Door de aandacht voor de grote stad en het platteland is er weinig oog voor de rol en positie van middelgrote steden. Onterecht, vindt Joks Janssen. Nu het krachtenveld van de nieuwe stedelijke economie is veranderd, en middelgrote steden onderdeel zijn geworden van metropoolregio’s, is het voor de kleine en middelgrote steden zaak om scherper profiel te kiezen. Zich opnieuw te positioneren, en een sociaaleconomische toekomst te bedenken die past bij de eigen sociaaleconomische kenmerken en ontwikkeling
34 2015/01 S+ROThemaAgglomeratiekrachtKracht van middelgrootBinderen, HelmondFoto: Pim GeertsBergoss, HelmomgFoto: Pim GeertsJoks JanssenBrabantKennis en WageningenUniversiteitjoks@brabantkennis.nljoks.janssen@wur.nl@JoksJanssenOp zoek naar de krachtDoor de aandacht voor de grote stad enhet platteland is er weinig oog voor derol en positie van middelgrote steden.Onterecht, vindt Joks Janssen. Nu hetkrachtenveld van de nieuwe stedelijkeeconomie is veranderd, en middelgrotesteden onderdeel zijn geworden vanmetropoolregio's, is het voor de kleineen middelgrote steden zaak om scher-per profiel te kiezen. Zich opnieuw tepositioneren, en een sociaaleconomi-sche toekomst te bedenken die past bijde eigen sociaaleconomische kenmer-ken en ontwikkelingsgeschiedenis vanmidsize Nederland.Het midden: lange tijd een gekoesterdideaal. Politiek, sociaal, economisch enook ruimtelijk. De naoorlogse liberaledemocratie en verzorgingsstaat is nietvoor niets gebouwd op een brede, he-terogene middenklasse. Deze politiekekoers, gericht op de uitbouw en onder-steuning van de middenklasse, werdmede ingegeven door de negatieve,vooroorlogse ervaringen met midden-groepen die als gevolg van de economi-sche depressie van de jaren 1930 metgrote onzekerheid werden geconfron-teerd en politiek op drift raakten. Denaoorlogse koestering van het middenwas een beschavingscompromis, ener-zijds gevoed door welbegrepen politiekeigenbelang en anderzijds door eenbreed gedeeld verlangen naar maat-schappelijke stabiliteit.Naoorlogs beschavings-compromisHet naoorlogse, politieke streven naarhet midden vertaalde zich in een soci-aaleconomisch welvaartsprogrammadat het `profijt' van de overheid en pu-blieke sector gelijkelijk verdeelde tus-sen de middengroepen en de onderlaag.Zeker in de eerste naoorlogse decenniawas overheidsbeleid in Nederland erop gericht de economische en socialegelijkheid te bevorderen. De herverde-lingspolitiek van de verzorgingsstaatzorgde niet alleen voor demping van deloonverschillen via het sociale zeker-heids- en belastingstelsel, maar ookvoor een spreiding van bevolking enwerkgelegenheid via industriebeleid enlater ruimtelijk ordeningsbeleid. Het inde jaren 1960 gelanceerde concept van`gebundelde deconcentratie', gericht ophet geleiden van de verstedelijking viaspeciaal daartoe aangewezen groei-kernen, vormde de ruimtelijke pendantvan het sociaaleconomische welvaarts-beleid. Naast het politieke en sociaal-economische midden, werd zo ook hetruimtelijke midden ? tussen stad enplatteland ? versterkt en uitgebouwd.Dit naoorlogse beschavingscompromisstaat sinds enige tijd onder druk. Metde economische globalisering in dejaren 1980 en de daarop volgende neoli-beralisering van het overheidsbeleid inde jaren 1990 verliest het midden aan-trekkingskracht. Zo heeft de afgelopenperiode al een leegloop plaatsgevondenvan het politieke midden. Politiekepartijen verlaten meer en meer het po-litieke midden. Sinds enige tijd volgenook berichten over de sociaaleconomi-sche positie van de middenklasse ? `thesqueezed middle' ? die steeds meersamengedrukt en gespleten dreigt teraken in de hedendaagse economie.S+RO 2015/01 35ThemaAgglomeratiekrachtKracht van middelgrootOnder links: Luchtfoto OssFoto: Chris PerreijnOnder rechts: Binderen, HelmondFoto: Pim GeertsCentrum HelmondFoto: Pim GeertsGelderse Poort, OssFoto: Chris Perreijnvan middelgrootgelijkheid, roept iedere afwijking vande normaliteit vanzelfsprekend vragenop. Niet het grijze gemiddelde, maar deafwijkingen naar boven en beneden oftussen links en rechts trekken dan alsnel de aandacht. Hoewel begrijpelijk,zoomt het debat daarmee alleen in opde uiteinden van het spectrum. Dezeblikvernauwing leidt tot bijziendheid.Immers, van het voorheen zo gekoes-terde midden komen we nauwelijksiets te weten. Hoe staat dat middener vandaag eigenlijk voor? Wat is deeigenstandige betekenis en krachtvan het midden in een wereld waarintegenstellingen steeds groter lijkente worden, de flanken aan kracht enbetekenis winnen? Is er ?berhaupt nogperspectief voor het midden, of gaat ditbeschavingscompromis de globaliseringsimpelweg niet overleven?Deze vragen zijn ook vanuit een ruim-telijk perspectief relevant. In ruimtelijkopzicht worden de verschillen immersgroter. En ook hier eisen de uiterstenvan het spectrum vooralsnog alleaandacht op: de groeiende en florerendestad versus het krimpende en kwak-kelende platteland. Dit vertaalt zichbeleidsmatig in een discours rond deinternationale concurrentiekracht vanmetropoolregio's versus de leefbaarheiden veerkracht van krimpgebieden. >>Sommige economen spreken al overhet `verdwijnen van de middenklasse'als gevolg van de automatisering enrobotisering van routinematige taken.De sociale tegenstelling tussen hoog-opgeleide en laagopgeleide burgersin inkomensniveau, bestedingspa-troon, levensstijl, gedrag, gezondheid,levensduur en politieke voorkeur, zaldaardoor steeds scherper worden.Niet voor niets waarschuwt Pikettyin zijn Kapitaal in de eenentwintigsteeeuw voor toenemende economischeongelijkheid en stellen de Wetenschap-pelijke Raad voor het Regeringsbeleiden het Sociaal en Cultureel Planbureauin hun recente studie `Gescheiden we-relden?' dat een culturele kloof dreigttussen hoog- en laagopgeleiden.BlikvernauwingDat de aandacht in het maatschappelijkdebat vooral uitgaat naar de groeiendeverschillen tussen arm en rijk, hoog- enlaagopgeleid, is op zichzelf niet vreemd.In een land met een zelfgekoesterde eninternationaal erkende reputatie van36 2015/01 S+ROThemaAgglomeratiekrachtKracht van middelgrootDe professionele belangstelling voorzowel de aantrekkingskracht van degrote stad als de problematiek vande krimpende regio's veronderstellenen versterken elkaar, ook in (nieuwe)paradigma's. De redenatie is immersdat in Nederland, waar de bevolkingnauwelijks meer toeneemt en ook degroei van het aantal huishoudens daalt,de trek naar de grote stad ten kostegaat van het platteland. Wie spreektover het krimpende platteland, doet datdus altijd tegen de achtergrond van eengroeiende stad en omgekeerd. Het suc-ces van de een is nauw verbonden metde problematiek van de ander.Maar wie beter kijkt, ziet dat datslechts de helft van het verhaal is.Natuurlijk, de krimpende bevolking ende trek van jongeren en hoogopgeleidennaar de steden zorgt voor problemen insommige perifere regio's. Tegelijkertijdzien we daar ook nieuw elan ontstaan,met als gevolg een enorm stuwmeeraan lokale initiatieven. De bottom-up beweging van zelforganiserendeburgers en sociale ondernemers biedtinteressante nieuwe perspectieven,ook voor overheden en instituties. Wiebijvoorbeeld de publicatie Van Onderop!leest, kan niet anders dan constaterendat het met de vitaliteit en veerkrachtvan de krimpregio's wel goed zit. In ditdeel van Nederland staan niet voor niksde kraamkamers van de veelbesproken`kantelingen' en `transities'. De plat-telandsgebieden buiten de grote stedenlijken vooralsnog weinig negatieveeffecten te ondervinden van de aanzui-gende werking van de (groot)stedelijkeeconomie.Midsize NederlandEen interessantere vraag is dan ook watin dit krachtenspel de positie is van dekleine en middelgrote steden. Stedentussen de 50.000 en ongeveer 100.000inwoners waar ongeveer een kwartvan de Nederlandse bevolking woont.Voormalige industrie- en groeikernenzoals Emmen, Zoetermeer, Purmerend,Roosendaal en Helmond. Het is ditmidsize Nederland dat te maken lijkt tehebben met de wet van de remmendevoorsprong. Wel de (groot)stedelijke ensociale problemen, maar op het eerstegezicht minder krachtbronnen voor eenontwikkeling die aansluit bij de nieuwestedelijke economie waarin kennis encreativiteit belangrijke ingredi?nten zijnvoor vernieuwing. Het zijn de stedenwaar de sociale en ruimtelijke herschik-king die gepaard gaat met de nieuwe, opcreativiteit en kennis gebaseerde econo-mie het meest zichtbaar en voelbaar is.Jongeren trekken weg naar de nabijgele-gen grote stad vanwege het bredere cul-tuuraanbod en de daar aanwezige hogeronderwijsvoorzieningen. Hun binnen-steden hebben te kampen met leegstanddoor internetverkopen en concurren-tie van aanbod in de regio. Daarnaastverliezen sommige van deze stedendoor voortgaande schaalvergroting enfusieprocessen maatschappelijke voor-zieningen zoals ziekenhuizen.Het is ook dit midsize Nederland datde afgelopen decennia in de schaduwstond van de aandacht van politiek,overheid en maatschappelijk midden-veld voor met name de leefbaarheidop het platteland en de ontwikkelingen concurrentiekracht van de stede-lijke regio's: te groot voor het servet,te klein voor het tafellaken. Door dezestiefmoederlijke behandeling is niet al-leen een opmerkelijke lacune ontstaanin het discours over stad en stedelijk-heid, maar blijft ook een belangrijkekrachtbron onbenut. Juist nu in hetruimtelijk-economische beleid devorming van metropoolregio's vooropstaat, dringt zich de vraag op hoe demiddelgrote steden daaraan kunnenbijdragen. Wat is het toekomstper-spectief van deze steden in het lichtvan de `kenniseconomie'? Deze vraagkan alleen beantwoord worden vanuiteen bovenregionaal perspectief: in eenbreed gebied aan de flanken van deRandstad is de verhouding tussen grotesteden en de middelgrote steden puntvan aandacht. De steden in de ring rondde Randstad van Breda tot Zwolle zijn inde loop van de jaren onderdeel gewor-den van een groter stedelijk gebied. Deeconomische aantrekkingskracht envitaliteit van dit gebied wordt mede be-Kanaalzone HelmondFoto: Pim GeertsKanaalzone HelmondFoto: Pim GeertsS+RO 2015/01 37ThemaAgglomeratiekrachtKracht van middelgrootpaald door de differentiatie in stedelijkewoonmilieus en door het aantrekkelijkwoon- en leefklimaat.Veel van deze middelgrote steden zijninmiddels onderdeel geworden vanmetropoolregio's, waarin zij niet langerop zichzelf staan en de enige kern vor-men. Binnen het veelkleurige moza?ekvan de metropoolregio is het voor dekleine en middelgrote steden zaak omscherper profiel te kiezen, zich opnieuwte positioneren. Waar voorheen ? in dehoogtijdagen van de verzorgingsstaat? nog gekoerst kon worden op het ide-aalbeeld van de `complete stad', lijkt datin de huidige context weinig zinvol. Erzullen keuzes moeten worden gemaaktin het veranderend krachtenveld van denieuwe stedelijke economie. De uitda-ging zit er in een sociaaleconomischetoekomst te bedenken die past bij deeigen sociaaleconomische kenmerkenen ontwikkelingsgeschiedenis. Waarliggen specifieke kansen, die aansluitenbij de eigen stedelijke karakteristieken?Liggen er in deze voormalige indus-trie- en groeikernen in het licht van dederde industri?le revolutie bijvoorbeeldgeen uitgelezen kansen om ambacht,gemeenschapsgevoel en de aanwezigemaakindustrie van nieuw elan te voor-zien? Kunnen de middelgrote stedenzich ontwikkelen tot de bakermat vaneen nieuw soort `kennisindustrie', alsaanvulling of complement op de meergrootstedelijke `kenniseconomie'? Kun-nen ze hun ruime voorraad aan comfor-tabele woonmilieus en groene ruimte tegelde maken?De kracht van middelgrootBeantwoording van deze vragen vereisteen nieuw `narratief' over de toekomstdat aansluit bij de eigen kracht, deeigen identiteit en het unieke aanbodvan voorzieningen. En belangrijker,het vraagt om een open blik: zonderbijziendheid kijken naar wat er in hetruimtelijke midden gebeurt. Een blik diezich niet vernauwt tot groot of klein,boven of beneden, links of rechts, maardie zich vanuit het midden ori?nteertop de nieuwe werkelijkheid en vandaaruit verbindingen legt. Wie dat doet,ziet dat er ? lokaal ? allerlei interessan-te perspectieven en initiatieven wordenontwikkeld. Bijvoorbeeld in Roosendaalwaar overheid en winkeliers een proef-tuin organiseren voor de toepassingvan nieuwe ICT-technologie om hetbestaande winkellandschap duurzaamen toekomstbestendig te maken (www.roosendaalsmartretailcity.nl). Of inZoetermeer, waar op eigen kracht detransformatie is gemaakt naar stadvoor mbo-studenten. Door niet teconcurreren met de studenten van deuniversiteiten in Rotterdam en Leidenen de hogescholen in Den Haag, maargericht te kiezen voor mbo-studentenontstaan er aantrekkelijke combinatiesvan werk, opleidingen en onderkomen.Door zoals Zoetermeer en Roosendaaleen eigen koers te varen kunnen mid-delgrote steden zich ontwikkelen totaanjager van de regionale economie.Het midden is zo bezien kleurrijker en(veer)krachtiger dan we vaak geneigdzijn te denken. Wanneer we het middenals vertrekpunt nemen ontstaan kans-rijke perspectieven voor de uitdagendemaatschappelijke opgaven waar ste-delijk Nederland als geheel voor staat.Dus in de Agenda Stad die de rijksover-heid opstelt, naast de onvermijdelijkelofzang op de grote stad, graag ookwat aandacht voor de bijzondere rol enpositie van middelgrote steden. Joks Janssen is directeur BrabantKennisen Hoogleraar Ruimtelijke planning enerfgoed aan de Wageningen Universiteit.Ruwaard, OssFoto: Chris PerreijnFontein OssFoto: Chris Perreijn
Reacties