Aan de Coronacrisis wordt in de media, naast de aandacht voor de actuele problematiek, regelmatig een helende kracht voor de samenleving toegedicht. 'Nooit zal de wereld er weer uitzien als voorheen'. Er komt een 'nieuw normaal' waar we aan aan zullen moeten wennen, of we nu willen of niet. In de vakmedia voor stedenbouw, architectuur en ruimtelijke ordening is de 'communis opinio' dat deze crisis uitgelezen nieuwe kansen biedt voor de inrichting van het land. Soms worden deze jubelend gekoppeld aan het werk van de auteur.
De openbare ruimte in steden zal op de schop gaan en meer ontspannend worden om ruimte te bieden aan de anderhalve-meter-samenleving. Het thuiswerken zal voortgezet worden als de norm. Dus hebben we geen nieuwe kantoren meer nodig. We kunnen ons werk uitoefenen in de buurt van het gezin en we kunnen onze eigen werktijd indelen. Daardoor hoeven we niet meer in de file te staan. De uitbraak van de pandemie toont het failliet aan van de intensieve landbouw en de massaconsumptie, dus zullen we nu vanzelfsprekend overschakelen op duurzame, extensieve voedselproductie. Daardoor komt er ook meer ruimte voor natuur en recreatie. Etc. etc.
Laten we het hopen. 'Never waste a good crisis.' Maar laten we niet rekenen op de positieve effecten van deze specifieke crisis om dit allemaal te bereiken.
Ten eerste omdat er een andere kant van de medaille is. De Coronacrisis kan net zo goed nádelig uitpakken voor de ruimtelijke inrichting. Welke kant van de medaille bovenkomt is nog speculatie. De anderhalve meter samenleving legt een grote claim op de openbare ruimte; dat wordt opgelost door haar verder in hokjes in te delen. Strepen voor de supermarkt, éénrichtingsverkeer in het voetgangersgebied, venstertijden voor ouderen, schermen tussen de terrastafeltjes. Het thuiswerken vergroot de druk op de woningmarkt door een nog grotere vraag naar vierkante meters. Alleen de happy few zal deze nieuwe woon-werkwoning in de stad kunnen bekostigen. Wie dat niet kan, zoekt een woning buiten de stad. Door het afstands-werken maakt het immers minder uit of we dicht bij het werk wonen. Dus een extra argument voor diegenen die 'bouwen in het weiland' propageren. Een stem die steeds luider klinkt. Maar waarschijnlijk staan velen gewoon weer in de file naar kantoor, die wellicht nog langer zal zijn dan voorheen vanwege OV-mijdend gedrag, voortkomend uit vrees voor besmetting en reductie van reizigersplaatsen. De landbouw zal nog verder gereguleerd, gecontroleerd en gevaccineerd worden. Eerder een rationalisering dan een verscharreling. Bovendien hebben nu we onze afhankelijkheid van het buitenland onder ogen gezien en gaan we die reduceren door weer meer binnen de landsgrenzen te produceren. Dat geldt niet alleen voor de landbouw maar ook voor de industrie. Extra claims op de ruimte en het milieu dus.
Laten we het niet hopen, but.. 'Never underestimate a good crisis.'
Ten tweedeis kortzichtigheid is ons niet vreemd. We zijn geneigd om de actuele situatie als blijvend en allesbepalend gegeven te beschouwen. Daarom extrapoleren we deze als constante naar de toekomst. Alle opgaven waar we voor staan beschouwen we op dit moment vanuit de Corona-bubbel. Alles moet anders; de zorg, het onderwijs, het vervoer, het milieu,werk.. Dat is zeker zo, maar dat moest het al vóór Corona. In de afgelopen twaalf jaar is de economie twee keer van piek naar dal geraakt, en de ruimtelijke sector volgt altijd. Nog geen tien jaar geleden riep de gemeente Amsterdam een volledige bouwstop af en gingen ruimtelijke denkers filosoferen over krimp-stedenbouw. Vijf jaar later was de spanning op de woningmarkt volledig terug en is verdichting ons antwoord.
Als binnen een paar maanden of, als het tegenzit, over een paar jaar, het verlossende vaccin is gemaakt zal de economie, met de bouw in zijn kielzog, zich van deze zware klap herstellen en overgaan tot de orde van de dag. Op de lange termijn zal de Corona crisis een conjunctureel fenomeen blijken te zijn, een rimpeling in de geschiedenis.
Op de korte termijn echter vertroebelt deze crisis onze blik op de structurele opgaven, waarvan de transitie naar een duurzame samenleving de urgentste is. Een contactloze inrichting staat op gespannen voet met deze transitie. De anderhalve-meter-samenleving is een ruimte- en materiaalvreter van de eerste orde. En dat terwijl we juist nu zuinig met de ruimte moeten gaan omspringen. Om niet te spreken van de sociaal-emotionele effecten door een gemis aan contact, privacy en vrije beweging. Alleen omdat de face-to-face contacten, die de verdichte stad ons biedt, tijdelijk taboe zijn.
Laten we vasthouden aan het besef dat de duurzaamheidstransitie dé belangrijkste uitdaging is en blijft. Waar de anderhalve-meter-inrichting de verduurzaming bevordert, zoals bijvoorbeeld door het vergroten van het voetgangersdomein, is dat mooi meegenomen. Maar wanneer de twee doelstellingen strijdige oplossingen vergen, moeten we scherp prioriteiten stellen. Bijvoorbeeld als het gaat om het efficiënt functioneren van het OV of als het gaat over het bouwen in het groen in lage dichtheden. Net als zaken als stikstof, overstromingsrisico of woningnood is de anderhalve-meter-samenleving een deelopgave die hangt onder een veel grotere en structurelere opgave. Om een volgende pandemie te beheersen ligt het meer voor de hand om (internationale) waarschuwings- en quarantainestrategieën te implementeren die de uitbraak zoveel mogelijk bij de bron indammen, en niet bij het eind van de keten. Het contactloos inrichten van de ruimte tegen een mogelijke pandemie, is te vergelijken met het alvast permanent voor de deur neerleggen van zandzakken tegen een mogelijke overstroming.
Kortom, Corona biedt onze sector een nieuw perspectief, maar geen nieuwe koers.
Sybren van den Busken, stedenbouwkundige voor de gemeente Amsterdam en de gemeente Haarlem.
Reacties
Micha de Haas - Architectenbureau Micha de Haas 14 mei 2020 21:25
Goed stuk Sybren! Als we één les hebben geleerd van de vorige crisis is het dat de lessen binnen no-time worden vergeten zodra het beter gaat...