Betere treinverbindingen over de landsgrenzen heen kunnen een sleutelrol spelen in de verduurzaming van mobiliteit en verstedelijking. Maar is de manier waarop we het internationale spoorverkeer organiseren hiervoor wel geschikt? Met beperkte inspanningen is de komende tijd een stevige kwaliteitssprong te maken.
In de jaren 1990 kwam de hogesnelheidstrein (HST) naar onze contreien. Daarop verdwenen de intercityverbindingen die decennialang het Europese continent hadden doorkruist, uit het spoorboekje. In hun plaats kwam een soort tweesporenbeleid, met hogesnelheidslijnen tussen de grote steden en stoptreinen die op conventioneel spoor de regio’s aan de landsgrens met elkaar verbinden. Tot op heden blijft de trein voor nationale overheden en vervoerders toch vooral een modaliteit voor het binnenland. Nu de Europese Unie ernaar streeft om in 2050 klimaatneutraal te zijn en daarvoor de uitstoot van broeikasgassen in de transportsector met 90% wil terugdringen, komt het internationale treinverkeer weer op de beleidsagenda.
De Commissie heeft een actieplan aangekondigd om het reizigers makkelijker te maken per spoor de grens over te steken. Nationale spoorbedrijven intensiveren hun samenwerking. Slaaptreinstart-ups lanceren met vallen en opstaan nieuwe bestemmingen en burgercollectieven staan op om, in het kielzog van Greta ‘flight shame’ Thunberg, een Europees nachtnet te eisen.
Reacties