In de rubriek ‘Proefschrift’ bespreken we een recent proefschriftop het terrein van het wonen. Dit keer het boek: Predicting energyconsumption and savings in the housing stock. A performancegap analyses in the Netherlands (TU Delft, april 2016) van DašaMajcen.
28 ? ProefschriftPROEFSCHRIFTBESPROKEN DOOR: MANON VAN MIDDELKOOPAlle woningen die verhuurd of verkocht worden moeten een energielabel heb-ben. Deze verplichting komt voort uit de Europese Richtlijn EnergieprestatieGebouwen. Het energielabel is een informatie-instrument dat de asymmetriein kennis van verkopers of verhuurders en potenti?le nieuwe bewoners moetverkleinen. Daarbij maakt het energielabel bewoners en eigenaren bewust vande energie(on)zuinigheid van de woning. Behalve een classificering van labelG (zeer onzuinig) tot label A++ (zeer energiezuinig) geeft een energielabel eenindicatie van het gestandaardiseerd gebouwgebonden primaire energiege-bruik. En om dit verwachte energiegebruik draait het allemaal in dit proef-schrift. Want het theoretisch berekende energieverbruik dat op het energiela-bel wordt vermeld, blijkt in de praktijk vaak niet overeen te komen met hetdaadwerkelijke energiegebruik. Omdat het elektriciteitsgebruik niet sterkblijkt te verschillen tussen woningen van verschillende energielabelklassengaat dit proefschrift vooral over gasgebruik.Theoretische berekeningen overschatten hetenergiegebruik in onzuinige woningen enonderschatten dat in energiezuinige woningenHet theoretisch gasgebruik van een woning wordt berekend op basis van defysieke kenmerken van de woning, en uitgaand van gestandaardiseerd ener-giegedrag. Er wordt wel rekening mee gehouden dat in grotere woningengemiddeld ook meer mensen wonen, maar de theoretische berekeningenveronderstellen geen interacties tussen het energiegedrag van bewoners ende kenmerken van de woning en de installaties daarin. Majcen laat doorkoppeling van verschillende datasets over woningen aan registraties vanfeitelijk energiegebruik overtuigend zien dat de theoretische berekeningenhet echte gasgebruik in zeer energiezuinige woningen (label A) zo'n 20%onderschatten. Aan de andere kant blijkt het daadwerkelijk gasgebruik inwoningen met een energielabel G de helft lager dan de theoretische schat-tingen. Het omslagpunt tussen onder- en overschatting van het daadwerke-lijk gasgebruik ligt, afhankelijk van de verrijkte dataset, bij label B of C.Nu is het energielabel alleen bedoeld om verschillen in de energetische kwa-liteit tussen woningen kenbaar te maken. Uiteraard in de hoop dat bewo-ners en eigenaren hierdoor geprikkeld worden tot investeringen in energie-besparende maatregelen. In de praktijk werden de theoretische schattingenvoor het energiegebruik echter ook gebruikt voor de berekening van hetenergiebesparingspotentieel van beleidspakketten. Hoofdstuk 2 laat ziendat volgens de theoretische berekeningen bij verschillende renovatie-scena-rio's het besparingspotentieel van veel convenanten tussen overheid, (ver)huurders en bedrijfsleven ruim binnen bereik ligt. Het basisscenario voorrenovatie is daarbij gebaseerd op het Convenant EnergiebesparingCorporatiesector uit 2008. Als echter het daadwerkelijk energiegebruik alsbasis wordt gebruikt, blijken de meeste besparingsdoelen bij dezelfde reno-vatie-inspanningen onhaalbaar. Majcen stelt dat mede op basis van haaronderzoeken de berekeningen voor het Koepelconvenant EnergiebesparingGebouwde Omgeving 2012 zijn overgegaan op gebruik van cijfers over hetdaadwerkelijke energiegebruik. Dat is een belangrijke stap vooruit, al isdaarmee nog niet duidelijk waarom de theoretische berekeningen de planksystematisch misslaan.In het najaar van 2010 moest ik verplicht bedrust houden. Tussenhet leesvoer die de verveling moest verdrijven zat de rapportage"Energiegedrag in de woning" van het ministerie van VROM/WWIuit maart 2010. Liggend in de onverwarmde slaapkamer van mijnvooroorlogse woning leerde ik dat bewoners van onzuinigewoningen ander stookgedrag vertonen dan bewoners vanenergiezuinige woningen. Een fascinatie voor energiegedrag wasgeboren! Want dat moest welhaast effect hebben op de energiedie bespaard kan worden bij de verbetering van de woningvoorraad.Zou daar rekening mee gehouden worden? Uit het proefschrift van Majcen blijkt dat dat destijds nog niet het gevalwas. Majcen laat zien hoe woningkenmerken, bewonersgedrag en energiegebruik samenhangen, en welkeconsequenties dat heeft voor het voorspellen van energiegebruik.In de rubriek `Proefschrift' bespreken we een recent proefschriftop het terrein van het wonen. Dit keer het boek: Predicting energyconsumption and savings in the housing stock. A performancegap analyses in the Netherlands (TU Delft, april 2016) van DasaMajcen.TVV_3_Compleet.indb 28 20-07-16 15:4029? Augustus 2016Bewonersgedrag, inspectiefouten en installa-tiekenmerken verklaren de verschillen tussentheoretisch en daadwerkelijk energiegebruikIn hoofdstuk 3 en 4 gaat Majcen daarom op zoek naar de achtergronden vanverschillen tussen het theoretisch en het daadwerkelijk gasgebruik. Hierbijblijkt dat factoren die van grote invloed zijn op het daadwerkelijk gasgebruiksoms geen relatie vertonen met het theoretisch berekende gasgebruik.Voorbeelden hiervan zijn de eigendomssituatie, inkomen, de woningwaardeen het woonoppervlak. Deze factoren wijzen op het belang van het energie-gedrag van bewoners. Andere analyses laten zien dat de theoretische bereke-ningen erg gevoelig zijn voor de (aannames over) de gemiddelde binnentem-peratuur, ventilatie en de isolatiewaarde van woningonderdelen zoals ramen,vloeren, daken en muren. Deze analyses brengen de kenmerken van instal-laties en inspectiefouten in beeld als verklaring. Mijn onverwarmde slaapka-mer uit 2010 is een mooi voorbeeld van de invloed van installaties. De slaap-kamer had destijds geen radiator of gaskachel. Theoretische berekeningengaan er echter van uit dat alle kamers verwarmd worden, en dat de gemid-delde temperatuur 18 graden is, ongeacht de kenmerken van de woning ofinstallaties. Vermoedelijk gebruikte ik in 2010 dus minder gas dan op eeneventueel energielabel vermeld zou zijn geweest. Inspectiefouten bieden eenaanvullende verklaring voor het verschil tussen theoretisch en het daadwer-kelijk gasgebruik. Indien bijvoorbeeld isolatie onzichtbaar is weggewerkt endocumentatie ontbreekt, wordt een woning tijdens een inspectie te laaggeclassificeerd. Woningen met een (ogenschijnlijk) slechte energetischekwaliteit hebben daardoor meer kans op overschatting van het gasgebruik.In het verlengde hiervan laat Majcen in andere analyses zien dat er bij onder-en overschatting andere mechanismen aan het werk zijn. Overschatting lijktvooral toe te schrijven aan het feit dat installatiesystemen en de woninganders functioneren, of uitnodigen tot ander gedrag, dan verwacht. Denkaan mijn voormalige slaapkamer. Onderschatting, daarentegen, blijkt lasti-ger te verklaren, maar houdt mogelijk verband met patronen van aan- enafwezigheid van bewoners. Echter, ook de aanwezigheid van een program-meerbare thermostaat en het type douchekoppen lijken van invloed.Innovatief gebruik van data ontrafelt de wer-kelijke effecten van energiebesparingsmaat-regelenDe meeste analyses in dit proefschrift zijn uitgevoerd op cross-sectioneledata. Dit wil zeggen dat uitspraken gebaseerd worden op vergelijkingen tus-sen verschillende woningen. In het laatste hoofdstuk wordt duidelijk datlongitudinale data een onmisbare aanvulling daarop biedt. Door het gasge-bruik van corporatiewoningen in de SHAERE-database voor en na renovatiete vergelijken wordt bijvoorbeeld duidelijk dat energiebesparende maatrege-len gemiddeld eenderde minder gasgebruik besparen dan verwacht. De ver-schillen tussen individuele maatregelen zijn echter enorm. Verbetering vanhet ventilatiesysteem levert meer op dan theoretisch verwacht, maar het gaatom een bescheiden besparing. Verbetering van combiketels en ramen blijkende meeste besparing op te leveren, al is het dan minder dan verwacht.Dit proefschrift levert met innovatieve koppeling van datasets en registra-ties een belangrijke bijdrage aan kennis over het energiegebruik van wonin-gen. De resultaten kunnen gebruikt worden om theoretische inschattingente verbeteren, zeker nu data daarvoor in snel tempo beschikbaar komen.Belangrijk daarbij is om het doel van de inschatting voor ogen te houden;bepaling van de kostenefficiency van maatregelen voor een individuelewoning vraagt bijvoorbeeld om andere informatie dan de bepaling van hetbesparingspotentieel van nationale beleidpakketten. Daarnaast biedt hetproefschrift van Majcen concreet zicht op maatregelen die bijdragen aanverdere vermindering van energiegebruik in woningen. Daarbij gaat hetniet alleen om techniek, maar zeker ook om het gedrag van bewoners. Hetproefschrift van Majcen bewijst definitief dat energiebesparing in wonin-gen voer is voor B?ta's ?n Gamma's. nNul-op-de-meterwoningen in Oud Vossemeer. Foto: Energiesprong.Het proefschrift `Predicting energy consumptionand savings in the housing stock' van de TU Delftis te downloaden via www.tvvnet.nlTVV_3_Compleet.indb 29 20-07-16 15:40
Reacties