Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

'Gemeenten willen echt aan de slag'

Jeroen Kleijne - 15 december 2024

Gemeenten werken hard aan de warmtetransitie. Wel hebben ze meer middelen nodig en duidelijkheid over de nieuwe wetgeving. Dat bleek afgelopen najaar uit drie uitgebreide onderzoeken van het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW). "Bij gemeenten leeft steeds meer de wens tot versnelling", constateert NPLW-directeur Maureen van Eijk.

“Ten opzichte van een jaar geleden staat het onderwerp warmtetransitie veel meer op de kaart bij de gemeenten, overal in het land”, zegt Maureen van Eijk. “Ze hebben meer ambtelijke capaciteit beschikbaar en de vragen die wij krijgen worden steeds specifieker. Dit is omdat gemeenten nu echt aan de slag willen met concrete projecten én met het warmteprogramma. Dat is een heel goed teken.”

Drie rapporten

Het Rijk heeft het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie begin 2023 in het leven geroepen om gemeenten te ondersteunen in hun regierol bij de uitvoering van de warmtetransitie. Het NPLW werkt onder meer met ‘accounthouders’. Zij fungeren als aanspreekpunt voor de gemeenten, de dertig warmteregio’s en provincies. In het voorjaar van 2024 hebben de accounthouders van het NPLW ruim honderd gemeenteambtenaren geïnterviewd. Ook hebben zij gesprekken gevoerd met lokale en regionale bestuurders tijdens vijftien zogeheten ‘doe ateliers’. Daarnaast onderzocht NPLW de voortgang van 66 ‘proeftuinen aardgasvrije wijken’. Deze uitgebreide onderzoeken hebben geleid tot drie rapporten.

Eén van die rapporten is de tweede editie van de Lokale Warmtetransitie in Beeld (LWiB). Dit rapport geeft een goede indruk van wat er in de eerste helft van 2024 speelde bij gemeenten rondom de lokale warmtetransitie. Juist de uitgebreidheid van de vragenlijst is iets wat gemeenten erg waarderen, vertelt Maureen van Eijk. “Zo krijgen zij een totaaloverzicht van wat de lokale warmtetransitie inhoudt en bespreken ze samen met de accounthouder over wat de gemeente daar al dan niet in doet. Vaak leidt deze reflectie ook tot het verder concretiseren van de ondersteuningsvraag aan het NPLW. Gemeenten werken daarom graag mee aan dit onderzoek. We merken sowieso dat gemeenten het zeer waarderen dat wij vanuit Den Haag bij ze langskomen om te horen wat er speelt.”

Het tweede rapport is de Monitor Proeftuinen in Beeld, dat de voortgang laat zien van alle 66 proeftuinen aardgasvrije wijken. En als laatste is er de Rode draden-notitie, met daarin de opbrengsten van bestuurlijke gesprekken in vijftien van de dertig NPLW-regio’s. “We hebben samen met de bestuurders in kaart gebracht hoe zij naar de lokale warmtetransitie kijken. Wat gaat goed en wat kan beter? In sommige gevallen sloten we aan bij bestaande overleggen en ging het meteen over de inhoud. Andere keren zaten we aan tafel met wethouders die voor de eerste keer met elkaar over de warmtetransitie spraken. Dat leverde veel verschillende beelden op over hoe bestuurders erin staan.”

Voorbereiding warmteprogramma

'Gemeenten waarderen het zeer dat wij vanuit Den Haag bij ze langskomen om te horen wat er speelt'

Het algemene beeld dat uit de monitorrapporten naar voren komt, is dat alle gemeenten hard werken aan de warmtetransitie. Bijna de helft van de gemeenten is inmiddels bezig met de voorbereiding van het warmteprogramma, dat ze uiterlijk eind 2026 moeten vaststellen. Maureen van Eijk: ”Met een warmteprogramma geven gemeenten aan welke wijken en buurten de komende tien jaar van het aardgas afgaan en welke duurzame alternatieven hiervoor het meest geschikt lijken. Ondanks alle onduidelijkheid over randvoorwaarden en geld is het warmteprogramma hét instrument om de regie te pakken. Een warmteprogramma geeft het broodnodige perspectief aan alle partijen die betrokken zijn bij de lokale warmtetransitie: bewoners, bedrijven, verenigingen van eigenaren, utiliteitsbouw, woningcorporaties, netbeheerders, installateurs en bouwbedrijven.”

Gemeenten hebben behoefte hebben aan ondersteuning bij het opstellen van dat warmteprogramma. “We gaan hen daarbij zeker helpen. Naast de eerder gemaakte Handreiking warmteprogramma start het NPLW begin 2025 met een ondersteuningsaanbod voor alle gemeenten. Met fysieke en online bijeenkomsten begeleiden de ‘warmtetransitiemakers’ gemeenten stap voor stap in het opstellen van een Warmteprogramma. Gemeenten binnen een regio werken hierin nauw samen. Het doel is dat het warmteprogramma eind 2025 gereed is voor bestuurlijke besluitvorming.”

Uit de rapporten blijkt verder dat alle gemeenten volop aan de slag zijn met het isoleren van woningen en andere gebouwen. Een meerderheid zet actief in op het stimuleren van individuele oplossingen, zoals warmtepompen. Ook hebben gemeenten meer plannen voor warmtenetten dan vorig jaar, vooral in stedelijk gebied. Het aantal aardgasvrije woningen in de proeftuinen groeide tot ongeveer 6.500. Daarnaast hebben gemeenten in de proeftuinen ruim 3.500 woningen ‘aardgasvrij-ready’ gemaakt en is bijna de helft van de proeftuinen bezig met uitvoering van isolatie, kierdichting en het stimuleren van elektrisch koken.

Foto: Aanleg van een warmtenet.
Foto: NPLW

Signalen agenderen

De rapporten komen voort uit een van de kerntaken van het NPLW: signaleren en agenderen. Vanuit deze rol bespreekt en agendeert het NPLW signalen uit het land bij haar opdrachtgevers en andere partners in de lokale warmtetransitie. De belangrijkste signalen uit de drie rapporten heeft het NPLW inmiddels besproken met haar opdrachtgevers en de leden van de samenwerkingstafel Lokale warmte. De signalen zijn verdeeld over drie thema’s: de regierol van gemeenten, financiering en overige signalen. Bij die laatste noemen gemeenten als belemmeringen onder meer de ingewikkelde besluitvorming en de huidige regelgeving van verenigingen van eigenaren (vve’s). Hierdoor ervaren zij de ondersteuning voor vve’s als zeer complex. Verder zorgt regelgeving rond soortenbescherming ervoor dat de isolatieopgave stagneert. En als laatste zijn met name de gemeenten met veel landelijk gebied op zoek naar duidelijkheid over mogelijkheden voor het gebruik van lokaal opgewekt groen gas. Op de website van NPLW hebben we deze signalen en hun vervolgacties gepubliceerd, zodat iedereen ze kan inzien en volgen.

Sinds de start van de proeftuinen in 2018 heeft de overheid al veel door gemeenten gesignaleerde problemen opgepakt. Zo zijn de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) en de Wet collectieve warmte (Wcw) inmiddels in behandeling bij het parlement. Beide wetten geven gemeenten meer handvatten voor uitvoering van het warmteprogramma. Uit de rapporten blijkt dat gemeenten graag meer duidelijkheid willen over de nieuwe wetgeving. Maureen van Eijk: “Het zal niemand verbazen dat iedereen heel benieuwd is hoe het verder gaat. De wetten zijn belangrijk voor gemeenten om hun regierol te pakken en verdere stappen te zetten.”

Veel gemeenten anticiperen al wel op de nieuwe wetgeving. Zo is de helft van de gemeenten al bezig met de ontwikkeling van een warmtebedrijf – alleen, samen met andere gemeenten, met de provincie of andere partners. Van Eijk: “We horen wel veel vragen over wat nu voor hen de beste organisatievorm is. Volgend jaar komen we met een handreiking over deze keuzes. Je ziet zelfs al discussies over de aanwijsbevoegdheid van gemeenten. Volgens het concept-Wgiw moeten gemeenten immers in het warmteprogramma al aangeven of ze hier bij de uitvoering in een gebied gebruik van willen maken. Waar ambtenaren die aanwijsbevoegdheid wel zouden willen inzetten, zijn bestuurders daar nu nog een stuk terughoudender in.”

'Het is niet zo dat je de lessen uit de proeftuinen kunt benutten om alles daarna drie keer zo snel te doen'

Lastig opschalen

Gemeenten leren gelukkig veel op basis van de proeftuinen, maar dat leidt nog niet tot versnelling van de warmtetransitie. De NPLW-directeur: “Iedere aanpak vraagt maatwerk. Het is adaptief werken, stap voor stap uitzoeken wat er voor de volgende fase nodig is. Het is niet zo dat je de lessen uit de proeftuinen kunt benutten om alles daarna drie keer zo snel te doen. Opschalen is lastig, dat hebben wethouders expliciet aan ons verteld. Waar gemeenten in de proeftuinen samenwerken met bewonersinitiatieven zie je de projecten sneller gaan. Aan de andere kant vrezen gemeenten met veel woonkernen een tekort aan begeleidingscapaciteit, als straks in al die woonkernen bewonersinitiatieven actief zijn. En wat doe je dan als die initiatieven het zonder goede begeleiding te ingewikkeld vinden en ermee stoppen?”

Sinds een paar jaar zijn er wel de middelen uit de Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE): een tijdelijke uitkering voor decentrale overheden om de capaciteit te verhogen voor uitvoering van het klimaat- en energiebeleid. Bij veel gemeenten zorgt dit geld al voor meer personele capaciteit. “In onze samenwerking met gemeenten, met het Rijk en met andere ondersteunende organisaties streven we naar meer uniformiteit en minder versnippering”, zegt Van Eijk. “Dat leidt ertoe dat samenwerking makkelijker wordt, omdat je dezelfde taal spreekt en dezelfde producten gebruikt. Met onze handreikingen Uitvoeringsplan en Warmteprogramma, die we samen met gemeenten hebben ontwikkeld, dragen we hieraan bij. En als deelnemers aan het programma Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET) leveren we een bijdrage aan de ontwikkeling van een vergelijkbaar begrippenkader voor de warmtetransitie – met de focus op de realisatie van warmtenetten.”

Collectieve projecten

'Help ons om duidelijk te maken wat de noodzaak en urgentie is van de lokale warmtetransitie'

Gemeenten zijn blij met de middelen die het Rijk beschikbaar heeft gesteld voor bijvoorbeeld de installatie van warmtepompen en isolatiemaatregelen. Die middelen zijn vooral nog gericht op het stimuleren van de particuliere aanpak. Maureen van Eijk: “Voor collectieve projecten zoals warmtenetten is meer geld nodig. Warmtenetten hebben vaak de laagste nationale kosten, alleen voelen bewoners dat nu niet direct in hun portemonnee. Met extra subsidie socialiseer je de kosten van een warmtenet op zo’n manier dat het aanbod voor de bewoner aantrekkelijk wordt.”

Financiering is sowieso voor de gemeenten een belangrijk onderwerp. “Dan gaat het natuurlijk vooral over de betaalbaarheid van de warmtetransitie voor de bewoners: wat betalen ze nu voor warmte? Wanneer wordt het voor hen interessant om over te stappen? Daarbij geldt het ‘niet meer dan anders’-principe ten opzichte van de prijzen die ze nu betalen. Gelukkig zijn er de afgelopen jaren veel manieren ontwikkeld om financiering van de warmtetransitie mogelijk te maken, zoals diverse subsidies. Het zijn er echter wel veel en ze zijn niet altijd op dezelfde manier aan te vragen. De overheid kan nog stappen zetten om ervoor te zorgen dat daar meer uniformiteit in ontstaat.”

Bestuurders van gemeenten geven daarnaast aan ook een goed, nationaal verhaal nodig te hebben om bewoners te overtuigen van nut en noodzaak om van het gas af te gaan. “Gemeenten doen eigenlijk een oproep aan het Rijk: help ons om duidelijk te maken wat de noodzaak en urgentie is van de lokale warmtetransitie. En wat de redenen zijn om te kiezen voor een warmtenet, want op dit moment ligt dat bij bewoners nog steeds gevoelig.” Tenslotte worstelen gemeenten met het probleem van de netcongestie. “Hoe kun je als gemeente de regie pakken als de netbeheerder zijn eigen prioriteiten kiest? Vanaf welk moment bepaal je de planning samen? Dat vraagt om goede samenwerking en inzicht in elkaars plannen. Ook op het gebied van ruimte – een signaal dat sommige gemeenten en de netbeheerders nadrukkelijk noemden als een belangrijk aandachtspunt.”

Warmtetransitie versnellen

Op basis van de rapporten ziet Maureen van Eijk zeker mogelijkheden om de warmtetransitie te versnellen. “Begin 2025 starten we dus met ons ondersteuningsaanbod Warmteprogramma voor gemeenten. Eind 2025 hebben deelnemende gemeenten dan een Warmteprogramma klaar voor de besluitvorming. Dat biedt duidelijkheid aan alle betrokkenen. De Kamer onderzoekt ook hoe warmtenetten betaalbaarder kunnen worden, daarvoor zijn verschillende scenario’s ontwikkeld. Met onze accounthouders houden we de vinger aan de pols. Samen gaan we de uitdagingen aan op weg naar aardgasvrije wijken, buurten en dorpskernen.”

NPLW

Het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) ondersteunt gemeenten om hun regierol beter te kunnen vervullen. Dat doet het NPLW door te signaleren en agenderen, door te informeren en ondersteunen én door te verbinden. Dit draagt bij aan het versnellen en opschalen van de opgave om 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen te verduurzamen of aardgasvrij te maken en aan de 55% CO2-reductie in 2030 zoals dat in de Klimaatwet 2022 staat. Het NPLW focust hierbij op drie inhoudelijke thema’s: 1) gebiedsgerichte aanpak van isolatie en energiearmoede, 2) warmtepompen en 3) warmtenetten. En op twee procesthema’s: 1) de regierol van gemeenten en 2) de planvorming voor de gebiedsgerichte aanpak.

Het NPLW is een interbestuurlijk programma van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). Brancheorganisaties (Netbeheer Nederland en Aedes) hebben een vaste plek aan tafel vanwege hun belangrijke rol in de uitvoering van de warmtetransitie.

Jeroen Kleijne is freelance journalist en tekstschrijver

Reacties

NPLW-directeur Maureen van Eijk
NPLW-directeur Maureen van Eijk
x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Ruimte en Wonen ©2025. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren