PlatformDoor urbanisatie neemt de rol van onzesteden toe. Niet alleen het econo-mische belang neemt toe, maar ookde sociale polarisatie en ongelijkheiddreigen groter te worden. Een mondiaalconcurrerende stad zou niet enkel opeconomisch vlak sterk moeten zijn.Stedelijke netwerken met veel socialeongelijkheid en lage maatschappelijkewelvaart zullen onvoldoende vitaal,veerkrachtig, adaptief en productiefzijn om te kunnen concurreren op mon-diaal niveau.Het rapport `De toekomst van de stad',gepubliceerd door de Raad voor deLeefomgeving en Infrastructuur (Rli)gaat in op de huidige en toekomstigeruimtelijke vraagstukken en opga-ven voor steden, regio's en de alge-hele ruimtelijkeordeningspraktijk. `Detoekomst van de stad' geeft een visieop de wijze waarop wij onze steden dekomende jaren vorm moeten geven,de nieuwe rol van burgers en van onzesteden binnen de ? mondiaal ? veran-derende sociaal-economische contexten de bijbehorende veranderende pla-nologische opgaven.1Het wordt intrigerend wanneer hetrapport in samenhang met de `Es-says toekomst van de stad'2 wordtgelezen. Deze essays van deskundigenzijn, volgens de Raad, gebruikt `tervoorbereiding van de adviesrappor-tage Toekomst van de stad'. Wanneerdeze publicaties naast elkaar wordengelezen, kan de indruk worden gewektdat juist de meest zorgwekkende enalarmerende adviezen uit de essays, ge-ringe aandacht krijgen in het eindrap-port van de Raad zelf.Romantische planologischevergezichten`De toekomst van de stad' staat volmet sexy planologische termen zoals`borrowed-size', `stadslandbouw' en`zelforganisatie'. Maar het rapportlijkt waarschuwende klanken overdie ? tussen de regels door ? implicerendat we dan toch weer terug willen naarde tijd van planologische stijl-Bijbelszoals Florida's Rise of the creative class.Juist terwijl we, mede door toedoen vandeze denkwijzen, in intergemeentelijkebeleidsconcurrentie en de zogenaamde`race to the bottom' verzeild zijn ge-raakt.3Bovendien blijkt uit het rapport `Detoekomst van de stad' dat er een on-voorwaardelijk enthousiasme bestaatvoor populaire planologische concep-ten als `organische gebiedsontwik-keling' en `knooppuntontwikkeling'.Maar hoe verhouden deze conceptenzich tegenover elkaar en tegenover depijlers van `zelforganisatie' en `agglo-meratiekracht'? Wat zijn de mogelijkeconsequenties voor economie en maat-schappij? En wordt het werkveld en devakinhoudelijke rol van de hedendaagseplanoloog hier daadwerkelijk verruimd,of is er juist sprake van versmallingen inperking? Hoewel dit ongeremdeenthousiasme zeker niet onterecht ofoverbodig hoeft te zijn, blijft het welnoodzakelijk om een stap terug te zet-ten en met kritische en realistische blikte kijken naar de haalbaarheid en mo-gelijke implicaties van deze nieuwe visieop toekomstige planologische opgaven.De concurrerende stadDe rol van steden binnen het mondialespeelveld is veranderd. Volgens Katz enBradley4 nemen stedelijke economie?nMartijn van den Bosch, winnaar van de JongePlanologenprijs 2016, schreef voor de Plandag2016 het paper `Hyperdecentralisatie enafschuifplanologie in de strijd om mondialeconcurrentiepositie'. Hij wil met dit verhaalhet professionele debat over de toekomstam-bities voor Nederlandse steden, ruimtelijkeopgaven en de toekomstige rol van bestuur-ders en planologen op gang brengen, en neemthet Rli-rapport `De toekomst van de stad' alsuitgangspunt. Dit artikel is een bekorte versievan zijn paper.Hyperdecentralisatie en afschuifplanologie instrijd mondiale concurrentiepositieOver nieuwe ruimtelijke opgaven en hoe deburger financierder en planoloog wordt van hetagglomererende Nederlandse stedenlandschapbijvoorbeeld de vergrotekans op sociale ongelijkheidbij zelforganisatie, weg tepoetsen met wollige begrip-pen als `diversiteit' en `doe-democratie'. Over hoe dezeconcepten zich verhoudentot het publieke belang eneen goede ruimtelijke or-dening, wordt beperkt uit-geweid. Daarnaast schetsthet rapport romantischeplanologische vergezichten,48 2016/03 S+ROPlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologieMartijn van den BoschMasterstudent Planologie, RadboudUniversiteit Nijmegenmartijn.vandenbosch@hotmail.comPlatformpbl.nlLisbon (529,000)Madrid (1,409,000)Paris (1,857,000)London (1,094,000)Berlin (817,000)Athens (1,247,000)Warsaw (644,000)Bucharest (915,000)Rome (707,000)Budapest (557,000)Milan (728,000)steeds meer de plek in van staten, alsconcurrerende eenheden binnen demondiale economie. Agglomeratie-voordelen zorgen ervoor dat juist dezestedelijke netwerken over voldoendeeconomische kracht beschikken, om opmondiaal niveau van betekenis te zijn.Vanwege de polycentrische structuurvan stedelijk Nederland, ontbreekt hetvolgens de Rli aan voldoende massa endichtheid van Nederlandse steden. Ommee te kunnen concurreren op mondi-aal niveau, wordt daarom gepleit vooreen beter `stedelijk verdienvermogen'en daarmee voor betere verbindingentussen steden. En daarnaast een focusop het benutten van elkaars krachten? `complementariteit' ? om zo de dicht-heid en massa van stedelijke netwerkente vergroten. Deze doelen moeten medeworden bereikt door de bestaande be-bouwde omgeving te herstructurerenen beter te benutten. En daarnaast tezorgen voor betere regionale afstem-ming, samenwerking en het verbeterenvan de infrastructuur tussen steden? waaronder transport, water en data.Deze stellingen worden breed onder-steund in de planningsliteratuur.5Het belang van de steden neemt vol-gens de Rli toe, doordat het overgrotedeel van de Nederlandse bevolking instedelijke gebieden woont. Bovendienleeft ruim de helft van de bevolkingbinnen de OESO-landen in stedelijkegebieden en dit aandeel zal naar ver-wachting nog sterk groeien.6 Door detoenemende globalisering van econo-mie?n werd voorspeld, dat het percen-tage inwoners en bedrijven in stedelijkeregio's zou dalen door de toegenomenconnectiviteit. Niets blijkt minder waar.Het economische belang van stedenneemt toe door grotere productiviteiten economische groei binnen stedelijkenetwerken. Vanwege agglomeratie-voordelen en de aanwezigheid vansociaal kapitaal in stedelijke regio's, zijnbedrijven zich juist hier gaan vestigen.Ook de bevolking is in de steden toe-genomen, mede veroorzaakt door dewisselwerking `wonen volgt werken enwerken volgt wonen'.7De vragen waarom wij onze Neder-landse steden zo graag op mondialeschaal moeten willen laten concurrerenmet metropolen als Parijs en Londenen of dit wel realistisch is, wordenin `De toekomst van de stad' ? op deargumenten van `massa en omvang'na ? niet concreet beantwoord. Derealiteit in Nederlandse steden is voor-alsnog dat, miljoenen vierkante metersmaatschappelijk-, kantoor-, winkel- enbedrijfsvastgoed structureel leegstaan,de woningvoorraad deels is verouderd,de markt voor koopwoningen vaakslecht toegankelijk is voor middenin-komens en het middensegment vande particuliere huurwoningenmarktsteeds zwaarder onder druk komt testaan, mede door fundamentele veran-deringen binnen de sociale huursector.8De Rli spreekt hier van een transforma-tieopgave die vorm moet krijgen doormaatschappelijke initiatieven. Het is >>The European Urban Landscape,population density 2014.Bron: PBL CC-BYS+RO 2016/03 49PlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologiePlatformniveau. Hoewel het van maatschappe-lijk en economisch belang is te strevennaar sterke stedelijke economie?n,moet hierbij wel worden overwogen ofhet aangaan van deze concurrentie-strijd realistisch en wenselijk is, en ofbeleid niet primair gericht moet zijnop het herstellen, verduurzamen enconserveren van de steden binnen denationale context.De zelforganiserende stadNaast het toegenomen belang vanpositie van steden binnen en voorechter na?ef om te stellen, dat al dezeleegstaande ruimte kan worden gevuldmet `bottom-up' ge?nitieerde bibliothe-ken, woningen of stadslandbouw. Eengroot deel van de voorraad is hiervoorsimpelweg ongeschikt.9Het is noodzakelijk te onderkennendat er binnen de Nederlandse contextsprake is van ruimtelijke overcapaciteiten dat er wellicht niet opnieuw eeneconomische groeistrategie moet wor-den gehanteerd binnen het ruimtelijkebeleid.10 Zo pleit Alexander11 binnen pu-blieke beleidsvorming bijvoorbeeld voorminder focus op economische groeien meer aandacht voor het behoud,of zelfs inkrimpen van onze westerseeconomie?n. Het hanteren van econo-mische groeiprincipes staat in westerseeconomie?n immers niet meer onvoor-waardelijk gelijk aan het bevorderenvan sociale- en economische welvaartof duurzaamheid.12 Door de interste-delijke concurrentiestrijd ditmaal opmondiaal niveau voort te zetten binnende globaliserende economie, bestaatbovendien het risico om weer in een`race to the bottom' verzeild te raken,maar ditmaal op een nog groter schaal-50 2016/03 S+ROPlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologieEconomic structure and importanceof cities. Bron: ESPON ATLAS 2014Platformde ? mondiale ? economie, ziet deRli13 bovendien ? ook binnen steden ?ruimte voor meer maatschappelijkeinitiatieven vanuit burgers en organi-saties: `zelforganisatie'. Deze ruimtezou ontstaan door een terugtredendeoverheid, waarbij wordt gesproken overeen fundamentele stap, weg van deinstitutionele principes van de verzor-gingsstaat en de neoliberale staat. DeRli onderkent de verslechterde finan-ci?le posities van de overheden.14 Zo ne-men gemeenten steeds vaker afstandvan de principes van actief grondbeleid,wat voorheen een grote inkomstenbronwas voor het bekostigen van ruimte-lijke ontwikkelingen en tevens zorgdevoor het behoud van controle en regie.15De afgelopen jaren is het actieve grond-beleid echter ook een van de meestrisicovolle gedragingen van gemeentengebleken, met grote negatieve financi-ele consequenties.16 De noodzaak vannieuwe financieringsconstructies isevident.17Ook zou er binnen de maatschappijsprake zijn van een behoefte om deleefomgeving gedeeltelijk zelf vorm tegeven middels zelforganisatie. Waar-bij met name de gemeenten een meerpassieve en faciliterende rol zoudenmoeten aannemen dan voorheen ? ookin het grondbeleid. Zo staan burgersvolgens de Rli `te popelen' om bijvoor-beeld collectieve particuliere opdracht-geverschappen te vormen. Hiervoorzou binnen de huidige context nog teweinig ruimte zijn, door de overwe-gend terughoudende houding van hetbevoegd gezag en de conservatievewetgeving. Het rapport van het PBL &Urhahn Urban Design[NOOT#18] sluithier bij aan, en benadrukt het belangvan meer juridisch-planologische flexi-biliteit in de toekomstige Omgevings-wet. De Rli pleit voor een uitnodigendehouding van bestuurders en inzet vanflexibele planningsinstrumenten, zoalsorganische gebiedsontwikkeling ofgebiedstransformatie. Burgers krijgenhiermee wel grotere financi?le en or-ganisatorische verantwoordelijkheden,welke voorheen vaak door overhedenwerden gedragen.De grotere verantwoordelijkhedenvoor burgers zouden voortkomen uitde overtuiging dat zelforganisatie zalleiden tot beter afgestemde ruimte-lijke kwaliteit `en niet uit de wens definanci?le nood op te lossen'.19 Hoewelde vernieuwde verantwoordelijkhedenworden verhuld in een politiek verant-woord jasje, kan echter niet zomaarworden ontkend dat er simpelwegsprake is van een bittere noodzaak. Definanci?le situatie van (semi-)over-heden noopt er inderdaad toe dat er an-dere ? financi?le ? concepten moetenworden gezocht om onze leefomgevingvorm te geven20, maar of bovenstaandeargumenten stand houden in een debatover het dienen van het `publieke be-lang' en een `goede ruimtelijke orde-ning', valt te betwijfelen. Financi?le enplanologische verantwoordelijkhedenlijken zo uit noodzaak te worden afge-schoven op de burgers ? `afschuifpla-nologie'. Wordt de gemiddelde burgernu (mede-)planoloog van onze stedenen is deze in staat te beoordelen watde planologische en maatschappelijkegevolgen zijn? Beschikt de burger overvoldoende kennis en vaardigheden omte kunnen omgaan met vraagstukkenover infrastructuur, waterbeheer enduurzaamheid?Waar het bevoegd gezag en planologenruimtelijke ingrepen voorheen kondenlegitimeren door het professioneeloverwegen van het `publieke belang'en de `goede ruimtelijke ordening', zoudeze overweging nu deels in handenvan de burger worden gelegd.21 De peni-bele financi?le situatie van overhedenzou er in dit geval toe leiden dat er eenvorm van, door de overheid opgelegdcommunitarianisme ontstaat: `Zelfor-ganisatie wordt doorgaans gebruiktals excuus om burgers onkritisch meete laten werken met het overheidsbe-stuur[...]'.22 Een vorm van afgedwongen`hyperdecentralisatie', waarbij de over-heid de lastige planningsvraagstukkenhi?rarchisch door delegeert naar desamenleving, waarbij burgers die niets(kunnen) initi?ren achter dreigen te blij-ven. Hiervoor waarschuwt ook Uiter-mark: `Zelforganisatie is bij uitstek eenzeer ongelijkmatig proces[...]. Zelforga-nisatie impliceert ook uitsortering.'23Het breed inzetten op zelforganisatiekan grote sociale ongelijkheid binnende samenleving veroorzaken, doordathet vooral de financieel draagkrachtigeburgers met grote netwerken betreft,die in staat zullen zijn om zelforganisa-tie vorm te geven. Terwijl burgers uitzwakkere sociale klassen deze moge-lijkheden vaak niet hebben.Met het principe van zelforganisatiekan inderdaad gehoor worden gegevenaan de eerder genoemde vraag vanuitde samenleving, naar meer invloed inhet vormgeven van de leefomgeving.De kans dat enkel de hogere socialeklassen hieraan invulling weten tegeven is hierbij echter groot, waardoorverdere polarisatie van de samenlevingeen re?le dreiging wordt. De beloningenvoor de `bovenlaag' van de samenlevinggroeien sterker dan die van de `onder-laag.24 Het PBL geeft daarnaast danook aan: `Nederlandse steden zijn nietalleen de motoren van de economie,maar ook plekken waar de economischeongelijkheid toeneemt.' Een oplossingvoor de dreigende ongelijkheden dooruitsortering van sociale klassen ligtvolgens Uitermark aan de kant van deoverheid. Overheden en semi-overhe-den ? zoals woningbouwcorporaties? moeten dan bijspringen, waar burgerszelf niet voldoende in staat zijn omzichzelf te organiseren. Dit principewordt door de Rli ook onderschreven.Maar juist deze partijen hebben eenstructureel tekort aan financi?le mid-delen en daarnaast worstelen corpora-ties nog met de juridische gevolgen vande Europese DAEB-richtlijnen.25 Indienoverheden daadwerkelijk de principesvan zelforganisatie volgens de Rli zullengaan hanteren in het ruimtelijke beleid,dan zal dit gepaard moeten gaan methet vrijgeven van financi?le >>S+RO 2016/03 51PlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologiePlatformDaarnaast hebben machtige markt-spelers en ambtelijke apparaten zich,onder invloed van marktprikkels enconcurrentie, van elkaar afhankelijkgemaakt.27 Dit betekent dat er nietenkel ruimtelijke opgaven zullen zijn,om te komen tot de beoogde zelforga-niserende steden van de toekomst. Erzal ook een cultuuromslag nodig zijnaan de kant van bestuurders ? zoalsde Rli stelt. En om te voorkomen datde bouw- en ontwikkelsector ernstigworden geschaad, zal er ook moetenworden gestuurd op een cultuuromslagin sectoren, die nu nog sterk afhankelijkzijn van de relaties met lokale overhe-den. De Rli onderkent dat er ruimtelijkeen culturele opgaven liggen op de wegnaar `steden van de toekomst'.Sectoraal planologischdenkenEen verbeterde agglomeratiekracht vanNederlandse stedelijke netwerken kanvolgens de Rli worden bereikt door hetversterken en faciliteren van economieen kennis. Het lenen van de omvangen kwaliteiten van naburige stedelijkenetwerken ? `borrowed size' en `bor-rowed quality' ? en de faciliterende enbevorderende rol van infrastructurelestromen van bijvoorbeeld transport,water, data en kennis kunnen hieraanbijdragen. Het doel van deze strategieis het vergroten van de agglomera-tiekracht. Het sectorale planologischdenken in concurrentiestrategie?nzoals die van Glaeser en Florida wordthierbij dus niet losgelaten, maar welgedeeltelijk genuanceerd. In `De toe-komst van de stad' benadrukt de Rlihet belang van economische diversi-ficatie binnen steden, omdat stedendie afhankelijk zijn van ??n of enkeleeconomische sectoren minder in staatzijn om economische klappen op tevangen.28 Dit staat haaks op het feit datde Rli het belang van stedelijke specia-lisatie in economische sectoren vooroplijkt te stellen. De vermeende noodzaakvan maatschappelijke initiatieven inde vorm van bijvoorbeeld `valley-` en`campusvorming' wordt in het rapportbreed onderschreven, een mogelijkeoverschatting van de noodzaak en deeconomische en sociale voordelen vandergelijke concepten echter niet. Zotoont Raaijmakers29, in zijn onderzoeknaar cluster- en campusbeleid aan,dat de bestaande wetenschappelijkekritiek op dit onderwerp lijkt te wordengenegeerd en dat de veronderstelde`triplehelix'-effecten vaak wordenoverschat. Daarnaast blijkt campusbe-leid vaak te worden gehanteerd binnende context van intergemeentelijkeconcurrentiestrijd, wat niet binnen dedoelstellingen van de Rli past.Stedelijke herontwikkelingDe samenleving is aan het `ontgroenen'en `vergrijzen'. De beroepsbevolking zalhierdoor afnemen en het aantal oudereeenpersoonshuishoudens neemt toe,wat samen met trends als `globali-sering', `digitalisering' en `het nieuwewerken', zorgt voor veranderendeconsumenten- en gebruikersbehoef-ten. De Rli omschrijft dat grootscha-Zelforganisatie OudenboschUit een recent praktijkvoorbeeld blijkt duidelijk hoe vormen van zelforganisatiekunnen wringen met huidige institutionele arrangementen en bestuurscultuur? en zo het `publieke belang' en een `goede ruimtelijke ordening' kunnen onder-mijnen: In 2015 besloot een groep kapitaalkrachtige burgers in de gemeenteOudenbosch zich te organiseren om een stuk grond van de gemeente te kopen,om zo te voorkomen dat hier een noodopvang voor vluchtelingen zou wordengevestigd.1 De groep initiatiefnemers heeft daarnaast het plan opgevat om wo-ningbouw te ontwikkelen op die locatie. De gemeente heeft hierbij laten blijken,het aanbod serieus in overweging te nemen. Dit kan betekenen dat de sociale enruimtelijke overwegingen van de gemeente, voor de locatie van de noodopvang,mogelijk minder zwaar zou wegen als het financi?le gewin bij verkoop van degrond. Een andere consequentie zou kunnen zijn dat de asielzoekers nu wordengeplaatst in een omgeving waar burgers niet in staat zijn zichzelf op dergelijkewijze te organiseren ? maar dit wellicht wel zouden willen. De gemeente zou ineen dergelijke situatie kunnen worden verweten een `dubbele pet' op te hebbenen hiermee niet haar `kerntaken' uit te voeren.2Noten1 Algemeen Dagblad (AD), Rijke buurt koopt stuk grond om vluchtelingen te weren,Algemeen Dagblad, 27 september 2015.2 Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), Brief vande Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, 25oktober 2004.middelen en een verruiming van hetwerkveld van corporaties.De huidige institutionele arrangemen-ten in Nederland zijn ingericht op een`top-down' ruimtelijk ordeningsproces,waarbinnen nu de `bottom-up' princi-pes van zelforganisatie zouden moetenworden ingepast. Met de komst van denieuwe Omgevingswet zou dit gedeel-telijk kunnen worden ondervangen,maar hier bestaat nog onvoldoendezekerheid over. Mede door de `top-down' benadering binnen de ruimtelijkeordening, bestaat er nog steeds eenhoge mate van `padafhankelijkheid' bin-nen de ordeningspraktijk. Gemeentenkoppelen de kosten voor ontwikkelin-gen in de openbare ruimte en het ver-haal van deze kosten, volgens het PBL26nog sterk aan gebiedsontwikkelingen.Gezien de ambities voor zelforganisa-tie en organische ruimtelijke ontwik-kelingen, is een loskoppeling van hetkostenverhaal en gebiedsontwikkelingnoodzakelijk, vanwege de onzekerhe-den die organische ontwikkelingen metzich meebrengen.52 2016/03 S+ROPlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologiePlatformlige uitbereiding van de steden nietmeer wenselijk is, en dat vooral moetworden gestuurd op herstructureringen herontwikkeling van het bestaande.De belangrijkste drijfveren hierachter,zijn de verslechterde financi?le positiesvan overheden en de overcapaciteitop diverse vastgoedmarktsegmen-ten. Herontwikkeling van bestaandebebouwde ruimte in steden, is vaak velemalen kostbaarder en intensiever danuitbreiding, mede door het versnipper-de eigendom en hogere verwervings-,sloop en saneringskosten.30Hoewel de Rli hierbij slechts oplos-singen door middel van zelforganisatiezoekt, worden de mogelijkheden vanandere planologische en financi?leinstrumenten, bijvoorbeeld PPS-constructies, nauwelijks verkend. Zozou stedelijke herverkaveling uitkom-sten kunnen bieden in versnipperdegebieden waar, door hoge kosten endoorlooptijden, geen ontwikkelingenvan de grond komen.31 Hierbij is meerzekerheid in kostenverdeling overde verschillende eigenaren en hetbiedt bovendien mogelijkheden in definanciering van openbare ruimten.Een financieringsinstrument als `TaxIncremental Financing' zou boven-dien uitkomsten kunnen bieden in hetversterken van de financi?le mogelijk-heden van gemeenten, wat zoals eerderbenoemd nodig zal zijn om burgers teondersteunen in zelforganisatie.Het probleem dat gemeenten minderdan voorheen, kosten van openbareruimten kunnen verhalen op gebieds-ontwikkelingen, kan hiermee ookgedeeltelijk worden ondervangen.32 Vander Krabben et al.33 tonen echter welaan, dat de werking van het instrumentin de Nederlandse context beperkt is.Desalniettemin kan weloverwogengebruik van dergelijke instrumenten demogelijke consequenties op het gebiedvan sociale ongelijkheid beperken ofondervangen en financi?le zekerhe-den bieden. Daarnaast zouden PPS-constructies, vanuit een institutioneelperspectief, een mildere overgangvormen van de oude `top-down', naar debeoogde `bottom-up' principes.Andere prioriteitenHet versterken en herstructurerenvan de Nederlandse steden is een goedprincipe om onze toekomstige welvaartin Nederland te beschermen. Voordatwe de internationale concurrentiestrijdaan kunnen gaan met steden als Parijsen Londen, zullen we eerst op lande-lijk niveau een netwerk van gezonde,duurzame en productieve steden enregio's moeten cre?ren. Prioriteitenzouden anders moeten worden gesteld.Want naast revitalisatie en behoud vande bestaande stad en haar openbareruimten, zou er ook moeten worden ge-streefd naar revitalisatie en behoud vanonze sociale welvaart. Het valt immerste betwijfelen of stedelijke netwerkenmet veel sociale ongelijkheid en lagemaatschappelijke welvaart, voldoendevitaal, veerkrachtig, adaptief en pro-ductief zijn om te kunnen concurrerenop mondiaal niveau.De visie van het Rli doet sterk vermoe-den, dat de principes van zelforganisa-tie als excuus worden gebruikt voor hetafschuiven van financi?le en bestuur-lijke verantwoordelijkheden. Met dehuidige argumenten, is dit abruptedecentraliseren van verantwoordelijk-heden moeilijk te rechtvaardigen: erkan en mag niet worden verwacht datburgers de brokstukken gaan opvegendie uit de institutionele arrangemententussen staat en markt zijn ontstaan.Los van de vraag of dit rechtvaardigis, moet worden onderkend dat degemiddelde burger hiertoe niet in staatzal zijn ? door gebrek aan financi?lemiddelen, vaardigheden, connectiesen expertise over vraagstukken alswaterhuishouding en infrastructuur.Het dusdanig afwenden van financi?leverantwoordelijkheden neigt naar eenobscure vorm van belastingheffing enhet afschuiven van planologische takendreigt af te doen aan een `goede ruim-telijke ordening'. Een rechtvaardigeretussenweg en zachtere overgang zoukunnen worden gezocht in toepassin-gen van PPS-constructies of transpa-rante belastingmechanismen.Sobere toekomstAls centrale en decentrale overhedenbesluiten deze beoogde, ruimtelijke enbestuurlijke opgaven ongenuanceerd inte zetten in het ruimtelijkeordenings-beleid, gaan onze steden wellicht eensobere toekomst tegemoet. De `stadvan de toekomst' dreigt dan een stad teworden van segregatie, polarisatie enmaatschappelijke tegenstellingen. Eenschouwspel waarin de welgestelde bur-gerij en ondernemingen hun creatieveuitbarstingen botvieren, en waar delagere sociale klassen samen met hunwijkwerkers en corporaties machteloostoekijken hoe het gras aan de overkantgroener wordt. Op welke wijze de stadhier agglomeratievoordelen uit zalputten blijft de vraag, om nog maarte zwijgen over onze `internationaleconcurrentiepositie'. Noten1 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), De toekomstvan de stad. De kracht van nieuweverbinden, Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur, Den Haag, 2014 (b).2 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Essays toekomst vande stad, Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur, Den Haag, 2012.3 Engelen in: Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Essays toekomst vande stad, Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur, Den Haag, 2012, pp. 15-19.4 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), De toekomstvan de stad. De kracht van nieuweverbinden, Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur, Den Haag, 2014 (b).5 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Essays toekomstvan de stad, Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur, Den Haag, 2012.Janssen-Jansen, L.; Lloyd, G.; Peel, D.en Krabben, van der, E., Planning in anenvironment without growth. Invitedessay for the Raad voor de leefomgevingen infrastructuur, 2012. Burgess, R. enCamona, M., Planning through projects:S+RO 2016/03 53PlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologiePlatformmoving from master planning tostrategic planning - 30 cities, TechnePress, Amsterdam, 2009, pp. 12-41 (29).Neuman, M., Spatial Planning Leadershipby Infrastructure: An American View,International Planning Studies, 14:2, 2009,pp. 201-217 (214).Yager, G., The ArcadisBlog. The City of the Future: Putting`people' at the center of our cities, 28oktober 2015, Gevonden op; blog.arcadis.com/2015/10/putting-the-human-being-at-the-city-center/6 Raspe in: Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Essays toekomst vande stad, Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur, Den Haag, 2012, pp. 15-19.7 Marlet, G., De Aantrekkelijke Stad, VOCUitgevers, Nijmegen, 2009.8 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)en Urhahn Urban Design, Vormgevenaan de spontane stad: Belemmeringenen kansen voor organische stedelijkeherontwikkeling, Planbureau voor deLeefomgeving en Urhahn Urban Design,Den Haag/Amsterdam, 2012. Schilder,F. en Conijn, J., Middeninkomens en hetmiddensegment. De ontbrekende schakelop de woningmarkt, Amsterdam Schoolof Real Estate, Amsterdam, 2015.9 Platform31, Samenvatting. Detransformatie van leegstaand vastgoednaar woonruimte voor studenten enjongeren, 2012.10 Janssen-Jansen, L.; Lloyd, G.; Peel, D.en Krabben, van der, E., Planning in anenvironment without growth. Invitedessay for the Raad voor de leefomgevingen infrastructuur, 2012.11 Alexander, E., Planned economiccontraction: The emerging case fordegrowth, Office for EnvironmentalPrograms, University of Melbourne, 2012.12 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),De verdeelde triomf. Verkenning vanstedelijk-economische ongelijkheiden opties voor beleid, RuimtelijkeVerkenningen 2016, Planbureau voor deLeefomgeving, Den Haag, 2016.13 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), De toekomstvan de stad. De kracht van nieuweverbinden, Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur, Den Haag, 2014 (b).14 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Kwaliteitzonder groei. Over de toekomstvan de leefomgeving, Raad voor deLeefomgeving en Infrastructuur, DenHaag, 2014 (a). Deloitte, Deloitte Insight:Financi?le trendanalyse Gemeenten,Provincies en Waterschappen, DeloitteThe Netherlands, Rotterdam, 2016.15 Buitelaar, E., Grenzen aan gemeentelijkgrondbeleid. Continu?teit en veranderingin de rol van gemeenten op deNederlandse grondmarkt, Ruimte enMaatschappij, 2010, pp. 5-22.16 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),Bekostiging van publieke voorzieningenbij organische gebiedsontwikkeling,Planbureau voor de Leefomgeving,Den Haag, 2014. Planbureau voor deLeefomgeving (PBL) en Urhahn UrbanDesign, Vormgeven aan de spontanestad: Belemmeringen en kansen voororganische stedelijke herontwikkeling,Planbureau voor de Leefomgevingen Urhahn Urban Design, Den Haag/Amsterdam, 2012. Janssen-Jansen, L.;Lloyd, G.; Peel, D. en Krabben, van der,E., Planning in an environment withoutgrowth. Invited essay for the Raad voorde leefomgeving en infrastructuur, 2012.17 Janssen-Jansen, L.; Lloyd, G.; Peel, D.en Krabben, van der, E., Planning in anenvironment without growth. Invitedessay for the Raad voor de leefomgevingen infrastructuur, 2012. Krabben, van der,E.; Lenferink, S.; Martens, K.; Portier, J. enStoep, van der, H., Onderzoek innovatiesbij integrale gebiedsontwikkelingen knooppuntontwikkeling, VerDus,Nijmegen, 2013.18 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)en Urhahn Urban Design, Vormgevenaan de spontane stad: Belemmeringenen kansen voor organische stedelijkeherontwikkeling, Planbureau voor deLeefomgeving en Urhahn Urban Design,Den Haag/Amsterdam, 2012.19 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Kwaliteit zondergroei. Over de toekomst van deleefomgeving, Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur, Den Haag, 2014 (a), p.27.20 Krabben, van der, E.; Lenferink, S.;Martens, K.; Portier, J. en Stoep, vander, H., Onderzoek innovaties bijintegrale gebiedsontwikkeling enknooppuntontwikkeling, VerDus,Nijmegen, 2013.21 Alexander, E., The Public Interestin Planning: From Legitimation toSubstansive PlanEvaluation, Sage, Thousand Oaks, 2002, pp.226-249. Janssen-Jansen, L.; Lloyd, G.;Peel, D. en Krabben, van der, E., Planning inan environment without growth. Invitedessay for the Raad voor de leefomgevingen infrastructuur, 2012.22 Schinkel in: Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur (Rli), Essays toekomstvan de stad, Raad voor de Leefomgevingen Infrastructuur, Den Haag, 2012, p. 12.23 Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur (Rli), Essays toekomst vande stad, Raad voor de Leefomgeving enInfrastructuur, Den Haag, 2012, p. 6.24 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),De verdeelde triomf. Verkenning vanstedelijk-economische ongelijkheiden opties voor beleid, RuimtelijkeVerkenningen 2016, Planbureau voor deLeefomgeving, Den Haag, 2016.25 Boelhouwer, P. en Priemus, H., Demiseof the Dutch social housing tradition:impact of budget cuts and politicalchanges, Journal of Housing and the BuiltEnvironment, 2014, pp. 221-235. Schilder,F., en Conijn, J., Middeninkomens en hetmiddensegment. De ontbrekende schakelop de woningmarkt, Amsterdam Schoolof Real Estate, Amsterdam, 2015.26 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),Bekostiging van publieke voorzieningen54 2016/03 S+ROPlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologiePlatformbij organische gebiedsontwikkeling,Planbureau voor de Leefomgeving, DenHaag, 2014.27 Krabben, van der, E.; Lenferink, S.;Martens, K.; Portier, J. en Stoep, vander, H., Onderzoek innovaties bijintegrale gebiedsontwikkeling enknooppuntontwikkeling, VerDus,Nijmegen, 2013. Janssen-Jansen, L.;Lloyd, G.; Peel, D. en Krabben, van der,E., Planning in an environment withoutgrowth. Invited essay for the Raad voorde leefomgeving en infrastructuur, 2012.28 Ruimtevolk en Platform31, Midsize NL: hettoekomstperspectief van de middelgrotestad, 2016. Momaas in: Raad voor deLeefomgeving en Infrastructuur (Rli),Essays toekomst van de stad, Raad voorde Leefomgeving en Infrastructuur, DenHaag, 2012, p. 36.29 Raaijmakers, M., Clustering; eenmisleidend dogma of het investerenwaard? Een onderzoek naar de valideringvan cluster- en campusbeleid, RadboudUniversiteit, Nijmegen/Tilburg, 2012.30 Krabben, van der, E.; Lenferink, S.;Martens, K.; Portier, J. en Stoep, vander, H., Onderzoek innovaties bijintegrale gebiedsontwikkeling enknooppuntontwikkeling, VerDus,Nijmegen, 2013.Planbureau voor de Leefomgeving(PBL), Stedelijk Transformatie enGrondeigendom, NAi Uitgevers,Rotterdam, 2008.31 Krabben, van der, E.; Lenferink, S.;Martens, K.; Portier, J. en Stoep, vander, H., Onderzoek innovaties bijintegrale gebiedsontwikkeling enknooppuntontwikkeling, VerDus,Nijmegen, 2013.32 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),Bekostiging van publieke voorzieningenbij organische gebiedsontwikkeling,Planbureau voor de Leefomgeving, DenHaag, 2014.33 Krabben, van der, E.; Lenferink, S.;Martens, K.; Portier, J. en Stoep, vander, H., Onderzoek innovaties bijintegrale gebiedsontwikkeling enknooppuntontwikkeling, VerDus,Nijmegen, 2013.S+RO 2016/03 55PlatformHyperdecentralisatie enafschuifplanologiePlankaart Almere Oosterwold,organische gebiedsontwikkeling van1500 hectare. Bron: MVRDV
Reacties