Aansluiting op het elektriciteitsnet van nieuwe woonwijken of bedrijventerreinen spreekt niet meer vanzelf. Het plannen van wie, wanneer en waar energie kan krijgen is complex en concurreert met tal van andere functies in de ruimte. Geld, geschoolde mensen en ruimte zijn schaars. De enorme bouwopgave, samen met thema's als bereikbaarheid, groen, klimaatadaptatie, milieukwaliteit en sinds kort ook de energietransitie raken elkaar. En het schuurt aan alle kanten. Welke mogelijkheden zijn er om alle functies in de stad zo te combineren dat nieuwe kansen ontstaan voor brede welvaart en ruimtelijke kwaliteit?
Het voorlopersnetwerk Transform en het programma Mooi Nederland van het ministerie van BZK ontwikkelden samen met de Radboud Universiteit en verscheidene gemeenten, zeven ontwerpprincipes voor energie in lokale ruimtelijke ontwikkeling. De ontwerpprincipes zijn een praktisch handvat. Ze hebben tot doel om beleidsmakers, architecten en ontwikkelaars te helpen bij beslissingen in het ontwerpproces en ze geven richting aan uitvoeringspartners.
Het is een aanzet voor een andere benadering van energie in gebiedsontwikkeling, en voor een goed gesprek tussen planologen en de ingenieurs van het netbeheer.
De principes zijn gemaakt vanuit het idee dat het veranderende energiesysteem niet alleen een complexe nieuwe opgave hoeft te zijn, maar ook aangrijpingspunten geeft om wijken een sociale en economische boost te geven waarbij ruimtelijke kwaliteit en brede welvaart centraal staan. Deze zoektocht is in gemeenten al volop aan de gang, bleek op verschillende bijeenkomsten van Transform/Mooi Nederland.
Ruimtelijke ordening is steeds complexer geworden. In de naoorlogse jaren moesten planologen enkel zo snel mogelijk zoveel mogelijk woningen bouwen. In de jaren 60-80 werden bereikbaarheid, toenemend verkeer en behoefte aan sociale samenhang daarbij serieuze aandachtspunten. In de jaren 70 kwam daar de toenemende aandacht voor milieukwaliteit bij.
Vanaf de jaren 90 duurzaamheid en archeologie, en in de afgelopen jaren bodem, water, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Nu ligt ook de energietransitie op de stapel: een ontregelend element dat de puzzel een nieuwe dimensie geeft.
De vraag naar elektriciteit verdubbelt de komende tien jaar, met op sommige plaatsen hogere pieken. Dat komt door het verduurzamen van de industrie, bedrijven en landbouw, en woonwijken. In gasloze wijken is elektriciteit nodig voor warmtepompen, er zijn laadvoorzieningen nodig voor elektrische auto's en openbaar vervoer. De historische opgave voor de bouw van 900 duizend woningen tot 2030 komt daarbij.
De netbeheerders investeren tot 2026 elk jaar € 8 miljard in netverzwaring en energie-infrastructuur. Maar daarmee is er nog niet voldoende transportcapaciteit om in de stijgende vraag naar elektriciteit te voorzien.
We krijgen daarnaast ook een (deels) decentraal systeem, waarbij lokaal vaker vraag, aanbod en opslag van energie bij elkaar komen. Energie wordt steeds meer onderdeel van de leefomgeving. In de vorm van zonnepanelen, laadpalen en batterijen, maar ook in de vorm van grotere en kleinere transformatiestations en trafokastjes, en ondergronds dikkere kabels. Zo komen planologen voor nieuwe ontwerpkeuzes te staan.
Ontwerp je bijvoorbeeld een woonwijk met laadpleinen aan de rand van de wijk of met losse laadpalen bij de huizen? Ga je ervan uit dat woonwijken zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn? Welke warmtebronnen zijn er in de buurt? Wat is het energieprofiel van de bedrijven die zich gaan vestigen op een bedrijventerrein? Hoe zijn die ontwikkelingen te koppelen aan het lokale aanbod van energie? En niet in de laatste plaats: welke rol krijgen inwoners en bedrijven daarin?
In de gemeente Tilburg spelen deze vragen volop. Tom Verputten, beleidsadviseur Energietransitie, voorheen planoloog in de gemeente, vertelde op een bijeenkomst van Transform/Mooi Nederland over plannen voor het bouwen van tienduizend woningen in het Kenniskwartier. Dat is het gebied tussen de Universiteit en de Tilburgse binnenstad.
Een grote verdichting op een klein oppervlak waar bestaande voorzieningen en de energievoorziening moeten worden ingevlochten. Deze gebiedsontwikkeling werd door vakmensen uit de wereld van energie en van planologie besproken aan de hand van de zeven ontwerpprincipes.
De ontwerpprincipes zijn bedoeld als hulpmiddel bij het ruimtelijk denken over nieuwe energie. De principes zijn permanent bèta; ze kunnen stapsgewijs steeds worden verbeterd.
1. Start bij de visie en identiteit van het gebied
Dit is essentieel voor de acceptatie van de gekozen oplossingen door inwoners en ondernemers en voor de uitvoerbaarheid van de plannen. Investeringen in energie zijn voor de lange termijn en alle functies in de leefomgeving zijn ervan afhankelijk.
2. Minimaliseer (piek)vraag
Individuele gebruikers richten zich (bij ontwerp of door aanpassing) op het minimaliseren van pieken in verbruik, het sturen van hun vraag of eigen opwek. Ook kunnen zij een deel van hun verbruik flexibel inrichten om gebruik te maken van overschotten of tekorten in hun omgeving. Zo helpen zij het collectieve belang.
3. Maximaliseer opwek met lokale bronnen
Zoveel als het kan lokale bronnen aanspreken om elektriciteit en warmte op te wekken. Het liefst multifunctioneel in combinatie met andere opgaven. Zo kunnen alle functies in de leefomgeving profiteren van goedkope opwek in de omgeving.
4. Maak lokale energie voor lokale gebruikers toegankelijk en aantrekkelijk
Opgewekte energie (elektriciteit, warmte of duurzame gassen) delen met publieke of private gebruikers van het gebied. Zo worden pieken van aanbod niet nodeloos getransporteerd en wordt direct verbruik gestimuleerd.
5. Maak ruimte voor lokale buffering
Lokaal ruimte maken voor overschotten en tekorten van energie (zoals bij klimaatadaptatie) om afwenteling te beperken. Buffering kan zowel individueel als collectief worden georganiseerd. Dit zorgt voor meer gebruik van lokale hernieuwbare bronnen en minimaliseert transport.
6. Multifunctioneel ontwerp en combineren van functies is de norm
Nieuwe functies als opwek in de gebouwde omgeving, laden van duurzame mobiliteit, opslag en de daarvoor benodigde infrastructuur zijn vaak te combineren met andere functies in de leefomgeving of met bestaande infrastructuur. Hiermee wordt het energiesysteem onderdeel van de leefomgeving zonder de leefbaarheid in de weg te zitten.
7. Betrouwbare, transparante en gedecentraliseerde data- en energie uitwisseling
Voor lokale energie-uitwisseling is transparante en betrouwbare digitalisering en data-uitwisseling noodzakelijk. Dat vraagt goede spelregels, bijvoorbeeld om zeker te stellen dat iedereen toegang houdt tot energie.
In het gesprek over de plannen in Tilburg blijkt hoe belangrijk het is te starten bij de visie en identiteit van het gebied. Want het gaat niet alleen over de 10 duizend woningen in bestaand stedelijk gebied, maar ook over de keuzes voor mobiliteit, waar de warmte vandaan kan komen en hoe de mensen in de bestaande woningen ook een voordeel kunnen hebben uit de ingrijpende nieuwbouwplannen.
Deze keuzes bepalen mede de schaal en de scope van de gebiedsontwikkeling. Bouw je voor de BENG Normering? Of ga je werken met het principe om lokale energie voor lokale gebruikers toegankelijk en aantrekkelijk te maken? Bewoners, ook die van bestaande woningen, kunnen ervan profiteren als lokaal opgewekte energie in de wijk blijft.
Er zijn al veel voorbeelden van energiecoöperaties waarbij de winst terugvloeit naar inwoners en/of het gebied. Verder brengt het principe van multifunctioneel gebruik een nieuw gezichtspunt: parkeerterreinen in het plangebied zijn namelijk ook te gebruiken als laadplein, voor zonnepanelen en het bufferen van energie in accu’s van elektrische auto’s.
Sander Holm, adviseur duurzaam bouwen in Amersfoort vertelt in de bijeenkomst over de plannen voor Vathorst Bovenduist. Dat is een nieuwbouwwijk in de polder van 128 hectare aan de noordkant van Amersfoort. Er komen 3300 woningen, sportvelden, bedrijven en een park. In deze plannen is energie nadrukkelijk onderdeel van de opgave. Het plan is een pilot in verband met netcongestie.
Het is de bedoeling dat de nieuwe wijk groen en autoluw wordt met mobiliteitshubs. Maar het gaat wel over een wijk op flinke afstand van de stad, hoe moet dit dan? De zeven principes zijn allemaal aan de orde in deze casus.
Het gaat over de identiteit van de wijk, over samenwerking tussen bedrijven om gebruikspieken te reguleren, en over het zoeken naar mogelijkheden voor lokale opwek. Want het is duidelijk dat alleen zon op dak niet voldoende oplevert. Ook gaat het over de rol die de gemeente moet en kan nemen.
De casus van Bronckhorst toont hoe verschillende functies door de energieopgave bij elkaar komen. Bronckhorst werkt met gebiedspartners aan het ontwikkelen van een Regiorotonde Steenderen-8rhk met een energiegemeenschap voor stroom en groengas voor zowel cluster6-industriebedrijven, MKB, als bewoners in de bebouwde omgeving. Eén zo’n cluster6-bedrijf - aardappelproducent Aviko in het plaatsje Steenderen - gebruikt tienmaal zoveel als alle woningen in het dorp bij elkaar.
Zo’n partij heeft veel flexibel vermogen en kan een rol spelen in het oplossen van netcongestie door piekenergie op te nemen. Om de werking van het lokaal uitwisselen van energie te illustreren, vertelt Stan Demarteau (Civitas) over energiecorporatie BioZon in de gemeente Bronckhorst, waar gas wordt gewonnen uit een vuilstort. Dit gas wordt omgezet in elektriciteit.
In de gemeente worden mogelijkheden verkend om dit uit te breiden met het winnen van gas uit mest van melkveebedrijven. ‘Het groengas gaat idealiter ingezet worden voor woningen en MKB die niet volledig kunnen elektrificeren’ zegt Stan.
In alle casussen blijkt dat ingenieurs uit de energiesector en planologen elkaars wereld onvoldoende kennen. De ingenieur staat aan de lat om het net te verzwaren en zegt: vertel maar waar ik kabels en transformatorhuisjes kan plaatsen. En kan het niet wat sneller met al die procedures? De planoloog zegt: hoe kan ik al die dingen kwijt in de schaarse ruimte, met behoud van ruimtelijke kwaliteit? De beroepsblik van de één botst op die van de ander. Dit geeft irritatie en het helpt de opgave niet vooruit. De zeven principes geven aanknopingspunten voor een gesprek over energie in ruimtelijke ontwikkeling. Dat helpt.
Een ander inzicht is dat taken en rollen veranderen. Hoe ziet de gemeentelijke afdeling Energie van de toekomst eruit, en hoe werkt die in de organisatie samen met Ruimtelijke Ordening? Strategische planning van het (lokale) energiesysteem is een lastige opgave; de samenwerking met de netbeheerder is nog lang geen gesneden koek en met partijen die zich bezighouden met lokale energiesystemen, bijvoorbeeld energiecoöperaties, wordt vaak nog niet gesproken.
Energie-inclusieve gebiedsontwikkeling vraagt innovatie en nieuwe samenwerkingsvormen. Ook zijn de bestaande regels nog niet toegesneden op de omslag naar een (deels) decentraal energiesysteem. Er valt kortom veel te pionieren.
Het vak planologie verandert. ‘Wij moeten onze studenten anders gaan opleiden,’ zegt Henk-Jan Kooij, universitair docent Planologie van de Radboud Universiteit. ‘Het vak verandert door de vraag wat de optimale schaal is voor het leggen van de energiepuzzel in een gebied.
Dit is afhankelijk van de aard van het gebied, en van waar bronnen en stroomvragers zitten. Uiteindelijk moeten we opties afwegen op basis van de waarden van brede welvaart, zoals gezondheid, kansengelijkheid, veiligheid en de kwaliteit van de natuur en de leefomgeving.’ Eén ding staat vast: energie en ruimtelijke ontwikkeling moeten iets met elkaar, maar hoe? Kooij: ‘De mensen moeten bij elkaar gaan zitten.
De volgende stap is uitproberen, uitproberen en nog ’s uitproberen. Dan ontdekken we vanzelf waar we anders moeten samenwerken of wetten en regels moeten aanpassen.’
Transform brengt mensen uit de wereld van energie, netbeheer, ICT en overheid samen. Het netwerk heeft een doorlopend jaarprogramma waarin wordt gewerkt aan nieuwe modellen en systemen voor een robuust, schoon, rechtvaardig en lokaal energiesysteem.
In het programma Mooi Nederland van het ministerie van BZK staat ruimtelijke kwaliteit centraal. Het programma werkt aan een gedeeld beeld van de toekomst van Nederland en aan nieuwe concepten voor het inrichten van gebieden.
Lennart Lalieu is transitie-expert bij het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie. Jasper Groos is beleidscoördinator bij het Programma Mooi Nederland van het ministerie van BZK.
Transform en Mooi Nederland gaan de principes verbeteren door ze te gebruiken in concrete casussen. We praten daarom graag verder met mensen uit de praktijk. Ben je planoloog of verantwoordelijk voor een energievraagstuk? Meld je dan aan om het gesprek met anderen en met ons te voeren via www.forthefutureofenergy.nl.
Reacties