In het landelijk gebied moet de balans worden hersteld tussen landbouw en natuur. Maar er is ook ruimte nodig voor energietransitie, water, woningbouw en klimaatmitigatie. Samenleving en overheid staan voor lastige keuzes. Hoeveel land is er in 2050 beschikbaar voor boeren? Wat is voor de lange termijn de beste oplossing? Het Planbureau voor de Leefomgeving schetst vier scenario's voor een 'toekomstbestendig' Nederland.
Een belangrijke keuze is hoe we omgaan met de relatie tussen landbouw en natuur. Het PBL constateerde twee jaar geleden dat de grenzen van het fysieke systeem van water, bodem en ecologie in Nederland op veel plaatsen zijn bereikt en soms zelfs ver overschreden (Grote opgaven in een beperkte ruimte, PBL 2021). Dat beeld wordt breed gedeeld. Biodiversiteitsherstel wordt urgent en is verplicht volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de aangescherpte Europese biodiversiteitsstrategie. Duurzaam waterbeheer wordt spoedeisend omdat het ijkmoment 2027 van de Kaderrichtlijn Water steeds nader bij komt. Deze beleidsdoelen kunnen veelal juridisch worden afgedwongen en investeringen in onder meer de bouw van woningen, wegen en stallen frustreren. Maar de noodzaak gaat verder dan wetten, regels en investeringen. Het landschap verschraalt en de milieu- en recreatiedruk op natuurgebieden is hoog. Die druk wordt hoger door de verwachte bevolkingsgroei (19,6 miljoen in 2050, CBS 2022) en door klimaatverandering. Bij investeren in de toekomst hoort dus ook zorg voor natuur en landschap, of beter gezegd, de leefomgeving. En boeren zijn onderdeel van die zorg: zij hebben een hierbij passend duurzaam toekomstperspectief en verdienmodel nodig.
Via het Nationaal Programma Landelijk Gebied is veel geld, 24 miljard euro, beschikbaar, maar de onzekerheden rond een adequate en breed gedragen aanpak zijn groot. Wel zeker is dat het landelijk gebied, en daarmee de leefomgeving op het platteland, onherroepelijk zal veranderen. Nemen we (bijvoorbeeld) een voorschot op verdere innovaties in stalsystemen, is natuurinclusieve landbouw haalbaar, gaan we andere eisen stellen aan de natuurkwaliteit, gaan we die natuur beter verbinden en uitbreiden of moeten we inzetten op alle opties tegelijk?
Investeringen die we nu doen in agrarische systemen, biodiversiteit, bodem- en waterbeheer en landschap moeten lang meegaan en bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving in de nabije en verre toekomst. En we moeten weten dat we de juiste beslissingen nemen: stel je voor dat we een maatregel doorvoeren (bijvoorbeeld kostbare stalsystemen) waarvan later blijkt dat het onvoldoende werkt, te duur is in beheer en onderhoud of op een gegeven moment achterhaald blijkt. Met meer techniek in stallen los je niet alle problemen op. Daarom is het verstandig om bij het maken van de huidige investeringsplannen terug te redeneren vanuit de toekomst.
In de Ruimtelijke Verkenning heeft het PBL (2023) vier scenario’s ontwikkeld die daarbij kunnen helpen: met vier normatieve scenario’s schetsen we verschillende denkbare toekomsten, gebaseerd op vier verschillende maatschappijbeelden. Hoe de toekomst eruit zal zien weten we niet, maar als we handelingsperspectieven vinden die in alle vier de toekomstbeelden zouden kunnen werken, dan zijn we wel op weg naar robuust beleid.
Reacties