De grote Nederlandse steden maken een opmerkelijke bevolkingsgroei door. Nog niet zolang geleden stierven in de steden meer mensen dan er geboren werden en nog korter geleden keerden meer mensen de stad de rug toe dan er zich vestigden. In de jaren zeventig leek de stad dan ook ten dode opgeschreven. Nu is zij echter een en al levendigheid én een bron van leven.
26TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 4 AUGUSTUS 2014ANALYSEDe grote Nederlandse steden maken een opmerkelijke bevolkingsgroei door. Nog niet zolanggeleden stierven in de steden meer mensen dan er geboren werden en nog korter geledenkeerden meer mensen de stad de rug toe dan er zich vestigden. In de jaren zeventig leek de staddan ook ten dode opgeschreven. Nu is zij echter een en al levendigheid ?n een bron van leven.DE STAD ALSKRAAMKAMERSindshetmiddenvandejarennegentigisdestadweerhelemaalinonderjongvolwassenenenstarters(FotoThomasSchlijper/HollandseHoogte)27TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 4 AUGUSTUS 2014ANALYSEDOOR FRITS OEVERING, KENNIS EN ECONOMISCH ONDERZOEK RABOBANKNEDERLANDHet aantal inwoners van ons land ? en daarmee de behoefteaan woningen ? is in de afgelopen anderhalve eeuw welis-waar sterk toegenomen, maar het tempo van de bevol-kingsgroei nam gedurende deze lange periode echter vrij-wel voortdurend af als gevolg van de daling van hetgeboortecijfer (figuur 1). Door deze daling is ieder volgend geboorteco-hort kleiner dan het voorgaande en daardoor treedt gaandeweg ver-grijzing van de bevolking op (figuur 2).Daarnaast leidt de daling van het geboortecijfer ertoe dat het aandeelvan de buitenlandse migratie in de bevolkingsontwikkeling belangrij-ker wordt. Daardoor neemt het allochtone aandeel in de bevolking toe.Het buitenlands migratiesaldo fluctueert overigens sterk van jaar totjaar als gevolg van de economische en politieke situatie in de landenvan herkomst en in Nederland.Tot slot zijn door de daling van het aantal geboorten de gezinnen klei-ner dan voorheen en bovendien wonen meer mensen over een langereperiode alleen of met zijn twee?n. Er is sprake van een sterke huishou-densverdunning (figuur 2). De behoefte aan wonin-gen neemt daar-door sterker toe dan de bevolking. De daling van het geboortecijferbepaalt dus niet alleen de ontwikkeling van de bevolkingsomvang,maar is ook van in-vloed op de samenstelling van de bevolking.Naarmate de tijd verstrijkt, gaan ouderen, allochtonen en kleine huis-houdens meer en meer de woningbehoefte in ons land bepalen.Figuur 1 J-o-j demografische ontwikkeling 1900-2039Bron: CBS, PrimosURBANISATIE, SUBURBANISATIE EN RE-URBANISATIENiet alleen het tempo van de bevolkingsgroei in ons land veranderdemet de tijd, ook trad verandering op in de plaats waar deze groeioptrad. Op de vleugels van de industrialisatie ging de bevolkingsgroeigedurende de eerste helft van de twintigste eeuw gepaard met eensterke groei van de steden. Werknemers zochten en vonden huisves-ting op loopafstand van de fabriek waar zij werkten. Deze verstedelij-king deed zich weliswaar over de volle breedte van het ? vanouds sterkversnipperde ? patroon van steden in ons land voor, maar decennialang deed de sterkste groei zich voor in de drie grootste gemeenten1.Dankzij de sterke welvaartsgroei werd vanaf de jaren zestig de gezins-auto gemeengoed en daarmee kwam voor velen een woning `in hetgroen' binnen bereik. In de kwart eeuw die volgde, vond een zeer ster-ke groei plaats van voorsteden, die ? al dan niet als resultaat van ruim-telijke ordening door de overheid ? in het landelijk gebied tot ontwik-keling kwamen en die na verloop van tijd zelf vaak ook een stedelijkkarakter verwierven. De `oude' stedelijke gemeenten zagen doorgaansniet alleen hun aandeel in de bevolking afnemen, maar ook hun inwo-nertal in absolute zin.Bovendien raakten de steden ook in economisch opzicht in vervaldoordat de mondialisering van de economie een sterke daling van de(industri?le) werkgelegenheid met zich meebracht. In de jaren tachtigkwam er echter een einde aan het economisch verval en de bevolkings-krimp van de (grote) steden. Door stadsvernieuwing werden stedenweer aantrekkelijkheid als woonplaats en bovendien werden zij devoortrekkers in de ontwikkeling van de nieuwe diensteneconomie.Sindsdien nemen grote steden ? net als de middelgrote steden en devoorsteden ? weer in omvang toe en wordt gesproken van `re-urbani-satie'.De suburbanisatie en de re-urbanisatie komen tot uiting in de ontwik-keling van de bevolkingsomvang van de verschillende stedelijkheids-categorie?n van gemeenten die het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) onderkent2. Het CBS bepaalt de mate van stedelijkheid van eengemeente aan de hand van het gemiddelde van het aantal adressen ineen straal van een kilometer rond alle adressen in een gemeente ? de`omgevingsadressendichtheid'3. Op grond daarvan onderscheidt hetCBS vijf stedelijkheidsklassen, van `zeer sterk stedelijk' tot `niet stede-lijk'. Van de ruim vierhonderd Nederlandse gemeenten heeft minderdan een vijfde deel een ? zeer sterk of sterk ? stedelijk karakter en eenvijfde deel een `suburbaan' ? matig stedelijk ? karakter. De rest van deNederlandse gemeenten is `landelijk' van karakter. De sterkst verstede-lijkte gemeenten liggen vrijwel alle in de Randstad (figuur 3).Figuur 3 Nederlandse gemeenten naar stedelijkheidscategorie 2012Figuur 2 Leeftijdssamenstelling bevolking en aandeel eenpersoonshuishoudens 1900-2040Bron: CBS, PrimosBron: ABF-Research28TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 4 AUGUSTUS 2014ANALYSEDe suburbanisatie uitte zich in de sterke ? zij het afnemende ? dalingvan het inwonertal die zich tot het midden van de jaren tachtig in dezeer sterk stedelijke gemeenten voordeed. Sindsdien is hier echterweer sprake van groei ? re-urbanisatie (figuur 4). De andere stedelijk-heidscategorie?n vertoonden in de afgelopen vier decennia vrijwelvoortdurend een toename van hun inwonertal4. De sterk en matig ste-delijke gemeenten zagen daarnaast ook hun aandeel in de Nederlandsebevolking toenemen, maar in het landelijk gebied neemt dit aandeelsinds het midden van de jaren tachtig af.Sinds kort neemt in de niet-stedelijke gemeenten ook sprake van abso-lute daling van de bevolkingsomvang ? krimp (figuur 5). Ook hierinkomt de re-urbanisatie tot uiting. Deze uiteenlopende demografischeontwikkeling van `stad' en `land' heeft grote gevolgen voor de `volks-huisvesting'. In de steden neemt het tekort aan woningen toe, maar inhet landelijk gebied neemt het af en doet zich hier en daar al een over-schot voor.Het aandeel van de zeer sterk stedelijke gemeenten in de bevolkingneemt pas sinds kort weer toe, maar is nog altijd veel kleiner dan veer-tig jaar geleden (figuur 5). Daardoor bevond het aandeel van de stedenen voorsteden gezamenlijk zich in 2012 op hetzelfde niveau als in 1972.Vanuit het heden beschouwd, was er in de afgelopen decennia per sal-do dus sprake van spreiding van inwoners over de stedelijke gemeen-ten. Niettemin is sinds enkele jaren (weer) sprake van concentratie vande bevolking in (zeer) sterk stedelijke gemeenten.Figuur 4 Ontwikkeling bevolkingsomvang per stedelijkheidscategorie 1972-2012Bron: ABF-ResearchFiguur 5 Aandeel stedelijkheidscategorie?n in bevolking 1972-2012Bron: ABF-ResearchBINNENLANDSE MIGRATIE STUURT DE VERSTEDELIJKINGNet als bij de bevolkingsontwikkeling in het land als geheel spelen denatuurlijke aanwas en het buitenlandse migratiesaldo een rol bij debevolkingsontwikkeling in de verschillende stedelijkheidscategorie?n.De variatie in deze demografische factoren is echter gering. Met uit-zondering van de zeer sterk stedelijke gemeenten vertoonden alle ste-delijkheidscategorie?n in de afgelopen decennia praktisch dezelfdenatuurlijke aanwas en hetzelfde buitenlands migratiesaldo (figuren 6en 7). In de zeer sterk stedelijke gemeenten was de natuurlijke aanwaslange tijd wat lager en is het buitenlands migratiesaldo doorgaans wathoger ? en ook veel meer volatiel ? dan in de andere categorie?n5.Figuur 6 Natuurlijke aanwas t.o.v. de bevolkingsomvang per stedelijkheidscategorie1972-2012Bron: ABF-ResearchFiguur 7 Buitenlands migratiesaldo t.o.v. de bevolkingsomvang perstedelijkheidscategorie 1972-2012Bron: ABF-ResearchLokale en regionale variatie in bevolkingsontwikkeling is doorgaansdan ook vooral het gevolg van verschillen in binnenlandse migratie.Verhuizingen zijn op lokaal en regionaal niveau in het algemeen veelbelangrijker voor de bevolkingsontwikkeling dan geboorte, sterfte,immigratie en emigratie (figuur 8). Ook de stedelijkheidscategorie?nvan gemeenten verschilden in de afgelopen decennia sterk voor watbetreft hun binnenlandse migratiesaldo en in de ontwikkeling van ditsaldo. De omslag van suburbanisatie naar re-urbanisatie was dan ookhet gevolg van een verandering in het verhuispatroon.Tijdens de suburbanisatiefase was in de zeer sterk stedelijke gemeentensprake van een zeer forse uitstroom van inwoners. De andere stedelijk-heidscategorie?n kenden echter een vestigingsoverschot. In de sterk en29ANALYSETIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 4 AUGUSTUS 2014matig stedelijke gemeenten heeft dit overschot zich tot op de dag vanvandaag gehandhaafd, maar in het landelijk gebied is sinds het beginvan de jaren tachtig sprake van een vertrekoverschot. Deze omslag inhet landelijk gebied vormde het spiegelbeeld van de omslag in de bevol-kingsontwikkeling in de zeer sterk stedelijke gemeenten. Dankzij destadsvernieuwing nam het aandeel van deze gemeenten in deNederlandse woningproductie rond deze tijd sterk toe6. Meer dan in dejaren daarvoor vond vanaf het midden van de jaren zeventig de leeftijds-categorie van 25 tot 35 jaar ? starters ? onderdak in de stad en daardoornam het vertrek(overschot) van deze leeftijdsgroep uit de stad sterk af.Daling van de uitstroom uit de zeer sterk stedelijke gemeenten ging dusgepaard met daling van de instroom in het landelijk gebied (figuur 9).Figuur 8 Samenstelling bevolkings-ontwikkeling t.o.v. de bevolkingsomvang 1972-2011Bron: ABF-ResearchFiguur 9 Binnenlands migratiesaldo t.o.v. de bevolkingsomvang per stedelijkheidsca-tegorie 1972-2012Bron: ABF-ResearchDe binnenlandse migratie varieert ? net zoals de natuurlijke aanwas ende buitenlandse migratie ? sterk met de leeftijd. In de eerste plaatsneemt de verhuisfrequentie af naarmate de leeftijd vordert. Van alleleeftijdscategorie?n verhuizen jongvolwassenen veruit het meest enouderen het minst (figuur 10). Daarnaast verschillen leeftijdscatego-rie?n in de ori?ntatie die zij bij verhuizing hebben. Jongvolwassenenverlaten per saldo de voorsteden en het landelijk gebied en vestigenzich in de steden. Voor alle andere leeftijdscategorie?n is het verhuis-patroon juist andersom. Gezinnen en ouderen verlaten per saldo demeest verstedelijkte gemeenten en vestigen zich in de voorsteden enhet landelijk gebied (figuur 11).In de afgelopen vier decennia was voor de meeste leeftijdscategorie?nzowel de verhuisfrequentie als de ori?ntatie van hun verhuizingen zeerstabiel (figuur 10). Sinds het midden van de jaren negentig vertoont deleeftijdscategorie van 15 tot 25 jaar ? jongvolwassenen ? echter eengestage groei van het aantal verhuizingen en sinds het begin van dejaren negentig is dat ook voor de leeftijdscategorie van 25 tot 35 jaar ?veelal starters op de woning- en arbeidsmarkt ? het geval. De toenamevan de `beweeglijkheid' van jongvolwassenen hangt samen met de stij-ging van de deelname aan het hoger onderwijs.Tussen 1995 en 2012 werd het aantal bij het hoger onderwijs ingeschre-ven studenten bijna anderhalf maal zo groot7. Een groot deel van henvestigt zich in de gemeente waar de instelling voor hoger onderwijs isgevestigd. Dat is doorgaans een (zeer) sterk stedelijke gemeente. Detoename van de binnenlandse migratie door starters wordt voor eenbelangrijk deel verklaard door de trek van deze categorie naar gemeen-ten waar woningen worden gebouwd8. In het Vinex-tijdperk nam hetaandeel van de zeer sterk stedelijke gemeenten in de woningnieuw-bouw gestaag (verder) toe en als gevolg daarvan werd de uitstroom vanstarters uit dit type gemeenten gaandeweg kleiner.Figuur 10 Binnenlandse migratie per leeftijdscategorie 1972-2011Bron: ABF-ResearchFiguur 11 Ori?ntatie binnenlandse migratie per leeftijdscategorie 1972-2011Bron: ABF-ResearchSTEDEN WORDEN VRUCHTBARE GRONDDankzij de toename van de beweeglijkheid van jongvolwassenen enstarters en hun ori?ntatie op de stad deed zich een opmerkelijke veran-dering voor in de positie van de zeer sterk stedelijke gemeenten in debevolkingsontwikkeling van ons land. Na vele decennia waarin zeersterk stedelijke gemeenten per saldo inwoners naar de andere stede-lijkheidscategorie?n zagen vertrekken, is hier sinds enkele jaren (weer)sprake van een vestigingsoverschot (figuur 9).303030TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 4 AUGUSTUS 2014De zeer sterk stedelijke gemeenten zijn als woonplaats aantrekkelijkergeworden voor jongvolwassenen en minder onaantrekkelijk voor star-ters, gezinnen en ouderen (figuur 12). Na een daling tijdens de subur-banisatiefase, neemt het aandeel van de stedelijke gemeenten in dejongvolwassenen en starters in ons land sinds het einde van de jarentachtig weer toe. Deze concentratie vormt ? naast de toegenomenonderwijsparticipatie en de concentratie van de woningbouw ? eenbelangrijke factor achter de aantrekkelijkheid van steden voor jonge,hoogopgeleide mensen9.De tweede wijziging in de positie van de zeer sterk stedelijke gemeentenheeft betrekking op de natuurlijke aanwas. Tot de jongste eeuwwisse-ling was de natuurlijke aanwas in de zeer sterk stedelijke gemeentenrelatief laag of was hier zelfs sprake van een sterfteoverschot. In hetmidden van de jaren negentig zette echter een stijging van de natuurlij-ke aanwas in de zeer sterk stedelijke gemeenten in, terwijl in het lande-lijk gebied al jaren sprake is van een scherpe daling en in de sterk enmatig stedelijke gebieden van een stabilisering. Sinds de eeuwwisselingvertonen de zeer sterk stedelijke gemeenten van alle stedelijkheidscate-gorie?n dan ook de sterkste natuurlijke aanwas (figuur 6).Het geboortecijfer in de zeer sterk stedelijke gemeenten is relatiefhoog en het sterftecijfer laag als gevolg van de toename van het aan-deel van de beide `vruchtbare' leeftijdscategorie?n ? van 25 tot 35 jaaren van 35 tot 45 jaar ? in de bevolking (figuur 13). Op haar beurt is detoename van dit aandeel het resultaat van het vestigingsoverschot vanjongvolwassenen en de uitstroom van ouderen waarvan nu al bijnaveertig jaar sprake is. Toch gaat de vergrijzing van de Nederlandsebevolking ook aan de zeer sterk stedelijke gemeenten niet voorbij(figuur 13). Ondanks de voortdurende uitstroom van ouderen is nogaltijd een op de acht inwoners van deze gemeenten 65 jaar of ouder10.Daarmee bevond zowel het aantal ouderen in de zeer sterk stedelijkegemeenten als hun aandeel in de bevolking van deze gemeenten zichin 2012 op hetzelfde niveau als in het begin van de jaren zeventig.Figuur 12 Binnenlands migratiesaldo per leeftijdscategorie zeer sterk stedelijkegemeenten 1972-2011Bron: ABF-ResearchDE STEDEN AAN KOPDe (zeer) sterk stedelijke gemeenten in ons land zijn ? dankzij immi-gratie, een binnenlands vestigingsoverschot en natuurlijke aanwas ?in de afgelopen jaren de motor geworden achter de bevolkingsgroei inons land. Daarmee doet zich een in historisch opzicht zeer bijzonderesituatie voor. Tot in de twintigste eeuw kenden (grote) steden immers? als gevolg van de slechte leefomstandigheden ? immers een sterfte-overschot en in de jaren zestig en zeventig zagen zij een groot deel vanhun bevolking vertrekken naar de opkomende voorsteden.Dankzij de voortdurende instroom van jongvolwassen inwoners uitbinnen- en buitenland jaar hebben de zeer sterk stedelijke gemeentenzich in de afgelopen veertig ontwikkeld tot `jeugdige' eilanden in onsvergrijzende land en vertonen zij van alle typen gemeenten de sterkstenatuurlijke aanwas. Daarmee gaan de grote steden ? wellicht voor heteerst in de geschiedenis ? niet alleen aan kop qua groei, maar dragende demografische factoren alle drie bij aan die groei.Noten1. Daardoor nam het gezamenlijke aandeel van Amsterdam, Rotterdam en Den Haagin de bevolking van ons land tussen 1870 en 1930 toe van vijftien tot 25 procent.2. Deze gegevens zijn beschikbaar vanaf 1972. Ze geven daardoor geen inzicht inde ontwikkeling tijdens de urbanisatiefase.3. Amsterdam kende in 2012 de hoogste gemiddelde omgevingsadressendicht-heid (6.085 adressen) en Littenseradiel de laagste (124).4. De sterke groei van (het aandeel van) de sterk en matig stedelijke gemeentenwordt hier overschat. Een deel van de huidige sterk en matig stedelijkegemeenten had enkele decennia geleden nog een matig, weinig of niet stede-lijk karakter. De omvang van de suburbanisatie wordt hierdoor onderschat.5. Immigranten vestigen zich met het oog op de mogelijkheden voor huisvestingen werk graag in de grote steden, waar zij bovendien de steun vinden vanlandgenoten die al eerder in Nederland kwamen wonen. Na twee jaar met eenbuitenlands vertrekoverschot is in de zeer sterk stedelijke gemeenten sinds2008 per saldo weer sprake van immigratie.6. Dit aandeel bedroeg acht procent in 1973 en 23 procent in 1984.7. Het aandeel van de ingeschreven studenten in de bevolking van in de leeftijds-categorie van 15 tot 25 jaar nam toe van 22 procent in 1995 tot 32 procent in 2012.8. Naarmate in een jaar het verschil tussen het aantal inwoners in de leeftijdscatego-rie van 25 tot 35 jaar en de toename van de woningvoorraad in een gemeente groterwas, was ook het aantal verhuizende personen in deze leeftijdscategorie groter.9. Het aandeel van de 78 (zeer) sterk stedelijke gemeenten in het aantal jongvol-wassenen en staters in ons land bedraagt 51 respectievelijk 57 procent. Hetaandeel van deze gemeenten in de totale bevolking is 47 procent.10. In de sterk stedelijke gemeenten is zelfs een op de zes inwoners 65 jaar ofouder. Anders beschouwd wonen ruim 1,2 miljoen ouderen ? 45 procent vanhet totale aantal ouderen in ons land ? in een stedelijke gemeente.LiteratuurverwijzingABF-Research, Vastgoedmonitor, ABF-Research, Delft, 2013CBS, 2014, www.statline.nlPrimos, Primos, ABF-Research, Delft, 2012Rabobank, De Nederlandse woningmarkt in regionaal perspectief, 2014Raets, Binnensteden en hun bewoners, CBS, Den Haag/Heerlen, 2011ANALYSEFiguur 13 Aandeel leeftijdscategorie?n in bevolking zeer sterk stedelijke gemeenten1972-2012 (NL = 100%)Bron: ABF-Research
Reacties