Bij de hervorming van de langdurige zorg moet er meer ruimte en flexibiliteit zijn voor organisaties om samen de opgaven tot de benodigde aanpassing van woningvoorraad en zorgvastgoed te realiseren. Ook zijn er prikkels nodig zodat partijen investeren en een tijdspanne die past bij de opgave.
47TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ACHTERGRONDDOOR HENRY MEIJDAM, ANNEMIEKE NIJHOF, ANITA BRUINES ENVINCENT SMIT1, RAAD VOOR DE LEEFOMGEVING EN INFRASTRUCTUURDoor marktpartijen actief te betrekken wil de stad eenkrachtige impuls geven om meer te investeren in bestaan-de woningen. Maar hoe krijg je 15.000 huurders en 25.000woningeigenaren zover dat ze hun huis verduurzamen?Woningcorporaties Domijn, De Woonplaats en degemeente Enschede hebben die vraag voorgelegd aan 83 marktpartij-en. Onder de noemer MIO Duurzaamheid is gezocht naar een nieuweorganisatie(vorm) die de bewoner ontzorgt, van advies tot en metoplevering.Er is een toenemende behoefte bij ouderen en mensen met een zorg-vraag om zo lang mogelijk zelf regie te houden over hun woonsituatie.Deze ontwikkeling is al jaren gaande en is een van de grondslagen vanhet hervormingsbeleid in de langdurige zorg. Door dit beleid wordt detrend van zelfstandig wonen versneld: mensen met een lagere zorgin-dicatie2krijgen geen toegang meer tot de intramurale voorzieningen.Zij blijven zelfstandig wonen. Dit betekent niet vanzelfsprekend dat dehuidige woning en leefomgeving geschikt is om er - met beperkingen? onder eigen regie te blijven leven.Vaak is het nodig om de woning aan te passen om hulp of zorg aanhuis te kunnen krijgen. Zelf regie behouden kan ook betekenen datmensen wel moeten verhuizen, zodat zij in de nieuwe woning enwoonomgeving wel goed met hun beperkingen kunnen leven. Dit lan-ger zelfstandig wonen gaat dus niet vanzelf, maar vraagt om investe-LANGER ZELFSTANDIGWONEN GAAT NIET VANZELFBij de hervorming van de langdurige zorg moet er meer ruimte en flexibiliteit zijn voor organisaties omsamen de opgaven tot de benodigde aanpassing van woningvoorraad en zorgvastgoed te realiseren. Ookzijn er prikkels nodig zodat partijen investeren en een tijdspanne die past bij de opgave.Vaakishetnodigomdewoningaantepassenomhulpofzorgaanhuistekunnenkrijgen(FotoGerLoeffen/HollandseHoogte)48ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ringen in tijd en financieel, en om samenwerking tussen de betrokkenpartijen.De vraag is wat het effect van de hervorming van de langdurige zorg isop de woningmarkt. Kan de woningmarkt zo'n transitie opvangen?Hoe is de situatie vandaag de dag en hoe kan deze transitie goedplaatsvinden?Het kabinet vroeg om advies aan de Raad voor leefomgeving en infra-structuur (Rli). Op 23 januari 2014 presenteerde de raad het advies`Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn'.In dit artikel gaan we in op de analyse en de aanbevelingen. We bespre-ken achtereenvolgens de woningmarkt, het zorgvastgoed en de transi-tie in het stelsel.DE WONINGMARKT: VRAAG EN AANBOD LOPEN UITEENDe meeste mensen die hulp of zorg behoeven, willen zoveel mogelijkde regie over hun eigen leven voeren en zoveel mogelijk zelfstandigwonen. Dit geldt voor ouderen met een beperking, voor verstandelijken lichamelijk gehandicapten, en voor ggz-clienten. Deze mensen wil-len net als iedereen betaalbaar wonen in een woning naar keuze, in eenprettige buurt met een aantal basisvoorzieningen en de mogelijkheidom een sociaal netwerk te ontwikkelen. Ze willen meestal liever nietverhuizen, omdat een verhuizing hun dagelijks leven sterk ontregelten hun sociale netwerk ontwricht.Er is dus een aanzienlijke vraag om zelfstandig te wonen of te blijvenwonen. Uit onderzoek van ABF Research blijkt een tekort aan wonin-gen die geschikt zijn voor ouderen en mensen met een zorgvraag (zietabel 1).In 2012 bedroeg het tekort aan geschikte woningen voor mensen meteen zorgvraag 84.000 (zie tabel 1), 4% van de woningvoorraad. Dit is opzich geen hoog percentage, maar het is noodzakelijk nauwkeuriger tekijken naar de diverse segmenten daarbinnen. In de categorie `ver-zorgd wonen' is het tekort 30%, 40.000 woningen. Dit tekort zal tot2021 door demografische ontwikkelingen toenemen tot 81.000 wonin-gen. Dit is wel degelijk een hoog aantal ten opzichte van het huidigeaanbod. Het goede nieuws is dat dit tekort ook bestreden kan wordenbuiten de woning om, namelijk door het realiseren van nabijgelegenzorgsteunpunten, waardoor een flink aantal woningen geschikt wordtvoor mensen met een beperking.Bij de segmenten `wonen met diensten' en `overige ouderenwoningen'zien we opgeteld een tekort van ruim honderdduizend woningen in2012. Dat het totale tekort aan geschikte woningen lager is, komt doorde beschikbaarheid van `nultredenwoningen'. In die categorie is sprakevan een overschot van 64.000 woningen. Deze 64.000 woningen staanniet leeg, maar worden bewoond door mensen die niet tot de doel-groep behoren. Het is dus niet zo dat dit overschot van 64.000 wonin-gen beschikbaar is voor mensen met een zorgvraag, want er zijn veelanderen die ook een nultredenwoning ambi?ren (jongeren bijvoor-beeld). Een strakke toewijzing van deze woningen ten gunste van men-sen met een zorgvraag, werkt beperkend voor andere woningvragers.We stellen vast dat de kwantitatieve tekorten niet afgedaan kunnenworden met de gedachte dat het om maar 4% gaat. Vooral voor mensendie op zoek zijn naar `wonen met diensten' en `verzorgd wonen', zijn detekorten aanzienlijk. Ook is duidelijk dat dit tekort tot 2021 sterk zaltoenemen. Zonder extra actie kan de woningmarkt op korte termijndeze tekorten niet oplossen.Daarnaast is er een moeilijk te becijferen kwalitatief tekort. Zowel inde huursector als in de eigenwoningsector wonen ouderen in eenwoning waar kleine en grotere aanpassingen, die passen bij de levens-fase en behoefte, op hun plaats zijn (douche, toilet, trapsteun, entree,etc.). Hierbij gaat het lang niet altijd over grote en dure investeringen.Voor de verhuurder is zo'n initiatief tot investeren pas zinvol als er eengrotere schaal aan de orde is en er daarnaast vermogen beschikbaar is.De eigenaar-bewoner moet bedenken dat mogelijk een deel van deoverwaarde van het huis hiervoor ingezet kan worden. Hiervoor isnodig dat de bankwereld die vraag in sterkere mate faciliteert.3Het hervormingsbeleid in de zorg leidt ertoe dat in de komende vijfjaar jaarlijks gemiddeld tienduizend ouderen, dertienhonderd gehan-dicapten en achthonderd cli?nten in de geestelijke gezondheidszorg(ggz) met een lage zorgindicatie4geen toegang meer hebben tot intra-muraal verblijf. Zij blijven dus op de reguliere woningmarkt actief.Een deel van hen blijft wonen waar ze nu wonen, wat de doorstromingremt. Mogelijk kunnen zij hun woning (laten) aanpassen. Een anderdeel zal wel zelfstandig blijven wonen, maar niet in de huidigewoning. Voor deze mensen moet dan wel geschikt aanbod beschikbaarzijn. Voor veel woningvragers is het belangrijk dat de woning geschiktis om zorg te ontvangen en dat er mogelijkheden zijn een sociaal net-werk in de buurt op te bouwen. Immers, naast de woning is ook dedirecte leefomgeving zeer bepalend voor de mogelijkheid zelfstandigen naar tevredenheid te kunnen wonen.Dit stelt eisen aan de leefomgeving op het vlak van voorzieningen(zorg, welzijn, winkels, activiteiten), bereikbaarheid, veiligheid enwelbevinden. Een vitale leefomgeving is belangrijk om deel te kunnennemen aan diverse activiteiten en om eenzaamheid te voorkomen. Dehuidige verzorgingshuizen hebben vaak ook betekenis voor mensenmet een zorgvraag die er in de buurt wonen: zij bieden diensten vooromwonenden, maar dragen ook bij aan het draagvlak voor voorzienin-Tabel 1 Het tekort aan geschikte woningen (aantallen en percentage ten opzichte van devoorraad)Omschrijving 2009(aantalx 1.000)2012(aantalx 1.000)1 Verzorgd wonen Zorg- en hulpverleningkan vanuit een nabijge-legen steunpunt wor-den geleverd40 (29%) 40 (30%)2 Totaal overig geschiktewoningenWonen met diensten Woningen in com-plexen met extra dien-sten als maaltijdverzor-ging en gemeenschap-pelijke ruimten41 (22%) 46 (26%)Overig ouderenwoning Woning waarvan debewoner aangeeft dathij speciaal bestemd isvoor ouderen43 (18%) 63 (31%)Ingrijpend aangepastewoningWoning waarin specialevoorzieningen of bouw-kundige aanpassingenzijn aangebracht0 (0%) 0 (0%)Overige nultredenwoning Woning die extern enintern toegankelijk iszonder traplopenOverschotvan 36Overschotvan 6447 (3%) 45 (2%)Totaal tekort geschiktewoningen (1 + 2)87 (5%) 84 (4%)Bron: Galen, J. van, Willems, J. & Poulus, C. (2013). Monitor investeren voor de toekomst2012. Delft: ABF Research.49ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014gen in de buurt, zoals een bushalte of een bibliotheek. Sluiting van eenverzorginghuis heeft dus niet alleen gevolgen voor de bewoners zelf,maar ook voor de buurt.Dat er grote ruimtelijke verschillen zijn in dit vraagstuk is evident. Desituatie in steden is anders dan in randgemeenten en in plattelandsge-meenten. Ook binnen gemeenten kunnen per wijk grote verschillenoptreden. Daarom is er een lokale inventarisatie nodig van de woning-en voorzieningenbehoefte in regionaal verband, omdat ook de oplos-singen op lokaal en regionaal niveau gezocht moeten worden. Lokaalomdat mensen graag in de buurt blijven wonen, regionaal omdat nietal het gewenste aanbod op lokaal niveau gerealiseerd kan worden.HET VASTGOED: RISICO'S EN HERBESTEMMENDoor hervormingen in de langdurige zorg krijgen intramurale verzor-gingshuizen, gehandicapten- en ggz-instellingen gemiddeld 30% min-der cli?nten. In aantallen gaat het om ongeveer 78 duizend mensen (zietabel 2).Tabel 2 Raming van aantal cli?nten dat valt onder langer thuis wonen, volgens het scena-rio uit de Kamerbrief `Hervorming langdurige zorg'.Indicaties die geen toegang meer geven totintramurale zorg5Absoluutaantal% van totaleintramuralecapaciteitVerpleeg- en verzorgindicaties 57.700 mensen 38%Verstandelijk gehandicapten, lichamelijkgehandicapten en zintuiglijk gehandicapten15.100 mensen 19%Geestelijke gezondheidszorg 5.100 mensen 18%Totaal alle sectoren 77.900 mensen 30%Bron: Tweede Kamer (2013). `Hervorming van langdurige ondersteuning en zorg'. Bijlage bijKamerbrief Hervorminglangdurige zorg:naar een waardevolle toekomst, 25 april 2013.Vergaderjaar 2012-2013, 30597, nr. 296.De beperktere toegang van ouderen tot intramuraal verblijf raaktvooral de verzorgingshuizen. Woningcorporaties bezitten ruim vijftig-duizend wooneenheden in verzorgingshuizen. Dit is de helft van hettotale aantal.Naast de afname van het aantal cli?nten is er voor de zorginstellingennog een andere factor van betekenis voor de exploitatie: een verande-ring in de systematiek van vergoedingen. In een aantal jaren wordtdoor de regering de zogenaamde normatieve huisvestingscomponent(NHC) ingevoerd. Deze NHC is gekoppeld aan het aantal cli?nten datde zorginstelling daadwerkelijk heeft. Hierdoor heeft een zorginstel-ling lagere inkomsten bij leegstand. Eerder werden de kapitaallastenvolledig vergoed op basis van nacalculatie. Deze kapitaallastenvergoe-ding omvatte ook investeringen in gemeenschappelijke ruimten,brandveiligheid, toegankelijkheid en zorginfrastructuur.Zorginstellingen dragen vanaf 2018 het volledige risico voor leegstanden een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.Deze ontwikkelingen vergen een grote opgave van renovatie en/of her-bestemming. Een eenvoudige berekening leert ons dat het om ruim 4miljoen m2vastgoed gaat, uitgaande van 77.900 plaatsen x 60 m2.6Juistdoor de vergrijzing zijn voor een deel van dit vastgoed alternatievebestemmingen zeer goed mogelijk en ook wenselijk. Renovatie en/ofherbestemming biedt kansen om nieuwe woon-zorgarrangementen teontwikkelen en gebruik te maken van nieuwe technologie?n. Hiermeekan tegemoet gekomen worden aan de woonwensen van mensen. Ditvergt echter wel initiatief en investeringskracht. Investeringen zijn nietalleen nodig in woningen, maar ook in bijvoorbeeld voorzieningen in debuurt en innovatie van de bestaande zorgprocessen.De investeringskracht voor vastgoedeigenaren staat onder druk omdatde risico's zijn toegenomen. Door de afnemende zekerheid over deomvang van de omzet nemen exploitatierisico's en boekwaarderisico'stoe waardoor (her)financiering ook duurder kan worden.Er zijn verschillende opties voor eigenaren van zorgvastgoed om leeg-stand in hun pand te voorkomen.Zo kunnen zwaardere verblijfszorgvoorzieningen aangeboden worden.Hier is zeker vraag naar, omdat het aantal plaatsen in verpleeghuizenstijgt door de demografische ontwikkelingen. Hiervoor moet wel toe-stemming zijn van het zorgkantoor.Een tweede mogelijkheid is het verhuren van (on)zelfstandige apparte-menten in combinatie met thuiszorg. Dit sluit aan bij de vraag vanmensen om verzorgd of in een complex met diensten te wonen. Dezorginstelling moet dan wel bereid zijn om verhuurder te worden ofhiervoor samen te werken met een woningcorporatie of particuliereverhuurder. Binnen het woningwaarderingsstelsel is voor dit soortwoningen een toeslag van 35%, de servicetoeslag, mogelijk om extrakosten te dekken, bijvoorbeeld van gemeenschappelijke ruimten. Doordeze toeslag op de huurprijs worden de wooneenheden wel duurder.Dit kan betekenen dat ze boven de sociale huurgrens komen of dat zezichzelf uit de markt prijzen.Een derde mogelijkheid om leegstand tegen te gaan, is het verhurenaan andere groepen. Sommige locaties zijn vanwege hun ligginggeschikt om te verhuren aan bijvoorbeeld studenten of meer vermo-gende doelgroepen. Dit betekent wel een drastisch andere rol voor zor-ginstellingen en is om die reden wellicht beter geschikt als oplossingvoor woningcorporaties en particuliere eigenaren van zorgvastgoed.Tot slot kan een deel van het zorgvastgoed ook afgestoten en/ofgesloopt worden. Veel zorgvastgoed is verouderd en aanpassen aan deeisen van deze tijd is vaak niet rendabel. Omdat zorgvastgoed vaakgelegen is op aantrekkelijke plekken in de stad is een andere bestem-ming goed denkbaar.Uit de dagelijkse praktijk komen signalen dat sommige zorginstellin-gen snel vastgoed afstoten, enkel op basis van een kortetermijnstrate-gie en redenerend vanuit het eigen belangenkader. Het snel sluiten vaneen zorglocatie mag voor de balans van de zorginstelling de goedkoop-ste oplossing zijn, in een breder maatschappelijk perspectief kan heteen dure optie zijn. Op langere termijn zijn de wooneenheden weernodig (risico van kapitaalvernietiging) en verzorgingshuizen hebbenook een maatschappelijke functie in de buurt die de primaire functieoverstijgt.De vraag naar woon-zorgconcepten wordt tenslotte steeds diverser.Dit vereist ook een diverser aanbod. Niet vergeten mag worden dat ervernieuwd aanbod in ontwikkeling is. Te denken valt aan kangoeroe-woningen (twee zelfstandige woonruimtes die aan elkaar verbondenzijn) en mantelzorgwoningen (compacte, verplaatsbare wooneenhe-den die bijvoorbeeld in de tuin worden geplaatst voor het verzorgenvan een hulpbehoevend familielid). Of aan initiatieven van ouders vankinderen met een beperking of ouderen die een eigen woongroep star-ten, aan collectief particulier opdrachtgeverschap. Op het plattelandzijn er diverse zorgco?peraties opgericht, die gezamenlijk zorg inko-pen en vaak ook vrijwilligerswerk co?rdineren voor hulp aan en zorgvoor mensen in de buurt. Hierdoor kunnen mensen met een beperkingtoch in de kleinere plattelandskernen blijven wonen.Woningcorporaties werken ook mee aan dergelijke burgerinitiatievenen het is belangrijk dat ze dat kunnen blijven doen.DE TRANSITIE KENT OVERGANGSPIJNIn het domein van wonen, zorg en welzijn is de noodzaak van verbin-dingen onbetwistbaar. Voor de vrager is wonen, zorg en welzijn ??n505050TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ACHTERGRONDthema in het dagelijkse leven. Coalities van woningcorporaties, zor-ginstellingen en welzijnaanbieders moeten dus worden gekoesterd engestimuleerd. Zij brengen de gewenste toekomst van meer zelfregiedichterbij. Maar de vorming en het behoud van dergelijke coalitiesstaat onder druk en dit is toe te schrijven aan een tekort aan beleids-ruimte.De combinatie van de diverse beleidswijzigingen ?n de onzekerhedenin de wet- en regelgeving leiden bij organisaties als woningcorporatiesen zorginstellingen tot een focus op het overleven op de korte termijn.Er is veel aandacht voor het vermijden van risico's en voor het afstotenvan taken.Het gaat hierbij om diverse beleidswijzigingen die effect hebben ophet woon- en het zorgbeleid. Zo hebben corporaties te maken metbeleidswijzigingen die het voor hen lastiger maken tegemoet te komenaan de woonvraag van mensen met een beperking. Als na invoeringvan de nieuwe Woonwet corporaties zich meer moeten toeleggen ophun kerntaken is er mogelijk minder ruimte voor samenwerking metandere partijen op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Daarnaastbeperkt het invoeren van de verhuurdersheffing het investeringsver-mogen van corporaties waardoor de uitvoering van de gedeelde opga-ve van wonen, zorg en welzijn voor corporaties lastiger wordt. Ook deverplichting dat corporaties 90% van de sociale huurwoningen toewij-zen aan huishoudens met een inkomen lager dan 34.678 euro beperktde mogelijkheden van de corporatie.Daarnaast staan vooral ook de gemeenten voor grote opgaven. Hetkabinet decentraliseert op een aantal beleidsterreinen tegelijkertijd,zoals jeugdzorg, Participatiewet, Omgevingswet en een deel van deAWBZ-zorg. Hierbij moeten gemeenten zich de rol van regisseur eigenmaken, rekening houdend met onzekerheden in de ontwikkelingen enmet minder financi?le middelen.AANBEVELINGENDe transitie naar meer zelfregie, naar een versterking van de mogelijk-heden om zelfstandig te (blijven) wonen, heeft nog wel wat voeten inaarde. Een dergelijke transitie is lastig uitvoerbaar als de opbrengstenal worden ingeboekt voordat de transitie goed en wel heeft plaatsgevonden. Het is ook lastig uitvoerbaar als de investeringsmiddelenbeperkt zijn, dan wel beperkt worden. En het is lastig als de tijd krapbemeten is, waardoor in de afwegingen van partijen kortetermijndoe-len gaan domineren.De volgende zaken zijn in elk geval noodzakelijk: ruimte, investe-ringsprikkels, tijd en flexibiliteit.Er moet meer ruimte voor samenwerking tussen partijen zijn. Coalitiestussen woningcorporaties en zorginstellingen, eventueel gezamenlijkmet burgerinitiatieven, moeten niet afgeremd maar juist gestimuleerdworden. Zie samenwerken als een kerntaak en niet als een facultatieveextra activiteit. Zorg er bijvoorbeeld voor dat zowel de corporatie alsde zorginstelling in hun budget ruimte mogen maken voor het geza-menlijk financieren van een ontmoetingsruimte. Zorg ook voor eengoede verbinding tussen het Waarborgfonds Sociale Woningbouw(WSW) en het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ), zodat ookinvesteringen in de combinatie van wonen en zorg geborgd kunnenworden. Beide fondsen moeten ruimte hebben voor (innovatieve)investeringen die beide domeinen raken.Het zou verder goed zijn om de financi?le scheiding van wonen enzorg ook voor mensen met hogere chronische zorgindicaties door tevoeren. Door duidelijk te maken welke kosten gemaakt worden in hetwoondomein en welke in het zorgdomein kunnen mensen zelf kiezenvoor hogere of lagere kwaliteit in het wonen en de bijbehorende prijs.Dit vergroot de keuzevrijheid.Ten tweede is er grote behoefte aan investeringsprikkels. Als er een lan-getermijnvisie is, kan op basis hiervan een pakket van stimulerings-maatregelen ontworpen worden: wegnemen van barri?res in de wet-enregelgeving, fiscale regelingen, verlagen van heffingen, verstrekkenvan subsidies. Het ontwikkelen van deze visie is een verantwoordelijk-heid van de rijksoverheid in overleg met andere partijen. Ook moetgoed gekeken worden naar het oplossen van de zogenaamde `splitincentives': de ontmoedigende situatie dat de baten van een investe-ring terecht komen bij een andere partij dan de investerende partij.Daarnaast zijn er stimulansen nodig voor eigenaar-bewoners en huur-ders. Eigenaar-bewoners kunnen met vanuit de woning vrijgemaaktvermogen hun woning geschikt maken. Dit vereist nieuwe hypothee-karrangementen van de banken. Huurders moeten tijdig hun vraagvoor aanpassingen aan de verhuurders formuleren, zodat ze gezamen-lijk maatregelen kunnen nemen.Ten derde zijn tijd en flexibiliteit nodig. Het zorgvastgoed moetgetransformeerd worden. Dit gaat beter als er flexibiliteit is in regelge-ving en in tijd. Een starre en haastige uitvoering leidt tot kapitaalver-nietiging en tot onvoldoende rekening houden met de lokale context.Vastgoedeigenaren zouden de mogelijkheid moeten krijgen een transi-tieplan te maken en dit met de relevante stakeholders te bespreken envast te leggen. Als deze transitie met minder maatschappelijke kostenkan worden gerealiseerd door in de uitvoering te kiezen voor een meergeleidelijk tijdpad, moet daarvoor ruimte worden geboden. Hiermeekunnen de knelpunten van de hervormingen worden verminderd.Dit voorstel kan gevolgen hebben voor de bezuinigingsdoelstellingenop korte termijn, maar daar staat tegenover dat de structurele hervor-ming van de sector wel wordt doorgevoerd met minder maatschappe-lijke kosten en minder faalkosten. Het is belangrijk dat er in dekomende periode voldoende oplossingen voor kwetsbare groepen zijn.Zonder dat valt het draagvlak voor de hervorming van de langdurigezorg weg.Tot slot: langer zelfstandig wonen gaat niet vanzelf. Daarvoor is eengrote inspanning nodig van alle partijen op het gebied van wonen,zorg en welzijn, een gevoel van urgentie en oog voor de lange termijn.Alleen dan ontstaat zicht op een toekomst waarin mensen hun wensom langer zelfstandig kunnen blijven wonen kunnen realiseren.Noten1 Meijdam en Nijhof zijn voorzitter van de raad, Bruines en Smit zijn medewerkersvan de raad.2 Het gaat hierbij om de volgende zorgzwaartepakketten (ZZP's): Verpleeg- en ver-zorgindicaties 1, 2, 3 en 50% van 4, Verstandelijk gehandicapten 1, 2 en 50% van3, Lichamelijk gehandicapten 1 + 3 en zintuiglijk gehandicapten 1, Geestelijkegezondheidzorg (ggz) 1 en 2.3 Taskforce Verzilveren (2013). Eigen haard is zilver waard.4 Zie noot 2.5 Zie noot 2.6 77.900 (tabel 2) minder intramurale plaatsen ? 60 m2 (op basis van TNO 2009).Investeringskosten per ZZP, basis voor een NHC voor de Care. Utrecht) komtovereen met ruim 4,5 miljoen m2.
Reacties