43TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ACHTERGRONDKLIMAATADAPTATIE DOORCORPORATIES, WAAROM NIET?DOOR MARTIN RODERS, TU DELFT, FACULTEIT BOUWKUNDE ? OTBONDERZOEK VOOR DE GEBOUWDE OMGEVINGNet als op mondiaal niveau zal ook in Nederland het kli-maat de komende decennia gaan veranderen1.Door de klimaatverandering kunnen effecten als droogte,extreme neerslag2en hoge temperaturen3ervoor zorgendat het leefklimaat in stedelijke gebieden achteruit gaat.Om de achteruitgang zoveel mogelijk te beperken, zijn er voor de acto-ren in dit stedelijke gebied maatregelen te treffen op het gebied van kli-maatadaptatie. Dit wordt gedefinieerd als: "Iedere actie die bewust ofonbewust genomen wordt om de negatieve effecten van klimaatveran-dering te beperken, of de voordelen ervan te benutten"4. HetDeltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering heeft in 2012 een`Maatregelenmatrix' gepubliceerd met 155 adaptatiemaatregelen voor degebouwde omgeving5. Een belangrijke partij in het aanbrengen vanadaptatiemaatregelen op woningniveau zijn woningcorporaties. Doorhun woningen klimaatbestendig te maken dragen zij bij aan het verzor-gen van een gezonde woning en leefomgeving voor de huurders, watpast bij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ook zijn corpora-ties gebaat bij een prettig leefklimaat op buurtniveau, een belang wat zijdelen met gemeentes, waardoor ze goede partners van elkaar kunnenzijn bij het doorvoeren van maatregelen in de woonomgeving.De corporaties tonen zich in hun beleidsplannen en jaarverslagen echterweinig bewust van de risico's van klimaatverandering en de mogelijkhe-den van klimaatadaptatie6. Om de corporaties beter te informeren en teondersteunen in hun overwegingen om tot de implementatie van adap-tatiemaatregelen over te gaan en de voordelen ervan te benutten, zijndiverse instrumenten te ontwikkelen. Op hoofdlijnen zijn deze zoge-naamde `governance' instrumenten gebaseerd op informatievoorzie-ning, financi?le of politieke prikkels en regelgeving. Voor een goedeaansluiting op de bedrijfsvoering van corporaties, is het belangrijk teweten wat deze partijen weten van adaptatiemaatregelen en hoe zij ertegenover staan. Hiervoor zijn twaalf beslissers en beleidsmakers vanwoningcorporaties gevraagd hun oordeel te geven over de haalbaarheidvan een aantal klimaatadaptaties in de bestaande sociale woningvoor-raad. In deze studie lag de focus op adaptatie aan toenemende hitte alsgevolg van klimaatverandering. Omdat dit onderzoek deel uitmaakt vaneen groter programma, Kennis voor Klimaat, ligt voor deze studie denadruk op het implementeren van de maatregelen ? de `hoe' vraag.Andere deelstudies richten zich op het `waarom' en het `wat'. De onder-zoeksresultaten van dit artikel zijn derhalve ook van waarde voor hetimplementeren van andersoortige maatregelen.INTERVIEWVoor de studie zijn twaalf medewerkers van woningcorporaties ge?nter-viewd. De deelnemers waren vanuit hun functies betrokken bij debeleidsvorming voor technische zaken en hadden zicht op de ontwikke-lingen in de totale woningvoorraad (zie Tabel 1). De woningcorporatieswaarbij ze werkten, waren vari?rend in grootte en het werkgebied waszoveel mogelijk over het land verspreid (zie figuur 1). Alle interviewshebben plaatsgevonden in december 2012.Figuur 1 Werkgebieden van woningcorporaties (gebaseerd op gemeentegrenzen)Het klimaat verandert, met als gevolg meer warme en droge periodes en meer extreme regenval.Door hun woningvoorraad klimaatbestendig te maken, kunnen woningcorporaties woonkwaliteitop termijn waarborgen en schade beperken. Maar waarom doen ze dat nog niet?44TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ACHTERGRONDTabel 1 Ge?nterviewde personenNo. Functie Gemeente Locatie Verhuureenheden31/12/2011Categorie1 Directeur Gieten Noord 1,537 Klein2 Hoofd technische dienst /adjunctdirecteurWolvega Noord 2,809 Middelgroot3 Duurzaamheids-co?rdinatorGroningen/Hogezand/Stadskanaal/EmmenNoord 29,304 Groot4 Teamleider vastgoed-beheer en ontwikkelingGennep Oost 2,531 Klein5 Manager vastgoed Ulft Oost 4,053 Middelgroot6 Adviseur beleids-ontwikkelingArnhem Oost 23,515 Groot7 Manager vastgoed De Bilt Midden 4,978 Middelgroot8 KwaliteitsmanagertechniekKerkrade Zuid 5,948 Middelgroot9 Senior vastgoedspecialist Goes Zuid 6,129 Middelgroot10 Senior consultantstrategie en beleidTilburg/BredaZuid 26,316 Groot11 Manager vastgoed Alkmaar West 10,069 Groot12 Technisch adviseur Rotterdam/DelftWest 37,663 GrootHet interview bestond uit diverse onderdelen. Als eerste zijn drie openvragen gesteld om er achter te komen wat de deelnemers wisten van kli-maatadaptatie. Resultaten uit een eerdere studie naar beleidsdocumen-ten van corporaties wees namelijk uit dat zij weinig bewustzijn tonen opdit vlak6. Het is echter wel mogelijk dat individuele beleidsmakers meerkennis hebben van adaptatie, maar deze nu nog niet, maar in de toe-komst wel in het beleid van de corporaties zullen verwerken. De vragennaar het bewustzijn werden gevolgd door een korte presentatie van deeffecten van klimaatverandering om ervoor te zorgen dat alle respon-denten een gelijk bewustzijnsniveau hadden. De achterliggende gedach-te van de presentatie was dat indien mensen zich bewust zijn van deeffecten en risico's van klimaatverandering ze maatregelen voor kli-maatadaptatie beter kunnen beoordelen.De beoordeling van een reeks individuele maatregelen vond dan ookplaats in de volgende fase. Deze maatregelen zijn beoordeeld op aspec-ten die belangrijk zijn voor de implementatie in de bestaande woning-voorraad. De aspecten worden hieronder kort toegelicht. `Aanlegkosten'en `Aanlegcomplexiteit' zijn beoordeeld om de maatregelen van debestaande voorraad te vergelijken met die voor nieuwbouw. De aspecten`Onderhoudsintensiteit', `Overlast voor huurder tijdens implementatie'en `Negatieve invloed op het comfort tijdens de gebruiksfase' zijn beoor-deeld omdat deze van invloed zijn op de huurderstevredenheid, eenbelangrijke prestatie-indicator voor de dienstverlening door woningcor-poraties7. Voor de beoordeling van de aspecten waren drie antwoordmo-gelijkheden: hoog, middel en laag (zie tabel 2 voor de grenswaarden).Vervolgens zijn er enkele aspecten aan bod gekomen die betrekking had-den op de inspraak van de huurder voor het doorvoeren van de maatre-gel. Allereerst was de vraag ?f toestemming gevraagd moest worden(antwoordmogelijkheid ja/nee). Vervolgens was de vraag of het lastigzou zijn om deze toestemming te krijgen (antwoordmogelijkheid ja/nee). Tenslotte dienden de deelnemers aan te geven wat zij het meestlogische moment vonden om de maatregel te implementeren (uitge-drukt in jaren). De deelnemers hebben zoveel mogelijk maatregelenbeoordeeld, tenzij de maatregel op voorhand ondenkbaar geacht werd.Indien nodig zijn de factsheets geraadpleegd voor een verdere toelich-ting van de maatregel.In het laatste deel zijn opnieuw open vragen gesteld, dit maal over dehaalbaarheid van de maatregelen. De deelnemers is gevraagd welkemaatregelen direct ge?mplementeerd zouden kunnen worden, welkemaatregelen een grote implementatiekans hadden en welke maatregeleneen kleine implementatiekans hadden.Tabel 2 Grenswaarden antwoordmogelijkheden interviewHaalbaarheid algemeenX Niet haalbaarAanlegkostenL Beperkte onrendabele investering, 1,000; of rendabele investering 5,000 en terugverdientijd < 10 jaarM Rendabele investering 5,000 en terugverdientijd 25 jaarH Rendabele investering > 5,000 of terugverdientijd 25 jaarAanlegcomplexiteitL Kleine inspanning om in bestaande situatie aan te leggen (DHZ of vakmanonderhoudsdienst corporatie)M Middelmatige inspanning om aan te leggen (gespecialiseerd bedrijf, lageinspanning voor bedrijf; 2 mandagen)H Hoge inspanning om aan te leggen (gespecialiseerd bedrijf, hoge inspan-ning voor bedrijf; > 2 mandagen)Onderhoudsintensiteit voor corporatieL Lagere intensiteit dan bestaande situatieM Intensiteit gelijk aan bestaande situatieH Hogere intensiteit dan bestaande situatieOverlast voor huuder tijdens implementatieL Nauwelijks/geen overlast bij implementatieM Matige overlast bij implementatieH Grote overlast bij implementatieNegatieve invloed op comfortL Nauwelijks/geen of positieve invloed op huurder in gebruiksfaseM Kleine negatieve invloed op huurder in gebruiksfaseH Grote negatieve invloed op huurder in gebruiksfaseKLIMAATBEWUSTZIJNOp de vraag: "Wat weet u van klimaatverandering?" gaven de meestedeelnemers aan dat ze wisten dat de temperatuur op aarde zou stijgen.Sommigen noemden gevolgen als zeespiegelstijging en smeltende ijs-kappen op de Noord- en Zuidpool. Ook werd geantwoord dat klimaat-verandering de ozonlaag aantast en dat het schadelijk voor de wereld is:"De aarde gaat kapot. In minder dan 100 jaar zijn er veel maatregelengenomen met schadelijke gevolgen". De film `An inconvenient truth' vanAl Gore was de belangrijkste informatiebron. Andere bronnen warenopleiding en media.De deelnemers waren ook in staat om wat meer specifieke risico's vanklimaatverandering te noemen, waaronder problemen met hitte enoverstroming en/of zeespiegelstijging. E?n respondent vatte zijn ant-woord kort en krachtig samen: "We krijgen een heet hoofd en natte voe-ten".Hoewel vrijwel alle deelnemers zich bewust waren van in ieder geval ??nvan de risico's, had slechts ??n deelnemer een positief antwoord op de45ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014vraag of hij/zij te maken had met de impacts van klimaatverandering inhet dagelijks werk. In dit geval ging het om het plaatsen van een koelin-stallatie in een zorgcomplex voor ouderen. Enkele andere deelnemerszeiden ermee in aanraking te komen, maar terwijl de studie specifiek opklimaatadaptatie was gericht hadden hun argumenten vooral betrek-king op mitigatie- en/of duurzaamheidsaspecten: "In relatie tot verduur-zaming, ja, niet met klimaatverandering zelf, we willen de voorraadschoner maken, de ambitie is energieneutraal in 2030".De laatste vraag in het bewustzijn gedeelte was: "Kunt u adaptatiemaat-regelen noemen?" Hierop werd koeling genoemd en ook isolatie.Maatregelen op regionale of nationale schaal (bijv. dijkverhoging) wer-den ook genoemd. Een aantal deelnemers kon geen adaptatiemaatregelnoemen, maar hun antwoorden hadden betrekking op mitigatiemaatre-gelen, zoals "Tot en met 2026 wordt de energieprestatie van de bestaan-de voorraad verbeterd, we hebben er 25 miljoen voor gereserveerd".BEOORDELING MAATREGELENDe beoordeling van een aantal maatregelen liep behoorlijk uiteen; waarbijvoorbeeld sommigen de aanlegkosten hoog inschatten, werd dezedoor anderen middelhoog of laag gevonden. Dit was ook het geval bij`Aanlegcomplexiteit' en `Onderhoudsintensiteit'. Om toch heldere con-clusies te kunnen trekken, zullen alleen de maatregelen besproken wor-den waar deelnemers consensus vertoonden. In deze studie was het cri-terium voor consensus dat het meest genoemde antwoord het dubbelemoest zijn van het antwoord dat op de tweede plaats kwam (zie Tabel 3).De maatregelen `Slaapkamers aan de noordzijde' en `Geen slaapkamersop de bovenverdieping' werden als onhaalbaar beoordeeld. De belang-rijkste reden hiervoor is de typologie van veel woningen, die het niettoelaat dat de indeling zo gewijzigd wordt dat alle slaapkamers aan denoordzijde liggen. Evenzo geldt, dat in grondgebonden woningen hetveranderen van de indeling om geen slaapkamers op de bovenverdie-ping te hebben, te ingrijpend werd gevonden. Voor appartementen opde bovenverdieping van een gebouw is verplaatsen naar beneden zelfsonmogelijk.E?n van de maatregelen die haalbaar gevonden werd, was `Warmte- enkoudeopslag in de grond'. De maatregel werd wel duur ingeschat, omdatbij deze maatregel het afgiftesysteem van de verwarmingsinstallatieaangepast moet worden. Veel deelnemers beoordeelden ook `Blauwedaken' (daken waarop water een laagje water (3-5cm) geborgen kan wor-den) als haalbaar, maar duur, enerzijds omdat ze verwachtten de onder-liggende constructie te moeten versterken, anderzijds vanwege het per-manente risico van lekkage. Een andere duur beoordeelde maatregel washet aanpassen van `Architectuur', omdat hiervoor de gevelindeling (ofandere bouwdelen) gewijzigd moet worden. De maatregel `Extra zonwe-ring' met glazen lamellen werd ook als duur beschouwd, onder anderevanwege de benodigde achterconstructie. Bovendien leek het op basisvan de factsheet meer een maatregel voor utiliteitsbouw. Tenslotte werdook de `Dubbele gevel' als duur beschouwd, maar niet ondenkbaar.`Groene daken' werden ingeschat als middelduur. Veel deelnemers warenbekend met de maatregel en sommigen hadden al groene daken toege-past in hun woningvoorraad. Ook het plaatsen van `Horren' werd alsmiddelduur ingeschat. Men verwachtte dat het succes van deze maatre-gel sterk afhankelijk was van de bewonersbereidheid om een dergelijkemaatregel toe te laten. In vele gevallen zou de verantwoordelijkheid vooronderhoud en correct gebruik bij de bewoners moeten komen te liggen.Het aanbrengen van materiaal of verf met een `Hoge reflectiewaarde'werd ook als middelduur ingeschat. Een aantal deelnemers vond demaatregel op zich zelfs goedkoop, maar de kosten voor het onderhoudvan lichtgekleurde gevels werd hoog ingeschat omdat ze sneller vuilworden. Een bekende maatregel was het verzorgen van `Ge?soleerdegebouwen', wat door vele corporaties al gedaan wordt in het kader vanenergiebesparing. De kosten en aanlegcomplexiteit werden als middel-hoog ingeschat.Er waren geen maatregelen die - met consensus - als lage investeringaangemerkt werden.OP WEG NAAR IMPLEMENTATIEIn vergelijking met de beleidsdocumenten van corporaties tonen deindividuele medewerkers van corporaties een redelijke mate van kli-maatbewustzijn op mondiaal niveau en waren ze in staat enkele risico'sen gevolgen te noemen. Echter, ze zijn zich nog niet bewust van de situ-atie in hun dagelijkse werk, terwijl de impacts van klimaatverandering(hittestress, vochtschade door overstroming) wellicht sneller dan ver-wacht een bedreiging kunnen vormen voor de woonkwaliteit van dewoningen. Het is nog niet te verwachten dat de deelnemers op korte ter-mijn al overgaan tot het implementeren van klimaatadaptaties.Bovendien konden ze nauwelijks concrete adaptatiemaatregelen noe-men.De eerste stap om tot de invoer van adaptatiemaatregelen over te gaan,kan zijn het cre?ren van bewustwording bij de medewerkers vanwoningcorporaties. In deze studie is dit gedaan met een korte presenta-tie als onderdeel van het interview. Eenmaal bewust van de noodzaakvan de maatregelen, waren de deelnemers ook beter in staat om ze tebeoordelen. Bovendien is bewustzijn noodzakelijk om beleid te ontwik-kelen dat een basis vormt voor de implementatie van de maatregelen. Inde huidige situatie was de afwezigheid van beleid een van de belangrijk-ste redenen waarom de deelnemers het onwaarschijnlijk achtten datsommige maatregelen ge?mplementeerd zouden worden.FINANCI?LE ASPECTENHet klimaatbewustzijn en het vermogen om adaptatiemaatregelen ophaalbaarheid te beoordelen, is nog geen garantie voor implementatie.Veel deelnemers gaven aan dat ook al waren maatregelen direct te imple-menteren, ze dit niet zouden doen. Het kostenaspect was ??n van debelangrijkste argumenten om maatregelen een kleine implementatie-kans toe te dichten. De betaalbaarheid van maatregelen is daarom eenbelangrijke barri?re voor de implementatie van klimaatadaptatiemaat-regelen in de bestaande voorraad. Een ander aspect dat met betaalbaar-heid te maken heeft, is het verkrijgen van bewonerstoestemming om demaatregel door te voeren. Indien namelijk de huur verhoogd wordt omde maatregel te financieren, is de bewoner over het algemeen mindersnel geneigd de maatregel te accepteren. Dus als de corporatie de maat-regel wil implementeren zonder het risico te lopen dat huurders niet bijwillen dragen en daardoor implementatie belemmeren, moeten er alter-natieve middelen gezocht worden.E?n oplossing op financieel vlak is gebaseerd op de veronderstelling datde maatregelen de woning duurzamer en/of klimaatrobuuster maken endaardoor de toekomstwaarde van de woning doen stijgen8. Hierdoorwordt de haalbaarheid van investeringen groter. Ook moet de corporatiede dialoog aangaan met de bewoners om te bepalen hoeveel geld zij vooreen comfortverbeterende maatregel over zouden hebben. Een anderesector die benaderd kan worden om de financi?le implementatiebarri?-res weg te nemen, is de bouwsector. Als in deze sector de samenwerking464646TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 3 JUNI 2014ACHTERGRONDverbetert, zal de efficiency hoger worden9waardoor er meer investe-ringsruimte voor adaptatiemaatregelen overblijft.Ook is het mogelijk om de maatregelen mee te koppelen (of `mainstrea-men') met andere aanpassingen, bijvoorbeeld door maatregelen toe tepassen die niet alleen gunstig zijn op het gebied van adaptatie, maar ookop het gebied van mitigatie. Door bijvoorbeeld isolatie aan te brengenwordt in de zomer de warmte buiten gehouden (adaptatie) en in de win-ter wordt deze binnen gehouden (mitigatie). Datzelfde geldt voor hetaanbrengen van groene daken en/of gevels omdat deze enerzijds zorgenvoor waterbuffering en verdampingskoeling, en anderzijds voor eenbetere luchtkwaliteit. In dat opzicht kan klimaatverandering beterbeschouwd worden als ??n van de vele aspecten waar woningcorporatieszich mee bezighouden in hun vastgoedbeheer, in plaats van een com-pleet nieuw onderwerp10. Hierbij dient wel aangemerkt te worden dathet aanbrengen van maatregelen die meerdere doelen dienen ook totsuboptimalisatie kan leiden11.De deelnemers verwachtten dat de meeste maatregelen gekoppeld zou-den kunnen worden aan reguliere onderhoudsmomenten, in cycli van25-40 jaar. Met het oog op de lastige financi?le situatie waarin woning-corporaties zich momenteel bevinden, kan deze relatief lange imple-mentatiecyclus een voordeel zijn, omdat nieuwe kansen zich in dezeperiode kunnen voordoen. Echter, ook al worden de extremere invloe-den geprojecteerd voor 2050 of zelfs 2100, toch dient er nu al rekeningmee gehouden te worden, zodat de adaptatiemaatregelen op tijd ge?m-plementeerd zijn.COMPLEXITEITZoals hierboven beschreven, kan de bouwsector een belangrijke rol spe-len om financi?le barri?res weg te nemen. Het betrekken van deze sectorkan ook bijdragen aan het opheffen van de barri?re `complexiteit van demaatregelen'. De deelnemers vonden dat diverse maatregelen op tech-nisch gebied te complex waren om te implementeren. Bovendien wastechnische complexiteit ??n van de redenen om een maatregel een klei-ne implementatiekans toe te dichten. Maatregelen met een grote imple-mentatiekans hadden juist een lage complexiteit. In die zin zoudenwoningcorporaties hun positie als vrager in de markt moeten gebruikenom meer innovatie van de bouwsector te verlangen12om hindernissenop het gebied van zowel complexiteit als financiering van de maatrege-len weg te nemen.CONCLUSIEIn dit artikel is het beleidsveld klimaatadaptatie als een zelfstandigonderwerp beschouwd, zonder de invloeden van andere beleidsvelden,zoals energiebesparing of duurzaam materiaalgebruik mee te nemen.Hierdoor was het mogelijk om de huidige staat van beleidsontwikkelingte belichten om er vervolgens oplossingsrichtingen voor te genereren.Het verdient aanbeveling om voor de maatregelen voortvloeiend uitdeze beleidsontwikkeling wel te kijken naar mogelijkheden van meekop-pelen, om hiermee synergievoordelen te behalen.De open vragen naar de haalbaarheid van klimaatadaptaties en de beoor-deling van de maatregelen door specialisten van woningcorporaties heb-ben een breed antwoordveld opgeleverd. Veel deelnemers waren zich nietbewust van het feit dat adaptatiemaatregelen deel zouden moeten uitma-ken van hun dagelijkse werkzaamheden, waardoor implementatie vanmaatregelen op dit moment niet of niet bewust plaatsvindt.Ten tijde van de interviews werd implementatie van los staande adapta-tiemaatregelen niet als haalbaar beschouwd. Om de haalbaarheid te ver-groten, moet allereerst bewustzijn gecre?erd worden. Alleen dan zullenwoningcorporaties beleid gaan ontwikkelen dat erop gericht is adapta-tiemaatregelen te implementeren en kan er naar synergievoordelen metandere beleidsvelden worden gezocht. Ook is het wenselijk dat barri?resvan financiering en technische complexiteit weggenomen worden. Delange periode waarover klimaatverandering zich ontwikkelt, is in ditgeval een voordeel; er is nog tijd om plannen te maken om de maatrege-len op verantwoorde wijze aan te brengen. De beoordeling van de maat-regelen heeft uitgewezen dat als barri?res weggenomen kunnen worden,de adaptatiemaatregelen veel voordelen kunnen opleveren voor debewoners. De deelnemers waren het namelijk over ??n ding eens: maat-regelen hebben een positief effect op het gebruikscomfort van dewoning. Bovendien was toename van comfort ??n van de meestgenoemde argumenten om maatregelen een grote implementatiekanstoe te dichten. Waarom zouden corporaties dat dus niet doen?TOT SLOTDeze studie heeft plaatsgevonden onder een klein deel van deNederlandse corporatiesector. Het kan dus zijn dat het beeld dat in ditonderzoek geschetst wordt, niet voor alle corporaties geldt. Verderonderzoek is nodig om een totaalbeeld van de klimaatrobuustheid vande sociale woningvoorraad te krijgen. De huidige studie is uitgevoerdbinnen het nationale onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat, inhet consortium Climate Proof Cities. Meer informatie over dit program-ma is te vinden op www.klimaatonderzoeknederland.nl.Een uitgebreide versie van dit artikel is reeds verschenen in Structural Survey,Emerald Press, Volume 31 (2013), issue 4, p. 267-282.Referenties1. KNMI, 2008. De toestand van het klimaat in Nederland in 2008, De Bilt.2. Wardekker, J.A. De Jong, A., Knoop, J.M., & Van der Sluijs, J.P., 2010.Operationalising a resilience approach to adapting an urban delta to uncertainclimate changes. Technological Forecasting & Social Change, 77, pp.987?998.3. Kleerekoper, L., Van Esch, M. & Salcedo, T.B., 2012. How to make a city Climate-proof, adressing the urban heat island effect. Resources, Conservation andRecycling, 64, pp.30?38.4. HM Government, 2006. Climate Change: The UK Programme, Norwich: TSO.5. MWH, 2012. Maatregelenmatrix, een overzicht met 155 klimaatmaatregelen,Delft: Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering.6. Roders, M., Straub, A. & Visscher, H., 2012. Awareness of climate change adaptati-ons among Dutch housing associations. Open House International, 37(4), pp.61?71.7. Van Mossel, H.J., 2008. Securing high performance maintenance service delive-ry. In Koopman, M., Van Mossel, H.J., & Straub, A., red. Performance measure-ment in the Dutch social rented sector. Amsterdam: IOS Press, pp. 117?134.8. L?tzkendorf, T., Fan, W. & Lorenz, D., 2011. Engaging financial stakeholders:opportunities for a sustainable built environment. Building Research andInformation, 39(5), pp.483?503.9. Chao-Duivis, M.A.B. & Wamelink, J.W.F., 2013. Juridische aspecten van ketensa-menwerking, The Hague: Institute for Construction Law.10. Berkhout, F., Hertin, J. & Gann, D.M., 2006. Learning to adapt: Organisationaladaptation to climate change impacts. Climatic Change, 78, pp.135?156.11. Pinkse, J. & Kolk, A., 2012. Addressing the Climate Change - SustainableDevelopment Nexus: The Role of Multistakeholder Partnerships. Business &Society, 51(176).12. Blayse, A.M. & Manley, K., 2004. Key influences on construction innovation.Construction Innovation, 4(3), pp.143?154.
Reacties