnen stappen
gezet worden in de goede richting. Een ruimtelijk beleidsperspectief op
achterblijvers en onzekeren bestaat sinds
stedelijke vernieuwing. De naam zegt het
al; de nadruk lag van de jaren negentig tot
en met het meest recente 'krachtwijkenbe -
leid' op stedelijke achterstandswijken. De
geografen Musterd en Van Gent hebben
deze keuze als onredelijk bekritiseerd, om -
dat kapitaalarmen ook rijk vertegenwoor -digd zijn buiten die wijken. Het middel
stadswijkverbetering is dan nogal onge
-
richt om achterstanden te bestrijden. Maar
de problematiek in rurale gebieden wijkt af
van die in achterstandswijken in de grote
en kleinere steden. Vergrijzing van dorpen in regio's buiten
de Randstad maakt het handhaven van
voorzieningen lastig. Vervoer naar dorpen
die nog wel voorzien zijn, helpt daarbij, net
als het overeind houden van een dorpswinkel
of bibliotheekfiliaal met informele krach -
ten. Sociale cohesie geldt hier als kracht.
De problemen hebben de waardering voor
het woonmilieu wel iets doen afnemen
(SSN 2015), maar die is er nog altijd veel
hoger dan in stedelijke of (steeds vaker ook)
stadsgewestelijke achterstandswijken.
Volkshuisvesting nog uiterst
relevant
Het Grotestedenbeleid moest het weg -
trekken van de middenklasse uit centrale
Figuur 4: Ruimtelijke patronenBRON: SCP.NL
TWEEDELING
13
steden naar randgemeenten keren. Dat
gebeurde onder meer door achterstands-
wijken te herstructureren. Hier wordt over
gediscussieerd. Tegenstanders menen dat
het de problemen alleen verplaatst, voor -
standers menen dat verdunning al belang -
rijke winst betekent. Volgens de recentste
inzichten kunnen vooral opgroeiende kin -
deren ten prooi vallen aan slechte vrien -
den en dito voorbeelden in de buurt. Door
etnische concentratie schaadt dit ook de
beeldvorming van bevolkingsgroepen.
Ze groeien apart op, waarna
minderheden wordt verweten
onvoldoende te integreren. Soci-
ale cohesie en controle zijn hier
de zwakke schakels die door
intensief (zelf )beheer van
woningen, publieke ruimten en
voorzieningen worden opgevan -
gen, terwijl ook meer menging
wordt toegejuicht. Een derde perspectief op het
thema verschil en maatschappe -
lijke kloof zijn de woningmarkt
en de (volkshuisvestings)instrumenten
daaromheen. Hier zijn deels andere ver -
delingen aan de orde: insiders versus
outsiders, goedkoop/scheef- versus duur
wonenden; vaste versus tijdelijke huur -
contracten; wel of geen financiering voor
een koophuis. Deze kwesties kunnen de
scheidslijnen verdiepen als bijvoorbeeld
onzekere werkenden op de woningmarkt
tussen de wal en het schip vallen (geen
financiering voor een koophuis en geen so -
ciale huurwoning) of als mensen duurder
huren dan ze aankunnen bij gebrek aan een
goedkoper alternatief. Volkshuisvestingin -
strumenten moeten zich meer richten op
het wegnemen van onzekerheden en het
bieden van gerichte ondersteuning, zoals
financieringshulp voor flexwerkers. De toepassing van het bestaande volkshuis
-
vestingsinstrumentarium, zoals liberalisering
van huurbeleid en strikte woningtoewij -
zing, kan ruimtelijke segregatiepatronen
versterken. Dit terwijl meer menging tot
voor kort het credo was. Het wordt dan
een factor in het bestendigen van sociale
v e r s c h i l l e n via de concentratie van achterblij -
vers in woonbuurten en wijken. Een ande -
re volkshuisvestingskwestie is of midde -
l e n d i e woningcorporaties voor leef baarheid
mogen inzetten, nog toereikend zijn als de
sociale problematiek onder hun huurders
toeneemt en de gemeentelijke wijkteams
dit onvoldoende aan kunnen. Anders dan
een makelaar of projectontwikkelaar moet
de woningcorporatie bij bewoners met
zichtbare of hinderlijke sociale problema -
tiek het woongenot van de buren borgen.
?
Jeanet Kullberg en Jeroen Boelhouwer zijn
onderzoekers bij het Sociaal en Cultureel
Planbureau (SCP).
"De kloof is de
gevestigde bovenlaag
versus achterblijvers en onzekere werkenden."
LEES MEER
Op ruimteenwonen.nl vind je
de uitgebreide literatuurlijst
TWEEDELING
14
De vergetenen
Verwarde personen in de wijk
15
Sjanti Mahabier en Mike
Verbiesen bezoeken
mensen die ´vergeten´
dreigen te worden
De vergeten Rotterdammers. Eerder dit jaar waren ze landelijk
nieuws, toen ggz-organisatie Antes en woningcorporatie Woon-
bron de noodklok luidden. Tijdens een proef, eerder jaar, ontdekten
ggz-specialisten en sociaal beheerders in drie Rotterdamse stads-
delen ruim honderd, soms geïsoleerde, wijkbewoners die onder er-
barmelijke omstandigheden in vervuilde huizen leefden. Vaak zonder
gas, water of licht. 'Vergeten' door instanties, overleven zij zonder de
passende psychische zorg die ze hard nodig hebben.
Tekst Tony Jacobs Beeld Boudewijn Bollman
16
O
p een zonnige woensdag-
middag valt daar weinig
van te zien in de Rotterdam -
se wijk Nieuwe Westen, in
het stadsdeel Delfshaven.
In de vooroorlogse wijk, niet ver van het
centrum, is het rustig. Hier en daar zitten
bewoners op een bankje in de zon en ver -
derop klotst het water van de Coolhaven
rustgevend tegen de kademuur. De enige
aanwijzing dat het hier niet altijd koek en ei
is, komt van het kunstwerk dat op een van
de gevels prijkt: 'Eens komt alles goed.' Ook
hier zochten de specialisten van Antes en
sociaal beheerders van Woonbron naar de
'vergetenen'. De corporatie merkte dat het aantal huur -
ders waarmee het slecht ging, toegenomen
was. Dat dit op het eerste gezicht niet op -
valt, is niet zo vreemd, volgens Anthonie
Mullié, programmamanager bij Woonbron.
Volgens hem is het probleem statistisch ge -
zien niet zo groot. Neem bijvoorbeeld zijn
wijk, Beverwaard. Daar ligt een 'behoor -
lijke goudkust ', die de wijkgemiddelden
hoog houdt. "Maar er is ook een groep waar
het niet zo goed mee gaat, of zelfs ronduit
slecht", zegt Mullié. Om zo'n wijk te verbeteren, zijn een aan -
tal fysieke en sociale ingrepen nodig, stelt
Mullié, die in samenhang moeten worden
uitgevoerd. De corporatie is verantwoor -
delijk voor de fysieke ingrepen, voor de
sociale niet. Mullié: "De pilot met de ggz-or -
ganisatie Antes paste daar goed bij, en we
hebben het vervolgens uitgerold in heel
Delfshaven, IJsselmonde en later ook Hoog -
vl iet." De opzet van de pilot was simpel: als een
sociaal beheerder iets zag dat hij of zij niet
vertrouwde, nam deze een 'bemoeizorger'
mee op huisbezoek. Deze hulpverleners
van Antes zijn getraind snel het vertrou -wen van cliënten te winnen, de problemen
in kaart te brengen en cliënten te onder
-
steunen bij het oplossen van hun eigen pro -
blemen. "Bemoeizorg is een term waar een
methodiek bij hoort," vertelt Mullié. "Juist
de mensen die heel kwetsbaar zijn, hebben
de neiging om de deur dicht te houden.
Sterker nog: hoe meer ze je nodig hebben,
hoe minder ze om hulp vragen. Niet omdat
ze dat niet willen, maar omdat ze bang zijn
voor alles wat buiten henzelf ligt. Maar wij
zijn de partij die wel achter de voordeur
komt. Als er dan een specialist meeloopt,
combineer je het vroeg signaleren met hun
deskundigheid." Om stroperige procedures te vermijden,
was één telefoontje genoeg om zo'n 'be -
moeizorger' mee te krijgen. Karin Schre -
derhof, directeur Woonbron: "Het was alsof
deze specialisten echt bij ons werkten. Ze
hoorden bij de inboedel." Een hele verbe -
tering ten opzichte van waar de corporatie
vaak tegenaan loopt, vertellen Sjanti Maha -
bier en Mike Verbiesen, sociaal beheerders
van Woonbron in de wijken Delfshaven en
Nieuwe Westen. "We merkten dat er een
vertraging zat tussen het signaal, onze aan -
melding en de uiteindelijke hulpverlening,"
zegt Mahabier. "Nu waren de hulpverleners
er gelijk bij."
Subtiele signalen
De problemen van de gevonden personen
varieerden sterk: van zware psychische
klachten als schizofrenie, depressie en
psychoses, tot betalingsachterstanden,
grote schulden en het missen van basis -
voorzieningen. Meestal hadden deze per -
sonen niet één van deze problemen, maar
een combinatie. De corporatie ontdekte
hen vaak per toeval, vertelt Mullié. "Soms
was een verkeerd geplaatste vuilniszak de
aanleiding om verder te kijken." Het zijn
REPORTAGE
17
"Juist de
mensen die
heel kwetsbaar zijn, hebben de neiging om de deur dicht te houden."
ANTHONIE MULLIÉ,
PROGRAMMAMANAGER BIJ WOONBRON
REPORTAGE
18
De sociaal beheerders
zijn alert op subtiele
signalen.
19
subtiele signalen, weet ook Mahabier. Bij-
voorbeeld de manier waarop iemand loopt.
Ze vertelt: "Ik kwam op straat een man te -
gen. Hij zweette en droeg tassen vol flessen
met water. Dat had hij getapt bij een vriend.
Het zag er erbarmelijk uit, dus ik knoopte
een gesprekje met hem aan." De man bleek
een huurder te zijn, die afgesloten was van
het water. Ze vroeg of ze bij hem langs kon
komen, en dat mocht. "Ik wist niet of de
man een psychiatrische patiënt was maar
duidelijk wel iemand die in zijn levensbe -
hoefte wordt bedreigd. Ik heb Antes gebeld
en we zijn er direct samen naar toegegaan."
Een slimme zet, want er bleek meer aan de
hand. De man kende een ongelukkige start
in het leven, belandde in de criminaliteit en
had, nu hij daar weer uit was, moeite zijn
weg te vinden in het leven. Na een aantal
gesprekken, had de bemoeizorger zijn ver -
trouwen gewonnen en konden ze aan de
slag: samen schreven ze fondsen aan en
binnen een week was hij weer aangesloten
op het waternet. Het is een van de succesverhalen van
het pilot project: een man die door de op -
lettendheid van de sociaal beheerder, de
adequate hulp van de bemoeizorger en on -
der de juiste begeleiding er weer langzaam
bovenop komt. Bovendien voorkomt dit een
uit huis zetting. Maar het loopt niet altijd zo
goed af. Bijvoorbeeld in de gevallen waar
al zorg was . Daar mocht de ggz-organisatie
zich niet mee bemoeien, en liep de situatie
soms drastisch uit de hand. Mahabier ver -
telt over een oudere man die al in een zorg -
traject zat: "Ik zag dat het niet goed ging
en meldde dat bij de zorgverlener." Maar
er veranderde weinig aan de situatie. Ma -
habier: "Dan weten wij het eigenlijk al; het
moet dus nog erger worden. En prompt, ge -
beurde dat ook. De man liet verkeerde men -
sen binnen, wat verslaafden bleken te zijn die van hem stalen. Er is toen alarm gesla
-
gen en we gingen met de politie de woning
in. Daar zat een uitgehongerde man in zijn
onderbroek op de bank. Hij bleek mishan -
deld en zijn bankpasjes waren meegeno -
men," vertelt Mahabier. Nu het project sinds 1 april jongstleden
beëindigd is, en de sociaal beheerders weer
volledig af hankelijk zijn van het (gemeen -
telijke) wijkteam, zijn ze bang dat dit soort
schrijnende gevallen zich blijven voordoen.
Verbiesen wordt soms gedwongen de situ - Reactie gemeente Rotterdam
'Sneller opschalen
bij knelpunten'
De gemeente laat in een schriftelijke
reactie weten dat "uit de analyse van de
pilot blijkt dat woningcorporaties net als
andere samenwerkingspartners belangrijke
signalen hebben voor de wijkteams en
dat het wijkteam ook de plek is waar deze
signalen moeten samenkomen. Dat was
en is ook de afspraak. Met partners zoals
woningcorporaties, elektriciteits- en wa-
terbedrijven en ggz-aanbieders is daarom
ook regelmatig overleg. Het beeld dat in dit
artikel geschetst wordt herkennen we daar-
om ook niet." De gemeente zegt ook dat uit
de analyse bleek dat van de 103 huurders
die zijn bezocht, 30 niet bekend waren
bij het wijkteam of een zorginstelling,
terwijl er wel een zorgbehoefte was. "Deze
mensen zijn (of komen) inmiddels in de
zorg." Daarnaast meldt de gemeente dat er
afspraken zijn gemaakt met Woonbron en
Antes over "sneller opschaling bij knelpunt-
en en over de wijze van aanmelden bij het
wijkteam", en dat er afspraken zijn gemaakt
met ggz-aanbieders over toeleiding van
zorgwekkende zorgmijders.
REPORTAGE
20
atie meer op scherp te zetten: hij geeft het
wijkteam aan dat als er geen hulp wordt ge-
boden de corporatie niet anders kan doen
dan overgaan tot ontruiming. De gemeente
Rotterdam probeert huisuitzettingen na -
melijk zoveel mogelijk te voorkomen. Vol-
gens het gemeentelijke actieplan 'Eerder
Thuis' zijn de kosten van een huisuitzetting
gevolgd door opvang vele malen hoger dan
tijdelijke ondersteuning.
Wmo
Deze problemen zijn trouwens niet iets
van de laatste tijd, benadrukt Verbiesen.
Al sinds de invoer van de Wet maatschap -
pelijke ondersteuning, ziet hij dat het soms
misgaat. De Wmo regelt dat de gemeente
verantwoordelijk is voor de juiste voorzie -
ningen om mensen met een zorgvraag goed
zelfstandig thuis te laten wonen. Dit geldt
voor ouderen, maar ook voor personen
met een ggz-hulpvraag. Daarom heeft de
gemeente Rotterdam verschillende voor -
zieningen in het leven geroepen, zoals het
gemeenteloket VraagWijzer en het Meld -
punt Isolement. Na zo'n melding bepaalt
het wijkteam welke zorg adequaat is. Maar deze aanpak vinden Verbiesen en
Mahabier niet altijd passend. En zij zijn niet
de enige. De Brede Raad 010, een collectief
van Rotterdammers die te maken hebben
met de Wmo, Jeugdwet of Participatiewet,
schreef in december een advies aan de ge -
meente, waarin zij stelden dat de verande -
ringen in de zorg te snel gingen en dat er
onvoldoende begeleiding was. Begeleiding
die, volgens de raad, essentieel is voor de
ggz-doelgroep om zelfstandig thuis te kun -
nen wonen. Daarnaast stelden ze dat de VraagWijzer
onduidelijk is voor mensen met een com -
plexe zorgvraag, en dat het bij de wijkteams
scheelt aan ggz-specialisten.
Specialisten
Volgens een woordvoerder van de gemeen -
te is vorig jaar zomer besloten deze speci-
alisten aan de wijkteams toe te voegen.
Inmiddels zijn er in 14 wijkteams ggz-speci-
alisten aan het werk en worden er momen -
teel medewerkers geworven voor alle wijk -
teams. Ook benadrukt de gemeente dat alle
signalen horen samen te komen bij het wijk -
team. "Na de evaluatie van de pilot heeft
de gemeente gezegd: wat je met Antes hebt
gedaan, doe je voortaan met het wijkteam,"
zegt Schrederhof. "Dat is prima. Maar of de
urgentie en omvang van de problematiek
goed in beeld is, dat weet ik niet." "Dat is inderdaad een vraag," zegt Mul-
lié. Zijn ervaring is dat één contactmoment
vaak niet genoeg is: "Soms werd pas bij het
vierde gesprek duidelijk dat er echt wat
meer aan de hand is. En in een uitzonderlijk
geval hebben we zelfs een keer geholpen
een kamer te behangen. Pas daarna konden
we praten en de verdere hulp opstarten die
nodig was."
Skaeve Huse
Dat kost tijd en een hoop mankracht, en
de komende tijd wordt de groep met een
ggz-hulpvraag in de wijk alleen maar groter.
In de nieuwe woonagenda van Aedes valt te
lezen dat zo'n 10.000 personen die eerst be -
schermd woonden of in een maatschappe -
lijke opvang zaten, terugkeren naar de wijk.
Op zoek naar betaalbare woningen, zijn zij
nu aangewezen op de sociale huursector.
Een uitdaging die niet alleen voor Rotter -
dam geldt, maar voor corporaties in heel
Nederland. In de grote zoektocht naar hoe
deze groep op te vangen, krijgt Schrederhof
wel eens de vraag of deze nieuwe huurders
wel op hun plek zijn in de wijk en of er geen
aparte woonvorm voor hen moet zijn. Een
soort Skaeve Huse , misschien. Schrederhof
REPORTAGE
21
Het gesprek met mensen
zorgt ervoor dat Mahabier
en Verbiesen hun werk
kunnen doen. Om inzicht te krijgen,
lopen Mahabier en
Verbiesen veel door de
wijk.
WOONBRON
22
twijfelt: "We hebben dat voor andere groe-
pen inderdaad wel," zegt ze. "Maar tegelij -
kertijd, als je in staat bent de zorgstructuur
in de wijk op orde te hebben en weet waar
deze mensen wonen, dan is het de vraag of
je hen weer half moet institutionaliseren."
Voor Mullié is het duidelijk: deze mensen
horen gewoon in de wijk. "De wijk is in de
kern een leefplek waarin er ook groepen
zijn die hulp nodig hebben. Die horen er ge -
woon bij. De kern van een corporatie zijn, is
dat je zegt dat de doelgroep met de laagste
inkomens er wel bij horen." Daarnaast denkt
Mullié dat het ook praktisch niet haalbaar
is: "Een van de dingen die we tegenkomen
is dat de percentages vreselijk hoog liggen.
Je kan niet half Nederland in een aparte
woonvorm plaatsen." Volgens Mullié zit de
oplossing 'm dan ook in de combinatie van
zorg en signalering in de wijk. En daar ligt
een grote rol weggelegd voor de corporatie:
"Wij zijn een van de clubs die stevig in de
wijk zit. We hebben tientallen complexbe -
heerders, er is geen andere partij die op die
manier voortdurend door de straten loopt
en de kleinste signalen oppikt. Als je daar
snel de juiste deskundigheid aan weet toe te
voegen, kun je een flinke slag maken." Maar zover zijn ze nog niet. Op dit mo -ment zijn het wijkteam en Woonbron druk
bezig de dossiers uit de pilot regel voor regel
door te nemen. Waar ging het mis? Waar kon
het beter? Wat moet in het vervolg anders?
Een leerzame klus, waar zowel de corporatie
als het wijkteam waardevolle lessen voor de
toekomst uit haalt. "Je ziet dat de samenwer
-
king echt nog een tandje steviger kan," zegt
Schrederhof. "En bij ons zelf: we zijn gewend
om bij een intake een zorg-huurcontract aan te bieden, als we twijfelen of
iemand zelfstandig kan wonen.
Maar als er halverwege met een
huurder iets niet goed gaat, dan
wordt een regulier contract niet
gauw omgezet." Daarnaast zou de
corporatie wat vaker 'nee' kunnen
zeggen. Dat is spannend, erkent
Schrederhof, want iemand afwij -
zen zit niet in het DNA van de cor -
poratie. "Het gebeurt wel aan de
kant van de betaling," zegt Schre -
derhof. "Maar op de psychologi-
sche kant komt het niet vaak voor.
Misschien moeten we dit wel gaan doen,
maar altijd met respect en wellicht een op -
lossing achter de hand." Terug in de wijk hebben sociaal beheer -
der Verbiesen en Mahabier ook hun lessen
geleerd. Verbiesen: "Ik heb heel goed ge -
leerd dat ik niet voor iedereen kan zorgen.
Ondanks de psychische problemen van een
klant, moet ik de klant altijd verantwoorde -
lijk houden voor en de regie laten houden
over zijn eigen leven. " Mahabier heeft juist gezien dat sommige
mensen "het heel moeilijk vinden om verant -
woordelijkheid te nemen voor hun eigen le -
ven." Ze besluit: "Vaak gaat het al veel verder
terug, dat de basis van deze mensen al niet
goed was. Daarvan kan je zeggen: daar houd
ik rekening mee. Want, ik ben een medewer -
ker van Woonbron, maar bovenal mens."
?
" Na het behangen van
een kamer , konden
we praten en de
verdere hulp opstarten
die nodig was."
REPORTAGE
23
Vaak wordt er nog onvol-
doende of te simplistisch
nagedacht over welke rol
de provincie wil spelen in
een bepaald vraagstuk",
staat geschreven in een
notitie van één van de
twaalf provincies.
Ook hoor je regelmatig dat
provincies scherper moeten
zijn in de rol die zij kiezen
bij het realiseren van ambi-
ties. Meer dan eens gaan
interne gesprekken over
welke rol wij als provincie
moeten kiezen bij een ur-
gente maatschappelijke
opgave, bijvoorbeeld leeg -
stand in binnensteden. En
terwijl de focus en aan -
dacht naar de roldiscussie
gaat, wordt de opgave
alsmaar groter.
(Binnen)steden kampen
met leegstand, ook in Over -
ijssel. Hierdoor komen de
vitaliteit, leef baarheid,
ondernemersklimaat en
identiteit van onze steden
onder druk te staan.
In plaats van interne roldis -
cussies is het veel effectie -
ver om direct buiten het
gesprek aan te gaan met
inwoners, ondernemers,
Gewoon
samen doen!
gemeenten en overige part -
ners. Maatschappelijke
opgaven kunnen immers
alleen in gezamenlijkheid
worden aangepakt. Benut
de kracht van de lokale
samenleving door aanslui-
ting te zoeken bij de ener -
gie en de behoeften die
daar leven. Dat doe je niet
door op iemands stoel te
gaan zitten, maar door
samen aan de slag te gaan
om lokale initiatieven te
helpen realiseren. Dit noe -
men wij de Stadsbeweging .
Velen willen graag bijdra -
gen aan de leef kwaliteit en
economie van zijn of haar
eigen stad. Daarom jagen
we als provincie ideeën
aan. Daarvoor organiseren
we ontmoetingen in zoge -
naamde stadscafés en
woonkeukens. Aan kansrij -ke ideeën geven wij een
stadscheque. Wij geloven
dat lokale ideeën hierbij
'van nature' het beste aan
-
sluiten. Wij geloven in een
provincie die toegevoegde
waarde biedt door deze
lokale ideeën actief te on -
dersteunen en door processen
een 'zetje te geven'. Door te
verbinden en nieuwe
net werken op te bouwen,
bijvoorbeeld van binnen -
stadsmanagers. Door je te
verbinden aan initiatieven
van inwoners en ondernemers
en door op deze manier je
rol buiten te verdienen. Dus
niet door van tevoren uit -
puttend je rol formuleren
en ook niet door vooraf
alles met alles te verbinden
of dicht te regelen. Dat
vraagt een andere manieren
van werken van ambtena -
ren, bestuurders en politici.
Wat je doet maakt verschil.
Kleine stapjes zijn goud
waard. Kleine ingrepen,
die bij elkaar opgeteld een
grote ontwikkeling vor -
men. Laten we ophouden
met die vermoeiende rol-
discussies en samen aan de
slag gaan door te doen !
Monique Esselbrugge is
concernmanager Ruimte
en Bereikbaarheid
provincie Overijssel
COLUMN
24
PETER
BOELHOUWER
is Hoogleraar Housing systems,
verbonden aan de TU Delft.
Daarnaast is hij voorzitter van
het European Network for
Housing Research (ENHR) en
van het Kenniscentrum Aanpak
Funderingsproblematiek(KCAF).
25
"Gelijke
kansen op
woningmarkt"
Een nieuw kabinet is nog niet in zicht. De redactie van Ruimte
en Wonen biedt een podium aan een professional die de
relevante dossiers goed kent, inclusief de belangrijkste
partijen, hun belangen en gevoeligheden. Aan het woord
is prof. dr. Peter Boelhouwer van TU Delft, uw tijdelijk
vakminister van Wonen.
Tekst Evamarije Smit Beeld TU Delft, Job Jansweijer
Uw voorganger Stef Blok gold niet als inhoudsdeskundige, maar zette
veel in gang. Heeft de woningmarkt nu vooral rust nodig om de
veranderingen te laten inwerken of wilt u juist doorpakken met her
vormingen?
"Onder mijn ministerschap zou ik direct doorpakken met hervormingen. In het essay
'Naar een hervorming van de woningmarkt: niets doen is geen optie!', pleit ik er samen
met coauteur Karel Schiffer voor om op een groot aantal terreinen actie te ondernemen.
Wat mij betreft wordt de verhuurderheffing afgeschaft en worden er dwingende afspra
-
ken gemaakt met corporaties over investeringen in sociale woningbouw, duurzaam -
heidsingrepen en bouw voor de middeninkomens groepen. Die aanpak zou voor de
staatskas ook wel eens positief kunnen uitpakken. Gezien de oververhitting op de koop
-
markt zou ik de hypotheekrenteaftrek versneld met bijvoorbeeld 2% per jaar af bouwen
en de overdrachtsbelasting voor starters afschaffen. De opbrengsten uit deze maatrege
-
len kunnen worden ingezet voor aanbodstimulering en belastingverlagingen.
"Verder zou ik een aantal grote en kleine ingrepen doen, met als belangrijkste
punten: het woonbeleid regionaliseren, bouwsparen invoeren, mogelijkheden
bieden om een deel van de pensioenopbouw voor de financiering van de eigen-
woning in te zetten, en een nationaal Hypotheekinstituut oprichten."
INTERVIEW
26
Vindt u dat de tweedeling op de woningmarkt de laatste jaren verder is
toegenomen?
"Zeker. Dat uit zich op tal van onderdelen. Zo is het voor outsiders op de woning-
markt steeds moeilijker om een eerste woning te betrekken. Dit komt met name
door het feit dat de woningbouwproductie al vijf jaar ver achterblijft bij de huishou -
densgroei. Op de koopwoningmarkt krijgen starters een andere behandeling dan
doorstromers. De doorstromers kunnen nog jarenlang van diverse privileges ge -
bruikmaken, zoals de mogelijkheid om aflossingsvrije hypotheken aan te houden,
terwijl starters met aangescherpte financieringsnormen te maken krijgen. "Ook het beleid in de huursector, zoals bijvoorbeeld passend toewijzen en het
huurbeleid, leiden tot toenemende segregatie en zetten de positie van midden
-inkomens sterk onder druk. Zo zijn veel huishoudens met een inkomen vanaf
1900 euro netto in de maand aangewezen op de private markt. Hun inkomen is
echter vaak ontoereikend om op basis van de strenge inkomenscriteria van het
NIBUD een koopwoning aan te schaffen. Ook wanneer hun maandelijkse woonuit -
gaven hierdoor aanmerkelijk lager uitkomen dan wanneer zij een particuliere
huurwoning zouden betrekken. Deze particuliere huurwoningen kosten aanmer -
kelijk meer, zeker in populaire gebieden. Vanwege strenge inkomensnormen is
zo'n huurwoning in veel gevallen ook niet beschikbaar, omdat mensen niet vol-
doen aan de inkomenseisen en -garanties die een commerciële verhuurder graag
heeft. De penibele situatie waarin de middeninkomens zijn terechtgekomen,
wordt deels verklaard door het gegeven dat uitgangspunten in diverse deelsecto -
ren van de woningmarkt niet op elkaar aansluiten. En deels ook door het simpel-
weg ontbreken van huurwoningen in het middensegment. De bouw van deze wo -
ningen komt in Nederland maar moeizaam van de grond, omdat de koopsector in
tegenstelling tot de sociale huursector geen subsidie ontvangt. Hier wreekt zich
het ontbreken van een eigendomsneutraal woonbeleid, waarbij de overheid de di-
verse eigendomssectoren gelijk behandelt."
Zijn er instrumenten voorhanden om een tweedeling tegen te gaan? Zo
ja, welke?
"Belangrijk is dat de toetredingsnormen die in de diverse eigendomssectoren ge -
hanteerd worden, beter op elkaar worden afgestemd. Hierdoor vallen er geen
groepen meer tussen de wal en het schip en wordt er rekening gehouden met de
samenstelling van huishoudens. Alleenstaanden kunnen veel meer aan wonen uit -
geven dan meerpersoonshuishoudens met een vergelijkbaar inkomen. Verder zou
de sociale huursector toegankelijk moeten zijn voor groepen die niet zelfredzaam
zijn op de woningmarkt. Af hankelijk van het woningmarktgebied, betekent dit in
sommige gevallen een forse verhoging van de doelgroep- en liberalisatiegrens, ter -
wijl in andere gebieden deze grenzen verlaagd kunnen worden. In de koopsector zou ik
voor een nieuwe, geïndividualiseerde aanpak kiezen met maatwerkhypotheken
op basis van het netto besteedbaar inkomen, waarbij tevens rekening wordt gehou -
den met de toekomstige inkomensstijgingen van vooral jonge, goed opgeleide ko -
27
pers. Ten aanzien van de LT V- normen (Loan to value; de verhouding tussen de
aankoopwaarde van het huis en de hoogte van het hypothecaire krediet) zou voor
NHG-hypotheken 106% financiering voor starters weer mogelijk moeten zijn. Voor
overige hypotheken zou de markt kunnen worden uitgenodigd om een hypotheek-
verzekering uit te brengen."
Door het beleid van Blok zijn
steeds meer mensen op het
middensegment aangewezen,
vaak gezinnen die niet of nau
welijks ergens terecht kunnen.
Wat moet er nu gebeuren?
"Waar mogelijk zouden gemeenten
op basis van het BRO (Besluit Ruim -
telijke Ordening) in de nieuwbouw
contingenten moeten vaststellen
voor het middenhuursegment. Er
moeten afspraken worden gemaakt
over de huurregulering, en uitpon -
den mag alleen plaatsvinden met
toestemming van de gemeente. Hier hoort uiteraard een marktconforme grond -
prijs bij, die lager is dan voor koopwoningen. Voor corporaties zou de markttoets in
mijn ogen moeten worden afgeschaft, zodat zij in het niet-DAEB-segment middel-
dure huurwoningen kunnen ontwikkelen. Vanwege de huidige druk in de sociale
voorraad, zou ik terughoudend zijn met het overhevelen van DAEB naar niet-
DAEB-bezit."
In de sociale huursector staat betaalbaarheid met stip op één. Een
veelgehoord geluid is een gebrek aan visie op betaalbaarheid. Wat
kunnen we van u verwachten?
"Het allerbelangrijkste is dat de politiek duidelijke betaalbaarheidsnormen vast -
stelt, op basis van de NIBUD-systematiek voor zowel de huur- als de koopsector.
Die normen moeten op elkaar aansluiten en rekening houden met de samenstel-
ling van huishoudens. In de huursector moet het samenspel tussen huurhoogte en
huurtoeslag er voor zorgen dat huishoudens niet onder deze minimale normen
zakken. De introductie van een huur-op-maat-systeem kan hiervoor zorgdragen,
waarbij de huurprijs min of meer marktconform wordt vastgesteld en er afslagen
plaatsvinden wanneer het inkomen ontoereikend is. Zo krijgen middeninkomens -
groepen toegang tot de sociale huursector. Dit gaat de verdere marginalisering van
de sociale huursector en ruimtelijke segregatie tegen. Op termijn zou ik overwegen
om de huurtoeslag over te hevelen naar verhuurders. Belangrijk blijft echter wel
dat het rijk de betaalbaarheidsgrenzen blijft vaststellen."
"Voor corporaties
zou de markttoets in mijn ogen
moeten worden afgeschaft."
INTERVIEW
28
"De
nieuwbouw moet op
basis van
strategische
overwegingen regionaal
plaatsvinden."
PETER BOELHOUWER
29
Volgens de verwachting van PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)
komt er bijna een miljoen huishoudens bij tot 2040. Er moet fors ge
bouwd worden. Maar wat, waar en hoe, is de vraag.
"De woningbouwproductie zal de komende jaren fors moeten worden verhoogd
naar zo'n 70 a 80 duizend woningen. Dat is 30 a 40 duizend meer dan de afgelopen
jaren. Het rijk en gemeenten moeten taakstellende afspraken maken. Voor be -
staand stedelijk gebied zal via een nieuw Investeringsfonds Stedelijke Vernieu -
wing (ISV) "triggermoney" beschikbaar moeten komen om de onrendabele top -
pen af te dekken. Via een revolving fund kan na verloop van tijd, wanneer een
gebied aantrekkelijk is geworden voor investeerders, een deel van de ontstane in -
komsten worden teruggesluisd naar het ISV-fonds. Omdat de inzet van binnenste -
delijke locaties alleen niet voldoende is om de oplopende woningvraag in de ko -
mende jaren te accommoderen, is het zaak om ook direct aan de steden kleine
woningbouwlocaties tot ontwikkeling te brengen. Maar dit dan zonder dat er een
beroep wordt gedaan op belangrijke groene gebieden. De samenstelling van
nieuwbouwproductie zal op basis van strategische overwegingen regionaal moe -
ten plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten van doorstro -
ming. De nog steeds grote vraag naar grondgebonden woningen en de jaarlijkse
vraag van zo'n zeventigduizend nieuwe gezinnen betekent dat er naast apparte -
menten voor ouderen en alleenstaanden ook grondgebonden woningen gebouwd
moeten worden."
Een ander thema is de verduurzaming van de bestaande voorraad. Wat
mogen we op dit gebied van uw beleid verwachten?
"Daarin heeft het rijk een grote verantwoordelijkheid. Een vergelijkbare inspan -
ning als bij gebiedsontwikkeling is nodig om de duurzaamheidsdoelstellingen te
bereiken. Ik pleit voor een deltaplan. Dit deltaplan bestaat voornamelijk uit voorfi -
nanciering van de noodzakelijke ingrepen in zowel de sociale als de particuliere
woningvoorraad. Omdat de kosten van overheidsleningen door de zeer lage rente
momenteel bescheiden zijn en de leningen via de lagere energie-uitgaven kunnen
worden terugverdiend, hebben zowel woningeigenaren als het rijk hier op termijn
financieel voordeel van. De ruimte in de EU-normen ten aanzien van het financie -
ringstekort, de lage rente, de maatschappelijke noodzaak om te verduurzamen en
de terugverdienmogelijkheid maken de introductie van een deltaplan kansrijk."
Hoe wilt u herinnerd worden als minister van Wonen?
"Als iemand die basis legde voor een eigendomsneutraal woonbeleid, dat mogelijk -
heden biedt om anticyclisch te reageren op veranderingen in de woningvraag en
een sterke, niet gemarginaliseerde sociale huursector ontwikkelde."
LEES MEER Lees op ruimteenwonen.nl het artikel 'Niks doen is geen optie'
van Peter Boelhouwers en Karel Schiffer
INTERVIEW
30
Grimp:
groei
en krimp
op de vierkante kilometer
31
Groningen is ver weg. Het waait
er altijd. De halve provincie staat
leeg. Er zijn aardbevingen. Maar
ze hebben wel leuke Wadden-
eilanden. Slechts één van de
voorgaande zinnen is juist: over
Groningen bestaan veel beelden.
Sommige kloppen, andere niet
en veel hangt af van het gekozen
perspectief.
Tekst Ron Lander Beeld Erik Slot
Park in Delftzijl op de plek
van gesloopte woonwijk
32
Pronkjuweel
Dit artikel gaat over de provincie als 'Stad
en ommeland', waarbij de positie van de
stad binnen de provincie doet denken aan
die van de Randstad binnen Nederland.
Vraagstukken van groei en krimp doen zich
voor op zeer korte afstand van elkaar. Oor-
zaak en oplossing lijken hier soms dicht bij
elkaar te liggen, maar ze zijn vaak verras -
send moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Het is evident dat de dynamiek niet op zijn
beloop kan worden gelaten, maar dat bete -
kent niet dat altijd duidelijk is wat de beste
overheidsinterventie is. De stad Groningen is binnenkort de vijfde
stad van Nederland. De stad doet het goed
op allerlei meer en minder relevante lijst -
jes. Zo is 'Stad' volgens thrillist.com één van
'Europe's 11 most underrated small cities';
komen al een paar jaar, op gepaste afstand
van Amsterdam, de meeste bedrijven in De -
loitte's Technolog y Fast 50 uit Groningen en
wordt het stadsstrand door Lonely Planet ge-
tipt als één van de drie beste in Nederland.
De universiteit en de hogeschool trekken
steeds meer buitenlandse studenten, de stad
bruist en ze schittert als een pronkjuweel. Maar er zijn ook andere lijstjes. Volgens
het Sociaal Planbureau Groningen groeit
meer dan tien procent van de kinderen in
de stad op in een uitkeringsgezin. Op de na -
tionale ranglijst voor opgroeien in armoede
neemt de stad de tweede plek in. Ook Eu -
rope's small cities kennen grootstedelijke
problematiek: het verschil tussen de 'goede'
en 'slechte' wijken dreigt te vergroten en
de Groninger gemeentepolitiek debatteert
over de vraag of de middelen die nu worden
geïnvesteerd in de binnenstad niet hadden
moeten worden gebruikt om tweedeling
en achterstelling te bestrijden. In 'The next
city', het ontwikkeltraject waarin de stad,
in samenspraak met haar inwoners, het ontwikkeltraject voor de groei vorm geeft,
nemen leef baarheid, ruimte en de kwaliteit
van de wijken een belangrijke plaats in.
Nog een lijstje: volgens onderzoek van
de Europese Commissie uit 2016 is Gronin -
gen veertiende op de lijst met steden met
de gelukkigste inwoners in Europa. Van de
Nederlandse steden deed alleen Rotterdam
het beter en dat was nog voordat Feyenoord
landskampioen werd. Voor dit artikel is vooral van belang dat in
Noord-Nederland één van de grote steden
van ons land ligt, een groeiende, aantrek -
kelijke stad met voorzieningen en eigen -
schappen die niet kinderachtig zijn, soms
zelfs niet op internationale schaal. In die
stad woont ruimt een derde van de inwo -
ners van de provincie. Bestuurlijk wordt re -
kening gehouden met een toename van het
aantal huishoudens in de stad met 25% over
de komende twintig jaar.
Voorzieningen onder druk
Dertig kilometer ten oosten van Gronin -
gen ligt Delfzijl. Naar verwachting zal in
Delfzijl het aantal huishoudens (nu nog
ruim 11.000) tot 2037 met zo'n 25% afne -
men. Ook in veel andere gemeenten in met
name het oosten en noorden van Groningen
is sprake van vergrijzing en sterke bevol-
kingskrimp: per regio lopen de verwachte
krimppercentages voor diezelfde periode
uiteen van ca. 15% tot 25%. Voorzieningen staan onder druk. Een
greep uit het regionale nieuws van de af -
gelopen weken: Voetbalvereniging 't Zandt
speelde op 27 mei 2017 haar laatste wed -
strijd en wordt na 85 jaar opgeheven. Per
1 augustus sluit de laatste basisschool in
Onderdendam. De Zonnehuisgroep heeft
aangekondigd later dit jaar verpleeghuis
Solwerd in Appingedam te sluiten. De ge -
meente Pekela heeft een leegstaand deel
TWEEDELING
33
"Er is ?700
miljoen nodig voor het
structureel
beperken van de leegstand
in krimp -
gebieden."
RON LANDER
TWEEDELING
34
van winkelcentrum De Helling opgekocht
om het te slopen. Delfzijl gaat 775 wonin-
gen extra slopen. In het krimpgebied zijn steeds minder
woningen nodig. Overheden en corpora -
ties maken afspraken over sanering van
de huurwoningen, maar het is lastiger om
greep te krijgen op de (dreigende) leegstand
van particuliere woningen. De leegstand
raakt meer dan alleen de eigenaren. De
problemen zijn heel divers en er dreigt ver -
paupering van woningen en straten. Er is
sprake van forse waardedaling en de leef -
baarheid holt achteruit. Alle denkbare op -
lossingen zijn duur: er moet vastgoed aan
de markt worden onttrokken. In de krimpregio's hebben de gemeenten,
samen met de provincie en veel maatschap -
pelijke organisaties woon- en leef baar -
heidsplannen opgesteld. In die plannen
wordt niet geprobeerd om de krimp te stop -
pen of tegen te gaan, maar om samen de
leef baarheid in de krimpgebieden overeind
te houden. Zo kan er bijvoorbeeld voor wor -
den gekozen om de dorpsschool op te geven
en op centrale plekken in de regio goede ba -
sisscholen open te houden. Zowel de urgentie als de complexiteit
worden versterkt doordat het krimpgebied
grotendeels samenvalt met het aardbe -
vingsgebied.
Rijk toont geen interesse
Voor zowel de overheden als de maat -
schappelijke organisaties leidt de proble -
matiek tot een zoektocht, niet alleen naar
oplossingsrichtingen, maar ook naar hun
rol. Gemeenten, corporaties, zorginstel-
lingen, provincie, bewonersorganisaties,
de Rijksuniversiteit, de Hanzehogeschool,
het Rijk en de Rabobank zoeken elkaar in
verschillende samenstellingen op. Daarbij
nemen de gemeenten actief het voortouw
en ondersteunt de provincie. Het Rijk heeft
een aantal jaren geleden een belangrijke
Leegstand in
winkelcentrum De
Helling, Oude Pekela
" Er wordt volop
geëxperimenteerd
en naar nieuwe,
innovatieve oplossingen
gezocht."
TWEEDELING
35
met de coördinerende zorgverzekeraar - de
rijksoverheid is volstrekt afwezig: ze voert
niet alleen geen regie, maar toont ook geen
enkele belangstelling of betrokkenheid
voor deze problematiek -, en een fusie tus-
sen twee ziekenhuisgroepen, was die ach -
tergestelde lening van de provincie nodig
om daarvoor één ziekenhuis in Scheemda
terug te bouwen en zo het aantal zieken -
huizen in de provincie tenminste op vier te
houden. Ook heeft de provincie via subsidiepro -
gramma's voor krimp en leef baarheid tien -
financiële bijdrage geleverd, maar lijkt zich
liever bezig te houden met economisch ster
-
ke regio's dan met krimpgebieden. Er wordt
geëxperimenteerd en er worden onconven -
tionele maatregelen genomen. Zo'n onconventionele maatregel besloot
de provincie bijvoorbeeld te nemen door
een achtergestelde lening van ?10 miljoen
te verstrekken voor de nieuwbouw van een
ziekenhuis. Eerder had De Ommelander
Ziekenhuisgroep besloten de ziekenhui -
zen in Delfzijl en Winschoten te sluiten. Na
veel bestuurlijk gedoe, scherpe gesprekken
36
tallen miljoenen beschikbaar gesteld voor
projecten in de regio. Voor vrijwel al die
projecten leveren de betreffende gemeen-
ten substantiële cofinanciering. De gefi -
nancierde projecten zijn zeer divers: van
dorpsfeesten tot complete centrumplan -
nen; van verduurzaming van dorpshuizen
tot de aankoop van een heel flatgebouw,
dat vervolgens wordt gesloopt. Recent is
gestart met een (deels revolverend) transi-
tiefonds voor de particuliere woningvoor -
raad, dat zich richt op sloop, onttrekking,
verbetering, verduurzaming en levensloop
bestendig maken. De hiervoor beschikbare
middelen zijn echter maar een fractie van
de ?700 miljoen die tot 2030 nodig is voor
het structureel beperken van de leegstand
door aanpassing en vernieuwing van de wo -
ningvoorraad.
Moeilijk uit te leggen
De kleine afstand tussen de stad en het
krimpende ommeland leidt tot een ambi-
gue relatie. Enerzijds zijn in de stad alle
essentiële voorzieningen te vinden, ander -
zijds 'trekt de stad het platteland leeg'. Een
sterke stad is absolute voorwaarde voor de
leef baarheid van de provincie, maar het is
niet voldoende en het kent zijn voorwaar -
den. Het is niet voldoende omdat de leef -
baarheid van het ommeland niet alleen
af hangt van de bereikbaarheid van grote
voorzieningen als ziekenhuizen, maar ook
van goed basisonderwijs, winkels voor da -
gelijkse boodschappen, huisartsen en ande -
re zaken waarvoor vijfentwintig kilometer
een te grote afstand is. Het is ook niet vol-
doende omdat leegstand en verpaupering
in de directe woonomgeving al snel een ste -
vige wissel trekken op de leef baarheid. En er zijn voorwaarden. Zo moet de stad
in haar ontwikkeling niet alleen rekening
houden met de 'stadjers', maar ook met de
functies die ze vervult voor de omgeving. De stad is zich dat bewust, al vraagt het
veel van een stad die, zoals eerder gemeld,
ook binnenstedelijke leef baarheidsproble
-
men het hoofd moet bieden. De stad moet
goed bereikbaar zijn vanuit alle richtingen
en voor alle bevolkingsgroepen. Dat stelt
bijvoorbeeld eisen aan het openbaar ver -
voer die zich in een ijle structuur moeizaam
verhouden tot verdienmodellen. Daarom
wordt in de regio werk gemaakt van inno -
vatieve vervoerssystemen, zoals zelfrijden -
de treinen en bussen waarmee de frequen -
tie van het openbaar vervoer kan worden
verhoogd zonder grote uitbreiding van de
infrastructuur. Er wordt gewerkt aan au -
tonome fietsoplaadpunten en aan een sys -
teem van hubs of ketenknooppunten. Het
idee achter de ketenknooppunten is dat ver -
schillende vervoerssystemen naadloos op
elkaar aansluiten, of gebruikers nou wor -
den afgezet door de buurvrouw, op de fiets
komen of een combinatie maken van eigen
vervoer en (een vernieuwd en comfortabel)
openbaar vervoer. Door niet de vervoerssy -
stemen maar de gebruiker centraal te stel-
len wordt zo de praktische bereikbaarheid
van de economische en maatschappelijke
toplocaties - binnen het krimpgebied of in
de stad - gegarandeerd. Wat goed is voor de stad is goed voor de
regio, maar het zou aan de zeventig procent
van de Groningers die niet in de stad wonen
moeilijk uit te leggen zijn dat een overkoe -
pelende overheid (in dit geval de provincie)
de leef baarheidsproblemen op het platte -
land het hoofd biedt door haar aandacht
vooral te richten op de stad, die toch al zo
succesvol is. Hoe wezenlijk de rol van de
stad ook is, alleen al de fysieke en ruimtelij -
ke ingrepen die nodig zijn in de krimpgebie -
den zijn zo enorm dat ze niet op hun beloop
kunnen worden gelaten en de overheden de
honderdduizenden inwoners van de gebie -
den niet aan hun lot kunnen overlaten.
TWEEDELING
37
Nederland in het klein
Het Rijk speelt vooralsnog een bescheiden
rol in de krimpgebieden. Daarbij spelen uit-
gangspunten als 'gebieden moeten uitgaan
van hun eigen kracht' een belangrijke rol,
ook al is lang niet altijd duidelijk waar die
kracht dan ligt. De potentie van de Eemsha -
ven is groot, maar reikt die tot Stadskanaal
en Pekela? Ook lijkt het Rijk het vanzelfspre -
kend te vinden de aandacht vooral te richten
op de economische motor van het land. Het
beeld van de krachtige stad Groningen bin -
nen het ommeland lijkt een verkleind beeld
van de Randstad binnen Nederland.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruim -
te signaleert het Rijk de negatieve gevolgen
van krimp en stelt vervolgens: 'Dit vraagt
inzet van decentrale overheden met indien
nodig ondersteuning van het Rijk ten aan -
zien van de woningmarkt, het aanbod van
voorzieningen en de economische vitaliteit
in deze gebieden.' Voor de aanstaande Na -
tionale Omgevingsvisie (NOVI) is dat on -
voldoende. In 'Nederland in balans' wijzen
de krimpprovincies er op dat tussen 2007
en 2012 zo'n ?400 per persoon per jaar
werd geïnvesteerd in krachtwijken in de
Randstad, terwijl het Rijk ?10 per inwoner
per jaar investeert in de bestrijding van de
negatieve gevolgen van krimp. Omdat de
oplossing die het Rijk biedt in het Actieplan
Bevolkingsdaling niet toereikend is voor de
regio's, is het nodig dat er een nieuwe visie
komt op groei en krimp in Nederland, met
bijbehorende investeringsmaatregelen. De
krimpprovincies hebben becijferd dat voor
versterking van de arbeidsmarkt (?50 mln./
jaar), bereikbaarheid (?85 mln./jaar), sane -
ring van de particuliere woningvoorraad
(?85 mln./jaar) en voor het saneren van de
leegstand in het maatschappelijk vastgoed
(?140 mln./jaar) de komende vijftien tot
twinti
Reacties